MINI STORY XXXI
Bijlage bij Nieuwsbrief No.43
door: R.N. Sigmond
Zondag 17 september 1944, de vliegbasis Down Ampney in Engeland, een uur of half- tien ’s morgens. Manschappen van het 14e peloton van de ‘D’ Compagnie van het 7th (Galloway) Battalion The Kings Own Scottish Borderers 1) arriveren in vracht¬wagens bij hun zweefvliegtuig. ‘Scallywags’ 2) was er met grote witte letters op de romp van het zweefvliegtuig geschilderd naast ‘chalknumber’ 283. Het peloton telt 26 man, inclusief de pelotonscommandant Lieutenant W.G.’Taffy’ Beddoe en Sergeant Hogwood.
Nog 25 minuten voor het vertrek. Het zweefvliegtuig, type HORSA, wordt nog ge¬controleerd door de piloten, Staff Sergeant Lovett en zijn 2e piloot Sergeant Wilson, beiden van het ‘E’ Squadron The Glider Pilot Regiment. Tot de lading behoren tevens een handkar en een vouwfiets.
Het doel voor zweefvliegtuig 283 is de landings-zone ‘S’, het gebied ten noord¬westen van de boerderij de Reijerscamp vlakbij Wolfheze.
Het ‘Operational Record Book’ van het 48e Squadron RAF geeft aan dat de 23 vlieg¬tuigen van dit squadron binnen 18 minuten opstegen, het eerste om 09.55 uur. Dakota KG 364 steeg op om 10.05 uur. De start van Flight Officer Taylor’s Dakota met z’n sleep HORSA 283 gaat perfect.
Temidden van tientallen andere sleep-combinaties wordt koers gezet richting Nederlandse kust. Rond een uur of twaalf komt het deels onder water gelopen eiland Schouwen Duiveland in zicht.
Nog geen tien minuten later schreeuwt Staff Sergeant Lovett dat hij een nood¬landing moet gaan maken. Dakota KG 364 kampt met problemen. Naast een motor¬storing zijn er moeilijkheden met de radioverbindingen.
Het 14e Peloton ‘D’ Compagnie 7 KOSB. Links bovenaan Cpl. A.Trotter. Voorste rij 2e van links L/Cpl D.Heaton, 5e van links Lt. Beddoe en rechts naast hem Sgt. Hogwood. Foto genomen in Scarborough, 1943. ( Collectie auteur ).
Lovett moet nu snel handelen omdat grote delen van het eiland onder water staan. Begin 1944 hadden de Duitsers eerst het gebied geevacueerd en daarna geïnundeerd. Na een maand of twee mochten de boeren van wie de landerijen niet onder water waren gelopen terug om het land te bewerken. Onder hen was de toen 31-jarige boer Langeraad: “Die zondag zag de lucht zwart van de vliegtuigen. Met het mooie weer zaten we met de boeren op de dijk voor onze boerderij en probeerden we ze te tellen Plotseling haakte er een af en cirkelde rond.”
Modern kaartje van de omgeving van Dreischor op Schouwen Duiveland. Het zwarte driehoekje geeft de plaats aan waar glider 283 op 17 sep¬tember 1944 een noodlanding moest maken.
1. Boerderij van Langeraad; 2. de ‘Jannetje Jacoba Hoeve’.
Corporal Andrew Trotter reageert gelaten op de melding van de zweefvliegtuig-piloot. De manschappen haken elkaar de armen en wachten op de klap van de landing.
Staff Sergeant Lovett landt zijn HORSA zweefvliegtuig achter de boerderij van Langeraad, enkele kilometers ten zuidoosten van het plaatsje Dreischor.
Lance Corporal Donald Heaton weet zich te herinneren: “Het eerste wat we zagen toen we uit de glider sprongen en dekking zochten langs een sloot was een boerderij en een paar meisjes die appels aan het plukken waren. Lieutenant Beddoe riep de piloten , Sergeant Hogwood en de sectie-commandanten bij elkaar om de situatie te bespreken.”
Intussen waren er meer Nederlanders op de dijk komen kijken, onder hen de toen 25-jarige Leen van der Werf en de toen 19-jarige A.P.Verjaal.
