AIRBORNE MAGAZINE
Jaargang 8, nr. 25, november 2022
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871.
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn Redactie: Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Jurriën de Jong, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee:
Jory Brentjens, Luuk Buist, Tim Gale, Alexander Heusschen, Erik Jellema, Jurriën de Jong, Cynthia Leiwakabessy (FunckSterrShoots), Frank Mazer, Paul Meiboom, Leo van Midden, Jasper Oorthuys, Berry de Reus Fotografie, Matthijs Somford, Arjan Vrieze Photography, Ronnie Weijers, Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst Druk Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemuseum.nl (06) 203 283 42
Post: Calsstraat 20, 6671 AM Zetten
Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Contributie VVAM
Individueel lid: € 30 per jaar (jan t/m dec) Gezinslidmaatschap: € 40 per jaar (jan t/m dec) NL 80 INGB 0004 4036 41
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE

3 Museumnieuws
5 Verenigingsnieuws
6 Interview – Wybo Boersma
11 Impressie – Airborne Battle Wheels 2022
12 Persoonlijk – Peter McCann, 7KOSB
16 Museumcollectie – Villa Vredehof
18 Objecten – Sugar pack
21 Achtergrond – Tussen Beukenlaan en Oude Kerk, deel IV
24 Ministory 141 – Burgergevangenen van De Koepel
28 Activiteiten – Wargaming in Airborne Museum
30 Actueel – Het Arnhem Postal History Project
34 Recent verschenen boek
35 Programma

BIJDRAGEN

De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad. Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: Detailopname van de ‘Noordelijke Perimetertafel’ tijdens het wargamingweekend van 1-2 oktober jl. in het Airborne Museum at Hartenstein. Zie het artikel op pagina’s 28-29 voor een kort verslag (foto: Alexander Heusschen).

MUSEUMNIEUWS — Ronnie Weijers

TENTOONSTELLING ‘A BRIDGE TOO FAR: VAN STORYBOARD NAAR HET WITTE DOEK’

In 2021 ontving het Airborne Museum een bijzondere schenking: een origineel storyboard uit de beroemde film ‘A Bridge Too Far’. Samen met diverse andere ‘props’ was het opgedoken bij het leeghalen van een woning in Deventer, waar in 1976 de gevechtsscènes rond de Arnhemse verkeersbrug werden opgenomen. De props zijn waarschijnlijk na de opnames meegenomen door een figurant. Een storyboard is een soort stripverhaal, met de hand getekend, dat de tekst uit het filmscript vertaalt naar beeld. In dit geval gaat het om de scène waarin een eenheid van de 9. SS-Panzer-Division, onder leiding van Viktor Grabner, vanaf de zuidkant de Rijnbrug probeert over te steken, met fatale gevolgen voor deze kleine strijdmacht. Omdat het storyboard bezoekers aanspreekt en de scène zich afspeelt op de brug, besloot het museum er een kleine tentoonstelling aan te wijden. Door deze ene scène als uitgangspunt te nemen, kan een behapbaar verhaal worden verteld, waarin verschillende aspecten van de totstandkoming van de film aan bod komen. De klassieker uit 1977 was één van de duurste en meest ingewikkelde producties van die tijd. Regisseur Richard Attenborough wilde de film zo realistisch mogelijk maken en ging hiervoor tot het uiterste. Voor een hele generatie was ‘A Bridge Too Far’ de kennismaking met de geschiedenis van operatie Market-Garden.

Storyboard ‘A Bridge Too Far’ (AMH00604).

‘A Bridge Too Far: van storyboard naar het witte doek’ toont naast het storyboard nog enkele andere originele props en bijzondere foto’s uit de collectie van verzamelaar Patrick Jalhay.
De filmobjecten zijn tot en met maart 2023 te zien in Airborne Museum at the Bridge (Arnhem).

HERDENKING POOLSE LUCHTLANDINGSBRIGADE IN KRAKAU

Op 23 september herdacht de Poolse 6 Brygada Powietrzno-desantowa, de 6e Luchtlandingsbrigade ‘Generaal Sosabowski’, de oprichting van de 1st (Polish) Independent Parachute Brigade in 1941, van welke zij de tradities bewaart. Deze viering, met een parade en de ‘parachutistenpicknick’, volgde op een herdenking van de gevallenen van de brigade. In een indrukwekkende ceremonie werden de namen van alle gesneuvelden voorgelezen en kransen gelegd bij het monument op de kazerne. Naast de 98 gevallenen in Driel en Oosterbeek, herdacht men ook degenen die in Bosnië-Herzegovina en Afghanistan omkwamen. Net als vorig jaar was de directeur van het Airborne Museum uitgenodigd voor de herdenking en de viering in Krakau: een bijzondere eer en een uitstekende gelegenheid om de banden tussen het museum en de brigade aan te halen. Daarnaast zijn goede contacten gelegd met verschillende Poolse oorlogsmusea. De Polen zijn terecht erg trots op hun bijdrage aan de strijd in Nederland en waarderen het zeer dat hiervoor ook in ons land aandacht is. Voor de Poolse luchtlandingsbrigade vormen ‘Arnhem 1944′ en de herinnering aan de eigengereide Major-General Sosabowski de fundamenten van hun bestaan.

Ronnie Weijers met Szymon Sosabowski (tweede van rechts) en de afvaardiging van 11 Luchtmobiele Brigade in Krakau.

AIRBORNE-HERDENKING 2022

Voor het Airborne Museum is september altijd een bijzondere maand. Deze begint de laatste jaren met de opening van de her-denkingsperiode, de Airborne-maand, op het gazon voor het museum, gevolgd door de Airborne Wandeltocht op 3 september. Na twee magere (corona-)jaren trok het wandelevenement dit jaar gelukkig weer tienduizenden wandelaars en veel publieke belangstelling. Er was ook een aantal veteranen aanwezig.
Dit jaar werd ook de Annual Airborne Commanders Conference georganiseerd in Nederland. Commandanten van luchtlan-dingseenheden uit zestien landen leerden aan de hand van verschillende battlefield tours meer over de gebeurtenissen in en om Oosterbeek tijdens operatie Market-Garden. Op 13 september bezochten de con-ferentiedeelnemers het Airborne Museum, gevolgd door een informele bijeenkomst.

Kranslegging namens het Airborne Museum bij het monument op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery (foto: FunckSterrShoots).

Op woensdag 14 september ging op een groot scherm in het openluchttheater achter het Airborne Museum at Har-tenstein de documentaire ‘Pegasus’ in première. Deze documentaire van Herman Rolleman behandelt, zoals de titel doet vermoeden, de unieke ontsnappingsoperatie (‘Pegasus 1′) van oktober 1944. Daarbij wisten met hulp van hetNederlandse verzet meer dan 130 ondergedoken geallieerde militairen over de Rijn naar bevrijd gebied te ontsnappen. Mede dankzij de aanwezigheid van de nodige nabestaanden was de avond een groot succes en de documentaire werd goed ontvangen. En dan waren er natuurlijk de herdenkingen. Voor het museum betekent dit een druk weekend met veel Britse gasten, waaronder nabestaanden en veteranen. Daarnaast probeert het museum bij zo veel mogelijk herdenkingen aanwezig te zijn, meestal in de persoon van de directeur. Meer dan in afgelopen jaren legden ook andere afgevaardigden van het museum bloemen of kransen: bij het monument De Naald, bij het Aircrew-monument, in Driel en Arnhem-West. Bij de herdenking op de Airborne Begraafplaats
legden directeur Ronnie Weijers en de voorzitter van de Raad van toezicht, Fred de Graaf, een krans namens directie, staf en vrijwilligers. Het museum vertegenwoordigt een grote groep van betrokken mensen en de indruk is dat het door organisatoren en aanwezigen op prijs is gesteld dat het museum haar betrokkenheid op deze wijze uitdrukt.

Bordesscène: De Airborne-commandanten bij het Airborne Museum.

VERENIGINGSNIEUWS

Maar liefst 45 geïnteresseerde toehoorders waren op vrijdagavond 7 oktober aanwezig op de thema-avond ‘Besluitvorming operatie Market-Garden: Optimistic Planning?’ die plaats-
vond in het Airborne Museum.
— Otto van Wiggen

Johan van Doorn aan het woord.

Johan van Doorn van de Stichting Historisch Onderzoek Tweede Wereldoorlog stond stil bij de vraag welke inlichtingen er over de Duitse situatie beschikbaar waren binnen de geallieerde bevelstructuur. Daarbij richtte hij zich op de niveaus van Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force (SHAEF), 21st Army Group, 2nd Army en 1st Allied Airborne Army. Gebaseerd op een grondige bestudering van historische documenten was zijn belangrijkste conclusie dat de operaties in de nazomer van 1944 leidend waren en niét de beschikbare inlichtingen. Deze situatie werd veroorzaakt door de snelle geallieerde opmars en de haastige terugtocht van de Duitsers. De inlichtingen in de Army-kanalen werden hoofdzakelijk verkregen door het ondervragen van krijgsgevangen. Omdat de luchtlandingen rond Arnhem zo’n 100 kilometer achter het front plaatsvonden, was het verzamelproces niet gericht op het vergaren van strategische of tactische informatie. Daarnaast beschikten zowel 1st Allied Airborne Army van Lieutenant-General Brereton en I Airborne Corps van Lieutenant-General Browning nauwelijks over kanalen om hun eigen inlichtingen te verzamelen. Met als gevolg dat men binnen 1st Airborne Division en haar brigades eigenlijk geen idee had van wat men op de grond zou tegenkomen, nog los van feitelijke sterktes en eventuele posities. Over de locaties van de Duitse lucht-doelartillerie was daarentegen veel bekend. Niet door een specifiek opgesteld verkenningsplan om de operatie te ondersteunen, maar simpelweg als resultaat van de talrijke verkenningsvluchten die iedere dag door de geallieerde luchtmachten boven bezet gebied werden uitgevoerd. Met dit inzicht werden de transportroutes van de transport- en zweefvliegtuigen voor Market-Garden zodanig gekozen dat deze om de Duitse Flak-opstellingen heen vlogen.

Luuk Buist tijdens zijn presentatie.

Luuk Buist gaf uitleg over de wijze waarop 1st Airborne Division de beschikbare tijd van zeven dagen heeft gebruikt om de opdracht “to seize and hold the Arnhem bridges” te analyseren en uit te werken in opdrachten aan de brigades. In zijn verhaal werd duidelijk dat de Britten het initiële plan van operatie Comet, de gecancelde luchtlanding op 10 september 1944, nagenoeg geheel gekopieerd hebben. Dus inclusief de gekozen en geïdentificeerde Dropping en Landing Zones. Het belangrijkste verschil was het over de grond inzetten van het volledige Reconnaissance Squadron, omdat van een luchtlanding met zweefvliegtuigen op de bruggen in een coup-de-mainpoging moest worden afgezien. Dat de Britten in eerste instantie de bruikbaarheid van het Driel-se Veer niet hebben ingezien, was voor veel aanwezigen een eye-opener. Temeer omdat er in de inlichtingenrapporten vóór de operatie specifiek was aangegeven dat het veer een capaciteit had om in één overtocht acht jeeps te vervoeren. Dit bleek een gemiste kans, want het vroegtijdig overzetten van een deel van Recce Squadron had vroegtijdig Britse troepen op de zuidelijke oever van de verkeersbrug in Arnhem kunnen brengen. Aan het einde van de thema-avond werd nog eens stilgestaan bij het opzienbarende besluit van Major-General Urquhart om op de eerste dag van de operatie zijn beschikbare transportcapaciteit primair te gebruiken om het merendeel van zijn divisietroepen in te zetten. Daar waar zijn collega-divisiecommandanten James Gavin van 82nd Airborne Division en Maxwell Taylor van 101st Airborne Division rond respectievelijk Nijmegen en Eindhoven een bewuste keuze maakten om op de eerste dag zoveel mogelijk infanterie aan de grond te zetten, besloot Urquhart anders. Dit leidde ertoe dat op de eerste dag slechts drie infanterie-bataljons beschikbaar waren om de hoofdopdracht “to seize and hold the Arnhem bridges” uit te voeren.

EEN GESPREK MET WYBO BOERSMA AAN DE HAND VAN VIJF HISTORISCHE VOORWERPEN

Wybo Boersma (1939) is net als het Airborne Museum een ‘household name’ in Oosterbeek en de wereld van het gevleugelde paard. Dat de man die opgroeide in Groningen-Stad -“ik ben een echte Stadjer”- aan de basis zou staan van het museum was eerder toeval dan bedoeld. Een gesprek aan de hand van vijf historische voorwerpen.
— Alexander Heusschen
Boersma is net terug uit Engeland als ik hem spreek. Een verblijf dat ‘m nog enige tijd zal heugen. Al was het maar vanwege een voedselvergiftiging die het op z’n nieren gemunt had. Het leverde een leuke inkijk op in het Britse zorgstelsel, zegt hij er nuchter over. Dat hij drie dagen lang in z’n campingkleren aan een infuus lag in een ziekenhuisbed in Cambridge en amper naar hem werd omgekeken, klinkt meer als een droge constatering dan als verwijt. Hij haalt z’n schouders op en lacht: “Ik heb na een paar dagen maar eens aan de jas getrokken van iemand die een hoge functie leek te hebben. Daarna werd het meteen beter.” Een feitelijk relaas over hoe hij via de campingeigenaar en wat omwegen z’n familie in Nederland kon bereiken, en over de repatriëring inclusief caravan, volgt. “Ik heb alleen nog last van vermoeidheid”, zegt hij over de nare periode. Zijn opmerkingen doen me denken aan Arnhem-veteranen die ik in het verleden sprak en die de intense Duitse beschietingen geheel volgens Britse traditie “wat hinderlijk” hadden genoemd. In de Boersma-variant: “Misschien moet ik nog maar even wachten met mijn geplande reis naar India”. FREELANCER
Van vermoeidheid geen spoor als Boersma, eenmaal gezeten, van wal steekt over zijn adolescente jaren. Hoe een Groninger eigenlijk in Ede belandt, was mijn vraag. “Nou, heel simpel eigenlijk: ik deed de HBS in Groningen, maar heel hard ging dat niet. Ik was meer met padvinderij bezig dan met school. Het was mijn bedoeling om als infanterist mijn diensttijd door te komen, maar het werd uiteindelijk telegrafie. En dat zat hier in Ede.” Boersma werd alras lijnwerker, “40 kilometer communicatielijn leggen – veel ruwer en avontuurlijker dan telegrafie”, en koos voor een leven als beroepssoldaat, met toch weer radiotelegrafie als specialisme. In high speed morse, onderdeel van de opleiding, zou hij zelfs nog een aantal jaren lesgeven.
Toen zich in 1970 de kans voordeed om aan een grote voorlichtingstentoonstelling van Defensie over de Tweede Wereldoorlog mee te werken werd deze gelegenheid met twee handen aangegrepen. De fors bemeten mobiele hal werd deels gevuld met eigen spullen, de winters werden gebruikt om het arsenaal uit te breiden en de tentoonstelling te verbeteren. Een reizend circus was ontstaan, met de jonge sergeant als drijvende kracht. Boersma: “Ik was een soort freelancer, eentje die z’n hobby vier jaar lang kon beoefenen.”
Medio jaren ’70 kwam het Airborne Museum in het huidige café van kasteel Doorwerth in beeld. Boersma, tot dan geen Arnhem-kenner bij uitstek, maar inmiddels behept met de nodige kennis van het exposeren van militair materiaal, weet nog dat hij er voor het eerst kwam en dacht: ‘wat een zootje’. “Wat ze hadden was echte troep. Het meeste had zelfs helemaal niks met Arnhem te maken. De boel werd onderhouden door een korporaal. Nou ja, onderhouden… het kwam in feite neer op alles legergroen verven.” Boersma kwam in het bestuur van het museum terecht en raakte betrokken bij het vernieuwen van de opzet. “We kwamen er al snel achter dat de flink gegroeide collectie helemaal niet meer in de beschikbare ruimten in het kasteel zou passen. De burgemeester van Oosterbeek, Henry Gerrit Van Holthe tot Echten, heeft zich hard gemaakt voor Hartenstein als nieuwe locatie. Dat was op dat moment nog steeds een hotel met acht kamers, en was eigendom van de gemeente. Ik kreeg van mijn commandant carte blanche om drie maanden zo veel mogelijk vrij te maken voor de inrichting van het nieuw verworven pand. Ach, ik was jong en had niet veel slaap nodig”, vult Boersma monter aan. “Voor het schoonmaken van Hartenstein heb ik leerlingen van de morse-opleiding ingeschakeld. Verder was het veel improviseren bij de inrichting. Een nieuw lichtsysteem uitzoeken of de beveiliging regelen deden we als bestuur allemaal zelf.” Het verhaal van de Slag om Arnhem werd chronologisch opgezet, “Je begint met de opbouw en eindigt met de terugtrekking”, en voor het ontwerp werd teruggegrepen op De Stijl met heldere kleuren en een strakke belijning. Aanvullingen in de expositie kwamen gewoon uit eigen collectie of uit Engeland. “Het was een veel ge-

Opening van het nieuwe Airborne Museum op 11 mei 1978. Rechts Roy Urquhart.

makkelijkere tijd toen”, legt Boersma uit. De Vereniging Vrienden, opgericht in 1980, sprong vaker bij. Boersma verliet in 1991 de militaire dienst om zich vervolgens full time aan het Airborne Museum te weiden. De door de mannen van het eerste uur ingerichte expositie zou blijven bestaan tot het begin van de 21e eeuw.
Samen met Boersma maak ik aan de hand van enkele door hem gekozen bijzondere objecten de balans op van een paar decennia Airborne Museum en een levenslange interesse voor militaire spullen. We beginnen met een jas.
1. Roy Urquharts smock
Boersma: “In 1978 was het nieuwe Airborne Museum in Hartenstein klaar. Voor de opening hadden we prins Bernhard gevraagd, maar die onderging net een operatie. Dus werd het Roy Urquhart, de divisiecommandant van 1st Airborne. Ik moet eerlijk bekennen dat de hele dag een beetje langs me heen is gegaan; ik was veel te druk met de organisatie. Wat me wel altijd is bijgebleven is het diner met de hele divisiestaf in hotel De Bilderberg. Urquhart, McKenzie, Frost. ze waren er allemaal, én dat ik werd toegezongen met ‘For he’s a jolly good fellow’. Dat vond ik een grote eer.
Over zijn ervaringen tijdens de Slag om Arnhem heb ik het eigenlijk nooit gehad met Urquhart. Als ik hem sprak, ging het meestal over koetjes en kalfjes. Het was net mijn grootvader: een heel vriendelijke man. Ik raakte bevriend met de familie. Jaren na het overlijden van Roy Urquhart en zijn vrouw heb ik nog meegeholpen met het ordenen van zijn archief. Mijn caravan stond toen in de tuin van zijn huis. Zijn archief is naar het Imperial War Museum gegaan. Dat was ook maar deels interessant voor ons. In een kast kwam ik zijn smock tegen. Ik wist van z’n dochter dat hij die na de oorlog altijd droeg bij het tuinieren. Het is een heel apart model: gemaakt door de Royal Air Force, aan twee kanten gevoerd, met een doorlopende rits, van binnen ook gecamoufleerd en winddicht. De ‘staart’, waarmee je de jas tussen de benen kunt vastzetten aan de voorkant, is langer dan normaal vanwege Urquharts lengte. Montgomery en Gale, commandant van 6th Airborne Division, hadden ook zo’n smock.
Ik heb de smock in Schotland opgehaald en heb ‘m hier thuis gewassen, want hij zat helemaal onder de modder. Sinds 2006 is de jas onderdeel van de vaste expositie in Hartenstein. Vreemd is wel dat in de uitleg die erbij wordt gegeven wordt gezegd dat het niet zeker is dat Urquhart ‘m tijdens de slag gedragen heeft.”
2. Diorama’s
Iedereen die weleens in het Airborne Museum is geweest in de jaren ’80 en ’90 kent ze: de levensgrote en levensechte diorama’s in de kelder. Boersma gaat rechter zitten als zijn eigen foto’s van de voorstellingen over tafel gaan. “Het

Diorama bij de expositie ‘Bevrijders achter prikkeldraad’ in 1999 (foto: Berry de Reus Fotografie).

mooie van diorama’s is dat je er heel veel spullen in kwijt kunt. Ik vind wél dat alles, echt ieder detail moet kloppen. Daar ben ik strikt in. Het gaat juist om de leuke, laatste kleinigheden: zo’n speciaal bandje bij een wireless set no. 38, tussen de microfoon en de koptelefoon. Dat weten alleen kenners, maar het maakt het wel helemaal af.
Voor een tentoonstelling over Britse krijgsgevangenen na de slag hebben we ooit een barak nagebouwd, op tweederde van de werkelijke grootte. Dat viel niet op verder. Voor het wasdraad in de ruimte kun je natuurlijk geen gewoon wasdraad gebruiken, dus dat hebben we gemaakt van papiertouw. De krukjes moesten originele Wehrmachtkrukjes zijn. En voor de etiketten op de blikken gebruikten we kleurkopieën van een etikettenverzamelaar. Zelfs de dozen in het diorama waren origineel. Of neem zo’n achtergrond bij het diorama van de opmars. Daarvoor hebben we huizen in Oosterbeek laten naschilderen. We betaalden dat door het schilderij per vierkante decimeter te verkopen aan contribuanten.”
Bij museumbezoeken in Normandië ging Boersma met z’n vrouw bij opstellingen zitten om te kijken wat het publiek deed, hoe lang ze bleven en welke stukken de meeste aandacht kregen. De ervaringen werden gebruikt in Ooster-beek. “De diorama’s in het Airborne Museum trokken naar verhouding weinig publiek. Dus voegden we geluid toe. Maar wat krijg je dan? Dan blijven mensen staan waar het geluid is. Dus maakten we het serieel: als de muziek ergens stopt, dan gaat deze aan in een andere ruimte.”
De poppen werden steeds levensechter, de details verfijnder. Boersma: “De uniformen kwamen overal vandaan, zoals uit het Royal Army Chaplains’ Museum in Shrivenham. Of we ruilden stukken met andere musea in Nederland. De hoofden en handen werden gemaakt door de modelleur van het voormalige Legermuseum in Delft. Hiervoor betaalden we dan een vriendenprijs. Eerst was alles van gips, later van kunststof. Sommige elementen waren afhankelijk van het moment in de strijd: hoe later hoe meer haar op de gezichten, en passend bij de personages. De neus van Gordon Walker [fotograaf tijdens de slag, AH] bijvoorbeeld hebben we wat geprononceerder laten maken. Er bestaat niet veel beeld van de man, maar als hij één markant kenmerk had dan was dat het wel.
Ik weet ook nog goed dat ik met Roy Urquhart langs ‘zijn’ maquette liep. Het uniform dat hij in het diorama draagt is uit zijn Oostenrijkse periode in de jaren ’50. Hij merkte op dat de France and Germany Star-baton niet zichtbaar was op de linkerborst. Maar die kon hij nog helemaal niet hebben gehad tijdens Market-Garden, dus daar hadden we zijn verrekijker vóór gehangen. Ook ik leerde van zijn kritische blik: dat Schotten geen Windsorknoop gebruiken voor hun stropdas, maar een four-in-hand. Alleen zijn koppelriem, die hij liever helemaal recht had gezien, hebben we een heel klein beetje schuin laten hangen. Precies zoals op de foto van hem achter Hartenstein.
Bij de grote verbouwing van het Airborne Museum in 2004 zijn de meeste diorama’s verwijderd. En toch krijgen we nog steeds, tot op de dag van vandaag, complimenten over die exposities in de kelder”.
3. Harmels helm
“Harmel (SS-Brigadefüher Heinz Harmel, bevelhebber van de 10. SS-Panzer-Division ‘Frundsberg’ tijdens de Slag om Arnhem) kwam vaak naar het museum. Soms wel twee of drie keer per jaar. In de loop van de tijd ontwikkel je een band met zo’n man. Dan had je het weleens over wat hij thuis nog allemaal had liggen uit z’n dienstjaren. Zo zei hij een keer: ‘Ik heb zelfs m’n helm nog, maar die gaat met mij mee het graf in’. Dat is trouwens nog wel grappig: na een verhuizing was het ding achtergebleven in z’n oude huis. Moest hij bij de nieuwe bewoners bewijzen dat de helm van hem was. Bij gevechten in Rusland had een kogel z’n helm aan de rechterkant geraakt toen de tankkoepel waarin hij stond draaide. De bewoners waren pas overtuigd van zijn verhaal toen hij een potlood door het gat stak en deze één lijn vormde met het stuk uit zijn oor.
Harmel had niet veel bewaard uit de oorlog, en veel daar-

Overdracht van de Harmel-collectie. Links Harmels
zoon, naast hem Sarah Heijse, toenmalig directeur-bestuurder van het Airborne Museum.

