MINISTORY XXX
Bijlage bij Nieuwsbrief No.42
TWEE VERHALEN ROND EEN TOREN.
door: drs. W.H. Tiemens
INLEIDING
“Om 3.30 uur gebeurde er iets wonderbaarlijks. De “Luftwaffe” was de gehele dag in toenemende mate actief geweest. Een “Focke-Wulf 190” kwam uit het zuiden over de brug en probeerde de school te bombarderen. De bom kwam op straat neer, maar ontplofte niet. De “Focke-Wulf”trachtte ons machinegeweer te ontwijken en vloog daarbij tegen eën kerktoren op, waardoor de linkervleugel er af werd ge¬rukt en hij te pletter viel op een plein op ongeveer 400 m. afstand. Grote vreugde alom.”
Zo beschrijft Captain Eric Mackay in zijn boekje “WHOA MAHOMET”, de strijd om de Rijnbrug” (uitgave van De Graafschap, Aalten 1947) op pagina 27 het incident, waarbij een Duitse jager zich op 19 september 1944 tegen een van de torens van de St.Walburgis Basiliek bij de noordelijke oprit van de Rijnbrug in Arnhem te pletter vliegt.
Twee dagen daarvoor, in de avond van 17 september, had het 2e Para Bataljon onder bevel van Lt.Colonel Frost, samen met enkele kleinere eenheden de omgeving van de noordelijke oprit van de verkeersbrug in Arnhem bezet. Vanaf dat moment werd er een verbeten strijd gevoerd om dit kleine bruggehoofd tegen de voortdurende Duitse aanvallen te verdedigen.
De rest van de Eerste Britse Airborne Divisie kan door onverwacht sterke Duitse tegenstand de mannen bij de brug niet bereiken. Na de laatste mislukte poging op dinsdag 19 september trekt de divisie zich terug op Oosterbeek.
De druk op de bij de brug strijdende Britten wordt op die 19e september nog ver¬groot door het grote aantal jachtvliegtuigen dat de LUFTWAFFE in de strijd werpt. Diverse ooggetuigen maken in hun verslagen gewag van het optreden van de LUFTWAFFE. Het zal een zware wissel op het moreel van de troepen hebben getrokken. Hoe anders ligt dat bij het incident dat Mackay beschrijft!
Verwoeste gebouwen langs de Eusebiusbuitensingel in Arnhem, westelijk van de oprit van de Rijnbrug, gefotografeerd in 1945. Op de achtergrond de St.Walburgis Basiliek, die tijdens de gevechten zwaar werd beschadigd. Tegen één van de twee torens vloog op 19 september 1944 de Duitse jacht- vlieger Schmidt zich te pletter. De gebouwen van waaruit Captain Mackay dit incident zag gebeuren bevonden zich aan de oostzijde van de oprit. (Foto: collectie auteur).
XXX – 2
Wie was die Duitser, die door tegen de St.Walburgis Basiliek te vliegen voor zo’n spectaculair en welkom rverzetje’ zorgde, waardoor Mackay s mannen van e ‘First Parachute Squadron Engineers’ in enkele gebouwen aan de oostzij e van oprit een ogenblik hun benarde positie vergaten? Over de context van zijn op treden, over hemzelf en over een ‘dubbelganger’ die plotseling uit e uc kwam vallen’ hierna meer.
DE LUFTWAFFE MOET ZICH ERMEE BEMOEIEN
Nadat zij op zondagmiddag 17 september 1944 de op slechts enkele kilometers afstand van de landingsterreinen gelegen Duitse commandobunker aan de Konings¬weg in Schaarsbergen inderhaast, maar ordelijk verlaten had, draait de staf van de Derde Jachtdivisie van de LUFTWAFFE op 18 september alweer op volle toeren in Duisburg-Kaiserberg. Dat was mogelijk omdat daar al een reserve-commandocentrum in gereedheid werd gehouden voor het geval dat het verblijf in Schaarsbergen niet langer verantwoord zou zijn.