Inmiddels had Lieutenant Beddoe de sectie van Andrew Trotter op verkenning uit¬gestuurd in westelijke richting. De heer Langeraad: “We zagen de mannen uit het vliegtuig springen en dekking zoeken langs een sloot. Na een korte tijd ging een aantal op verkenning, anderen kwamen onze richting uit. De dreigende wapens gaven ons wel te denken! Iemand kwam op het idee om met een witte zakdoek te zwaaien. In korte tijd waren ze bij ons. Hun eerste vraag was of er ‘Germans’ waren. Met een atlas konden we ze duidelijk maken dat er op een afstand van tien kilo¬meter in Brouwershaven een kleine groep Duitsers was. Het zou meer dan een uur duren alvorens zij uit de richting van Dreischor 3) {lier zouden kunnen zijn. Alleen de polderdijken waren begaanbaar.”
Na een korte bespreking besluit Lieutenant Beddoe met zijn peloton richting de boerderij de ‘Jannetje Jacobahoeve’ te gaan en zich daar in te graven. Andrew Trotter herinnert zich dat tijdens de verkenning die hij met zijn sectie uitvoerde, er een gewapende politieman op hen toekwam. Na een kort beraad werd hij weggestuurd. “Wij dachten dat hij wel eens voor de Duitsers zou kunnen werken!”
Inmiddels hebben de manschappen zich rond de boerderij ‘Jannetje Jacobahoeve’ in¬gegraven. Andrew Trotter komt terug en meldt zich bij Lieutenant Beddoe en zegt dat hij Duitsers heeft gezien die een mortierstelling aan het graven zijn aan de noordzijde van de dijk. Lieutenant Beddoe stuurt alle Nederlanders weg in de richting van Dreischor. Van hieruit volgen de Nederlanders de gebeurtenissen.
Opnieuw overleg over de situatie; inmiddels is het een uur of vier. Aan de noord¬zijde de dijk en water, aan de oostzijde water, evenals aan de zuid- en westzijde. Munitie voor een paar uur. Een beslissing is moeilijk te nemen.
Dan naderen de Duitsers langs de noordzijde van de Zuiddijk. Er wordt op het zweefvliegtuig geschoten. De eerste Duitser die zijn hoofd boven de dijk uitsteekt, sneuvelt direkt; een tweede raakt gewond. Er volgt een vuurgevecht, waarbij nog een tweede Duitser sneuvelt. Het begint donker te worden en dan besluit Lieutenant Beddoe om nodeloos bloedvergieten te voorkomen en zich over te geven. Sommigen accepteren direkt zijn besluit, anderen geven slechts morrend toe.
Donald Heaton: “We vernielden onze wapens, namen de grendels eruit en stopten ze onder de grond. Ik nam ook de telescoop van mijn geweer en sloeg die kapot.” Een jonge Nederlander, die was achtergebleven op de boerderij, vroeg om een geweer. Er was niemand gewond geraakt van het 14e peloton.
De Duitsers namen het gehele peloton gevangen en marcheerden hen af in de richting Zierikzee, waar ze de nacht in een oude schuit moesten doorbrengen. De Duitsers gaven de heer Moermond, van een naburige boerderij, opdracht om de gesneuvelden af te voeren, hetgeen hij deed met een paard en wagen van een kennis van hem. Andrew Trotter herinnert zich dat ze, nadat ze krijgsgevangen waren gemaakt, een gewonde Duitser moesten meenemen. Ook zal hij nooit vergeten dat een oude vrouw hen appels aanbood onder het afmarcheren.
Sterk uitvergrote luchtfoto van de plaats op Schouwen Duiveland waar glider 283 neerkwam. De foto werd genomen op 23 september 1944, dus zes dagen na de noodlanding. Het uitgebrande wrak van de glider is op de foto zichtbaar als een donker kruisje in de bocht van de sloot. Links boven de boerderij van Langeraad.
De donker gekleurde sloot met de bocht is na de oorlog dichtgegooid en dus niet afgebeeld op het moderne topografische kaartje op de vorige pagina. (Foto: Topografische Dienst, Emmen).
In de loop van de volgende morgen gaat de heer Verjaal , met nog een man of zes, terug naar de ‘Jannetje Jacobahoeve’ . Ze vinden er munitie en een vouwfiets.