van was door z’n vrouw weggegooid na die tijd. Maar goed, er is toch nog aardig wat overgebleven. Harmel had zelfs de medailles van zijn vader uit de Eerste Wereldoorlog nog. Via zijn zoon zijn z’n bezittingen in Oosterbeek terecht gekomen.”
4. Mobiele radar bij Arnhem
“De radar? Ja, dat is een bijzonder verhaal. Er zijn een paar dingen rond de Slag om Arnhem waarover weinig te vinden is. Neem Phantom (een liaison- en verbindingseenheid bij de 1st Airborne Division die tot taak had inlichtingen in te winnen en verbindingen te leggen tussen het hoofdkwartier van Montgomery en de divisie). Of de ingezette Nederlandse commando’s: daarvan weten we inmiddels iets meer, maar wat hun individuele inzet is geweest is van de meesten niet bekend. Ook het 1st Airborne Division Defence Platoon (2nd Battalion, The Ox and Bucks) is zo’n onbekend verhaal. Net als dat van de radar. Juist dit soort kleine eenheden zijn interessant.
Mobiele radars werden al ingezet in Noord-Afrika en bij de invasie in Normandië. In Arnhem hadden ze als taak om de geallieerde luchtsteun te coördineren. De twee radarinstal-laties die op 18 september 1944 werden ingevlogen waren verdeeld over vier gliders die dezelfde dag al verloren zijn gegaan. De inzittenden van één van de gliders die in de Betuwe een noodlanding moest maken zijn met de pont over de Rijn gegaan. Ze wisten niet beter of het hoofdkwartier van de divisie bevond zich in Arnhem. Toen ze hoorden dat dat niet het geval was, zijn ze bij Hartenstein terecht gekomen. Een tweede glider is in de Betuwe neergestort waarbij alle inzittenden zijn omgekomen. De overige gliders zijn wel op de juiste landingszone terecht gekomen, waar één door de Duitsers in brand is geschoten en de andere door de bemanning is vernietigd. Eén van de RAF-radarmensen is gesneuveld bij de Van Borsselenweg. Ook al zo’n raadsel: wat deed hij daar?
We weten ook dat een bulldozer aan de grond is gezet tijdens de landingen. Deze was nodig om zweefvliegtuigen van het landingsterrein weg te slepen. Maar waar dan: op DZ-X, LZ-Z, LZ-S bij Wolfheze of op Deelen? De archieven geven hier tegenstrijdige locaties voor aan. We weten het simpelweg nog niet. Een Airborne-bulldozer voor de collectie van het museum vonden we in België. Maar waar haal je een radar vandaan? Uiteindelijk vonden we er één in de opslag van het toenmalige Legermuseum. Deze was helaas niet meer compleet. Via het Luchtmachtmuseum in het Zweedse Linköping konden we een deel van de ontbrekende bekabeling verwerven. Goed, het is dan geen materiaal dat daadwerkelijk in Arnhem is gebruikt, maar geeft een beeld van de omvang van materiaal dat meegenomen werd naar Arnhem, en zéér bijzonder is het wel.”
5. Wireless set 22
“Opgegraven bij de koepel achter park Hartenstein. Toen de radio uit de bodem kwam bleken de kabels te zijn doorgesneden en het apparaat vernield. Het ding is waarschijnlijk onklaar gemaakt vlak vóór de terugtocht over de Rijn. Voor de permanente expositie vond men de radioverbin-dingsset niet geschikt, maar het is wel een echt unieke en

De Wireless set 22 uit park Hartenstein.

originele bodemvondst. Zeker als je bedenkt dat er, voor zover bekend, maar drie radiosets zijn overgebleven die tijdens de slag zijn gebruikt: een draagbare radio, een WS no. 38, uit de Arnhemse wijk Schuytgraaf, een Amerikaanse radio, een SCR 536A gevonden in Renkum, en deze!
Vaak wordt gedacht dat de apparaten slecht presteerden tijdens de slag, maar dat is niet de hele waarheid. In feite deden ze gewoon wat ze moesten doen: precies wat van te voren was verwacht van de grondgolfverbindingen. Dat dat tussen huizen, in bossen en met staafantennes een ander verhaal zou zijn, zelfs dat was bekend. Om die reden namen de Britten extra telefoonkabels mee. De frequentie-keuzes die veelal gelijk waren aan die uit de eerder geplande operatie Comet, het niet kunnen vervangen van batterijen, de uitval van aggregaten en de verliezen van personeel blijken van veel grotere invloed geweest te zijn.”
80 PROCENT
Direct betrokken bij het Airborne Museum is Boersma niet meer, maar als zijn advies of schier oneindige kennis van met name de materiële nalatenschap van de Slag om Arnhem nodig is, dan is hij niet te beroerd zijn kennis of advies te delen. Boersma: “Van 80 procent van de collectie weet ik waar het vandaan komt, waarvoor het heeft gediend, enzovoort.” Om vervolgens tussen neus en lippen door op te merken: “Mocht men iets willen weten, dan mag men trouwens wel opschieten. Ik begin zo langzamerhand wel ouder te worden.” Hoe hij zijn eigen verzameling, waaronder alleen al 1.100 boeken over de slag, bij elkaar houdt is wel z’n laatste zorg. Daarvoor is hij simpelweg veel te druk. Is het niet met het voorbereiden van diverse battlefield tours in het buitenland, dan wel met het schrijven van een boekje. Alleen India zal even moeten wachten.

IMPRESSIE AIRBORNE BATTLE WHEELS 2022

Op zaterdagmiddag 17 september vond de jaarlijkse Race to the Bridge plaats van Airborne Battle Wheels Oosterbeek (ABWO). Dit jaar namen naar schatting 110 ‘geallieerde’ voertuigen, inclusief motoren en fietsen deel. Een interview met de voorzitter van ABWO werd eerder gepubliceerd in Airborne Magazine nr. 24. Voor meer informatie over deze organisatie van reenactors & WO2-voertuigeigenaren, en een visuele impressie van het evenement zie: https://www.airbornebattlewheels.nl/photobook
— Foto’s: Arjan Vrieze Photography, tenzij anders aangegeven.

Op de Arnhemse Heide (foto via Luuk Buist).

Deelnemers van de Race to the Bridge in de ‘warme loods’ / hangar van vliegveld Deelen, nu onderdeel van de Adelaerthoeve aan de Koningsweg in Schaarsbergen (foto via Luuk Buist).

PERSOONLIJK

LOWLANDS EN HIGHLANDS

MIJN ZOEKTOCHT NAAR PETER MCCANN, 7KOSB
Dit verhaal begint met een glengarry: een traditionele Schotse cap van wol. Via een goede vriend van mij, Hans Feij, kon ik er één bemachtigen die hij gekocht had via eBay. Het hoofddeksel bleek ooit van Peter Muir McCann van het 7th (Galloway) Battalion, The King’s Owns Scottish Borderers te zijn geweest. Omdat ik geïnteresseerd ben in operatie Market-Garden, waaraan het 7th deelnam, en ik meer wilde weten over Peter besloot ik een zoektocht te beginnen. Ik wilde hoe dan ook ‘een gezicht’ bij de naam McCann zien te krijgen.
— Frank Mazer
Via Google vond ik een foto van Peters graf, waaruit bleek dat hij al in 1989 was overleden. Met hulp van de Engelsman Paul Pariso vroeg ik Peters ‘death certificate’ op bij de Highland Council in Inverness. Deze akte gaf verdere informatie over de datum en plaats van geboorte én de da-tum/ plaats van overlijden. Met deze waardevolle informatie in de hand kon ik verder gaan rechercheren via internet en diverse Facebookgroepen. Een zoektocht die uiteindelijk bijna anderhalf jaar zou duren was nu pas echt begonnen. KORTE LEVENSLOOP
Peter werd geboren op 1 augustus 1918 in Simpson Street in het kiesdistrict Glasgow Kelvin. Zijn vader was David McCann, zijn moeder heette Janet McCann (née: McCall). David was technicus van beroep (Army Aeroplane Examiner, Mechanical Engineer), Janet werkte als schadelastbediende bij een verzekeringsmaatschappij. Het gezin woonde langere tijd in Brassey Street, in de wijk Ruchill, en zou later verhuizen naar Liversedge, in de buurt van het Engelse Leeds. Na een terugkeer naar Glasgow om daar aan de universiteit

Peter McCann in 1940 (collectie Alexander McCann).

te gaan studeren, trad Peter in 1940 in militaire dienst. In 1946 volgde demobilisatie. Op 27 oktober 1948 trouwde trouwde Peter met Mary Elizabeth MacLaren in de Paisley Co-Operative, in het Schotse graafschap Renfrewshire. Peter en Mary kregen één kind, David Robert Muir McCann, en drie kleinkinderen. Peter overleed op 16 mei 1989 in Newtonmore in het graafschap Inverness-Shire, gelegen in de Schotse Hooglanden. Hij zou maar 70 jaar worden en ligt begraven op de New Cemetery in Kingussie. Mary overleed op 89-jarige leeftijd op 17 juni 2017. In april heb ik tijdens een vakantie in Schotland het graf van Peter bezocht om mijn waardering voor hem te betuigen. Op Billiongraves.com is een foto van de plek te vinden (zoek op: ‘Peter Muir McCann’).

 

De glengarry van Peter (collectie Frank Mazer).

Peters geboorteregistratieformulier (Glasgow Council Archive).

IN DIENST EN DAARNA

In 1940 tekende Peter bij het Britse leger, waar hij dienst-nummer 3196490 kreeg: het nummer dat ook in zijn glengarry is geschreven. Peter diende bij het B Company, Company Headquarters, van het 7th Battalion KOSB, een bataljon dat eind 1943 als zweefvliegtuigeenheid onderdeel zou worden van de 1st Airlanding Brigade. Tijdens operatie Market-Garden namen de Duitsers hem gevangen en kwam hij terecht in Stalag XII A bij de stad Limburg an der Lahn in Duitsland. In oktober werd hij opnieuw verplaatst, nu naar Stalag IV B bij Dresden. In dit krijgsgevangenenkamp was hij dicht genoeg bij de stad om te horen hoe de geallieerden deze op 13, 14 en 15 februari 1945 intensief bombardeerden. In het voorjaar bevrijdden Sovjettroepen het kamp en kon Peter terugkeren naar Groot-Brittannië. Hij werd echter al snel weer teruggestuurd naar de andere kant van de Noordzee om daar onderdeel te gaan uitmaken van het Britse bevrijdingsleger.

TIJDENS MARKET-GARDEN

Voor de eerste ‘air lift’ van Market-Garden, op zondag 17 september 1944, was een armada van 358 sleepvlieg-tuig-zweefvliegtuigcombinaties gepland om vanaf verschillende vliegvelden in Groot-Brittannië naar Arnhem te vliegen. Volgens het Air Load Manifest van de RAF ging het om 335 Horsa-, dertien Hamilcar- en tien Waco-zweefvlieg-tuigen. Een aantal daarvan zou z’n stemming niet bereiken. Volgens Form ‘B’ uit dit Manifest vertrok Peter McCann vanaf RAF-luchtmachtbasis Down Ampney, aan boord van Horsa-zweefvliegtuig nummer 227 (Chalk Number 227).

Overlijdensbericht van Peter (The Highland Archive Centre).

Het graf van Peter op de New Cemetery in Kingussie (21 april 2022, collectie Frank Mazer).

No. 6 Platoon, B Coy, 7KOSB, 1944 (archief van R.N. Sigmond Publishing).

Laadlijst voor Horsa-glider CN227. Peter McCann staat vermeld bij nr. 10 (collectie Paul Pariso).

De eerste zweefvliegtuigen vertrokken ‘s ochtends rond 10.00u vanaf dit vliegveld. Het moet een indrukwekkend gezicht zijn geweest om het ene na het andere vliegtuig het luchtruim te zien kiezen.
In totaal zouden zo’n 700 Borderers naar Arnhem vliegen. Peter maakte de overtocht met No. 6 Platoon van B Company. Op de foto van deze eenheid staat Peter linksboven (omcirkeld op bijgaande foto van No. 6 Platoon). Helemaal links staat Private Geoff Roberts, nog steeds een bekend gezicht tijdens de jaarlijkse herdenkingen in Arnhem en Oosterbeek. Tegen circa 13.15u werden op twee mijl van de landingsgebieden de eerste zweefvliegtuigen losgekoppeld van het sleepvliegtuig, waaronder ook Chalk Number 227.

Landing Zone S bij Wolfheze op 17 september 1944.

Het hoofddoel van de Britse 1st Airborne Division was het veroveren en veiligstellen van de Rijnbrug in Arnhem. De missieorders van de KOSB bestonden uit het innemen van strategische posities bij Dropping Zone (DZ) Y, om deze te beschermen tot de aankomst van 4th Parachute Brigade. Daarna zouden de Borderers volgens het plan posities moeten innemen om Landing Zone (LZ) L te beschermen totdat de Horsa-gliders met het antitankgeschut van de Polen waren geland. Wat bescherming had moeten worden, liep op deze 19e september uit op een behoorlijke chaos. De Duitsers hadden het open terrein omsingeld en begonnen op alles en iedereen te schieten. De 1st (Polish) Independent Parachute Brigade kwam uiteindelijk op 21 september bij Driel aan de grond, aan de zuidkant van de Rijn.

Op 17 september trok B Coy van LZ S naar de Ginkelse Heide, ook bekend als DZ Y, voor de landing van de 4th Parachute Brigade die voor de volgende dag gepland stond. Het doel van 7th Battalion was om deze DZ veilig te stellen en te bewaken. Dat lukte maar deels. Toen 4th Brigade kort na 15.00u landde op de 18e, waren de Borderers op en rond de heide verwikkeld in hevige gevechten met eenheden van het SS-Wachbataillon 3 ‘Nord-West’. ’s Avonds ging het KOSB-bataljon opnieuw onderweg, dit keer naar de Johannahoeve, direct ten zuiden van LZ L bij Wolfhe-ze. Peter McCann werd krijgsgevangen genomen tijdens de gevechten op de Ginkel óf tijdens de verplaatsing naar de hoeve. De exacte locatie is helaas niet bekend.

Het uitladen van Horsa-glider CN 230 op dezelfde landingszone. Van CN 227 is helaas geen foto bekend (archief van R.N. Sigmond Publishing).

De posities van B Company aan de westkant van de Ginkelse Heide op 18 september 1944 (archief van R.N. Sigmond Publishing).

Peters POW-registratiekaart (National Archives, Kew, WO 416/232/53).

Volgens deze British Army-registratielijst raakte Peter vermist op 18 september (via John Howes).

LATERE JAREN

Na zijn diensttijd had Peter McCann een mooie loopbaan: hij werkte als leraar en schoolhoofd op de Hill’s Trust primary school en de Burnbrae primary school in Glasgow. Beide scholen bestaan vandaag de dag niet meer. Na zijn pensionering verhuisde hij samen met Mary naar Kingussie in de prachtige Schotse Hooglanden.
Beste Peter, rust in vrede en bedankt voor je inzet om Nederland te helpen bevrijden. Jij deed wat gedaan moest worden. Lest we forget.
Tijdens mijn speurwerk heb ik gebruik gemaakt van informatie uit verschillende archieven, waaronder The Glasgow City Archives [Catriona Dickie], The Highland Archive Centre in Inverness [Jamie Gauk-roger] en van het werk van Origin Probate Research Ltd. [Kevin Parker]. Een speciaal woord van dank wil ik richten aan Robert Sigmond die zo vriendelijk was contact voor mij op te nemen met het archief van het King’s Own Scottish Borderers (KOSB) Regimental Museum in Berwick-upon-Tweed, Engeland [Gerry O’Neill en Major Lance Thornton]. Als sparringpartner bracht Robert me ook op het juiste spoor op momenten dat mijn zoektocht, die duurde van maart 2021 tot juli 2022, moeizaam verliep. Peter Clermonts van TracesOfWar gaf me goede ‘tips and tricks’ bij het vinden van nadere informatie. Bob Gerritsen hielp met de opbouw van de tekst. De grootste uitdaging was het vinden van een foto van Peter McCann. In mei 2022, in de laatste fase van mijn zoektocht, ontving ik uiteindelijk een foto van Peter via zijn kleinzoon Alexander McCann, waarmee ik in contact kwam via Teunis Schuurman, een WO2-onderzoeker.

MUSEUMCOLLECTIE

DE LAATSTE DAGEN VAN VILLA VREDEHOF
Op de oorspronkelijk kruising van de Fangmanweg en Weverstraat in Oosterbeek (nu Zui-derbeekweg) stond vroeger Villa Vredehof. In september 1944 werd het pand bewoond door Frans en Ans de Soet en hun dochtertje Roelinde. Tijdens de strijd om de perimeter kwam Vredehof in de frontlinie te liggen. Dagenlang probeerden Duitse troepen hier de linies te doorbreken en de Britten en Polen van de Rijn af te snijden. Ondanks de penibele situatie werden er tijdens de strijd nieuwe vriendschappen gesmeed.
—Jory Brentjens
Op 21 september stormt Regimental Quartermaster Sergeant David Morris met getrokken pistool Villa Vredehof binnen. Hij is ervan overtuigd dat hij zojuist vanuit het huis beschoten is. De eerste kennismaking met Frans verloopt stroef. David roept naar Frans de Soet dat er Duitsers in het huis zijn en beveelt Frans samen met hem de woning te doorzoeken. Zodra duidelijk is dat er geen Duitse militairen in huis zijn, kalmeert de situatie en mag Frans terug naar de veiligheid van de kelder. Morris gaat vervolgens naar het huis van de buren, maar keert niet veel later terug. Frans beschrijft hem als ‘’een lange, knappe kerel met heldere donkere ogen. Hij heet David Morris en is Sergeant-Major. Vanaf dat moment tot het einde van de strijd zou hij bij ons blijven”.
‘IK DENK DAT JE HEM HEBT’
David Morris en Frans de Soet spreken elkaar vanaf dat moment regelmatig en ze helpen elkaar waar ze kunnen. Frans legt aan David uit hoe de omgeving eruit ziet en David en de andere Britse militairen geven voedsel, water en sigaretten aan de circa twintig burgers die in de kelder schuilen. Frans verwondert zich over de hoeveelheid voorraden die de Britten bij zich hebben: “Jimmy [Private Jimmy Carr, JB] maakt thee voor ons allemaal. De Engelsen lijken alles in hun zakken te hebben. Een complete bazaar”. De samenwerking gaat al snel verder dan het uitwisselen van informatie en voedsel. Op een gegeven moment gaan Frans en David naar de zolder van het huis en nemen ze Duitse troepen in de omgeving onder vuur. David beschrijft de situatie in een verslag dat hij bijhield: “Mr. de Soet zegt dat hij graag een keer wil schieten. Ik geef hem wat basisinstructies over hoe hij mijn geweer moet vasthouden, richten en schieten. Na een tijdje roept mr. de Soet ‘daar is er eentje!’ Hij schiet, maar het schot is te hoog. Uiteindelijk zien we een andere Duitser. Mr. de Soet vuurt precies op het moment dat de Duitser valt. Ik denk niet dat hij hem geraakt heeft, maar om mr. de Soets ego te strelen zeg ik: ‘ik denk dat je hem hebt’.”1 Naarmate de strijd vordert,

Ans de Soet speelt piano in Villa Vredehof, vóór het uitbreken van de slag. Deze piano werd tijdens de strijd gebruikt om het huis te barricaderen (collectie Roelinde de Soet).

wordt de situatie in de omgeving van Villa Vredehof steeds gevaarlijker. Om te zorgen dat Duitse troepen het huis niet kunnen betreden wordt besloten de ramen en deuren te barricaderen. Villa Vredehof moet een fort worden. KIND IN DE KELDER
Roelinde, de dochter van Frans en Ans, maakt de strijd mee als baby. Zij zit samen met haar moeder en andere inwoners van Oosterbeek in de kelder. De strijd die om haar heen raast, lijkt haar niet te deren en ze brengt het grootste deel van de tijd slapend door. Op een gegeven moment moet Frans de anderen in de kelder erop wijzen niet over haar te struikelen als ze ergens in het donker ligt te slapen. De Britse militairen zijn zeer met haar begaan. Op rustige momenten spelen ze met haar in de kelder en wagen ze zich naar buiten om water te halen voor het meisje. Jimmy Carr gaat zelfs zover dat hij een foto van Ans en Roelinde bij zich draagt als talisman.

Het keldergat waaruit Frans, Ans, Roelinde en de drie Britse militairen naar buiten kwamen(collectie Roelinde de Soet).

Het keldergat waaruit Frans, Ans, Roelinde en de drie Britse militairen naar buiten kwamen
De ruïne van Villa Vredehof na de strijd (collectie Roelinde de Soet).
(collectie Roelinde de Soet).

De aanwezigheid van Roelinde in de kelder brengt zo nu en dan ook problemen met zich mee. Op 22 september worden de Britse posities in de omgeving van Vredehof aangevallen en trekken Morris en acht andere militairen zich terug in de kelder van de villa. Duitse troepen patrouilleren in de omgeving van de woning. De Britten zijn bang dat Roelinde hun aanwezigheid zal verraden. Frans de Soet: “De Duitsers lopen rond het huis. Als mijn kleine dochtertje een beetje rusteloos begint te worden, vertrekken hun gezichten [die van de Britten, JB]. Het kleinste geluid kan ons verraden. […] mijn dochtertje speelt met de handtas van haar moeder. Ze heeft hem geopend en is op haar gemak een biljet van 100 gulden aan stukken aan het scheuren. We kunnen niets doen want anders begint ze te huilen.” Roelinde blijft gelukkig stil en zo gaat er weer een gevaarlijk moment voorbij, zonder dat de mensen in de kelder worden ontdekt. De Britten kunnen weer terug naar buiten en door met de strijd.

DE STRIJD KOMT TEN EINDE

Op 24 september komt de strijd voor degenen in Villa Vredehof ten einde. Het huis ligt onder vuur en de situatie in de kelder wordt kritiek. Frans: “Er is een inslag vlakbij de ingang van de kelder. We happen naar adem. Iedereen zit onder kalk en stof. De kaars is uitgegaan en sommigen schreeuwen het uit. [.] Mijn vrouw zit naast me en heeft ons dochtertje op haar schoot. Ons kleintje kijkt met grote ogen om zich heen alsof ze probeert uit te vogelen waar al het geluid vandaan komt. We fluisteren vaarwel naar elkaar.” Ondanks de zware beschietingen blijven de mensen in de kelder ongedeerd. Duitse troepen zijn de villa ondertussen genaderd. Dan maakt Roelinde een geluid dat hun aanwezigheid verraadt. De Duitse militairen schreeuwen dat iedereen de kelder uit moet komen. Frans klimt naar boven en zegt dat er alleen burgers aanwezig zijn. David Morris, Jimmy Carr en Harold Cook worden echter ook ontdekt en geven zich over. Morris: “We werden met zijn
drieën tegen de muur van het huis gezet en tot op de dag van vandaag was ik ervan overtuigd dat we doodgeschoten gingen worden.” Gelukkig voor Morris werden ze niet doodgeschoten, maar gevangengenomen. Twee dagen later slaagt hij erin te ontsnappen, om uiteindelijk tijdens operatie Pegasus II wederom gevangen te worden genomen. Frans, Ans en Roelinde worden vanaf Vredehof door Duitse troepen van het slagveld geleid en komen de oorlog verder ongeschonden door. Hetzelfde kan echter niet gezegd worden over Villa Vredehof. De statige villa was door de strijd compleet verwoest en zou niet meer worden herbouwd.
1 Vertaald uit G. Pijpers en D. Truesdale, Arnhem their final battle the 11th Parachute Battalion 1943-1944 (Renkum, 2012), 148.

MEER WETEN OVER VREDEHOF?

Het originele verslag van Frans de Soet is momenteel te zien in de expositie ‘De Perimeter’ in het Airborne Museum. In ‘Perimeter de Podcast’ wordt verder ingegaan op de gevechten rond de villa en vertelt Roelinde Stoffels-de Soet over haar ervaringen en die van haar ouders. Beluister de podcast op Spotify of op www.airbornemuseum.nl.

OBJECTEN

MEDISCHE BENODIGDHEDEN TIJDENS DE SLAG OM ARNHEM: DE SUGAR PACK (DEEL 1 VAN 2)
In dit tweeluik over de medische uitrusting van Britse Airborne medics tijdens de slag openen we de klep van de chirurgische ransel, de zogenaamde ‘sugar pack’, om de inhoud eens nader te bekijken.
— Matthijs Somford

Inhoud van de sugar pack.