De divisie heeft de handen meer dan vol aan de uitvoering van het bevel dat haar op de avond van de 17e september in Duisburg via de radio bereikt: “…om met de ter beschikking staande dagjagers in het Nederlandse operatiegebied vijandelijke transport- en gevechtsformaties te bestrijden. Daarbij dient het zwaartepunt te liggen op de vernietiging van de transportzweefviegtuigen en de transportvlieg¬tuigen en op het gebruik van de boordwapens tegen gelande parachutisten.
DUITSE JACHTVLIEGTUIGEN NAAR ARNHEM
In de nacht van 18 op 19 september geeft de commandant van de Derde Jachtdivisie, ‘Generalmajor’ Walter Grabmann, het bevel voor de inzet van de jagers op de vol¬gende dag. Hij wijst daarin de diverse gevechtsformaties de gebieden toe waarin zij “…ter ondersteuning van de eigen concentrische aanvallen de strijd moeten aanbinden met de vijandelijke luchtmacht en de gelande troepen. De vijand houdt zich hoofdzakelijk schuil in de bossen…” 2)
Uit het rapport dat de Chef Inlichtingen van de Jachtdivisie bij het vallen van de avond over de gebeurtenissen van de 19e september opstelt, blijkt dat de Duitse jagers in groten getale vanaf zeven vliegvelden in Duitsland zijn opgestegen met als opdracht: “Bekampfung feindlicher Luftlandetruppen im Raum Arnheim.” Zo starten er voor de middag 34 toestellen van het type Focke-Wulf 190 (FW 190) richting Arnhem. Een daarvan moet in de omgeving van Hengelo een noodlanding maken. Om 14.45 uur in de middag komen de Messerschmitts (Me-109) massaal in aktie. Er starten er 79 vanaf drie vliegvelden. Aan het eind van de dag zijn er zes van deze toestellen nog niet terug; van één is dan inmiddels bekend dat hij een nood¬landing heeft gemaakt in Oberwiese. De vijf andere jagers, alle behorend tot de eerste ‘Gruppe’ van ‘Jagdgeschwader 76’ (I./JG 76) worden nog vermist.
Ofschoon het avondrapport van de 19e september van de Derde Jachtdivisie meldt dat er geen enkele jager in een luchtgevecht met geallieerde jagers gewikkeld is geweest, lijkt het er toch verdacht veel op dat I./JG 76 het met Mustangs aan de stok heeft gekregen. Dat valt af te leiden uit een ‘nagekomen bericht’ in het avondrapport van de volgende dag. Daar staat in dat ‘Uffz.’ (’Unteroffizier’) Ibold, één van de aanvankelijk vijf vermisten, toch een Mustang heeft weten neer te halen.
Rond vijf uur razen opnieuw 46 Messerschmitts naar Arnhem. Eén van deze 46 maakt op de vliegbasis Dortmund een buiklanding, twee andere worden vermist.
In de loop van de nacht en de daarop volgende dag druppelen de berichten over
vermiste vliegers en vliegtuigen op de thuisbasis van I.JG 76, Störmede binnen
De hierboven reeds genoemde ‘Uffz.’ Ibold blijkt slechts licht gewond té zijn
‘Leutnant’ Reich is zwaar gewond, ‘Uffz.’ Treibmann mankeert niets en ‘Gefreiter
Neumann is op een ander vliegveld geland.
Eén vlieger moet zijn tocht naar Arnhem met de dood bekopen Het is ‘Uffz ‘
Schmidt, de man die onmiddellijk nadat hii gepoogd had met een bom dood on verderf
te zaaien onder de Britten bij de brug, met de vleugel van zijn Me-109 een van de
torenspitsen van de St.Walburgis Basiliek ramt, om vervolgens een paar honderd
meter verder met zijn vliegtuig te pletter te slaan.