Door nieuwsgierigheid gedreven lopen ze naar het zweefvliegtuig. De heer Verjaal: “We klommen in het zweefvliegtuig en ik ging achter de stuurkolom zitten op de plaats van de piloot. Lachend riep ik de anderen toe: iedereen betaald? Dan gaan we! Op hetzelfde moment schoten de Duitsers dwars door het zweefvliegtuig heen. We sprongen er direkt uit met de handen omhoog. We moesten op een rij gaan staan. Ik dacht werkelijk dat ze ons dood zouden schieten. We moesten onze papieren laten zien. Ik had ze niet bij mij en iemand anders moest ze gaan halen. Daarna mochten we weg.”
Na dit voorval hebben de Duitsers het zweefvliegtuig nog onderzocht en vervolgens in brand gestoken.
De gevangen genomen manschappen worden afgevoerd naar Amersfoort. Het is opvallend dat ze daar al op 19 september aankomen.
Lieutenant Beddoe wordt gescheiden van z’n peloton en wordt regelmatig ondervraagd. Eenmaal wordt hij zelfs drie dagen in eenzaamheid opgesloten. Na verschillende krijgsgevangenkampen moeten de gevangenen, omdat de Geallieerden naderen, in kolonne naar Moosberg in Beieren marcheren. Het is dan half april. Na ongeveer een uur wordt de kolonne door Amerikaanse jachtvliegtuigen beschoten. Daarbij worden ongeveer zeven man dodelijk getroffen en vele anderen raken gewond. Nog steeds vraagt Beddoe zich af waarom de Amerikaanse piloten de kolonne gehavende krijgsgevangenen onder vuur namen. Uiteindelijk wordt Lieutenant ‘Taffy’ Beddoe bevrijd door Patton’s troepen. Na de oorlog emigreert hij naar Nieuw Zeeland.
Corporal Andrew Trotter en Sergeant Hogwood worden naar Oostenrijk op transport gezet en Trotter ‘viert’ zijn twintigste verjaardag in een krijgsgevangenkamp vlakbij Innsbruck.
Lance Corporal Donald Heaton komt uiteindelijk in Stalag IV D bij Halle terecht. Hij wordt bevrijd op 16 april 1945, wanneer onderdelen van het le Amerikaanse Leger Leipzig bereiken.
Van het 14e peloton overleed tijdens krijgsgevangenschap Private Little. Hij werd begraven op het Berlin War Cemetery.
NOTEN
1) Het 7th (Galloway) Battalion The King’s Own Scottish Borderers vormde samen met het Ist Battalion The Border Regiment en het 2nd Battalion The South Staffordshire Regiment de Ist Airlanding Brigade, die op zijn beurt weer een onderdeel vormde van de Ist (British) Airborne Division.
2) ‘SCALLYWAGS’. Het best op z’n plaats is de omschrijving van Andrew Trotter: “We were a mixture of good, bad, caring, selfish, but in the main we were the best platoon in ‘D’ Company, we looked after our own. Hence the name ‘SCALLYWAGS’!
3) Op de Afdeling Voorlichting van de gemeente Renkum bevindt zich een klein glas- in-lood raam, dat werd geschonken door de bevolking van Dreischor als dank voor de hulp van de gemeente Renkum tijdens de Watersnoodramp in 1953. Ook is er in Dreischor een ‘Renkumstraat’.
VERANTWOORDING
Dit artikel kwam tot stand dankzij de hulp van velen, waarvoor mijn hartelijke dank! De gegevens van het zweefvliegtuig kreeg ik van Luuk Buist uit Oosterbeek.
Via Engelse kontakten lukte het enkele inzittenden te achterhalen: Andrew Trotter en Donald Heaton, van wie ik de pelotonsfoto kreeg.
‘Taffy’ Beddoe correspondeerde met mij vanuit Nieuw Zeeland.
Een redactioneel stukje in de Zierikzeese Nieuwsbode hielp mij bij het zoeken naar Nederlanders die de landing gezien hadden. Acht interviews volgden. Een speciaal woord van dank voor mevrouw Van der Zande, toen mejuffrouw Van der Linden. Van haar kreeg ik een origineel K.O.S.B. baret embleem dat zij op 18 september 1944 langs de Zuiddijk had gevonden.
Robert Voskuil hielp mij bij de interpretatie van de luchtfoto’s. Die kreeg ik van de University of Keele in Engeland (4 november en 25 december 1944) en van de Topo¬grafische Dienst in Emmen (23 september 1944).