Ervaringen uit eerdere militaire operaties leerden de Britse strijdkrachten dat tijdens luchtlandingsmissies zo’n tien procent van de slachtoffers op enig moment spoedchirurgie nodig zou hebben. Berekend was dat een chirurgisch team twee operaties per uur kon uitvoeren, maar dat aflossing na twaalf uur nodig was om de dag erna nog goed te kunnen functioneren. Het maximum aantal gewonden waarvoor Field Ambulances, mobiele medische eenheden, konden zorgen was 320. Uit naoorlogse analyses bleek dat van de slachtoffers die levend de verbandpost haalden, slechts één procent alsnog overleed (40% van de slachtoffers stierf aan buikverwondingen).
Om de kans op overleven zo groot mogelijk te houden, was directe medische hulp bij het oplopen van verwondingen van cruciaal belang. De uitrusting van medische Airbor-neteams bestond uit grotere onderdelen zoals stretchers, dekens, bloed en plasma. Medics hadden ook gestandaardiseerde ransels, ‘packs’, tot hun beschikking: een dressingpack, beter bekend als don pack (waarover meer in Airborne Magazine nr. 26), en een surgical pack, vaak verbasterd tot ‘sugar pack’, met daarin gips, gaas en verband voor tien patiënten. Deze werden niet op de persoon gedragen, maar kwamen aan de grond tijdens de landing of bij (her)bevoorradingen.
De totale inhoud van de sugar pack, verpakt in een Web-bing-ransel, bestond uit:
1 tube Lysol
1 blik met gips (plaster of Paris) van 4 inches breed, 1 blik met gips van 6 inches breed
1 flesje Novutox
1 gaas (6 yard pakket)
6 two-ounce-pakjes met samengedrukte wol
6 bandages van 4 inches breed
16 samengedrukte bandages van 3 inches breed
1 rol flanelette
1 rol Elastoplast van 3 inch breed
1 blikje met veiligheidsspelden (20 stuks)
1 Jaconet van 18 x 19 inches
6 one-yard-blikken met Vaselinegaas
1 yard draadverlenging
2 zeeptabletten
12 ampullen met sodium pentothal
2 two-ounce-tubes chloroform
2 ounces sulfphanilamidepoeder
1 paar operatiehandschoenen
1 pakje Bard-Parker, maat 22-mesjes (scalpels)
1 Cramer Wire 8 x 60cm, 1 Cramer Wire 10 x 100cm
100 steriele swabs
1 doos opiodene
1 three-inch-ten-yards rol zinkoxidepleister
1 pakje samengedrukt driehoekige bandage (2 per pak)
Lysolitetabletten (Lysol), oplosbaar in water, werden gebruikt bij de desinfectie van medische instrumenten, huid of wonden. In 1918 dook Lysol op in advertenties als middel om het Spaanse griepvirus tegen te gaan. Daarmee verwierf het uitgebreide bekendheid.
Novutox is een injectiemiddel voor plaatselijke verdovingen; bijvoorbeeld een klein gedeelte van de huid. Er zit een beetje adrenaline in waardoor de bloedvaten samenknijpen en er bij een operatie minder bloedverlies is.
Flannelette is een verband gemaakt van flanel: geruwd katoen.

Bandages

Jaconet is een katoenen doek voor het bedekken van wonden. Het woord vindt zijn oorsprong in de Indiase taal Urdu: ‘jagannathï’ betekent ‘uit Jagannathpürï’, de plek in India waar deze stof vandaan komt.

Sodium pentothal is een poeder dat in opgeloste vorm in een bloedvat kan worden gespoten om een patiënt onder narcose te brengen. Het werkt kort en wordt vaak gebruikt in combinatie met een langwerkend narcosemiddel. Je raakt na 30 seconden al bewusteloos, maar vijf tot tien minuten na een eenmalige injectie is het uitgewerkt en kom je weer bij. Tegenwoordig is het gebruik ervan bij anesthesie teruggedrongen door Propofol, dat enige bekendheid verwierf na de dood van Michael Jackson die verslaafd was aan het middel. Sodium pentothal werd vroeger in Amerika gebruikt als eerste van drie opeenvolgende injecties bij de voltrekking van doodstraffen.

Schimmelbuschmasker.

Chloroform wordt gebruikt voor narcose, voor het eerst in 1847. Vroeger werd het met een soort masker toegepast om de hoeveelheid te doseren. Dit zogenaamde Schim-melbuschmasker uit 1890 was een ontwerp van de Duitse arts Curt Theodor Schimmelbusch (1860-1895). Omdat er vaker ademhalings- of hartproblemen optraden door chloroform, ging de voorkeur vanaf de jaren ’30 uit naar gasachtige middelen die ingeademd konden worden, zoals lachgas. Omdat dit niet praktisch was in het veld, bleef daar chloroform in gebruik.
Sulfanilamidepoeder is een antibacterieel middel. De voorloper ervan werd in 1932 ontdekt door Gerhard Johannes Paul Domagk (1895-1964), een Duitse biochemicus. Hij testte het als eerste op zijn dochter die een bacteriële infectie had, en die na toediening een volledig herstel liet zien. Het gebruik van ‘sulfa’ zorgde voor een sterke afname van het aantal militairen dat overleed. Iedere Amerikaanse soldaat droeg een zakje sulfa aan zijn riem die hij bij verwondingen direct in de wond kon strooien. Dit is bijvoorbeeld te zien in de film Saving Private Ryan of de serie Band of Brothers.
De ‘Cramer Wire’, een ladderspalk, was een ontwerp van Friedrich Cramer (1847-1903), een Duits chirurg uit Wiesbaden. Met deze buigzame, lichtgewicht spalk kon het aangedane lichaamsdeel strak worden omwikkeld.
Opiodene is een sterke pijnstiller, afgeleid van morfine.
Zinkoxidepleister is een niet-rekkende tape die goed blijft zitten op de huid.
Met dank aan: Piotr
Bieniewski (herkomst afbeeldingen: www.pattern37.com).
Bronnen:
• Cherry, N., Red berets and red crosses: the story of the medical services in the 1st Airborne Division in World War II (2nd ed., R.N. Sigmond Publishing, Ede 1999).
• Cole, H.N., On Wings of Healing: The Story of the Airborne Medical Services 1940-1960 (Uckfield 2009).
• http://pattern37.com (geraadpleegd op 13 juli 2022).
• http://www.spanglefish.com/16parachutefieldambulance/ (geraadpleegd op 13 juli 2022).

ACHTERGROND

TUSSEN BEUKENLAAN EN OUDE KERK (DEEL IV)
In deel vier van de fotoserie Kriegsberichter in Oosterbeek: tussen Beukenlaan en Oude Kerk, die we zijn gestart in Airborne Magazine nr. 22, hebben we inmiddels het zuidelijkste deel van de Weverstraat en het gebied rond de Oude Kerk bereikt (kader 5 op de schadekaart in ABM nr. 22)
— Luuk Buist

Foto 42. De Weverstraat. Links Huize Anro, vóór de oorlog de woning van het hoofd van de Wilhelminaschool, Antonie Weenink, en rechts de bakkerij van Witkamp. De Britse posities stonden onder leiding van Lieutenant Michael Dauncey van 9 Flight, G Squadron, The Glider Pilot Regiment.

Foto 43 (rechts): De Klompenschool in de Weverstraat. In diverse publicaties is terug te lezen dat de man in het midden Generalfeld-marschall Model zou zijn. Echter, dit is een nog steeds onbekende officier van de Luftwaffe. De man links draagt een Britse zaklamp in de linkerhand en een voetbal in de rechter. De man rechts heeft in zijn linkerhand een Brits bijltje dat werd gebruikt in zweefvliegtuigen. In het wegdek zijn sporen zichtbaar van een 68-ton zware Königstiger van schwere Panzer-Abteilung 506 en twee hulzen van granaten die de tank afvuurde.

Onder foto 44. Achter de Klompenschool staat een aantal jeeps. Opvallend zijn de verschillende uitvoeringen: het voertuig met de twee lekke banden (rechts op de voorgrond) is speciaal ingericht voor brancardvervoer (iedere eenheid beschikte over dergelijke voertuigen), er zijn jeeps mét en zónder voorruit en er is zelfs één met een complete kap.

Foto 45. Onderaan de Weverstraat, ter hoogte van de Benedendorpsweg, waar tegenwoordig een grasveldje ligt, stond in 1944 een villa die werd bewoond door weduwe Van Hoek en haar dochter. Ter hoogte van de zij-ingang van de villa, ten zuiden van de Rozensteeg, stond dit zwaar beschadigde 6-pounder-antitankkanon.

Foto 47. Een antitankkanon ten oosten van de Oude Kerk. De loop is naar het noorden gericht. Deze 17-pounder van Sergeant Thomas, D Troop, 1st Airlanding Anti-Tank Battery, heeft een vastloper gehad waarbij de loop in de achterste positie is blijven staan. Dit kanon staat tegenwoordig aan de oostkant van Hartenstein. Op de achtergrond is een trein zichtbaar op de spoordijk ten noorden van de spoorbrug.

ANALYSE

BAKSTENEN IN VLAAMS VERBAND EEN FOTO-ONDERZOEK NAAR DE GEVANGENEN VAN DE KOEPEL

Voor de burgergevangenen uit de Arnhemse gevangenissen leek de Slag om Arnhem heel even een dubbele bevrijding te worden. Beide complexen, de Koepelgevangenis in de wijk Lombok en het huis van bewaring op het Walburgisplein, lagen midden in het strijdtoneel. In de chaos besloten de Nederlandse autoriteiten de gedetineerden maar vrij te laten, omdat hun veiligheid niet meer kon worden gegarandeerd. Voor de meesten duurde deze vrijheid niet lang: de Duitsers rekenden de meesten tijdens en na de slag weer in.
— Paul Meiboom

Afbeelding 1 en 2

Op de al langer bekende afbeelding 1 is te zien hoe de gedetineerden opnieuw worden opgepakt. Waar deze foto is gemaakt was tot op heden niet duidelijk. Bij de eind 2020 opgedoken Duitse foto’s van PK-berichter Seuffert zat een drietal afbeeldingen (2 t/m 4) die een directe relatie hebben met de eerdere foto. Deze recent ontdekte afdrukken laten ook meer details zien waardoor het nu mogelijk is de locatie te bepalen. Op één van de opgedoken foto’s staan geen burgergevangenen, maar een aantal South Staffordshires en Gliderpilots die door een Waffen-SS-Stabsscharführer worden gefouilleerd. Zonder twijfel is het dezelfde Duitser als op de andere foto’s.

Afbeelding 3

Afbeelding 4

DE BURGERGEVANGENEN

Het verhaal van de vrijgelaten gevangenen van de Koepel-gevangenis is jaren geleden uitgezocht door Peter Danz, familie van een gedetineerde die daar aan het begin van de slag vastzat. In een brief van Danz aan Geert Maassen uit 1996 is het volgende te lezen: “Betreft gevangenen van de koepelgevangenis, deze zijn op maandag 18 sept vrijgelaten door directeur A. Zondag. Een twintigtal gevangenen besloot de gevangenis te verlaten op klompen en kaki overalls. Op dinsdag 19 sept volgde een grotere groep van bijna 200 gevangenen die echter buiten de gevangenis direct werden aangehouden. Ze werden door Duitse militairen overgebracht naar de Ortskommandantur [sic] aan de Apeldoorn-seweg en vandaar via de marechausseekazerne in Arnhem naar de strafgevangenis in Zutphen. Enkele gevangenen kwamen om tijdens de gevechten in en rond de Alexander-straat. Circa 50 gevangenen wisten via de Klingelbeekseweg Oosterbeek laag te bereiken […] hier werden ze door de para’s opgepakt en in een school bij de NH-kerk opgesloten. Uiteindelijk heeft Jan ter Horst ze met de pont van het Drielse veer overgezet omdat de situatie te gevaarlijk werd en de politie kon door de gevechten hier ook niets mee.”
Dat het buiten de gevangenismuren niet per se veiliger was, blijkt ook uit een anekdote van de toen nog jonge Arnhemmer Cor van Galen. Over 20 september 1944 zou hij later zeggen: “Bij Onderlangs waren volkstuintjes in de oorlog, daar hebben we weinig gesneuvelde Engelsen gezien in verhouding tot de Duitsers. En wat ons ook opviel waren de mensen in gevangeniskleding, die dood geschoten waren, die hadden waarschijnlijk een poging gedaan de Rijn over te steken. Er waren veel mensen in die gevangenispakken, die pakken kenden wij, wij zongen weleens in de gevangenis. Die gevangenen waren gevlucht of zo.” De bruine gevangeniskleding bleek ongelukkigerwijs nogal overeen te komen met de kleur van de Britse uniformen.
De Koepelgevangenis lijkt hiermee de meest voor de hand liggende kandidaat voor de scène op de foto’s. De bouwkundige details op de achtergrond kom alleen niet overeen met het gevangenisgebouw, dat er vandaag de dag nog net zo bij staat als in 1944. Het metselwerk op de foto’s heeft een Vlaams verband: een metselwijze waarbij de zijkant en de kop van de bakstenen elkaar steeds afwisselen waardoor een vlakverdeling ontstaat met een repeterend kruispatroon. Dat heeft De Koepel niet. De andere mogelijkheid, het huis van bewaring aan het Walburgisplein, levert ook geen gelijkenissen op.

DE HESELBERGH

De in het verhaal genoemde Ortskommandantur aan de Apeldoornseweg is de Feldkommandantur 642 in de villa ‘Heselbergh’, het hoofdkwartier van Generaal Kussin. Ook Harzer en zijn staf van de 9. SS-Panzer-Division ‘Hohen-staufen’ maakten van de Heselbergh hun hoofdkwartier. Het is niet vreemd dat (krijgs)gevangenen daar naartoe werden afgevoerd, doorgaans is dit ook de plek waar de inlichtingenstaf en militaire politie aanwezig zijn. Harzer’s inlichtingendienst zetelde in de naastgelegen ULO School 8 (Heselbergh-school). In het verhaal ‘De vergeten executie’ van Jos Diender (2004/2019) over vier burgers die tijdens de slag in Sonsbeekpark werden geëxecuteerd wordt hierover ook geschreven: “De gevangengenomen mannen en de Engelse krijgsgevangenen komen aan bij het hoofdkwartier van het Duitse leger in villa ‘De Heselbergh’ aan de Apeldoornseweg iets ten noorden van park Sonsbeek. Bij het hoofdkwartier worden de gevangenen overgedragen aan de daar aanwezige Militaire Politie; de Feldgendarme-rie Kompanie van SS-Obersturmführer Helmut Peter en ondergebracht in een tijdelijk krijgsgevangenenkampje in de tuin van de villa. De Feldgendarmerie heeft haar handen vol aan het transport van de honderden Britse krijgsgevangenen die de afgelopen dagen zijn binnengebracht. De gevangenen worden allemaal één voor één ondervraagd door de Division Ic, de inlichtingendienst van Hauptsturm-führer G. Scheffler, bijgestaan door een tolk.”

Afbeelding 5, 6 en 7

Afbeelding 8. Plattegrond van het Heselberghterrein, met rechts de villa en links de garage/tuinmanswoning.

UITBOUW

Een zeer interessant detail van de Heselbergh-villa is dat het metselwerk hetzelfde, niet veel voorkomende, Vlaamse verband heeft als het gebouw op de achtergrond van de Duitse foto’s (afbeelding 6). De deuren op de foto’s wijzen naar de aparte garage/tuinmanswoning op het Heselbergh terrein (afbeelding 5). De Heselbergh-villa en het garagegebouw zijn er tegenwoordig alleen niet meer. De villa werd zwaar beschadigd bij bombardementen in 1945 en is na de oorlog afgebroken. De garagewoning is in 1957 gesloopt. Op de plek van de voormalige garage staat heden ten dage de villa van de beruchte ‘villamoord’, een van de grootste gerechtelijke dwalingen in de Nederlandse geschiedenis, maar dat is een ander verhaal. De originele bouwtekeningen van de Heselbergh en garage/tuinmanswoning zijn nog wel beschikbaar in het archief van het Architectuurmuseum in Rotterdam. Een bezoek aan dit instituut leverde afbeelding 7 op. Alle details zoals de scharnieren en de gemetselde boog, die nog net te zien is op afbeelding 1, komen overeen. Maar dan zou het deel van het gebouw dat rechts naast de deur uitsteekt er niet moeten zijn. Dus toch geen match?
Als je beter kijkt, kun je op afbeelding 3 zien dat de stenen van de muur die uitsteken net iets groter en hoger zijn, en dat de rijen stenen hoger zijn en niet gelijklopen met het linkerdeel. Het lijkt dus alsof dit deel niet tegelijkertijd is gebouwd, maar later is toegevoegd. Na een aantal jaren te hebben leeggestaan kwam de Heselbergh in 1929 in handen van de Rooms-Katholieke Stichting Insula Dei die er religieuzen, de Zusters van Liefde, huisvestten. In het Gelders Archief is terug te vinden dat in de jaren ’30 een aantal bouwvergunningen is aangevraagd vanwege dit aangepaste gebruik. Een luchtfoto zou de theorie van de uitbouw kunnen bewijzen. Een mooie optie daarvoor, en een tip voor onderzoekers (maar helaas niet goedkoop!), is de site Dotkadata.com, waarop je historische luchtfoto’s in hoge resolutie kunt bestellen. Een detail van een luchtfoto van 25 december 1944 (afbeelding 9. De Apeldoornseweg loopt van links, het noorden,
naar rechts) bevestigt de theorie: precies op de zuidoostelijke hoek van de garage is een uitbouw te zien! De groene pijl geeft aan in welke richting de foto’s met de burgerge-vangenen zijn genomen.

Afbeelding 9 en 10

STABSSCHARFÜHRER

De foto waarop de Stabsscharführer Britse krijgsgevangen fouilleert (afbeelding 4) kan overigens ook op een andere plek zijn gemaakt; op de achtergrond zijn geen herleidbare elementen te zien. Interessant zijn wel de Armelstreifen, manchettitels of cuff-titles in het Engels, die de Duitse ‘sergeant-majoor’ rond zijn linker onderarm draagt. Deze waren gebruikelijk in de Waffen-SS en gaven aan bij welk onderdeel of welke eenheid de drager zat. De militair op de foto heeft er zelfs twee. Met een beetje verbeelding kun je zien dat op de bovenste ‘Hohenstaufen’ staat en op de onderste ‘SS — Feldgendarmerie (afbeelding 10).
Aanvullend bewijs over burger- en krijgsgevangenen bij de Heselbergh komt uit een brief van ene R. Tiemens waarin hij vertelt hoe hij en drie anderen op 19 september “met een 8-tal opgepikte gevangenen uit de Koepelgevangenis” en “1 Engelse militair” naar de Heselbergh wordt gebracht “naar de Feldgendarmerie”. “Daar lagen al enige honderden Engelse krijgsgevangenen. Wij (burgers) werden tegen de muur gezet, met twee van die ‘bevriende’ Hollanders in dienst als bewakers. De gevangenen werden in de garage gestopt. Wij maakten luchtgevecht mee, beschieting enz. De Engelse krijgsgevangenen werden goed behandeld. Eerst tegen de avond werden wij verhoord door een Duitse officier met een Hollander (vermoedelijk Gestapo). Zij slikten ons verhaal en lieten ons vrij toen de lucht weer veilig was.”
Met dank aan Bart Belonje, Geert Maassen, Peter Vrolijk en Martijn Reinders.

ACTIVITEITEN

ACTIVITEITENRBEEK IN ‘T KLEIN
“Dat was vroeger een kruidenier; daar haalde ik mijn snoep. En daarnaast woonde een vriendje van school. Ik ging er wel eens spelen.” Een voormalig buurtbewoner wijst naar twee waarheidsgetrouwe schaalmodellen op tafel. De tafel geeft weer hoe de omgeving van het kruispunt van de Utrechtseweg en de Stationsweg in Oosterbeek er ongeveer uitzag tussen 20 en 25 september 1944. De gebouwen zijn gemaakt van mdf of vervaardigd met 3D-printers. Hotel Vreewijk en villa Quatre Bras zijn duidelijk herkenbaar op de hoeken van de kruising.
—Jurriën de Jong en Jasper Oorthuys
Ade Deacon, één van de twee bouwers van de panden op deze tafel, luistert verrukt naar de gids. “Nu heb ik bij deze twee huizen ook een verhaal!”, zegt de Brit. Voor Ade en zijn vriend Alan Sheward gaat de fascinatie voor Ooster-beek en de Slag om Arnhem terug tot hun schooltijd. Een jaar geleden rijpte het plan deze kennis om te zetten in een miniatuurstraatbeeld om hun wargames in te spelen. Honderden uren zijn besteed aan het bouwen en schilderen van huizen, maar ook aan het zoeken van foto’s om de gebouwen zo ‘echt’ mogelijk te maken. Zo

Tafel met het kruispunt.
De voorzijde van hotel Hartenstein.

Tafel met een deel van de noordelijke sector

bijvoorbeeld ook hotel Schoonoord, dat de oorlog niet overleefde. Al dit werk leidde uiteindelijk tot een evenement op 1 en 2 oktober in het Airborne Museum at Hartenstein, waar op verschillende tafels vier delen van Oosterbeek waren nagebouwd zoals ze er in september 1944 moeten hebben uitgezien.
Terwijl bezoekers hun ogen de kost geven aan de tafels, zijn sommigen ook benieuwd naar de wargames zelf. Wat dat zijn legt Richard Clarke uit. Richard is schrijver van de regels die dit weekend worden gebruikt voor het spel. “Bij wargames vecht je historische gevechten na, maar bestaat de mogelijkheid dat het anders eindigt dan in het echt,” vertelt hij. “Er zijn regels voor hoever je mag bewegen, de vuurkracht van wapens en het aansturen van de troepen. En omdat in oorlogen veel zaken van toeval afhankelijk zijn, gebruik je dobbelstenen. Bijvoorbeeld om te bepalen of er raak geschoten is of hoe de troepen reageren op ongunstige ontwikkelingen op het slagveld.” Wie echt geïnteresseerd is kan meespelen, met uitleg door de wargamers. Zo trekken drie jongens van een jaar of tien tegen elkaar ten strijde en later ook een zoon tegen zijn vader. “Als u naar buiten gaat en driehonderd meter naar het noorden loopt, komt u bij de Cronjéweg die u hier op tafel ziet,” zegt één van de Nederlandse wargamers die deze dagen als Nederlands-Engelse tolk optreden. “En een paar honderd meter naar het westen komt u bij de Sonnenber-glaan die u op die andere tafel daar kunt zien.” Ook hotel Hartenstein is nagebouwd. Ervóór staat een figuur dat Roy Urquhart voorstelt, met naast hem het Pegasusvaantje dat ook te zien is op de bekende foto van de generaal in de tuin van Hartenstein tijdens de slag.
Naast Britten en Nederlanders maken een Duitse en een Belgische wargamer het team compleet. “Wat ons betreft is wargamen niet het belangrijkste,” zegt Richard Clarke. “Het gaat ons er vooral om om bezoekers van het museum op een laagdrempelige manier in contact te brengen met wargaming én de geschiedenis, aan de hand van het terrein dat we hebben gebouwd. Als we het hele weekend niet hadden kunnen spelen en alleen maar hadden gepraat met bezoekers, was het ook goed geweest.”