XXX – 3
Verschillende mensen die na de Slag
of uit gingen hebben het wrak
Arnhemmer W.Teerink.
juist gebombardeerde Huis
een goed heenkomen dacht te hebben gevonden”
zich: “Het vliegtuig, het was een kleintje,’
toen aan het einde van de noordelijke oprit
de neus in de richting van de Westervoortsedijk en
vernield
om Arnhem over de verkeersbrug de stad in
in het voorbijgaan zien liggen. Eén van hen is de
In de namiddag van 2 oktober 1944 trok hij vanuit het zo-
, waar hij als bewoner van Arnhem-Zuid na de slag
naar Arnhem-Noord. Hij herinnert
lag
van
Eigenlijk zag het ding er niet eens zo
op de rand van de vijver die er de brug lag. Het toestel lag met en een vleugel stak in het water, uit. ”
Fliegerleutnant Johann Ransmayer, die niet omkwam door de botsing met een van de torens van de St.Walburgis Basiliek in Arnhem, maar die op 20 sep¬tember 1944 in zijn FW 190 ergens tussen Nijmegen en Eindhoven door Duits luchtdoelgeschut werd neergeschoten. (Foto: collectie auteur).
EEN ONVERWACHTE TWEEDE
Tijdens het onderzoek in het Arnhemse Gemeentearchief over het Duitse jacht¬vliegtuig dat op 19 september tegen de kerktoren was gevlogen, kwam dankzij de hulp van de archivaris, drs.P.R.A.van Iddekinge, uit het secretarie-archief een brief te voorschijn, die op dit geval betrekking scheen te hebben.
In de brief, uit 1946, deed een Oostenrijkse ‘Pfarrer’ namens de familie na¬vraag naar de juiste plaats waar ’Fliegerleutnant’ Johann Rannsmayer (de juiste spelling bleek later Ransmayer te zijn), geboren op 24 augustus 1920 in Langen- lebarn, begraven lag.
Als bijzonderheid schrijft de Oostenrijkse zielszorger, Ignaz Hofbauer genaamd, dat Ransmayer op 20 september 1944 om negen uur ’s morgens met zijn vliegtuig tegen een kerktoren in Arnhem zou zijn gebotst en daarop in de Rijn zou zijn gestort. “Hij zou ook nog uit het vliegtuig gesprongen kunnen zijn, omdat er een valscherm is gezien”. De brief, gedateerd 10 september 1946, is gericht aan het ’Pfarramt Arnheim’. Of hij ooit in handen van een Arnhemse pastoor of dominee is gekomen, valt niet meer na te gaan. Zeker is wel dat de brief op zeker moment bij de burgemeester terecht kwam, die hem doorstuurde naar de Lucht¬beschermingsdienst (LBD). Dit is niet zo vreemd als het op het eerste oog lijkt,
XXX – 4
omdat deze instantie in Arnhem na de oorlog nauw betrokken was bij het bergen van Duitse gesneuvelden.
Op 15 oktober 1946 laat de LBD de burgemeester weten dat de naam Ransmayer in Arnhem niet bekend is. Vervolgens stelt de burgemeester de ’Pfarrer Hofbauer daarvan op 30 december 1946 in kennis. 4)
ALSNOG RECHTGEZET
Dat er iets niet klopt, is meteen al duidelijk, want Ransmayer sneuvelde op 20 september, de dag nè het ‘St.Walburgis incident’, waarvan de toedracht hier¬boven is weergegeven. En behalve de dag klopt ook het tijdstip niet. Wie hebben het wat betreft datum en uur nu bij het rechte eind, de ’Pfarrer’ en de familie van de onfortuinlijke vlieger (20 september) of de Britten (19 september)? Uit onderzoek van Duitse dokumenten blijkt dat de Britten gelijk hadden.