ACTUEEL

EEN PAPIEREN SPOOR

HET ARNHEM POSTAL HISTORY PROJECT
Het Arnhem Postal History Project is een digitaal geschiedenisproject waarin meer dan 3.000 brieven en ansichtkaarten uit de periode 1939-1945 voor het publiek beschikbaar zijn gemaakt. De poststukken hebben één ding gemeen: ze hebben in Nederland gecirculeerd of zijn naar/uit ons land gestuurd, waarmee de collectie een niet-alledaagse inkijk geeft in het alledaagse leven van Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog. Van bijzondere waarde zijn de poststromen die verband houden met de Holocaust en de correspondentie die samenvalt met sleutelgebeurtenissen zoals de Hongerwinter, operatie Market-Garden of de Slag om Arnhem, die het project ook zijn naam gaf. Tim Gale is de initiatiefnemer van dit ‘papieren spoor’, zoals hij de collectie zelf noemt. Een nadere kennismaking met Gale en het project.
— Tim Gale | bewerking: Alexander Heusschen

VAN DEUR TOT DEUR

Papieren egodocumenten geven een eerstehands inkijk in gebeurtenissen die, wanneer ze eenmaal tot de canon van de geschiedenis zijn gaan behoren, vaak een wat beschouwende of afstandelijke benadering kennen. Daarbij maken handgeschreven notities, brieven en zelfs boeken de laatste decennia plaats voor een digitale wereld waarin onbeperkte hoeveelheden informatie (en desinformatie) met een muisklik beschikbaar zijn. Hoewel het digitale oneindig reproduceerbaar is, verliest de oude analoge wereld in snel tempo niet-vervangbare voorwerpen.
Dat is in de ‘postwereld’ niet anders. Verbazingwekkend genoeg heeft de hedendaagse filatelie de neiging zich niet te concentreren op de inhoud van een envelop, maar op de onderscheidende kenmerken van de postwikkel, postzegel of stempel én de route die werd afgelegd. Er is een aparte categorie, de zogenaamde ‘sociale filatelie’, die de afgelopen jaren enorm in populariteit is gegroeid. Deze trend weerspiegelt de hang naar het uitpluizen van familiegeschiedenissen. Families hebben vaak uitgebreide analoge collecties die veelal aan het publieke oog onttrokken blijven. Deze zijn met simpele middelen (denk aan scans en internetresearch) tot een meeslepende en ‘spannende’ ervaring te maken en leveren een gevarieerde en soms genuanceerdere kijk op bekende feiten, zoals die van de strijd in september 1944.
Zo brengen we in het papieren spoor dat we met het project trekken het leven van doodsbange Nederlandse bur-

Tafel met een deel van de noordelijke sector

Achterzijde van dezelfde envelop.

gers, verstopt in hun kelders, samen met de rauwe ervaringen van goed opgeleide, jonge luchtlandingssoldaten. De slag werd letterlijk uitgevochten van huis tot huis en van deur tot deur, zowel bij de brug als in de Oosterbeekse perimeter. Ieder huis had een brievenbus en zoals de foto (Ede, 1944) ‘aantoont’ bleven de Nederlandse posterijen, de PTT, de post nog lange tijd op een normale manier bezorgen. Het was de enige betrouwbare communicatielijn die nog beschikbaar bleef voor de gemiddelde burger. Totdat Market-Garden, en de nasleep ervan, het land in feite in tweeën splitste. Het zuiden was bevrijd en het noorden bleef bezet. De reguliere postverbindingen in laatstgenoemd gebied werden verbroken, waarop het Rode Kruis en particuliere koeriersdiensten deze taken op zich namen. PAPEGAAIENVOER
Het project mag dan Arnhem in de titel hebben, niet alle voorwerpen hebben met de slag te maken, noch vallen ze allemaal binnen de negen dagen die de slag duurde, maar een groot aantal draagt bij aan een beter begrip van de vaak onderbelichte persoonlijke gevolgen die de gebeurtenissen hadden.
Neem bijvoorbeeld de brief die Royal Navy Rating [een juniorfunctie, behorend tot één van de lagere rangen in de marine, AH] S. Kirkham op 24 september 1944 naar zijn broer, Private Harold Kirkham (service number 3857484), bij het 4th Brigade HQ Defense Platoon, stuurde. De envelop kwam terug op 18 oktober en werd ter velde gestempeld door iemand die behoorde bij het restant van het hoofdkwartier van de brigade dat ‘Arnhem’ had overleefd. De briefomslag vermeldt dat Harold Kirkham werd vermist: “It is regretted that this item could not be delivered because the addressee is reported missing”. Later zou blijken dat Harold was gesneuveld en aanvankelijk in een veldgraf bij landgoed De Sonnenberg, aan de westkant van Oosterbeek, ter ruste was gelegd. Harold ligt nu begraven op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery, graf 28-B-1
Een ander interessant stuk is een brief die eind 1944 werd verzonden door een ontevreden klant uit de buurt van Arnhem die klaagt over de inferieure kwaliteit van het pa-pegaaienvoer dat ze onlangs had gekregen van een Amsterdamse leverancier! We hebben ook tal van Rode Kruisformulieren, waaronder één dat werd verstuurd door de huismeester van Eusebiusbuiten-singel 69, het grote pand naast de schoolgebouwen bij de Arnhemse
verkeersbrug die door Major Lewis en zijn mannen waren ingenomen. Met het document geeft de echtgenote van de huismeester, mevrouw Janssen, informatie over het overlijden van de vrouw des huizes: Cornelia gravin Van Limburg Stirum.

LAATSTE GETUIGENISSEN

De door ons verzamelde poststukken bieden een tastbare verbinding met en een ander perspectief op gebeurtenissen die (ook internationaal) een grote bekendheid hebben. Nagenoeg alle stukken bevatten informatie over de afzender en de ontvanger: zo weten we in de meeste gevallen wie de brief of kaart heeft gestuurd, naar wie en via welke precieze route. Nauwkeurige informatie over de datum van schrijven én verzenden en de route die nodig was voor aflevering bieden nieuwe informatie vanuit een ander perspectief. Het zijn geen digitale weergaves of recreaties, maar de stukken papier met het handschrift van de afzender zijn daadwerkelijk daar geweest waar de gebeurtenissen plaatsvonden.
Hoewel niet direct gerelateerd aan de Slag om Arnhem, bevat de collectie ook behoorlijk wat materiaal dat van of naar Kamp Westerbork is gestuurd. Bekend is dat van de naar schatting 110.000 Nederlandse joden die via het kamp naar concentratie- en vernietigingskampen in het oosten werden gestuurd, ruim 102.000 de dood vonden. We zijn bijvoorbeeld in het bezit van drie ansichtkaarten die uit de trein zijn geworpen door Nederlandse joden die van Westerbork naar Auschwitz-Birkenau werden vervoerd. Geen van de afzenders, noch hun gedeporteerde familieleden, zouden levend terugkeren. De ansichtkaarten, gevonden door Nederlandse burgers die deze vervolgens op de post hebben gedaan, zijn daarmee de laatste getuigenissen van deze personen.

De voor- en achterzijde van het Rode Kruisformulier over de gravin (collectie Tim Gale).

WIE IS TIM GALE?

Dat Tim Gale (Portsmouth, 1963) ooit nog filatelist zou worden lag op z’n zachtst gezegd nooit in de lijn der verwachtingen. Ook het Arnhem Postal History Project is van recente datum. Gale: “ In 2019 kreeg ik van een boezemvriend, een internationaal gerenommeerde filatelist, een postwikkel die gericht was aan een mevrouw B. Haartsen-Heeck die op de Utrechtseweg 69 in Oosterbeek woonde. De envelop was gedateerd ‘25 september 1944′. Nieuwsgierig naar deze dame, die woonde op een plek die ik kende uit de boeken over de Slag om Arnhem, ben ik me meer en meer gaan verdiepen in de gebeurtenissen van destijds. Wat begon met één brief en één persoon, is inmiddels uitgegroeid tot een collectie van meer dan
3.000 poststukken die door heel Nederland zijn verzonden tijdens de oorlog.
Inmiddels is hij hiermee naar eigen zeggen “zelf gaan behoren tot een gemeenschap van liefhebbers die uren achtereen besteden aan het onderzoeken van intrigerende ervaringen van individuele soldaten die bij Arnhem vochten; bij wijze van spreken tot in een specifieke kamer in een bepaald huis, ergens aan de Utrechtseweg.”
Gale werd geboren als zoon van een marineman en bracht zijn jeugd door op plekken waar zijn vader op dat moment was gestationeerd. Via kostscholen in Engeland, Maleisië, Singapore, Qatar, Bermuda en Trinidad, kwam hij in 1980 terecht in de VS. Wat begon als “een bezoekje aan een vriendin op een privé-internaat in New York”, mondde na verdere omzwervingen, onder andere als internationaal koerier met als thuisbasis Nederland, uit in een langer verblijf in Amerika. Een carrière in de defensie-industrie volgde. Zijn eigen bedrijf, dat vanaf 1985 Britse fabrikanten van marine-uitrustingen hielp met de verkoop van hun technologie aan het Amerikaanse ministerie van Defensie wilden verkopen, is vandaag de dag een

Kees temidden van z’n ouders (via Tim Gale).

toonaangevend conglomeraat van defensie- en beveiligingsbedrijven dat opereert onder de naam AMS Group.
Met een grootvader die tijdens de oorlog op slagschepen diende in de Atlantische en Stille Oceaan en een vader bij de marine, kon de interesse in krijgsgeschiedenis bijna niet uitblijven. Toch is Gale in feite een late ‘Arnhem-be-keerling’: “Na het zien van A Bridge Too Far in 2018, ben ik me eigenlijk pas meer gaan verdiepen in de slag. Ik kocht het boek van Beevor en heb inmiddels meer dan 100 boeken over het onderwerp gelezen”. Ook was daar opeens in 2019 die ene brief die naar de Utrechtseweg leidde. Gale vervolgt: “Ik vroeg aan die
vriend die ik net noemde of hij misschien iemand kende die kon helpen bij het achterhalen van het verhaal erachter. Hij bracht me in contact met Kees Adema, een Nederlander en eveneens bekend filatelist die sinds 1964 in de VS woont. Toen ik voor de eerste keer met hem sprak, vroeg ik of hij bekend was met de Slag om Arnhem. Wat bleek: hij had als kind de slag zelfs meegemaakt, verstopt in hun huis (het toenmalige adres Huissenschestraat 13) in de nieuwbouwwijk net ten zuiden van de verkeersbrug. Zijn jongere broer werd geboren op 17 september 1944 en hun woning zou later door de Duitsers worden gebruikt als veldhospitaal. Sinds 2019 werk ik samen met Kees aan uitbreiding van de collectie. Bijna al ons materiaal is ingekocht op kleine veilingen of via filateliedealers in Nederland. Velen delen ons enthousiasme voor het bewaren van historisch interessant materiaal en zijn altijd zeer bereid ons te helpen. Zeker als het aankomt op het delen van het verhaal van gewone Nederlanders in oorlogstijd. Het accent ligt bij militaire geschiedenis vaak op de rol van de strijders. Maar zoals we vandaag de dag in Oekraïne zien, lijden ook de burgers terwijl de soldaten vechten.”

ZELF BIJDRAGEN?

Het Arnhem Postal History Project is momenteel samen met het Rosenzweig Center for History and New Media van de George Mason University in Virginia (VS) bezig met het bouwen van een online tool waarmee op interactieve wijze het door poststukken afgelegde traject minutieus kan worden gevolgd. Aan de hand van voorwerpen, foto’s, gereconstrueerde routes, tijdsaanduidingen en andere digitale en analoge bronnen maken geïnteresseerden straks een echte ‘tijdreis’. Gale is ook in gesprek met het Holocaust Memorial Museum en het Smithsonian National Postal Museum (beide in Washington DC) om het project publieksaandacht te geven.
Mocht u in de tussentijd meer informatie over het project willen hebben of zelf willen bijdragen aan het initiatief, bijvoorbeeld door documenten ter beschikking te stellen of te helpen met vertalen, neemt u dan contact op met Tim Gale via tim.gale@arnhempostalhistory.org

Een gedeelte van de (nu nog) digitale tentoonstelling van Tim Gale over de Holocaust in Nederland aan de hand van poststukken.

Thrown from a Train

Transit Camp Westerbork
Card thrown from a train – Amsterdam, November 16,1943
Domestic postcard tariff 5 cents (from August 20,1940 to November 1,1946).
Each Monday the camp administration would post a list of names of those who would be leaving on the Tuesday morning train “to elsewhere”. People had no time to inform family and friends of their imminent departure. Internees often saved a postcard that would be written and thrown from the train. Such postcards wound up along the train tracks and were mailed by sympathetic locals or railway workers who found them. This is how those left behind received a sign of life – often their last – from loved ones.
Card thrown from a train – Amsterdam, September 28,1943
This card was thrown out of a train by “Betty” on November 16, 1943, her fourth wedding anniversary. She writes with unwarranted optimism:
Mirjam Josephine Hesseline Cohen
Mirjam Josephine Hesseline Cohen was 23 years old when she threw this card from a train en route to Westerbork on September 28,1943.
Mirjam married Jacques Albert Weijel at Westerbork. Both were deported to Theresienstad and received permits to go to Switzerland and survived the war.

RECENT VERSCHENEN

PHILIP REINDERS, ARNHEM CASUALTIES

— Erik Jellema
Reinders beschrijft in Arnhem Casualties wat er met de vele Britse militairen is gebeurd die tijdens of na de Slag om Arnhem in krijgsgevangenschap zijn geraakt. In Duitsland kwamen zij terecht in krijgsgevangenkampen of ziekenhuizen. In het boek komen negen Stalags (Stammlagers), krijgsgevangenkampen voor soldaten en onderofficieren, één Oflag (Offiziers-Lagers) en drie hospitalen aan bod. Per plek maakt de auteur inzichtelijk wie daar omgekomen zijn als gevolg van eerdere verwondingen of wie een lot trof. Reinders vermeldt, voor zover dat bekend is, ook wie op welke militaire begraafplaatsen ter aarde is besteld. Aan de hand van Graves Concentration Reports en andere relevante documenten geeft hij een beeld van de omstandigheden waaronder de militairen zijn overleden: naast verwondingen zijn dysenterie en ondervoeding vaak doodsoorzaken.
Naast foto’s van de kampen en de betrokken personen, brengen krantenartikelen andere stukken de geschiedenis heel dichtbij. Zo is daar het verhaal van Sergeant Thomas Hollingworth. Hollingworth, een glider pilot, werd in zijn zweefvliegtuig gefotografeerd door het Public Relation Team dat hij aan boord had en dat verslag zou doen van de militaire operatie. Een paar weken later, op 6 oktober, werd hij in Stalag XIB bij Bad Fallingbostel tijdens een luchtaanval gedood door een Duitse bewaker, waarschijnlijk omdat hij tijdens de ontstane chaos de aanwijzingen niet had gehoord. Een totaal zinloze acties volgens getuigen. Thomas zou maar eenentwintig jaar oud worden.
Een ander verhaal met een opmerkelijk einde is dat van Major Thomas Montgomery, A Coy, 1st Battalion, The Border Regiment. De 36-jarige compagniescommandant raakte tijdens de Slag om Arnhem gewond aan zijn hoofd. Hij overleed door hartfalen op 21 november 1944. Aanvankelijk werd hij begraven in het Duitse Lingen. Toen zijn stoffelijk overschot later werd overgebracht naar Rheinberg War Cemetry, ten noordwesten van Duisburg, kwam hij als ‘onbekend’ te boek te staan. Op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery wordt hij herdacht met een grafsteen. Reinders vermeldt zijn geboortedatum: 17 oktober 1923. Dit zou betekenen dat Thomas Montgomery maar 21 jaar oud werd.
Met dit fraai vormgegeven boek schetst Reinders een levendig beeld van deze ‘epiloog’ van de Slag om Arnhem die voorheen hoofdzakelijk werd gekarakteriseerd door namenlijsten en statistieken. John Howes, kenner van de slag, wijst (potentiële) lezers op internet op enkele foutjes die zonder twijfel in het boek zijn geslopen. Geen reden om hoog van de toren te blazen, zou ik zeggen. Het werk vormt namelijk een welkome en nodige aanvulling op de Roll of Honour van de slag door Jan Hey en zorgt zo voor een nóg completere kijk op de gebeurtenissen van een kleine 80 jaar geleden.
Philip Reinders, Arnhem Casualties, British Soldiers who fought in Arnhem and Oosterbeek 17/26-09-1944 and died in German Prisoner of War Camps, ISBN 978-90-831-8425-8, pp. 121, hardcover, Engels, zeer veel geannoteerde zwart-wit- en kleurenfoto’s, enkele kaartjes en een overzicht van diverse hospitalen, www.Aviationwarbooks.nl (2022), € 25,-.

PROGRAMMA

• Voorjaar: Thema-avond en battlefield tour ‘101st Airborne Division tijdens operatie Market-Garden’
• Zomer: Thema-avond en battlefield tour ‘Groesbeek Heights: Browning HQ en 82nd Airborne Division’
• Najaar: Battlefield tour ‘1st Parachute Brigade -van DZ tot de brug’
Meer informatie is t.z.t terug te vinden op de VVAM-website, onze Facebookpagina’s en in dit magazine. Informatie over de inschrijvingsprocedure volgt via de website.
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 26 – MAART 2023
NUMMER 27 – JULI 2023
NUMMER 28 – NOVEMBER 2023

DE ACHTERZIJDE

Op 16 september jl. onthulden de burgemeester van Renkum, Agnes Schaap, en de kinderburgemeester van de gemeente, Thom Eerens, in Wolfheze een nieuw monument ter nagedachtenis aan het Glider Pilot Regiment. De gedenksteen is te vinden bij het Glider Landmark op de voormalige Landing Zone S. “We lost a lot for not much gain” is de laatste zin uit enkele citaten van de nog in leven zijnde Glider Pilots op de achterzijde (foto: Arjan Vrieze Photography).
In Airborne Magazine nr. 24 is op pagina 28 een deel van een foto weggevallen. Hier alsnog de correcte, zij het wat confronterende weergave.

Foto Arjan Vrieze

20-10-2022 09:36

 

 

Omslag: VOLUNTEER FOR THE PARACHUTE MEDICAL SERVICES. THERE IS A PLACE FOR YOU. YOUR C.O. WILL FORWARD YOUR APPLICATION.
Airborne Magazine Jaargang 8, nr. 24, juli 2022
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871. Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie
Redactie Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee Luuk Buist, Alexander Heusschen, Wim Kersten, Lisa van Kessel, Roland de Kwant, Cynthia Leiwakabessy (FunckSterrShoots), Leo van Midden, Joris Nieuwint, Yvette Polman, Rob van Putten, Martijn Reinders, Berry de Reus Fotografie, Corine van Ruissen, Matthijs Somford, Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst Druk Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemuseum.nl
Retourpost: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem
Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51

Contributie VVAM

Individueel lid: € 30 per jaar (jan t/m dec) Gezinslidmaatschap: € 40 per jaar (jan t/m dec) NL 80 INGB 0004 4036 41
Archivering & losse nummers – info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE

3 Verenigingsnieuws
4 Museumnieuws
6 Interview – Dick Timmerman, Airborne Battle Wheels Oosterbeek
10 Actueel – Stormschade op de ‘Wossowski’-akker
12 Museumcollectie – De Perimeter: leven en slapen aan het front
14 Persoonlijk – Tony de Ridder
16 Ministory 140 – Het Gemeente Ziekenhuis tijdens de slag
24 Achtergrond – Tussen Beukenlaan en Oude Kerk, deel III
30 Battlefield tour – XXX Corps, springplank naar Market-Garden
34 Boeken
35 Programma

BIJDRAGEN

De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: Rekruteringsposter (lithografie) ‘RAMC Parachute Units’, ontworpen door Abram Games (1914-1996), gedrukt door Henry Hildesley, Londen 1944 (met toestemming van het National Army Museum, Londen).
Zie Ministory 140 op pagina’s 16-23.

BESTUURSMEDEDELINGEN

— Otto van Wiggen
Op 23 april vond de jaarlijkse algemene ledenvergadering (ALV) van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum (VVAM) plaats, voor de tweede keer in het Airborne Museum. Tijdens het ochtenddeel gaf de directeur van het museum, Ronnie Weijers, een toelichting op het toegenomen aantal bezoekers: groepen weten het museum inmiddels weer te vinden, en het is weer druk als vanouds. Met hulp van de overheid, fondsen en tegemoetkomingen is het museum erin geslaagd beide coronajaren met een positief resultaat af te sluiten.
Op 16 april is een tijdelijke tentoonstelling geopend over De Perimeter; qua vorm en inhoud reden voor gepaste trots. Er wordt hard gewerkt aan uitbreiding van de vitrines in de stiltekamer, en er wordt gezocht naar een manier om de persoonlijke verhalen achter de medaillecollectie in de ruimte beter te vertellen.
Voor 2023 is een tentoonstelling gepland over Duitse en Oostenrijkse joden die naar Engeland ontkwamen en als militair vochten tijdens de Slag om Arnhem. Weijers vervolgde zijn update met de mededeling dat het Airborne Museum nog 300 tijdelijke abonnementhouders heeft van wie het abonnement op korte termijn afloopt. Zij zullen worden uitgenodigd om lid te worden van de VVAM, zodat zij voor langere tijd verbonden blijven met het museum.
Na Weijers’ uiteenzetting overhandigde de voorzitter van de VVAM een eerder door de vereniging aangeschafte zeldzame Britse postduivenkoker aan het museum die dienst heeft gedaan tijdens de slag. De koker zal worden toegevoegd aan de museumcollectie.
Het middagdeel van de ALV bestond uit een zeer interessante, maar ook uitvoerige lezing door militair-historicus Johan van Doorn die het gezelschap van meer dan 40 ge-interesseerden meenam in zijn kijk op de rol van het Britse Second Army in de cruciale weken vóór operatie Market-Garden. Eén van de belangrijkste conclusies was dat de geannuleerde operatie Comet van 10 september, met de kennis van nu, weleens een grotere kans van slagen kon hebben gehad dan Market-Garden.

LEZINGENREEKS

In samenwerking met de VVAM organiseerde het Airborne Museum dit voorjaar een reeks expertsessies over aspecten van de Slag om Arnhem die bij het grote publiek minder bekend zijn. Op 20 maart gaf Luuk Buist, co-auteur van Glider Pilots at Arnhem een toelichting op de infanterierol van glider pilots die waren opgeleid om na de landing mee te vechten. De lezing van 18 april stond in het teken van de Eighth US Air Force. Ivo de Jong en Antoon Meijers gingen nader in op de rol van de 8th voorafgaand aan de landingen op 17 september 1944. Deze minder belichte kant van de operatie maakte nog maar eens duidelijk welke enorme inspanningen werden verricht om de Duitse luchtafweer uit te schakelen.

Ronnie Weijers (L) en Otto van Wiggen bij de overhandiging van de postduivenkoker.

Geert Jonker, kapitein bij de Bergings- en Identificatie-dienst van de Koninklijke Landmacht, vertelde op 15 mei aan een groot aantal geïnteresseerden over zijn werk om ongeïdentificeerde slachtoffers uit o.a. de Slag om Arnhem hun identiteit en waardigheid terug te geven: van de opgravingen en het identificatieonderzoek, tot de herbegrafenis op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery. Op 19 mei was het onderwerp het leiderschap van de commandant van de 1st Airborne Division, Major-General Roy Urquhart.

VERENIGINGSSTATUTEN AANGEPAST

De statuten van de VVAM, die nog dateerden uit de begindagen van de vereniging, zijn onlangs herzien om deze te laten voldoen aan de juridische eisen van deze tijd. De hoofddoelstellingen, waaronder ondersteuning van het Airborne Museum en het bevorderen van kennisdeling over de Slag om Arnhem, worden onverminderd gecontinueerd. De door de notaris en het bestuur voorgestelde wijzigingen in de nieuwe statuten zijn tijdens de ALV besproken. De opmerkingen uit dit overleg zijn daarop verwerkt in een definitieve versie die op 21 mei jl. in een tweede bijeenkomst is bekrachtigd.

MUSEUMNIEUWS

BEZOEK DE TIJDELIJKE TENTOONSTELLING ‘DE PERIMETER’
— Yvette Polman

Foto: Billie-Jo Krul.

De Britse 1st Airborne Division, ondersteund door Poolse luchtlandingstroepen, trok zich na dagenlange gevechten terug uit Arnhem en vormde een verdedigingsgordel in Oosterbeek: de zogenaamde perimeter. Villa Harten-stein werd het zenuwcentrum van de Britse verdediging in een steeds kleiner wordend gebied. In de kelder werd de commandopost van de divisie ingericht van waaruit Major-General Urquhart en zijn staf de Britse en Poolse troepen leidden. Al snel ontstonden grote tekorten aan eten, medische voorraden en munitie. De bevolking van Oosterbeek had geen tijd om te vluchten en kwam midden in de strijd terecht. Burgers schuilden in hun kelders en hielpen de troepen waar ze konden.
Aan de hand van bijzondere objecten, dagboeken en brieven van mensen die de gevechten van dichtbij meemaakten, wordt in tentoonstelling De Perimeter de geschiedenis verteld van deze felle strijd. Je maakt onder andere kennis met Captain Stuart Mawson, een arts die was verbonden aan het 11th Parachute Battalion.
“Throughout the hospital, in the rooms which were exposed, the same scenes were repeated. Outside erupting chaos, inside a brotherhood of suffering and service. Wounded,
nurses, orderlies, administrators, padres, doctors all face to face with the same crashing world, all digging down into their deepest sources of endurance and miraculously finding something that answered their purpose”.
www.airbornemuseum.nl/ tentoonstellingen –

Captain Stuart Mawson, 1944.

VRIJWILLIGERS GEZOCHT

Het Airborne Museum is op zoek naar vrijwilligers! Ben jij de enthousiaste gastheer of -vrouw die ons team komt versterken? Je werkt in deze functie samen met één of meer directe collega’s in een betrokken team van vrijwilligers. Samen zijn jullie het visitekaartje van de organisatie en dragen jullie zorg voor een gastvrije en professionele ontvangst van bezoekers. Daarnaast zoekt het museum ook weekendmanagers. In deze uitdagende, veelomvattende en verantwoordelijke functie ben je minimaal twee weekenddagen per maand eindverantwoordelijke in het Airborne Museum. De weekendmanager opent en sluit het museumgebouw volgens de geldende richtlijnen en procedures en is eindverantwoordelijke bij de afhandeling van incidenten en ontruimingen. Je hebt een scherp oog voor ongewenste en afwijkende situaties, maar weet museumbezoekers ook een gevoel van welkom te geven.
Enthousiast? Lees meer over werken bij het museum op airbornemuseum.nl/vacatures of solliciteer direct via secretariaat@airbornemuseum.nl.