Uit de dokumenten komen de volgende feiten naar voren: de FW 190 van Ransmayer steeg op 20 september 1944 om 8.50 uur (volgens Ransmayers logboek 07.55 uur, maar dat moet een vergissing zijn) met nog negen andere toestellen van de vierde ‘Gruppe’ van ‘Jagdgeschwader 54’ op van het Duitse vliegveld Plantlünne. Hun opdracht luidde: Het verlenen van steun aan de grondtroepen in de omgeving van Eindhoven, waarbij de nadruk lag op de wegen Eindhoven-Grave en Grave-Veghel 5). Uit het rapport van ‘Major’ Wolfgang Spathe, de ‘Kommodore’ van IV.JG. 54 die tevens de leiding had van de gevechtsaktie, blijkt dat inderdaad aanvallen zijn gedaan op tankwagens, troepenconcentraties en vrachtwagens aan weerszijde van de wegen waarlangs de geallieerde troepen richting Nijmegen oprukten. ®). Voorts werden aanvallen uitgevoerd op het station van Nijmegen en op gelande zweef¬vliegtuigen ten zuidwesten van Nijmegen, (in de praktijk lag het zwaartepunt van deze aktie dus meer bij Nijmegen dan bij Eindhoven).
Tijdens deze missie werd het toestel van Ransmayer door Duits luchtafweergeschut om 09.45 naar beneden geschoten 7). Zo viel Johann Ransmayer voor zijn ‘Führer’, Volk en Vaderland.
In de periode van 9 februari 1942 tot 20 september 1944 voerde deze Oostenrijker 640 vluchten uit, waaronder 406 gevechtsvluchten. Tot het moment dat hij onver¬wachts door eigen ‘FLAK’ werd neergeschoten, had hij 37 overwinningen op zijn naam gebracht 8). Het was een weinig eervol einde voor de ervaren jachtvlieger ‘Leutnant’ Johann Ransmayer.
Dit is wel een heel ander verhaal dan dat van het ‘St.Walburgis incident’, dat de familie is voorgeschoteld. Was het voor de betreffende autoriteiten te pijn¬lijk om te bekennen dat Johann Ransmayer per vergissing door eigen troepen was neergeschoten? Het antwoord op deze vraag zal wel nooit meer te geven zijn.
De informatie waarom ’Pfarrer’ Ignaz hofbauer in 1946 vroeg, is kortgeleden alsnog aan het ’R.K.Pfarramt’ te Langenlebarn verstrekt. De familie is, ruim 46 jaar na het gebeurde, dus uiteindelijk op de hoogte van de ware toedracht. Maar uitsluitsel over het graf van ‘Leutnant’ Ransmayer kan helaas thans ook nog niet worden gegeven. Zijn graf is, evenals dat van ‘Unteroffizier’ Schmidt, tot op de dag van vandaag onbekend gebleven.
NOTEN
1) De Derde Jachtdivisie beschikte op 20 september 1944 over het formidabele aantal van 312 dagjagers (228 Me-109’s en 84 FW 190’s), waarvan er 233 startklaar waren. De bewering dat de LUFTWAFFE op dat moment al verslagen was is – ofschoon de Geallieerden wel regelmatig een luchtoverwicht wisten te vestigen – dus bepaald bezijden de waarheid.
2) De letterlijke tekst van het bevel is bewaard gebleven in het Bundesarchiv/ Militararchiv, Freiburg, BRD.
3) Zie 2)
4) Archief Gemeentesecretarie Arnhem, serie 1940-1949, inv. nr. 852
5) Aktennotiz 20.9.1944, Kriegstagebuch I. Jagdkorps
6) la-Meldung dd. 20.9.1944 van 3.Jagddivision aan I.Jagdkorps
7) Abendmeldung vom 20.9.1944 van 3.Jagddivision.
8) Volgens gegevens van een nicht van Johann Ransmayer, Petra Spannbruckner te Langenlebarn in Oostenrijk.