FOTO’S COLLECTIE KOREVAAR OPENBAAR

— Leo van Midden | foto’s: C. Korevaar-Rietkerk, Oosterbeek – collectie familie Korevaar
In de maartuitgave van Airborne Magazine, nr. 23, publiceerden we een artikel over fotograaf Johannes (Hans) Leusden die de verwoestingen in Oos-terbeek na de slag vastlegde. Dit leidde
Gemeentelijk monument steenfabriek Korevaar na de oorlog.
tot een reactie van Erik Korevaar uit Oosterbeek die in het bezit is van een fotocollectie van het gehavende dorp en zijn omgeving, waaronder afbeeldingen van de ernstig beschadigde steenfabriek in de uiterwaarden bij Driel.
De naam Korevaar is sinds 1925 verbonden aan deze steenfabriek.

De gehavende schoorsteen, een bekend oriëntatiepunt aan de Drielse Rijndijk tegenover Kasteel Doorwerth, is nog steeds zichtbaar en herinnert aan de gevechten om het Duitse bruggenhoofd in oktober 1944.

De link van de familie met de fabriek maakt de collectie extra interessant. Erik Korevaar heeft zijn verzameling aan Airborne Magazine aangeboden voor digitalisering om deze bijzondere visuele geschiedenis te behouden en
beschikbaar te stellen voor een breder publiek. De komende tijd zullen we delen van de door fotograaf Berry de Reus gedigitaliseerde collectie publiceren op de VVAM-website of in het magazine. Uw reacties, verhalen of aanvullende informatie over de soms onbekende locatie van de foto’s zijn zeer welkom.

INTERVIEW “WE ZIJN GEEN RE-ENACTMENTKAMP, EEN SPIJKERBROEK IS PRIMA, LEGERGROEN OOK”

DICK TIMMERMAN, VOORZITTER STICHTING AIRBORNE BATTLE WHEELS OOSTERBEEK (ABWO)
Het is in de loop der jaren één van de vaste waarden geworden tijdens de jaarlijkse Airborne-herdenkingen in september: het Airborne Battle Wheels Weekend. Dick Timmerman, man van het eerste uur, organiseert samen met de stichtingsleden dit jaar de 25e editie.
— Alexander Heusschen

foto pag. 6: FunckSterrShoots

Een stichting die eigenlijk maar één ding per jaar doet, Dick Timmerman (66) kan er de humor wel van inzien. Het Airborne Battle Wheels Weekend is een jaarlijks, vier dagen durend evenement met WOII-voertuigen in Arnhem en Oosterbeek. Een rit met re-enactors (‘figuranten’ is de wat scheef gaande Nederlandse vertaling) van de historische landingszones bij Renkum naar de brug bij Arnhem, een ‘vehicle display’ en een Airborne-camping voor de voertuigeigenaren aan de Utrechtseweg in Oosterbeek vormen het hart van de ABWO-activiteiten.
Tenminste, als er niet toevallig een pandemie heerst. De laatste camping was in 2019, vorig jaar kon alleen de Race to the Bridge doorgaan. Timmerman heeft het sociale gebeuren in september gemist: “Drie jaar niks doen, de mensen niet zien waar je jaarlijks zo intensief mee optrekt, dat is allemaal minder leuk. Maar gelukkig kan het allemaal weer. Hoop ik dan. Door die idiote oorlog [in Oekraïne] is het aantal aanmeldingen voor deelname op dit moment wel lager. De drempel voor Oost-Europeanen – Tsjechen, Polen – is toch een stuk groter geworden. Of dat ook geldt voor Belgische, Franse en Britse deelnemers gaan we zien. We verwachten in ieder geval weer 200-250 deelnemers in september.”

DE START

Timmerman, onlangs gepensioneerd als docent-coördina-tor Land- en watermanagement aan de Hogeschool Van Hall Larenstein in Velp, vertelt over de voorbereidingen die meestal in februari beginnen: over het opzetten van de tenten voor de voertuigeigenaren alias campinggasten van het Airborne-kamp, over vuistdikke waterleidingen, het leggen van vloeren, de catering – “blauwe hap op vrijdag, Engels ontbijt op zondag”, de opslag, logistiek en communicatie, alles wat zoal komt kijken bij het bouwen van een tijdelijk dorpje. De gemeente Renkum stelt ieder jaar een aggregaat ter beschikking, de militaire veldkeuken komt dit jaar uit Groningen. “En we hebben dit jaar voor het eerst livemuziek op zaterdagavond”, zegt Timmerman met enige trots.
Hoe anders was het toen in de jaren ‘90 het grote publiek ‘Arnhem’ ging omarmen en er meer ruimte kwam voor sociale evenementen tijdens de herdenkingsperiode in september. “Eens even denken”, zegt Timmerman. “Ik werd voorzitter van ABWO in 1997. In het begin waren we helemaal niks, we stelden amper iets voor. Het waren allemaal verzamelaars die de start maakten. Het begon met
www.airbornebattleffleels.nl

OOSTERBEEK

een kampementje in een bosperceel bij camping de Bilderberg. Daarna konden we gebruik maken van de camping bij de sportvelden in Oosterbeek. Voordat we in 2001 een stichting werden stond mijn naam onder alle documenten; contracten ondertekende ik zelf. Dat is een behoorlijke verantwoordelijkheid: als er dan een tent op de camping afbrandt, kun je meteen je huis verkopen.”

De ‘feesttent’ op de ABWO-camping in 2017 (foto: Dick Timmerman).

DE INTERESSE

Timmermans interesse voor de oorlog volgde de klassieke formule van de militair-historisch geïnteresseerde: ‘gelezen – gevonden – gekocht’ – vaak ook in die volgorde. Afkomstig uit een Arnhems gezin was de oorlog bijna letterlijk in de achtertuin te vinden. Met een opa die politieman was in de oorlog, “maar wel een goeie”, een oma die weleens vertelde over de evacuaties in 1944 en de aanschaf van een metaaldetector in 1980 ontkiemde een levenslange interesse. Timmerman: “Ja, dan vind je je eerste Duitse helm, hier in de buurt van het voormalige Ehrenfriedhof, je bezoekt eens een beurs, je koopt wat en zo wordt het steeds groter. Ik ben begonnen met Engelse motorfietsen. Ik heb een ooit een Matchless G3, een Flying Flea en een Norton 16H aangeschaft en heb nu een Ford GPW [Jeep] uit 1944. Maar, durf ik wel te zeggen: ik ben er nooit in doorgeslagen. Ik heb geen spullen in de woonkamer hangen, mijn collectie komt het daarvoor ingerichte kamertje niet uit en ik krijg eigenlijk nooit verzamelaars over de vloer”.

DE BEGRAFENIS

Dat de interesse ook onvermoede zaken met zich mee kan brengen, blijkt als Timmerman nog even terugkomt op het zoeken met een metaaldetector. “Samen met mijn broer en een maat uit Oosterbeek hebben we in de loop der jaren een behoorlijk aantal stoffelijke overschotten kunnen lokaliseren, waaronder eentje op de Ginkelse Heide, twee vermisten aan de Van Lennepweg in Oosterbeek en een Duitser, in de buurt van Wilp, die een kogelgat in zijn voorhoofd bleek te hebben. Elf man in totaal. De gravendienst van Defensie, in Bussum destijds, was helemaal niet gelukkig met ons als metaaldetectorjongens. Dat heeft zelfs nog een keer geleid tot een huiszoeking hier. Ik weet nog goed dat ik op mijn werk was, en werd gevraagd onmiddellijk mee naar huis te komen. Ik zou spullen mee hebben genomen van één van de lijken; mensen hadden me weg zien lopen met een wapen. Nou, ik kan je vertellen: het enige dat ze gezien kunnen hebben, waren een detector en een schep.” Timmerman maakt met twee handen een gebaar van machteloosheid.
Met name de vondst van de vermiste negentienjarige Private William John Allen van B Company, 10th Parachute Battalion, vlakbij wat nu restaurant Juffrouw Tok is op de Ginkelse Heide, maakte veel indruk op Timmerman: “Ik vond eerst allemaal uitrustingsstukken, waaronder een leren broekriem. Al snel bleek dat ik een vermiste militair had gevonden; ik bracht de instanties op de hoogte. Omdat Allen z’n naam aan de binnenkant van de riem had ingekrast kon zijn identiteit eenvoudig worden achterhaald.
Daarna hoorde ik er niets meer over. Totdat op een gegeven het tv-programma Hier & Nu van de NCRV een kort item wijdde aan zijn begrafenis, waarbij zijn moeder en zus aanwezig waren. Ik was daar helemaal buiten gehouden.” Timmerman heeft nooit contact gezocht om te vertellen dat hij de man was die William na al die jaren had gevonden. “Ik heb het maar zo gelaten”, zegt hij berustend.

DE RIT

Terug naar Airborne Battle Wheels en de Race to the Bridge. Dat dat laatste evenement zo’n publiekstrekker van jewelste zou worden was niet 1-2-3 voorzien. Timmerman: “De Race to the Bridge is ooit begonnen op eigen gelegenheid, als een Airbornerit van eigenaren van parafietsen. Op een gegeven moment gingen er historisch gezien verkeerde voertuigen mee rijden, GMC-trucks en zo, en hadden we een stoet van vijf kilometer. Dat werd echt te groot.” Wat verdween was het algemene karakter, wat is gebleven is de belangstelling. Vaak staat het bij het beginpunt in Renkum, bij Eethuys Airborne, al rijendik langs de kant. Maar andere belangstelling is er ook: van illegale boefjes die vanuit zijstraten op het parcours willen invoegen in de stoet, of van mensen met andere intenties. Er was gedoe over Duitse voertuigen met hakenkruizen die deelnamen aan de rit, er deden zich discussies voor over het ‘echtheidsgehalte’ van de ABWO door Engelse re-enactmentgroepen met een andere agenda. Timmerman daarover: “We zijn geen re-enactmentkamp. Een spijkerbroek is prima, legergroen ook.”

Timmerman (midden) bij de Race to the Bridge in 2012 (foto: Berry de Reus Fotografie).

Niet iedereen zal sowieso even gecharmeerd zijn van oudere heren en dames in WO2-uniformen?
“O, zeker!”, geeft Timmerman meteen toe. “Ik weet nog wel dat ik met mijn windproof aan bij Café Gondrée naast Pegasus Bridge in Normandië stond, met een pilsje in de hand. Eén van de aanwezige veteranen ging helemaal door het lint omdat ik een uniform uit die tijd droeg. En er zijn ook wel mensen in het publiek bij de Race to the Bridge die roepen: ‘Jullie zijn geen echte’.” Timmerman luchtig: “Ik zoek het ook niet meer op. Een wollen uniform dragen op m’n 66e? Nee, dankjewel.”
Het vele geregel met weinigen, de bijkomende stress en het gedoe braken Timmerman en de stichting steeds meer op. “Een jaar of vier geleden dacht ik: ‘Ik stop ermee’. Dat was sowieso een beetje het sentiment binnen de stichting. De animo was weg en een aantal vonden het wel goed geweest zo.” Uit de blik van Timmerman valt op te maken dat afzwaaien voor hem eigenlijk geen optie was, wat hij onmiddellijk beaamt: “Als persoon kun je stoppen, als stichting niet. Dat vind ik althans. Ik zit er dus nog steeds. Inmiddels is ABWO een gestroomlijnde organisatie met nieuwe, vooral jongere aanwas. Ons bestuur bestaat momenteel uit zeven man en we hebben dertien mensen in ‘de schil’, verdeeld over zes werkgroepen. Het verstand en plezier zijn weer terug.”
En dat gedoe, dat zal wel altijd bij de verantwoordelijkheid voor een groot evenement blijven horen?
“Ja, dat voorkom je niet. Als er een dronken iemand in uniform door Oosterbeek loopt, dan wordt al snel naar ons gekeken. Leg dan maar eens uit dat deze persoon niet bij ons hoort. Of neem het dragen van wapens: vroeger keken de autoriteiten even de andere kant op in dat soort situaties. Dat is nu niet meer voor te stellen, en maar goed ook. Wapens worden nog wel gedragen, op de man of als ze vast zitten op een voertuig, een Vickers K-machinegeweer of zo, maar ieder jaar moet ik weer hannesen met vergunningen. En met de ellenlange digitale formulieren van de gemeente Renkum. Dat hoort er nou eenmaal bij. Het enige dat wij kunnen is zeggen is ‘loop niet met wapens de Albert Heijn binnen’ en houd je aan de regels’.”
Over dronken gesproken: een bijzonder voorvalletje was ook de veteraan die een keer midden in de nacht liggend op het fietspad vóór het Airborne-kamp werd aangetroffen. Timmerman: “Gat in het hoofd, een servet op de wond. Die was natuurlijk in laveloze toestand van Schoonoord op weg gegaan naar z’n slaapadres en ten val gekomen. We hebben hem onder een heater gezet, waar hij ons vervolgens de hele nacht heeft beziggehouden. Tegen de ochtend is hij door de politie meegenomen naar het bureau in Wa-geningen, waar ze hem in bed hebben gestopt. Bleek later dat hij op weg was geweest naar Hotel de Bilderberg, pal tegenover ons, aan de andere kant van de Utrechtseweg.”
Wat blijft het meeste bij na 25 jaar?
“Dat het bijna altijd goed weer is tijdens het Airborne Weekend”, zegt Timmersmans echtgenote Tineke, die net thuiskomt, met een kwinkslag. Behalve die ene keer in 2018 dan, toen een Engelse Lord meereed in de Race: tien graden, horizontale regen, maar het Hogerhuislid gaf geen krimp. ‘I’ve come prepared’, met een regenjasje ónder z’n parasmock. Timmerman en zijn vrouw kunnen er smakelijk om lachen. “Wij waren door-en-door nat en helemaal verkleumd. Ik heb een half uur onder de douche gestaan om weer op te warmen”, zegt hij.
Maar als er iets is dat kenmerkend is voor het Airborne Weekend dan is het wel de sociale verbondenheid, weten ze. “De Engelsen zijn altijd zó dankbaar voor wat we doen. De saamhorigheid van de vaste groep, in een bepaalde setting, waardoor het voelt alsof je alsof je elkaar gisteren nog hebt gezien. Dat is wat het zo bijzonder maakt”. Op naar editie 25.

ACTUEEL

STORMSCHADE OP DE ‘WOSSOWSKI’-AKKER
Het was één van de eerste voorjaarsdagen: prima weer voor een Perimeter-wandelrondje. De zon zorgde voor een verrassende warmte. Menig voorbijganger had nog een sjaal om, een muts op en handschoenen aan. Maar na beklimming van de Westerbouwingtrappen vanaf de Veerweg gingen bij ons de Jassen uit.  Martijn Renders
Als je op deze hoogte het landschap overziet, dan is het als geïnteresseerde in de Slag om Arnhem moeilijk niet aan de gebeurtenissen van september 1944 te denken. Wat de historische gedachten versterkt is dat, in tegenstelling tot andere delen van Nederland, de omgeving hier nauwelijks is veranderd. Vanaf de parkeerplaats, op de flank van de stuwwal, glooit een open akker naar beneden. In de verte is de spoorbrug is te zien, aan de horizon de toren van de Eusebiuskerk in Arnhem: plekken uit de Britse gevechtsverslagen waar de gevechten zich zichtbaar en hoorbaar afspeelden. Onderaan de heuvel ligt een beekdal waardoor het water oorspronkelijk afvloeide naar de Nederrijn. Links en omhoog loopt de Van Borsselenweg, destijds dagenlang de scheidslijn tussen Brits en Duits. Onderaan de akker lag een deel van B Company van het Border Regiment ingegraven, daar gepositioneerd om Duitse tegenanvallen af te slaan. Het is het bekende verhaal van het zogeheten Bataillon ‘Wossowski’: tweedehands Renault-tanks van Franse makelij en opleidingstroepen van de Luftwaffe tegen elite Airbornes. Hier verloren de Britten de strategische Westerbouwing, en kort daarna ook de stellingen in het genoemde dal. Met een beetje fantasie is het strijdverloop vandaag de dag nog in te beelden.

HEVEA

Naast alle historische gegevens viel gedurende de voettocht nog wat anders op: de toegebrachte schade door het natuurgeweld tijdens de maartse drielingstorm Dudley-Eunice-Franklin; codes oranje en rood leidden in vrijwel het hele land tot slachtoffers en tot miljoenen aan materiële schade, ook in de natuur. Zo’n storm, als onderdeel van deze zelfde natuur, zorgt voor een bepaalde dynamiek. Verse littekens brengen soms oude weer boven. Zo is het vinden van hulzen of ander kleinood al lang geen zeldzaamheid meer als na een flinke regenbui of windhoos bos, hei of akker een ander uiterlijk hebben gekregen.
Ik herinner me een leren damesschoen die onder een ontwortelde boom uitstak, na een storm in 2018. Op die plek stond in de oorlog het hoofdgebouw van Teerose II: de Duitse radiopeilstelling die ook tijdens operatie Market-Garden een rol speelde in de Duitse gevechtsleiding in de lucht. Op de rubberen hak stond de reliëftekst ‘HEVEA’, en bleek dus te zijn geproduceerd in de rubberfabriek van Heveadorp. De zool had een duidelijk versleten gat. De schoen is hoogstwaarschijnlijk gedragen en afgedankt door één van de vrouwelijke Helferinnen.

Luchtfoto van de ‘Wossowski-akker’: 1) Posities B Company, Border Regiment – na 21 september Duits, 2) Uitgeschakelde Renault-tanks, 3) De NederriJn, 4) Eikenbomen met schade – 2022 (Gelders Archief: 1560-1187, Public Domain Mark 1.0 licentie – bewerking door M. Reinders).

DONKERBLAUWE VLEKKEN

Heveadorp brengt me terug naar de wandeling op de stuwwal bij de Westerbouwing. Niet alleen bodemvondsten kunnen na lange tijd weer daglicht zien, ook sporen die feitelijk al die tijd al in de openbare ruimte stonden, kunnen ineens weer hun relatie met de septemberdagen van 1944 prijsgeven. Op de hoek van de parkeerplaats van de Westerbouwing en de ‘Wossowski-akker’ langs de Bene-dendorpsweg bleek een aantal oude eiken het slachtoffer te zijn geworden van de recente stormen; uit voorzorg waren de resten ervan gekapt. We passeerden de gevelde bomen, die inmiddels als gezaagde stammen haaks op het fietspad lagen. Het hout van minstens vijf exemplaren vertoonde donkere vlekken, met elk een eigen patroon. Vermoedelijk waren deze delen afkomstig van één of twee bomen. Mijn eerste ingeving was dat dit onmiskenbaar ‘stresssporen’ zijn: trauma veroorzaakt door gloeiendhete, met hoge snelheid in het hout gedrongen stukken metaal. De diep-donkerblauwe kleur is veroorzaakt door het staal van een granaat- of bomscherf, wellicht een kogelpunt. De schade in de bast aan de buitenzijde zal na het moment spoedig zijn hersteld, waarna het metaal werd ingekapseld en afgesloten van de buitenwereld.
We telden de jaarringen in het hout en kwamen tot de conclusie dat de bomen rond 1880 moeten zijn aangeplant. Een kaart in het Gelders Archief bevestigt dat in 1933 het perceel bestond uit “eikenhakhout”. Na de impact, vermoedelijk dus in september 1944, heeft het metaal nog decennialang als een inktvlek door de boom gewoekerd. De ringen zijn tot ongeveer 30 jaar terug in de tijd aangetast en hebben ook de toen nog groeiende jaarringen blauw getint. HOUTEN GETUIGE
De Westerbouwing heeft veel langer onder vuur gelegen. Zoals wel vaker met archeologische waarden uit een vindplaats met verscheidene tijdlagen is het lastig een object aan één moment te koppelen. Andere opties blijven mogelijk,

Foto: M. Reinders, 19 maart 2022.

zoals artilleriebeschietingen tot in april 1945. Ook is schade aan bomen of gebouwen in de Perimeter natuurlijk verre van uniek. Het is alleen lang niet altijd herkenbaar op het eerste gezicht. Een aantal jaar geleden zou een app worden gelanceerd waarmee “bomen als tijdscapsules” in park Hartenstein konden worden opgespoord, aan de hand van meetbare kogel- en scherfsporen. Uiteindelijk kwam dit initiatief niet van de grond. Wat vaststaat is dat de sporen in de stammen langs de Wossowski-akker zijn veroorzaakt door oorlogsgeweld. In een split second penetreerden granaat-of bomscherven de eiken. Het zijn krachtige symbolen, wat onder meer blijkt uit het feit dat het In Flanders Fields Museum in Ieper, op een slagveld dat geen verdere introductie behoeft, een dergelijke stamschijf in zijn collectie heeft opgenomen. Bomen, sommige met een monumentale status, worden daar gezien als laatste getuigen van de verwevenheid van landschap en strijd.

MUSEUMWAARDIG

De door de oorlog getekende jaarringen gaven mij op die voorjaarsdag een zeldzame, tastbare inkijk in een heel specifiek moment, eentje die ter plekke eigenlijk meer indruk maakte dan op de hier afgedrukte foto’s. Het is goed mogelijk dat de schade werd toegebracht op 21 september 1944, tijdens de Duitse aanval, de Britse tegenaanval of de uiteindelijke Duitse overname van de kruising bij de Veerweg (in de flauwe bocht van de Benedendorpsweg naar beneden, nagenoeg naast de nu gevelde eiken, werd overigens één van de Renault-tanks tot staan gebracht). Dit soort sporen van de oorlog blijft aan het licht komen om te worden opgemerkt door toevallige passanten. Een bomenkenner verzekerde mij dat hout met dergelijke schade waardeloos is voor verdere productie. Deze boomstammen zullen waarschijnlijk worden vernietigd. Het zet aan het denken: zijn dit, net als in Vlaanderen, eigenlijk geen museumwaardige objecten?

DE PERIMETER: “LEVEN EN SLAPEN AAN HET FRONT”

Tijdens de strijd in het bruggenhoofd van Oosterbeek konden militairen en burgers zich moeilijk verplaatsen. Veel van hen waren gebonden aan de plek waar zij waren toen het geweld losbarstte. Deze locaties bepaalden het beeld dat zij hadden van de strijd en beïnvloedde welke mensen zij ontmoetten. De tijdelijke tentoonstelling ‘De Perimeter’ zoomt in op zes locaties binnen deze verdedigingsgordel om te zien hoe burgers en militairen de strijd daar beleefden. Eén van deze plekken is Hotel Schoonoord.
— Lisa van Kessel

Ansichtkaart van Hotel Schoonoord in 1941 (Gelders Archief: 1513-3025, fotograaf onbekend, Public Domain Mark 1.0 licentie).

HOTEL SCHOONOORD

Hotel Schoonoord, gerund door de familie Van der Vlist, lag aan de Utrechtseweg in Oosterbeek. Op 18 september 1944 namen troepen van de 181st Airlanding Field Ambulance, onder leiding van Lieutenant-Colonel Arthur Marrable, het hotel in gebruik als noodhospitaal. Vrijwel onmiddellijk werden zo’n 150 gewonden uit Wolfheze voor behandeling naar Schoonoord gebracht. Het hotel zou aanvankelijk als tijdelijke medische tussenstop dienst doen, maar bleef gedurende de gehele slag actief als noodhospitaal. Op 20 september namen Duitse troepen het hotel in. Lichtgewonden en het gros van het medisch personeel eindigden die dag in krijgsgevangenschap. Omdat de zwaargewonden achter moesten blijven kon Marrable de Duitse officieren ervan overtuigen een deel van zijn medische staf aan het werk te houden in het noodhospitaal, zij het onder Duitse bewaking.
Een dag later lukte het troepen van 4th Brigade om Hotel Schoonoord te heroveren, waarmee de plek opnieuw van ‘eigenaar’ wisselde. De Duitse troepen waren echter nog dichtbij, wat betekende dat het hotel midden in de verdedigingslinie kwam te liggen. Het lag hierdoor continu bloot aan beschietingen, wat het gevaarlijk maakte gewonden en medische voorzieningen te verplaatsen naar de operatiekamers in Hotel Tafelberg. Als gevolg hiervan moesten in sommige gevallen amputaties verricht worden met ontsnappingsvijlen; de gebruikelijke amputatiezagen lagen allemaal in Tafelberg. Op 23 september wisselde Hotel Schoonoord voor de laatste keer van hand. Duitse troepen namen het noodhospitaal in. Tijdens de wapenstilstand van 24 september werden de zwaargewonden vanuit het hotel afgevoerd naar onder andere het St. Elisabeths Gasthuis en de Koning Willem III-kazerne in Apeldoorn.

HENDRIKA VAN DER VLIST

Hendrika van der Vlist was de 29-jarige dochter van de hoteleigenaars. Tijdens de strijd in de perimeter werd zij het eerste contact van de Britse troepen in Hotel Schoonoord. Hendrika en de mensen om haar heen waren nog bezig met

Hendrika van der Vlist in 1941 (Gelders Archief: 1541989, fotograaf onbekend, Public Domain Mark 1.0 licentie).

de voorbereidingen voor het optuigen van een noodhospitaal toen de eerste gewonden binnen werden gebracht. “Alles wat bruikbaar was werd dienstbaar gemaakt aan de verpleging en verzorging van de gewonden. Binnen enkele dagen zag [mijn vader] zijn statige hotel in een puinhoop veranderen.”
Hendrika maakte de strijd van dichtbij mee. Ze werd keer op keer ingezet als tolk vanwege haar talenkennis, maar hield ook het beschikbare water in de gaten, zorgde voor het voeden en wassen van gewonden en hield het moraal hoog. ’s Nachts sliep ze met haar kleren aan omdat ze continu paraat moest zijn. “Onafgebroken gaat het geschut in de nachtelijke uren door… En we liggen hier onder de bescherming van het enorme rodekruisteken op het dak. Toch doen we de kleren ’s nachts niet meer uit. En de schoenen staan vlak bij ons, voor het geval er iets gebeuren zou. Want we leven en slapen aan het front.”
Voor de mensen in Hotel Schoonoord was het binnen bijna net zo gevaarlijk als daarbuiten. Ondanks de Rode Kruismarkeringen kwam het noodhospitaal onder vuur te liggen. Hendrika en de andere verzorgers gingen door met hun werkzaamheden, maar de situatie was zenuwslopend. “Een kogel komt boven door de muur gieren en slaat aan de andere kant van de zaal er weer in. De gewonden zetten in bed hun helmen op. We werken door, maar weer slaat een kogel naar binnen, weer breekt een ruit.”
De situatie in Hotel Schoonoord bleef kritiek totdat evacuatie van de gewonden plaatsvond. Hendrika ging met de gewonden mee naar de Koning Willem III-kazerne in Apeldoorn, om daar enkele dagen te assisteren onder Duits toezicht. Daarna werd ze van de kazerne weggestuurd. Teruggaan naar Oosterbeek kon niet vanwege de verplichte evacuatie; als vluchteling verbleef ze weken in Apeldoorn. “En zo ben ik dan weer opgenomen in het gewone leven.. en leef ik weer onder Duitse bezetting. Zal het lang duren? De eerste dagen gaan als in een roes voorbij. Het vele dat ik meegemaakt heb, blijft in mijn gedachten leven.” Hendrika mocht na de bevrijding als één van de eersten weer terug naar Oosterbeek. Als lid van de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers hielp ze mee met het opnieuw bewoonbaar maken van het dorp. Hotel Schoonoord bleek echter niet meer te redden. “Als een groot gapend skelet kijkt het me aan. De uitgebrande, grote ramen zijn als holle ogen, die star en doordringend voor zich uit zien. In de tuin ligt nog, dwars voor de ingang, de omgeschoten kastanjeboom.”
De citaten van Hendrika van der Vlist hierboven komen uit haar boek ‘Die dag in september’.

Het uitgebrande hotel na de strijd in de perimeter (Gelders Archief: 1579-100, fotograaf: D. Renes, Public Domain Mark 1.0 licentie).

DE PERIMETER PODCAST

De ervaringen van Hendrika bij Hotel Schoonoord vormen slechts één onderdeel van tentoonstelling ‘De Perimeter’. Over alle zes uitgelichte locaties valt uiteraard nog veel meer te vertellen. Daarom brengt het Airborne Museum de Perimeter Podcast uit. In drie afleveringen word je meegenomen langs de Wester-bouwing, de Hemelse Berg, Hotel Dreyeroord, Hotel Schoonoord, Annastraat 2 en Villa Vredehof, en luister je naar de historische context bij de uitgelichte verhalen en naar de nabestaanden van personen die de slag meemaakten. De podcast is vanaf september 2022 te horen op Spotify, SoundCloud en de website van het Airborne Museum.

PERIMETERWANDELING

De Perimeterroute is al tijden de bekendste wandelroute van Oosterbeek. Vanaf half juni is deze volledig vernieuwd en uitgebreid: twintig informatieve punten met nieuwe panelen zijn opgenomen op het traject. Een routeboekje met verdiepende informatie bij elk punt en enkele uitgelichte biografieën is te koop in de museumshop. Verken je de route liever met een gids, kijk dan eens op de website van het Airborne Museum voor meer informatie over de inloopwande-lingen en privé-arrangementen.

PERSOONLIJK

TONY DE RIDDER
In boeken over Oosterbeek en Arnhem in september 1944 duikt zo nu en dan de naam Tony de Ridder op: schrijver, dichter en fotograaf. Wie was deze Tony eigenlijk? En waarom kom ik zijn/haar naam vaker tegen? Een nader onderzoekje naar een bijzondere Oosterbeekse inwoner.
— Roland de Kwant
Wanneer Britse luchtlandingstroepen op 18 september 1944 over de Utrechtseweg in Oosterbeek richting Arnhem trekken, neemt Tony een fototoestel ter hand: vereeuwigd worden mannen van het 2nd Battalion, The South Staffordshire Regiment, die even pauzeren op de hoek van de Utrecht-seweg en de Annastraat (waar zij op nummer 23 woonde). Deze serie foto’s behoren, net als de heimelijke filmbeelden die tandarts Philip Clous zo’n 350 meter verderop op de Utrechtseweg maakte, tot het canon van de slag.

(Gelders Archief: 1570-95, T. de Ridder, Public Domain Mark 1.0 licentie).

ANTOINETTE

Antoinette Schottelius-de Ridder werd op 1 november 1886 geboren in het Zuid-Hollandse Oude Wetering. Zij was de dochter van Jan Herman de Ridder, theoloog en remonstrants predikant, en Jeanne Pennink. Antoinette was een religieus dichteres, die deze literatuurvorm gebruikte om haar eigen spirituele ervaringen met anderen te delen. Ze zag zich zichzelf als letterkundige, een kwalificatie die ook vermeld staat in het adressenboek van Oosterbeek 1942. Haar literaire successen behaalde ze onder de schrijversnaam Tony de Ridder.
Antoinette trouwde op 25 januari 1936 met dr. Ernst Schottelius, arts in Freiburg. Ze kon niet bevroeden dat ze zeven dagen later al weduwe zou zijn. In de beginjaren van

de Tweede Wereldoorlog reisde zij het land door om lezingen en voordrachten te houden, en schreef ze boekrecensies. Ook vertaalde ze kundig en zorgvuldig werken uit het Frans, Duits en Engels. In Oosterbeek leidde zij haar ‘leerlingen’ in godsdienstige levensaspecten in. Na de oorlog ging zij in de Remonstrantenkerk in Oosterbeek regelmatig voor in de zondagsdiensten.

Delftsche Courant, 20 juni 1939.

Ze was een sterke vrouw die opgewassen bleek tegen de vele zware tegenslagen die zij gedurende haar leven heeft gehad: de dood van haar echtgenoot, een zware oorlogs-verwonding en het verlies van haar huis met boekenverzameling bij een bombardement in september 1944. Over deze laatste periode schreef Tony een aantal gedichten. Zo schetst ze in In memoriam mijn huis het beeld van de verschrikkingen die haar huis in Oosterbeek, Annastraat 23, in september 1944 troffen. Op de schadekaart van Oosterbeek is goed zichtbaar dat een groot aantal huizen aan de Anna-straat na de oorlog totaal verwoest zijn verklaard.
Aan het einde van oorlog verbleef Tony de Ridder mogelijk in een ziekenhuis in Otterlo, waar ze midden april 1945 een gedicht opstelde als dank aan de bevrijders van de Lage Landen. In beide hier opgenomen dichtwerken klinkt haar religieuze opvoeding duidelijk door. In de zomer van 1945 schreef zij in Hattum het gedicht Aan mijn dorp!, waarin
IN MEMORIAM MIJN HUIS
Sept. 1902—Sept. 1944
Er ligt een huis in puin .. .
Er is gewerkt, gebeden, geleden en gestreden Nu ligt dat huis in puin.
Er ligt een huis in puin . ..
Leven is: groeien!
Vlammend papavers gloeien in den verlaten tuin.
Is dit Uw teeken, Heer? En moet ik hiertoe groeien: dat in verwoesten tuin uit puin nog bloèmen bloeien?
zij haar vertrouwen uitsprak dat haar Oosterbeek de oude allure weer terug zou krijgen:
“Gij zult herrijzen, mijn dorp, weer bouwen!
Eens willen wij gaaf w’u aanschouwen.”
Uit dezelfde periode is het 27 pagina’s telende boekwerkje Ook blinden waren helden! Na de oorlog ging Antoinette door met het geven van levensbeschouwelijke en religieuze lezingen.
Met haar broze gezondheid en voortdurende financiële onzekerheid leidde Tony een wankel bestaan. In haar latere levensjaren legden in ernst toenemende gehoorproblemen en een groeiende eenzaamheid een deken over haar welzijn.
TO OUR LIBERATORS!
Small nation of the Low Lands
We’ve been severely tried
And yet our minds kept strong and brave
Though hearts within us sighed.
Thank you for having come to us.
From hated tyranny
From cursèd villainy Deliver us at last!
Small nation of the Low Lands We’ve been most sorely tried. They took away our sons, still young And yet our souls kept pure and strong Though hearts within us cried.
You left for us your peaceful home Through countries and o’er seas did roam Thank you for having come to us For having come — at last!
Small nation of the Low Lands Atrociously we’ve been tried. Our fathers and our sons, they shot.. . Encountering the wrath of God . . .
And yet our hearts kept hopeful, strong Though times were heavy, things went wrong . . . Oh thanks for having come to us!
For having come — at last!
Otterlo, Civil Hospital, April 15/16th, Sunday-night.
Ondanks deze problemen was Antoinette volgens velen een groot levenskunstenaar.
Tony overleed in Arnhem op 25 december 1971. Haar graf bevindt zich op de Oosterbeekse Algemene Begraafplaats Noord, aan de Van Limburg Stirumweg (graf C092).
Bronnen
• Ridder, Tony de, Het Weiland (Ploegsma, Amsterdam, 1946).
• Ridder, Tony de, Ook blinden waren helden! (Ploegs-ma, Amsterdam z.j. – collectie Ron Wenting).
• Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (Leiden, 1972).

MINISTORY 140

“SOMEWHERE IN NORTHERN ARNHEM” HET GEMEENTE ZIEKENHUIS TIJDENS DE SLAG BIJ ARNHEM
Tijdens de Slag bij Arnhem werden slachtoffers verpleegd in Regimental Aid Posts, in tot ziekenhuis omgevormde hotels (denk aan Schoonoord en Tafelberg) en in reguliere ziekenhuizen, met het St. Elisabeths Gasthuis als bekendste voorbeeld. Een rol die minder vaak belicht is, is die van het Gemeente Ziekenhuis in Arnhem. — Matthijs Somford
Het Gemeente Ziekenhuis in Arnhem werd geopend op 1 april 1848. Het pand lag aan de Eusebiusbinnensingel, vlakbij de Walburgiskerk, en bood plaats aan 108 patiënten. Vóór de oprichting was de zieken- en ouderenzorg in handen van door de kerk geleide gasthuizen, waarvan de stad er drie had. De zorg in het Gemeente Ziekenhuis bestond met name uit het geven van aandacht, rode wijn, levertraan en honing. De zaken veranderden ten goede toen het ziekenhuis werd aangesloten op de gemeentelijke watervoorziening en het telefoonnetwerk (1886). Tussen 1888 en 1931 werd centrale verwarming aangelegd, kreeg de operatiekamer elektrische verlichting en vonden diverse uitbreidingen van het hoofdgebouw plaats. Ook kwamen op het terrein een aantal gebouwen te staan. In 1916, 68 jaar na de opening, werd al besloten tot nieuwbouw om deze losse panden te vervangen door één gebouw. Door de Eerste Wereldoorlog, en de crisis die daarop volgde, werd pas in 1930 gestart met de bouw. Het nieuwe ziekenhuis kwam aan de Wagnerlaan te staan en bood plek aan 265 patiënten, met drie barakken voor mensen met besmettelijke ziekten.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren er in Arnhem drie ziekenhuizen: het katholieke St. Elisabeths Gasthuis (Utrechtseweg), het protestantse Diaconessenhuis (Lawick van Pabststraat) en het Gemeente Ziekenhuis (Wagnerlaan). Vlak voor de Duitse inval op 10 mei 1940 kwam het bevel dat militaire ziekenhuizen ten oosten van de Waterlinie dienden te worden geëvacueerd. Soldaten die te ziek waren om over lange afstand vervoerd te worden, werden verplaatst naar burgerziekenhuizen. Dit was nog maar een voorbode van wat het Gemeente Ziekenhuis in de jaren erna te wachten zou komen te staan.

Het Paleis van Justitie. Op de achtergrond het Gemeente Ziekenhuis, met het kenmerkende torentje, in 1865 (Gelders Archief: 1523-229-0084, onbekende fotograaf, Public Domain Mark 1.0 licentie).

DUITSE MILITAIR-MEDISCHE VOORZIENINGEN

Arnhem lag in 1940 aan het zuidelijke einde van de IJssellinie. Deze verdedigingsgordel was bedoeld om een vijandelijke invasie uit het oosten te vertragen, en zo de hoofdverdedigingslijn bij de Grebbeberg 24 uur de tijd te geven zich te organiseren. Voor dit doel werden meerdere kleine kazematten gebouwd aan de IJssel; bij de bruggen verschenen zware kazematten. Bij Westervoort, ten oosten van de stad, werd een oud fort in de verdediging van de brug geïncorporeerd. Hier zouden bij de Duitse inval zware gevechten plaatsvinden. De bezetting van het fort telde ongeveer 200 man. Er tegenover waren zo’n 3.500 soldaten van de SS-Standarte ‘Der Führer’ en de 207. Infanterie-Division van de Wehrmacht opgesteld.

Het Gemeente Ziekenhuis in 1933 (GldA: 1500-4778, onbekende fotograaf, Public Domain Mark 1.0 licentie).

De invasie op 10 mei begon rond 04.00u. Twintig minuten later waren de Duitsers al bij Westervoort en om 09.30u viel het fort. Het dappere Nederlandse verzet, dat tot doel had de troepen op de Grebbeberg de gelegenheid te geven hun stellingen in gereedheid te brengen, zorgde ervoor dat de strijd daar pas de volgende dag om 10.00u zou ontbranden, 30 uur na de grensoverschrijding. De eerste taak van de staf van het Gemeente Ziekenhuis was het verdelen van eerstehulppakketten over de verscheidene Rode Kruis-pos-ten in de stad. De Duitsers vorderden dezelfde dag nog een klein deel van het ziekenhuis. Vanwege het voor hen voorspoedige verloop van de invasie werd de plek enkele dagen later alweer verlaten.

De vernietigde brug bij Westervoort in 1940, gezien vanaf de zuidelijke zijde. Op de voorgrond soldaten van de SS-Standarte ‘Der Führer’. Het voertuig aan de rechterkant is voorzien van een Rode Kruis-symbool. De soldaat links draagt een Rode Kruis-armband. Op de voorgrond ligt een aantal brancards (collectie Bob Gerritsen).

Het Gemeente Ziekenhuis in Arnhem in 1942. Opvallend is het rode kruis op het dak, ter identificatie bij luchtaanvallen. Uit een aantal ramen steekt een soort glijbaan, waarschijnlijk bedoeld voor een snelle evacuatie bij bijvoorbeeld een bombardement of brand. Op vooroorlogse en naoorlogse opnamen zijn deze glijbanen niet te zien (GldA: 1560-5220, onbekende fotograaf, Public Domain Mark 1.0 licentie).

De medische organisatie van de Duitsers leek op die van de geallieerden: levensreddende interventies vonden plaats aan het front, waarna de gewonde verder naar achteren werd verplaatst wanneer de situatie dat toeliet. Voor behandeling, een operatie of uiteindelijke revalidatie gingen patiënten naar verschillende plekken. Vanaf het front naar de achter-linies bezien kwam je als Duitse gewonde achtereenvolgens langs een Verwundetennest, Truppenverbandplatz en een Hauptverbandplatz. In de Hauptverbandplatz vonden triage en de eerste behandelingen plaats. Was verdere medische verzorging nodig, dan kwam het slachtoffer terecht in een Feldlazarett, dat meestal een kilometer of twintig van het front lag. Hier werden korte behandelingen uitgevoerd. Als laatste in de medische lijn, onder andere voor operaties en revalidatie, was er het Kriegslazarett. Deze Lazaretten waren meestal gehuisvest in bestaande ziekenhuizen.
Naast de zorg voor gewonden die van het front kwamen, werden indien nodig in de Kriegslazaretten ook in de omgeving gelegerde soldaten behandeld. Dit hield in dat bijvoorbeeld het personeel van Fliegerhorst Deelen, van de Teerosen-radarpeilstations op de Veluwe en van de SS-Un-terführerschule Arnheim hier terecht konden voor zorg. Ook soldaten die gelegerd waren in Ede kwamen naar Arnhem. In de faciliteiten bij het front werd de zorg geleverd door militair-medisch personeel. In de ziekenhuizen werkten verpleegsters, (leger)chirurgen en andere artsen.

Geneeskundige verzorgingspunten (@ Marcel Kuster)

PRESENTED TO
GEMEENTE ZIEKENHUIS ARNHEM IN GRATEFUL RECOGNITION OF THEIR, SERVICES TO THE 1 BRITISH AIRBORNE DIVISION DURING AND AFTER THE BATTLE AT ARNHEM SEPTEMBER 1944

Drie van de vier plaquettes vandaag de dag (collectie auteur).

PRESENTED TO JULIANA ZIEKENHUIS APELDOORN IN GRATEFUL RECOGNITION OF THEIR SERVICES TO THE 1st BRITISH AIRBORNE DIVISION DURING AND AFTER THE BATTLE AT ARNHEM 17-25SEPTEMBER 1944
PRESENTED TO JULIANA ZIEKENHUIS APELDOORN IN GRATEFUL RECOGNITION OF THEIR SERVICES TO THE BRITISH AIRBORNE DIVISION1 DURING AND AFTER THE BATTLE AT ARNHEM 17-25 SEPTEMBER 1944

Eén van de weinige foto’s van het interieur van het ziekenhuis tijdens de jaren veertig. Op deze foto uit 1943 is een kamer van de polikliniek afgebeeld (GldA: 1500-4780, onbekende fotograaf, Public Domain Mark 1.0 licentie).

Het Gemeente Ziekenhuis werd in 1942 opnieuw gedeeltelijk gevorderd: de volledige benedenverdieping werd door de Duitsers ingenomen. Nederlandse patiënten werden verplaatst naar reeds bestaande paviljoens, en ook naar een houten schoolbarak op het terrein. Degenen die leden aan difterie, tengevolge van de pandemie die toen heerste, werden naar een kartonnen barak verplaatst.
Door de onvermoeibare inzet van de gepensioneerde bacterioloog en patholoog Piet Reinders Folmer, op dat moment directeur van het Gemeente Ziekenhuis, bleef het mogelijk burgers van zorg te voorzien.
In april 1944, waarschijnlijk doordat het front Duitsland steeds dichter naderde, namen de Duitsers voor een derde keer de begane grond van het ziekenhuis in. Nederlandse patiënten werden verplaatst naar het St. Elisabeths Gasthuis. Kort hierna namen de Duitsers het hele ziekenhuis over als een volwaardig Kriegslazarett met de aanduiding 1/686, dezelfde nummering als die van het eerdere Reserve Kriegslazarett op deze locatie. Tijdens de vorderingsperiode waren 50 bedden specifiek bedoeld voor soldaten met wervelletsels. Deze vielen onder de verantwoordelijkheid van professor Herbert Peiper, die alle wervelkolombehandelingen binnen het Duitse leger onder supervisie had.
Hoewel het Gemeente Ziekenhuis de aangewezen plek was voor de behandeling van Duitse gewonden, verkozen velen vaak het St. Elisabeths Gasthuis, omdat hier franciscanessen uit Münster werkten en Duits dus de voertaal was.
Overzicht van de Kriegslazaretten in Nederland op 13septerber1944a(wwii.gerrandocsinrussia.org)
Er waren meerdere Kriegslazaretten in Nederland, die als gevolg van de veranderende oorlogssituatie geregeld van locatie veranderden. Net vóór de Slag bij Arnhem was de verdeling als volgt:
• Kriegslazarett der Kriegslazarett-Abteilung 1/686: Arnhem • Kriegslazarett der Kriegslazarett-Abteilung 2/686: Enschede • Kriegslazarett der Kriegslazarett-Abteilung 4/686:
Apeldoorn
• Kriegslazarett der Kriegslazarett-Abteilung 6/686-I: Ermelo • Kriegslazarett der Kriegslazarett-Abteilung 6/686-II:
Den Haag
• Kriegslazarett Armee Oberkommando (AOK) 15: Utrecht
Toen operatie Market Garden begon kreeg Kriegslazarett 1/686 (Arnhem) een hybride vorm: vanwege de plotselinge nabijheid van het front was de plek vanaf dat moment zowel Hauptverbandplatz als Kriegslazarett. De medische zorg liep uiteen van het verlenen van eerste hulp tot definitieve verzorging zoals chirurgie.

DE BRITSE AANWEZIGHEID

Naast een aanvalsplan werd er voor operatie Market-Garden ook een medisch plan gemaakt: 181st Airlanding Field Ambulance, per glider ingevlogen, zou zich op 17 september vestigen in Wolfheze om zorg te geven aan de gewonden van de dropping en landing zones. De 16th Parachute Field Ambulance, landend per parachute, zou meteen op weg gaan naar het St. Elisabeths Gasthuis in Arnhem. Aflossing van de 181st, die daarna naar het Gemeente Ziekenhuis zou optrekken, was voorzien op 18 september, wanneer de 133rd Parachute Field Ambulance per parachute landde. Laatstgenoemde eenheid kon dan de 16th gaan versterken in het St. Elisabeth Gasthuis.
Het Gemeente Ziekenhuis zou nooit worden bereikt. Het St. Elisabeths Gasthuis wisselde tijdens de slag meerdere keren van Britse in Duitse handen en vice versa, om vanaf 19 september tot het einde onder Duitse leiding te blijven. Dressing stations en geïmproviseerde ziekenhuizen werden in de hotels Tafelberg en Schoonoord ingericht in Ooster-beek. De verhandelingen daar zijn uitvoerig beschreven in diverse bronnen.
Aangezien er geen beschrijving of algemeen verslag bekend is (van Nederlandse, geallieerde of Duits origine) van de situatie in het Gemeente Ziekenhuis tijdens de Slag om Arnhem, is het alleen mogelijk aan de hand van ooggetuigenverslagen een beeld te vormen van hoe het eraan toe ging. Er zijn slechts een paar beschrijvingen van Duitse artsen die patiënten behandelden. De vrouwelijke verpleegkundigen Van Beek en Boland stelden dat ze nooit hadden meegemaakt dat een Duitse arts een Nederlandse of Engelse patiënt anders behandelden dan een Duitse. Dokter Maats, huisarts in Arnhem, daarentegen beschreef wel een
verschil in behandeling. Duitse artsen zouden volgens hem de voorkeur hebben gegeven aan een morfine-injectie bij gewonden met een schotwond aan hoofd of buik, in plaats van het overwegen van een operatie. Dit laatste had de voorkeur van de Britten, gaf hij aan. Dit lijkt echter een directe verwijzing naar de opmerking die een Duitse arts maakte tegen de Zuid-Afrikaanse Captain Lipmann Kessel, chirurg bij de 1st Airborne Division, toen Brigadier Hackett werd binnengebracht met een buikwond. De geneesheer zou hebben gezegd: “Bauchschuss oder Kopfschuss — Spritzen”. Vertaald: “Schotwond in buik of hoofd — spuiten”. Mogelijk ging het hier om een afwijkende vorm van triage, en niet zozeer om een andere behandeling op basis van de nationaliteit van de gewonde. Onbekend is ook of het slechts een voorval betrof of dat deze handelswijze wijdverbreid was bij de benadering van dit type letsel. Verschillende legers behandelen anders, iets wat vooral het gevolg is van de beschikbare middelen en de kennis van dat moment.
Corporal Meakin van de 16th Parachute Field Ambulance was verbonden aan het chirurgisch team in het St. Elisabeths Gasthuis. Hem viel op dat de Duitsers verbaasd waren over het beleid om plasma aan gewonden te geven die bloed hadden verloren. Ze zagen dit als een nodeloze toediening van schaarse middelen, waar de ‘oude methode’, het inbrengen van vloeistoffen zoals een simpele zoutoplossing, ook werkte.
Over het algemeen leken de Duitsers de gewonden goed te behandelen; ze gaven hen onder andere sigaretten. Father Daniel McGowan ervoer dat de Nederlanders in het Gemeente Ziekenhuis alles deden wat in hun mogelijkheid lag; volgens hem was het leven en het eten soms zelfs beter dan in Engeland.
Het Nederlandse Rode Kruis stelde een lijst op tijdens en na de slag, met daarop onder andere gewonden die ze hadden geïdentificeerd in het Gemeente Ziekenhuis. Aan de hand van dit overzicht is het mogelijk ooggetuigen te vinden die hun ervaringen hebben vastgelegd. Daarnaast laat de lijst zien bij welk legeronderdeel de gewonde diende. Er staan 77 namen op deze lijst. Op basis van verslagen van gewonden zelf kunnen nog twee andere namen worden toegevoegd.
In het boek For No Apparent Reason wordt een Major O’Nelly genoemd die in het Gemeente Ziekenhuis zou zijn geweest. Deze naam is echter in geen van de nominal rolls teruggevonden, wat doet vermoeden dat hier een valse naam werd opgegeven. Van de 79 nu vastgestelde gewonden in het Gemeente Ziekenhuis dienden achttien bij het 2nd Parachute Battalion, zes bij het 1st Parachute Battalion en zes bij het 11th Parachute Battalion. Van de 9th Field Company Royal Engineers, het 7th Battalion King’s Own Scottish Borderers en het 1st Parachute Brigade Headquarters werden elk vijf gewonden genoteerd.
Major Digby Tatham-Warter, commandant van A Company van 2nd Battalion, raakte gewond en werd op 21 september samen met Captain Frank naar een ziekenhuis gebracht in de buitenwijken van Arnhem. Vaak wordt genoemd dat dit het St. Elisabeths Gasthuis is geweest. Ze beschrijven echter dat ze Major Crawley en Captain Logan tegenkwamen. Dit maakt het waarschijnlijker dat hier het Gemeente Ziekenhuis betrof. Major Crawley staat namelijk op de Rode Kruis-lijst en de Britse gewonden uit het Gemeente Ziekenhuis werden pas op de 26e of 28e geëvacueerd naar het St. Elisabeths Gasthuis. Om deze reden is het zeer waarschijnlijk dat Tatham-Warter zich in het Gemeente Ziekenhuis bevond. Captain Logan was een medical officer bij de Rijnbrug. Aangenomen kan worden dat hij de gewonden heeft vergezeld naar dezelfde plek.
Op basis van voornoemde lijst konden de volgende ooggetuigenverslagen worden achterhaald:
Lieutenant-Colonel David Dobie werd op 19 september gevangengenomen in de buurt van de pontonbrug. Hij raakte gewond aan een oog en aan zijn arm. Dobie:“I was taken to [a] hospital on the northern outskirts of Arnhem after having my wounds dressed at an A.D.S. [Advanced Dressing Station, een verbandpost achter het front, MS]. At the hospital there were many German wounded lying [unreadable] and a considerable number being brought in. There were airborne personnel who had also been wounded lying in the grounds as there wasn’t sufficient room in the hospital”.
Chaplain Bernard Egan werkte vanaf 17 September in een Regimental Aid Post in een kelder van het Rijkswaterstaat-gebouw bij de Rijnbrug en raakte zelf ook gewond. Tijdens de tijdelijke wapenstilstand op 20 september, bedoeld om Britse en Duitse gewonden te evacueren, werd Egan naar het Gemeente Ziekenhuis gebracht. Of hij hier of in het St. Elisabeths Gasthuis werd geopereerd is onduidelijk. Lieutenant-Colonel John Frost, onderdeel van dezelfde groep, vermoedt dat hij zelf naar het St. Elisabeths Gasthuis werd gebracht. Captain Wright, in dezelfde kelder als Egan werkzaam, herinnerde zich:“I was taken with others to an SS Dressing Station somewhere in northern Arnhem where I met Sergeant Weatherby. We were allowed to tidy up the wounded before leaving by train for Germany”.
Op 20 september werd McGowan gevangengenomen. Hij kreeg de zorg over 35 zwaargewonden die in de Gereformeerde School in Oosterbeek lagen. In drie transporten werden ze die dag en de dag erop naar het Gemeente Ziekenhuis verplaatst samen met de aanwezige verplegers. Wat McGowan aantrof was een ziekenhuis dat onder grote druk werkte. Artsen van de 1st Airborne Division werkten samen met Duitse en Nederlandse medici. McGowan: “The conditions for the wounded were not easy. The grounds were stacked with piles of Airborne and German dead. There was

Een richtingaanwijzer bij de Walburgiskerk voor de Ortskommandantur op Nieuwe Plein 37 (nu Willemsplein 21) en het Kriegslazarett 1/686 (GldA, 1584-510, Nico Kramer, CC-BY-4.0).

no help either for the living or to bury the dead. The musty smell of gas gangrene was all pervasive.” De ernstig gewonden werden geopereerd door Duitse chirurgen. Captain Logan, Captain Devlin en Captain Brownscombe namen de zorg op de afdeling voor rekening.
Rond 22 september verplaatsten de Duitsers al hun gewonden, waarna alleen nog Britse gewonden overbleven in het Gemeente Ziekenhuis. Zij werden verzorgd door het Nederlandse, Britse en Duitse medische personeel. De omgang tussen de Duitsers en de Britten leek redelijk ontspannen; op 24 september werd er zelfs gedronken en gezongen in een ogenschijnlijk onbeladen sfeer. Dat diezelfde avond SS-Oberscharführer Karl Lerche, waarschijnlijk zonder aanleiding, Captain Brownscombe vermoordde op de trappen van de hoofdingang van het ziekenhuis staat er in schril contrast mee.
Uiteindelijk werd het gehele Gemeente Ziekenhuis geëvacueerd. Alle 30 Britse gewonden en de gehele Britse medische staf werden naar het St. Elisabeths Gasthuis verplaatst. Dit was volgens McGowan op 26 en volgens Lipmann Kessel op 28 september. Mogelijk waren andere gewonden al afgevoerd naar krijgsgevangenkampen in Duitsland of naar het Airborne Hospital in Apeldoorn dat de eerste gewonden ontving op 24 september, na de tijdelijke wapenstilstand in Oosterbeek.
Er zijn geen notities bekend van de behandelingen die plaats hebben gevonden in het Gemeente Ziekenhuis. Over de medische zorg tijdens die dagen weten we dus weinig.
Wel is bekend dat het in de meeste gevallen ging om been- en arm-wonden door kogels en granaatsplinters.
Om toch een indruk te krijgen van de mogelijke verwondingen en van de behandelingen die zijn uitgevoerd, gebruiken we de lijst die Captain Kessel opstelde van zijn behandelingen in het St. Elisabeths Gasthuis. Tussen 17-26 september kwamen daar zo’n 700-800 gewonden binnen en werden meer dan 100 operaties uitgevoerd – onder andere vijf buikoperaties, twee blaasletsels, veertien bovenbeenbreuken met wonden en 70 andere breuken en vleeswonden. Ook voerde hij na de slag nog 40 operaties uit, waaronder tien schoonmaakoperaties van wonden die eerder waren behandeld door de Duitse chirurgen in het Gemeente Ziekenhuis, maar die in zijn ogen onvoldoende waren behandeld. Als de statistieken voor beide ziekenhuizen grofweg vergelijkbaar zijn, dan zijn in het Gemeente Ziekenhuis zo’n 80 gewonden behandeld en hebben er tien operaties plaatsgevonden.
Met de ingrepen van het chirurgisch team van de Poolse Parachute Field Ambulance in Driel hebben we nog een referentie in handen: zij verrichten zeven amputaties, twee buikoperaties, behandelden acht breuken met een wond en zeven slagaderletsels. 32 wonden dienden te worden schoongemaakt. Inwoners van Arnhem met letsel zijn waarschijnlijk hoofdzakelijke naar het Diaconessenhuis gebracht. Het St. Elisabeths Gasthuis lag namelijk in de frontlinie en het Gemeente Ziekenhuis was volledig gevorderd door de Duitsers.

NA DE SLAG

Met de evacuatie van Arnhem vanaf 24 september 1944 werden ook alle burgerpatiënten die eerder in het Gemeente Ziekenhuis hadden gelegen, en die waren verplaatst naar het Diaconessenhuis, getransporteerd naar elders. Ze werden verplaatst naar ziekenhuizen en opvangposten in onder andere Lochem, Velp, Otterloo en Nunspeet. Hiermee stopte het Gemeente Ziekenhuis in zijn mogelijkheid tot functie als burgerziekenhuis definitief en het zou deze status ook niet meer terugkrijgen tijdens de oorlog. Ook werd het ziekenhuis verlaten als Kriegslazarett, aangezien de Geallieerden in De Betuwe lagen en het ziekenhuis daarmee binnen het bereik van de vijandelijke artillerie kwam te liggen.
Pas na de bevrijding van Arnhem in april 1945 kon de Nederlandse staf terugkeren naar het Gemeente Ziekenhuis. Wat ze aantroffen was een volledig geplunderd gebouw. Tijdens de gevechten voor de bevrijding van Arnhem had het gebouw ongeveer 50 treffers ontvangen. Daarnaast droeg de schokgolf van een neergestorte V1 in de buurt eraan bij dat alle ramen waren gesprongen. Een noodhospitaal werd geopend op de Velperweg, maar het was meteen de intentie het Gemeente Ziekenhuis weer open en in bedrijf te krijgen. De eerste patiënt werd opgenomen op 30 mei 1945. Op 1 oktober 1945 sloot het noodhospitaal zijn deuren weer.

NASCHRIFT

Na de oorlog ontvingen zowel het St. Elisabeths Gasthuis, het Liduina Ziekenhuis en Juliana Ziekenhuis in Apeldoorn
als het Gemeente Ziekenhuis een gedenkplaquette. Deze kwam in het Gemeente Ziekenhuis op een prominente plek bij de hoofdingang te hangen, totdat het pand in 1991 tegen de grond ging. Op dezelfde locatie verrees het Rijnstate-ziekenhuis, een fusie van het St. Elisabeths Gasthuis, het Gemeente Ziekenhuis en het Diaconessenhuis in Arnhem, en later ook de ziekenhuizen in Velp en Zevenaar. Op 12 mei 1995 opende de nieuwbouw van het Rijnstate haar deuren. Het Diaconessenhuis viel ten prooi aan de sloophamer en het St. Elisabeths Gasthuis zou worden omgebouwd tot een appartementencomplex – de originele voorzijde aan de Utrechtseweg bleef behouden.

Het Noodhospitaal aan de Velperweg 37 in Arnhem in 1945. Dit was gevestigd in Hotel-Café-Restaurant Tivoli. De reclame voor Grolsch Pilsener is nog net te ontwaren op het dak (foto: Sem Presser, Nationaal Archief / Anefo).

Met dank aan: Niall Cherry, Graham Francis, Bob Gerritsen, Bob Hilton, John Howes, Ruud Kreling, Michiel Tattersall, Hans Timmerman.
Bronnen:
• Behrendt, K.P., ‘Die Kriegschirurgie von 1939-1945 aus der Sicht der Beratenden Chirurgen des Deutschen Heeres im Zweiten Weltkrieg’ (dissertatie)
• Cherry, N., Red berets and red crosses (Renkum 1999)
• Cole, H.N., On Wings of Healing: The Story of the Airborne Medical Services 1940-1960 (Uckfield 2009)
• Feijten, H., Postje Klarendal (Epe 2019)
• Gerritsen, R.M., For No Apparent Reason (Renkum 2000)
• Heusden-Steutel, A.C. van, Van minimale hulp tot optimale zorg, 150 jaar ziekenhuiszorg in Arnhem (z.p., z.j.)
• Janssen, G.B., Halte Westervoort, het fort bij de IJsselbruggen (Arnhem 1980)
• Maat, J.J., ‘De Medische hulpverlening in Arnhem vanaf ‘Dolle Dinsdag’ tot de bevrijding’ (in: Medisch Contact 18, 1985)
• Roekel, C. van, The Torn Horizon (z.p., 2000)
• Timmerman, H., ‘Ministory 84: Duitse veldgraven in Oosterbeek’ (in: VVAM-Nieuwsbrief no. 96, 2004)
• Timmerman, H., ‘Ministory 134: Het Heldenfriedhof in Velp, gesneuvelden van het Bataljon Krafft’ (in: Airborne Magazine 18, 2020)
• Father McGowan, Medical Report
• Gemeente Ziekenhuis te Arnhem 1850-1950
• Het Arnhems Gemeente Ziekenhuis 1930-1990
• Interview met Hackett op 3 september 1994, door
André Horlings
• Kessel, Captain A.W.L., Post war report
• MI9 reports of Tatham-Warter and Frank
• Report on Airborne Medical Services, Deputy Director of Medical Services First British Airborne Corps
• Richards, Major, Medical picture operation ‘Market’
• www.westervoort1940.nl

ACHTERGROND

TUSSEN BEUKENLAAN EN OUDE KERK (DEEL III)
In deel drie van de fotoserie Kriegsberichter in Oosterbeek: tussen Beukenlaan en Oude Kerk, die we zijn gestart in Airborne Magazine nr. 22, volgen we nu de Duitse aanvallen over De Dam en verder in zuidelijke richting door de Weverstraat. De draad wordt weer opgepakt bij het kruispunt van wegen aan de westkant van De Dam (kader 3 op de schadekaart in ABM nr. 22) en eindigt in dit deel grofweg bij het Van Deldenpad (kader 4 op de schade-kaart), nog geen 200 meter in de richting van de Nederrijn.

Foto 23. Tussen 22 en 25 september voerden de Duitse troepen diverse aanvallen uit via de Weverstraat in de richting van de Light Regi-ment-posities (1st Airlanding Light Regiment, Royal Artillery) rond de Oude Kerk. Infanterie begeleidt de Sturmgeschütze en Sturmhaubitze van Sturmgeschütz-Brigade 280. Foto 28 is genomen vanaf positie 1 en toont het nog bestaande pand aan de Van Eeghenweg 2. De infan-teristen gaan onder dekking van het Sturmgeschütz vanaf de Dam de Weverstraat in.

Foto 29. De fotograaf staat nu op positie 2. De Sturmhaubitze kruipt langzaam de Weverstraat af, terwijl de begeleidende infanterie onder dekking van de tuinen voorwaarts gaat. De soldaat die over het muurtje klimt, draagt een buitgemaakte Stengun Mk V. Het huis op de achtergrond is Weverstraat 122.

Foto 30. De fotograaf heeft zich verplaatst naar positie 3, de ingang naar Weverstraat 124, waar hij een hele serie foto’s maakt. Voorop de Sturmhaubitze, gevolgd door het Sturmgeschütz die waarschijnlijk dekking geeft aan de Haubitz. Helemaal rechtsonder op de foto is nog een deel van een CLE-bevoorradingscontainer zichtbaar.

Foto 31. De Sturmhaubitze is nu ter hoogte van het huidige adres Weverstraat 135. In 1944 woonde hier de familie Boelens die een kruidenierswinkel runde; de schappen van de winkel zijn uiterst links zichtbaar. Op 21 september ‘vierde’ zoon Tom in de kelder zijn tiende verjaardag.

Foto 33/34. Op deze en de volgende foto zien we de parachute van de bevoorradingscontainer van foto 30. Ook ligt er een Britse parachutistenhelm op de voorgrond. Achter de parachute opnieuw de kruidenierszaak, met daarnaast het nog bestaande pand Weverstraat 139.

Foto 35. De fotograaf kijkt nu naar het zuiden, waar de panden Weverstraat 141-149 zichtbaar zijn. Deze staan er nog steeds. De boerderij uiterst links is Vrede Hoeve. Dit pand werd niet verwoest tijdens de slag, maar is ver na de oorlog afgebroken. Daarnaast is pijnlijk vastgelegd hoe het rupsvoertuig over het lichaam van een dode militair rijdt.

Foto 37. De infanterie volgt.

Foto 38. De fotograaf is de Weverstraat opnieuw overgestoken en neemt een foto vanuit de tuin van nummer 139 (positie 4). Aan de overkant van de weg lijkt een gesneuvelde soldaat in de tuin te liggen. Het geschut komt steeds dichter bij de Britse posities. De verdediging in dit gebied werd geleid door Lieutenant Mike Dauncey van G Squadron, No. 1 wing, The Gli-der Pilot Regiment. Hij gaf leiding aan een groep die bestond uit glider pilots, parachutisten van het 11th Parachute Battalion en mannen van het South Staffordshire Regiment.     Foto 40. De fotograaf staat nu op positie 5, in de tuin van boerderij Vrede Hoeve. Aan de overkant van de weg, uiterst rechts, is nog net een deel zichtbaar van Weverstraat 132. Let ook op de bevoorradingsparachute naast het huis.

ACHTERGROND

XXX CORPS – SPRINGPLANK NAAR MARKET-GARDEN
Op zaterdag 27 augustus organiseert de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum de battlefield tour ‘XXX Corps break-out’. Om beter te begrijpen hoe de frontdoorbraak op 17 en 18 september bij de start van operatie Market-Garden verliep, is een achtergrondschets van de vaak onderbelichte tegenstanders en gebeurtenissen in de eerste twee weken van september onontbeerlijk.
—Joris Nieuwint, met medewerking van Rob van Putten
Laten we beginnen met een korte schets van de situatie aan Duitse kant, begin september 1944, waar Heeresgruppe B verantwoordelijk was voor het gebied van kustgebied van Bretagne tot Nederland. De legergroep bestond uit het 15. Armee, het in Normandië vrijwel vernietigde 7. Armee en het nieuw opgerichte 1. Fallschirm-Armee.
15. Armee Het 15. Armee had als belangrijkste opdracht de verdediging van de Atlantikwall; de sector liep van Le Havre tot aan de Scheldemonding. De snelle uitbraak van het Britse Second Army uit Normandië dreigde het 15. Armee af te snijden en ontstond een gat in het Duitse front. Het Ober-kommando der Wehrmacht (OKW) beval de 15. Armee de kanaalhavens te verdedigen en de Scheldemonding bezet te houden.
Op 4 september 1944 begon het 15. Armee bij Breskens de Scheldemon-ding over te steken naar Vlissingen. Minimaal 75.000 Duitsers wisten te ontkomen. Onmiddellijk na aankomst in Vlissingen werden soldaten naar het oosten gestuurd. Op deze manier versterkten resten van de 15. Armee de rechterflank van de 1. Fallschirm-Armee dat gelegerd was achter het van Antwerpen naar Maastricht lopende Albertkanaal. Het gat in de Duitse verdediging werd langzaam kleiner.
7. Armee Tijdens de landing in Normandië vormde het 7. Armee de voornaamste tegenstander van de geallieerde legers. 1 september 1944 was dit leger vrijwel vernietigd in de zogenaamde Zak van Falaise (Normandië) en vluchtten de restanten richting Duitsland, om zich vervolgens in te graven rond Aken en het Hürtgenwald.

25 Pounders van de 430th Battery, 55th Field Regiment in actie nabij Hechtel, ter ondersteuning van de Guards Armoured Division (IWM, B 9985).

1. Fallschirm-Armee Toen op 4 september 1944 Gene-raloberst der Luftwaffe Kurt Student als Oberbefehlshaber het commando kreeg over het nieuw opgerichte 1. Fall-schirm-Armee, waren zijn eenheden over heel Duitsland verspreid. Met uitzondering van Fallschirmjager-Regiment 6 bestonden deze veelal slechts uit rekruten; zware wapens en eigen transportmiddelen waren nauwelijks voorhanden. Hermann Göring leverde wel snel 20.000 extra manschappen aan van de Luftwaffe: overbodig geworden verbindingspersoneel, grondpersoneel en vliegend personeel. Alle militairen hadden een beperkte infanterieopleiding genoten.
Met deze kleine strijdmacht kreeg Student opdracht de zone van zo’n 150 kilometer tussen het 15. Armee en het 7. Armee te bezetten, om te voorkomen dat de geallieerden gebruik zouden maken van deze volledig open liggende route naar Noord-Duitsland. Student concentreerde zijn
verdediging op de noordelijke oever van het Albertkanaal. Generalfeldmarschall Model, Oberbefehlshaber van het westelijk front, wees twee extra divisies toe aan het nieuwe 1. Fallschirm-Armee: De 719. Infanterie-Division en de 176e. De eerste divisie bestond uit oudere soldaten en onervaren jongeren die ongeschikt waren voor frontdienst. De tweede bevond zich in de buurt van Aken en bestond voornamelijk uit invaliden, revaliderende soldaten, zieken en vrijwel ongetraind Luftwaffepersoneel.
In de namiddag van 5 september 1944 arriveerden de eerste onderdelen van de 1. Fallschirm-Armee aan het Al-bertkanaal. Ze kregen hulp vanuit een onverwachte hoek: de tijdens de gevechten in Normandië gehavende 85. In-fanterie-Division trok zich net terug naar Duitsland. Toen de divisiecommandant Generalleutnant Chill in Herentals het Albertkanaal bereikte, besloot hij stand te houden. Hij plaatste militaire politie bij de bruggen over het kanaal om de terugtrekkende Duitse troepen tegen te houden. Infanteristen, chauffeurs, koks en kanonniers werden opgevangen, verzameld in nieuwe pelotons en achter het kanaal gelegerd. Uit de restanten van drie divisies ontstond zo een nieuwe eenheid: Kampfgruppe Chill. Op zijn rechterflank maakte hij in de namiddag van 6 september contact met eenheden van de 719. Infanterie-Division. Een dag later merkte Chill dat de linkerflank van zijn Kampfgruppe werd gesteund door pas gearriveerde eenheden van het 1. Fallschirm-Armee die een dunne verdedigingslinie hadden gevormd achter het Albertkanaal.

AAN GEALLIEERDE ZIJDE

Tot zover de verdedigers aan de noordkant van het kanaal. Maar wat gebeurde er in dezelfde periode aan de zuidkant? We zoomen even in op de situatie in Belgisch Limburg.
Nadat Antwerpen op 4 september was bevrijd kregen de mannen van het Britse Second Army een dag rust. Op 6 september werd de aanval hervat, met Eindhoven als doel.

Een bij Hechtel uitgeschakelde Cromwelltank,
10 september 1944 (IWM, BU 848).

Soldaten van de 50th Division lopen over Joe’s Bridge op 15 september 1944. De geallieerden hebben rechts naast deze houten brug een Baileybrug aangelegd (IWM).

Shermantanks bij de Nederlandse grens, in actie om ‘weerstandsnesten bij Koersel [bij Beringen] op te ruimen’, 10 September 1944 (IWM, BU 837).

De twee kanalen op de route, het Albertkanaal en het Maas-Scheldekanaal, moesten nog wel worden overgestoken. Op de avond van 6 september was bij Beringen een brug over het Albertkanaal veroverd en in de daaropvolgende dagen werd dit bruggenhoofd langzaam uitgebreid. Het werd snel duidelijk dat de Duitsers hard vochten voor elke meter grond. Er waren drie dagen nodig om van Beringen naar Leopoldsburg op te rukken, hemelsbreed nog geen negen kilometer. In Hechtel, even ten oosten van Leopolds-burg, zou de strijd nog tot 12 september duren.

DE VEROVERING VAN JOE’S BRIDGE

In de ochtend van 10 september kregen twee gevechtsgroepen van de Guards Armoured Division opdracht Hechtel te passeren en naar het noorden door te stoten en vervolgens de brug over het Maas-Scheldekanaal bij Lommel te veroveren. De Grenadier Guards en de Irish Guards rukten samen op, maar snel ging het niet; de tanks hadden moeite met het terrein in dit bos- en heidegebied. Naarmate ze dichter bij de hoofdweg ten noorden van Hechtel kwamen, nam ook de Duitse tegenstand toe. De twee groepen kwamen uiteindelijk tot op drie kilometer van de brug, maar liepen daar vast op een sterke Duitse positie.
De verkenners van het 2nd Household Cavalry Regiment waren voor de hoofdmacht uit op zoek naar mogelijkheden om de Duitse tegenstand te passeren. In eerste instantie hadden ook zij weinig succes, maar toen A Squadron onder Lieutenant Creswell eenmaal in het dorpje Excel (twee kilometer ten noordwesten van Hechtel) was aangekomen vonden ze daar een vrije route naar Neerpelt. De Duitsers hadden zich volledig op de hoofdweg gericht en deze achterafroute was niet bewaakt.
Bij een fabrieksterrein in Overpelt, op korte afstand van de brug, verlieten ze hun voertuigen om te voet verder te gaan naar het complex; door de lokale bevolking aangeboden
fietsen boden uitkomst. Creswell klom met een ander bemanningslid over een hek en begaf zich naar het dak van de fabriek. Daar hadden ze uitstekend uitzicht over de Duitse posities aan de noordkant van de brug. De Duitsers hadden deze goed beveiligd: er stonden een aantal 8,8cm-Flak-ka-nonnen en de infanterie was ingegraven. Hun verkenning bleef niet lang onopgemerkt en ze trokken Duits vuur aan.
Nadat Lieutenant-Colonel John (‘Joe’) Vandeleur was ingelicht over de situatie, verspilde deze geen tijd. Sherman-tanks van No. 1 Squadron met infanterie achterop, onder Major Peel, werden naar de brug gestuurd. De tanks reden met hoge snelheid naar Overpelt, en na een korte verkenning was het plan gemaakt. Artillerieondersteuning was niet mogelijk, ze waren ver buiten bereik van het geschut en zelfs radio verbinding met de divisie werkte door de lange afstand niet. Het plan kwam er op neer dat de vier Sher-mantanks van No. 3 Troop, onder Lieutenant Lampard, samen met een peloton infanterie onder Lieutenant Stanley-Clarke de brug zouden bestormen. Ze werden geholpen door de overige elf tanks van het squadron die als ‘artillerie’ optraden om de Duitsers in dekking te dwingen.
De infanterie met de vier tanks begaven zich naar hun startpunt: het kruispunt onderaan de brug. Toen ze daar aankwamen, reed er net een Duitse half-track met een 8,8cm-kanon erachter over de brug. Lampard schakelde de combinatie met een schot uit op het midden van de brug. De tanks staken vervolgens onder vuur van de kanonnen het kruispunt over, waarbij één van de voertuigen een stuurfout maakte en een gebouw ramde. De tank was tijdelijk uitgeschakeld. De infanterie sloop tot op 100 meter

Shermantanks van de Irish Guards passeren tanks die op 17 september uitgeschakeld zijn bij de uitbraak (IWM, BU 925).

van de brug en vuurde daar een groene lichtkogel af. Alles en iedereen concentreerde het vuur nu op de kanaalover-gang, terwijl de infanterie zich reorganiseerde om de brug te bestormen. Toen ze klaar waren, vuurden ze een rode lichtkogel af, het sein voor de tanks om in actie te komen. De drie overgebleven tanks reden zo hard als ze konden de brug over, daarbij de brandende half-track aan de kant duwend. De Duitsers waren totaal overrompeld en de tanks bereikten veilig de overkant, direct gevolgd door de infanterie die met de laatste tegenstand afrekende.
Het gevecht dat maar enkele minuten had geduurd koste slechts drie gewonden. De brug was ongeschonden in geallieerde handen gevallen. Nu moesten alleen de aanwezige explosieven nog worden verwijderd, een taak die Captain Hutton van 615 Field Squadron, Royal Engineers, voor rekening nam, samen met drie engineers en drie ‘vrijwilligers’ van de Irish Guards. Bij het licht van de brandende halftrack gingen ze aan het werk maar Hutton, de enige aanwezige explosievenexpert, liet zenuwachtig als hij was, al snel zijn draadknipper in het kanaal vallen en moest daarna met zijn pistool de draden doorschieten. Toen Hutton de klus had geklaard reed hij met zijn chauffeur direct naar een nabijgelegen café waar hij een biertje dronk om een beetje tot rust te komen.
Vanderleur had nog steeds geen contact met de rest van de divisie en er bevonden zich nog grote groepen Duitse soldaten ten zuiden van het kanaal. Het aanvoeren van versterkingen was daardoor niet mogelijk. Het zojuist veroverde bruggenhoofd werd daarom slechts verdedigd door
één squadron tanks en twee compagnieën infanterie. Het duurde zelfs tot na middernacht voordat Vandeleur eindelijk kon rapporteren dat de brug was veroverd.
De volgende ochtend lanceerden de Duitsers een felle tegenaanval vanaf de zuidkant van de brug om deze te heroveren. Major Peel kwam hierbij om het leven. Met veel moeite en een groot aantal slachtoffers aan Britse zijde werd deze aanval afgeslagen. De brug werd niet lang daarna omgedoopt tot Joe’s Bridge. Van daar zou op 17 september om 14.35u de aanval worden ingezet in de richting van Valkenswaard; operatie Market-Garden was gestart.

BEZOEK AAN EEN NEDERLANDSE KROEG

Zes dagen voor de start van de operatie wisten de eerste Britten al achter de Duitse stellingen te komen. In de ochtend van 11 september gingen de mannen van het 2nd Household Cavalry Regiment op verkenning. Lieutenant Jardine van D Troop reed met twee snelle Daimler Dingo scout cars dwars door de Duitse linies richting Valkenswaard om te bepalen of de brug over de Dommel sterk genoeg was voor tanks. Kort voorbij de Duitse linies kwamen ze de eerste Nederlanders tegen die maar al te graag wilden helpen. Sjef Teeuws gaf waardevolle informatie over de Duitse posities die per radio werd doorgegeven en ging daarna als gids mee in de voorste scout car. Bij café Rustoord aangekomen, tegenwoordig pannenkoekenhuis De familie Suykerbuyck, stonden nog meer burgers. Om geen argwaan te wekken ging Jardine het café binnen om wat met ze drinken en zo meer inlichtingen te vergaren. De stemming binnen werd al snel feestelijk; er werd muziek gedraaid en de drank vloeide rijkelijk. Ondertussen was de tweede scout car onder Lance Corporal-of-Horse Jack Brook doorgereden richting de brug, kort achter een toevallig dezelfde kant op rijdende Duitse stafwagen.
Bij de brug over de Dommel aangekomen zagen ze een Duitse Mk IV-tank op de brug staan en wisten ze meteen dat deze dus sterk genoeg was. Nu moesten ze echter nog zien te ontsnappen. Gelukkig waren de Dingo scout cars voor deze situaties ontworpen; deze konden bijna net zo hard achteruit rijden als vooruit. Terug bij het café gaven ze deze inlichtingen per radio door en zat hun taak erop. Nu moesten ze echter nog veilig zien terug te keren. Verstoppen en wachten leek ze niet verstandig, dus ging het met grote snelheid richting de geallieerde kant. De Duitsers lieten zich echter geen tweede keer verrassen en openden direct het vuur maar wisten de voertuigen slechts licht te beschadigen.
Voor de Nederlanders liep het helaas minder fraai af, vier van hen werden door de Duitsers opgepakt en daarna neergeschoten omdat ze oranje voorwerpen bij zich hadden. Jan Maas en Chris Tegenbosch kwamen hierbij om het leven, de andere twee waren wel geraakt maar hielden zich voor dood en werden later gered.
Bronnen:
• Bogaars, R., De weg naar Valkenswaard en de mannen die erom vochten, 10-18 september 1944 (z.p., 2015).
• Didden, J. en Swarts, M., Autumn Gale | Herbst Sturm, schwere Heeres Panzerjager-Abteilung 550, Kampfgruppe Chill and the German recovery in the autumn of 1944 (Drunen, 2013).
• Rosse, Earl of en Hill, E.R., The Story of the Guards Armoured Division (Barnsley, 2017).
• 21 Army Group report, Operation “Market Garden”, 17-26 Sept 1944.
• The National Archives (TNA), WO 171/376 (G.), WO 171/837 (2 Household Cavalry), WO 171/1256, 2 Irish Guards (Armoured Battalion), WO 171/1257 (3 Irish Guards), WO 373/51 (Gallantry decorations).

DE OUDE KERK EN VEERTIG JAAR GIDSEN – OOSTERBEEK

Ter gelegenheid van het jubileum ‘40 jaar gidsenwerk’ in de Oude Kerk, voert auteur Marion Gerritsen-Teunissen de lezer mee door de geschiedenis van de kerk. De Slag om Arnhem, waarin de plek een belangrijke rol speelde, wordt zeker niet vergeten. Maar ook andere verhalen komen in het boek aan bod.

EEN GESCHIEDENIS VAN HET DRIELSE VEER EN DIE VAN DE PACHTERS BUSCH

Historicus Frans Busch is met zijn fascinatie voor en verbondenheid met het Drielse veer bij uitstek de geschikte persoon voor het beschrijven van de rijke historie van de eeuwenoude veerdienst tussen Driel en Oosterbeek. Aan de publicatie is jaren van uitgebreid en zorgvuldig onderzoek vooraf gegaan. Het boek telt 260 pagina’s, bevat tal van originele foto’s, kaartjes, ansichten en krantenartikelen. Het is eenmalig in beperkte oplage gedrukt en kost € 23.

“A LOST OPPORTUNITY”

Het volgende deel uit de serie over de 1st Airlanding Anti-Tank Battery. A Lost Opportunity”: The 1st Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem. Battery Z Troop is samengesteld door Nigel Simpson, Philip Reinders en Peter Vrolijk. Het boek kost € 22.
Alle boeken zijn te koop bij Boekhandel Meijer & Siegers in Oosterbeek. Een geschiedenis van het drielse veer is ook te koop aan boord van het veer en bij de schrijver via buschdrielseveer@ gmail.com. Battery Z Troop is ook te bestellen via aviationwarbooks@gmail.com.

AIRBORNE REGION DOEBOEK

Na de zomervakantie zullen alle basisscholen in de gemeenten Arnhem, Ede, Overbetuwe en Renkum het Airborne Region Doeboek ontvangen, dat is bedoeld voor leerlingen van groepen 7 en 8.
Het Airborne Region Doeboek vertelt het verhaal van de Slag bij Arnhem door de ogen van de jonge Engelse militair Jim (‘Jammy’) Smith. Als parachutist van het 11th Battalion springt hij op 18 september 1944 af boven de Ginkelse heide en gaat hij via de landingsterreinen in Renkum en Wolfheze richting Arnhem. Na hevige gevechten trekt zijn bataljon zich terug naar Oosterbeek. Jammy komt terecht bij een eenheid van diverse pluimage, de Lonsdale Force.
Uiteindelijk wordt hij op 26 september 1944 over de Ne-derrijn naar veilig gebied gebracht. Op zijn tocht ontmoet hij een lid van de King’s Own Scottish Borderers, een gli-derpiloot en een Poolse soldaat. Hun verhalen maken de tijdlijn van de parachutist compleet.
Jammy’s verhaal leest als een jongensboek, biedt allerlei historische achtergronden rond de Slag bij Arnhem en bevat daarnaast vragen en opdrachten voor de leerlingen. Het Airborne Region Doeboek heeft tot doel de kinderen te laten beleven wat er is gebeurd tijdens de slag en te laten beseffen welke impact de gebeurtenissen in september 1944 hebben gehad op de gehele Airborne Region.

PROGRAMMA

• Zaterdag 27 augustus: Battlefield tour ‘XXX Corps breakout’ door Joris Nieuwint
• Vrijdag 7 oktober: Thema-avond ‘Optimistic planning: de voorbereiding van Market-Garden’
• Vrijdag 11 november: Thema-avond ‘Bevelvoering & verbindingen’
Informatie over de inschrijvingsprocedure voor deze activiteiten volgt via de VVAM-website.
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE NUMMER 25 – NOVEMBER 2022 NUMMER 26 – MAART 2023 NUMMER 27 – JULI 2023

DE ACHTERZIJDE

Race to the Bridge, 2012. Jeeps op de Beneden-dorpsweg in Oosterbeek, op dezelfde route die 2nd Parachute Battalion op 17 september 1944 nam naar de Rijnbrug in Arnhem. Zie ook het interview op pagina’s 6-9 (foto: Berry de Reus Fotografie).

CORRECTIES

In Airborne Magazine nr. 24 is in het artikel over Johannes Leusden op pagina’s 28-33 gebruik gemaakt van de originele, naoorlogse fotobijschriften. Dat voorzichtigheid geboden is, blijkt maar weer eens. Het pand op pagina 28 is (was) niet nr. 149, maar nr. 147 (nr. 149 is nog net links zichtbaar en staat er nog steeds). De ‘Oranjelaan’ in het onderste fotobijschrift op pagina 30 is uiteraard de Hartensteinlaan, tegenover het huidige Airborne Museum. Met dank aan de heren Korevaar en Loos voor hun oplettendheid.

De ‘crossroads’ in Oosterbeek na de oorlog, met links Hotel Schoonoord – meer over deze plek op pagina 13. Het dorp zou na de strijd in de perimeter nog maandenlang in de frontlinie liggen en verdere schade oplopen door V1-inslagen en artilleriebeschietingen (foto: Johannes Leusden, 1945 of 1946).

 

Omslag: Het gehavende Kasteel Doorwerth in 1945 (foto: J. Leusden). Zie het artikel op pagina’s 28-33 voor het verhaal van de fotograaf Johannes Leusden.
Airborne Magazine Jaargang 8, nr. 23, maart 2022
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871.
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn

Redactie

Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten Aan deze editie werkten mee Aaltje den Boer, Wybo Boersma, Jory Brentjens, Luuk Buist, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Erik Jellema, Wim Kersten, Leo van Midden, Yvette Polman, Berry de Reus Fotografie (digitalisering foto’s J. Leusden), Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst Druk Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemuseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem
Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51

Contributie VVAM

Individueel lid: € 30 per jaar (jan t/m dec) Gezinslidmaatschap: € 40 per jaar (jan t/m dec) NL 80 INGB 0004 4036 41, U ontvangt een factuur voor de contributie van 2022.
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE

3 Verenigingsnieuws
4 Museumnieuws
5 Objecten – Ring van de veerman
6 Interview – Brigadegeneraal Cas Schreurs,
11 Luchtmobiele Brigade
10 Achtergrond – Tussen Beukenlaan en Oude Kerk, deel II
16 Ministory 139 – Duitse houwitsers in Oosterhout
24 Museumcollectie – De prikbrief
26 Recent verschenen boeken
28 Persoonlijk – Johannes Leusden, fotograaf
34 Ook recent verschenen / VVAM-website
35 Programma

BIJDRAGEN

De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.

BESTUURSMEDEDELINGEN

De jaarlijkse algemene ledenvergadering van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum vindt plaats op 23 april, net als vorig jaar in het Airborne Museum at Harten-stein in Oosterbeek. De bijeenkomst start om 10.30u. Het museum is geopend vanaf 10.00u. De leden ontvangen hiervoor geen uitnodigingbrief meer per post. Aanmelden voor de ALV kan via activiteiten@vriendenairbornemuse-um.nl Geeft u aan welke dagdelen u bijwoont: het ochtendprogramma, het middagprogramma of beide. De vergaderstukken liggen, zoals gebruikelijk, aan het begin van de vergadering klaar bij de ingang van de zaal. Deze documenten zijn ook te downloaden van de verenigingswebsite. Mocht dit lastig zijn voor u, stuurt u dan een verzoek naar secretaris@vriendenairbornemuseum.nl. U ontvangt de digitale stukken binnen twee weken vóór de vergadering.

AGENDA 44E ALV (OCHTEND)

1. Welkom
2. Mededelingen van het bestuur en In Memoriam
– Status quo samenvoeging VVAM en begunstigers Airborne Museum
3. Notulen 43ste ALV (2 oktober 2021)
4. Bestuursverkiezing – herbenoeming voorzitter
5. Jaarverslag 2021
6. Financiën
– Financieel jaarverslag 2021
– Rapportage van de Kascontrolecommissie
7. Voorstel tot aanpassing van de verenigingsstatuten
8. Activiteiten 2022 / 2023
9. Rondvraag
10. Sluiting

LEZING ‘SECOND ARMY’ (MIDDAG)

’s Middags, na de ALV, zal militair historicus Johan van Doorn een lezing houden over de rol van het Britse Second Army in de cruciale weken die vooraf gingen aan operatie Market-Garden. Dit leger, onder leiding van LieutenantGeneral Miles Dempsey, speelde een belangrijke rol op het moment dat de geallieerden eind augustus 1944 de Seine bereikten. Van Doorn zal gedetailleerd ingaan op de ontwikkelingen in de weken van 25 augustus tot aan 10 september 1944. Hij koppelt deze gebeurtenissen aan de strategische inzichten van de geallieerde legerleiding en de vaak ogenschijnlijk tegenstrijdige keuzes die men heeft gemaakt.

Lieutenant-General Dempsey (L) met General Montgomery, CO 21st Army Group, in Frankrijk op 16 juli 1944 (IWM, B 7405).

De jarenlange research van Van Doorn voor Mark Zuehlkes Canadian Battle Series, Jack Diddens Autumn Gale, Kampf-gruppe Walther en ook voor het later dit jaar te verschijnen The Army that got away levert tal van vergeten en onbekende details op, waardoor men de gemaakte strategische keuzes beter begrijpt; beslissingen die een directe invloed zouden blijken te hebben op de uitvoering van de operaties van Dempseys Second Army.
Niet alleen de planning van operaties Linnet & Comet komt aan de orde, maar ook de aanloop naar de zogenaamde Battle of the Scheldt. Kortom, een veelzijdige lezing voor iedereen die meer wil weten over een periode die zo van invloed is geweest op het verdere verloop van de Tweede Wereldoorlog.
De lezing, gratis voor VVAM-leden, start om 13.30u en eindigt uiterlijk om 16.00u. Niet-leden betalen € 5 bij binnenkomst.
— Yvette Polman

MUSEUMNIEUWS / HET HOOFDKWARTIER- EN GEWONDENDIORAMA

In de afgelopen periode zijn het hoofdkwartieren gewondendiorama in de kelder van het Airborne Museum onder handen genomen. De diorama’s maken al decennialang onderdeel uit van de permanente expositie en waren toe aan groot onderhoud. In de laatste maanden van 2021 zijn beide opstellingen leeggeruimd en is de collectie die er werd tentoongesteld professioneel gereinigd. Het hoofdkwartierdiorama is ondertussen opnieuw opgebouwd en voorzien van nieuwe
verlichting, een luchtfiltratiesysteem en een luchtont-vochtiger. Door deze aanpassingen kan het diorama weer jaren mee. Het gewondendiorama zal helaas niet terugkeren. Het museum heeft ervoor gekozen de ruimte waarin deze opstelling zich bevond te betrekken bij
de wisselexpositieruimte, om zo meer mogelijkheden te creëren voor tijdelijke tentoonstellingen. De objecten die hier werden tentoongesteld zullen worden opgeslagen in het depot en kunnen worden ingezet bij nieuwe tentoonstellingen.

NIEUWE TIJDELIJKE TENTOONSTELLING ‘DE PERIMETER’

Tijdens de Slag om Arnhem is in de perimeter van Oosterbeek dagenlang hevig gevochten. Op sommige plekken was deze zone nog geen kilometer breed; de verdedigingslinie werd met man en macht verdedigd. De militairen in de perimeter zaten ingesloten en kregen al snel te maken met enorme tekorten aan voedsel, munitie en medische voorzieningen. Ook de inwoners van Oosterbeek konden het geweld niet ontvluchten en zaten vast in het gebied. Zij probeerden veilig in hun kelders te schuilen tot de strijd voorbij was.
In de nieuwe tijdelijke tentoonstelling van het Airborne Museum wordt de bezoeker meegenomen in de geschie-
denis van de perimeter. Wat er tijdens de strijd gebeurde op sleutellocaties in dit gebied, wordt verteld door de ogen van mensen die de gevechten op deze plekken van dichtbij meemaakten. Door brieven, dagboeken, verslagen en verhalen krijgt de strijd in de perimeter zo weer een persoonlijk gezicht.
Bezoek de tentoonstelling en ontdek de verhalen van de betrokken militairen en burgers die zich in Ooster-beek bevonden. ‘De Perimeter’ is vanaf 9 april te zien in het Airborne Museum at Hartenstein. Er is een speciale kinderaudiotour.

OBJECTEN

DE RING VAN DE VEERMAN

Dit korte verhaal begint in een seniorenwoning in Rhenen, waar Janna Hensen tot haar overlijden in 2017 woonde. De schoonzoon van haar buurvrouw, met wie ze een goed contact had, leende regelmatig boeken bij Janna over de Tweede Wereldoorlog. Als hij het boek terugbracht, wilde Janna altijd graag weten wat hij te weten gekomen was. Tijdens één van deze koffiemomenten haalde ze een oud blik tevoorschijn waaruit ze een ring pakte. Deze was van haar vader geweest. Althans, ze vertelde dat haar vader de ring gekregen had tijdens de Slag om Arnhem en hem zijn hele leven had gedragen.
— Leo van Midden

WONEN OP DE RIVIER

Tijdens de oorlog woonden Janna’s gezin op een woonboot bij het Drielse veer, een kabelpont met de naam ‘Zeldenrust’. Haar vader verdiende de kost als veerman. Op de wal stond een schuur
voor de opslag van spullen. Het was al snel na het begin van de luchtlandingen dat haar vader ‘s avonds in de berging moest zijn en tot zijn grote schrik plots oog in oog stond met een doodsbange Duitse soldaat. De jonge Duitser bleek deel uit te maken van de bediening van één van de luchtdoelkanonnen die de bruggen moesten beschermen. Hij was gevlucht en niet van zins terug te keren. Janna’s vader besloot hem te helpen door hem korte tijd verborgen te houden in het schuurtje. De deserteur besefte dat hij van zijn uniform af moest om zijn vlucht enige kans van slagen te geven. Met de burgerkleding die de veerman hem gaf, vervolgde de Duitser zijn weg. Als dank voor de hulp liet hij zijn ring achter.

Gelders Archief, 1513-3271, fotograaf onbekend, Public Domain Mark 1 licentie.

ONOPGEHELDERD

Veerman Peter Hensen komt voor in menige publicatie over de slag, maar de ring werd nooit eerder gememoreerd. Dit kleine relaas kent nog een wending. Waar je namelijk een ring met nationaal-socialistische symboliek of een trouwring zou verwachten, schonk hij de veerman een Amerikaanse Air Corps ring! Deze sieraden werden gedragen door personeel van de US Air Force. Hoe de soldaat aan deze ring kwam, zal zeer waarschijnlijk voor altijd onopgehelderd blijven.

De veerman en generaal Sosabowksi na de oorlog

Met dank aan Rob Meeuwisz en Jeroen Zegelaar van Oorlogsspullen.nl.

INTERVIEW

EEN VERBINTENIS IN ROOD

BRIGADEGENERAAL CAS SCHREURS, COMMANDANT 11 LUCHTMOBIELE BRIGADE

— Alexander Heusschen | foto’s: 11 Luchtmobiele Brigade
De rode baret brengt verplichtingen met zich mee. Historisch gegeven verplichtingen in het geval van de Luchtmobiele Brigade in Schaarsbergen. De eenheid zet de traditie en ‘fighting spirit’ van haar Britse voorgangers die bij Arnhem vochten voort. Zo ziet men dat, en misschien belangrijker nog: zo voelt men dat.
Woensdagmiddag aan de rand van vliegbasis Deelen, ooit ‘Fliegerhorst Deelen’, één van de grootste vliegvelden die de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog in West-Europa bouwden. De imposante Junkershalle, een hangar voor het onderhoud aan grotere vliegtuigen, herinnert nog aan deze tijd en wordt tegenwoordig gebruikt als opslag.
Op het kleinschalige terrein van de Nederlandse ‘Airbornes’ heerst een kalme georganiseerdheid. Op het middenterrein zijn drie man in de weer met opvouwbare pioniersscheppen en kabelhaspels. Bij het stafgebouw rijdt een dienstauto met hoge snelheid en in een kaarsrechte lijn achteruit richting hoofdingang. Bij binnenkomst valt meteen de herden-kingsvlag ‘75 Battle of Arnhem’ op. Boven de trap hangt een groot, realistisch display van een parachutist die op het punt staat uit een vliegtuig te springen.
Cas Schreurs, tijdens het interview in het nieuwe camouflage-uniform van de krijgsmacht, maakt een ontspannen, ‘on-top-of-things’-indruk. De staatssecretaris voor Defensie komt zo langs. Om kennis te maken heet het officieel, maar het gesprek zal zonder twijfel gaan over mensen, materieel en middelen. Schreurs knipoogt erbij. Er zal het nodige te bespreken zijn als commandant van een snel inzetbare infanteriegevechtseenheid. De ontwikkelingen in de Oekraïne springen in gedachten, maar geopolitieke speculatie, laat staan de invloed daarvan op 11 LMB, is niet het onderwerp van ons gesprek. Binnen deze context voelt een onderhoud over de band van de brigade met de inzet van de 1st Airborne Division tijdens de Slag om Arnhem bij voorbaat terloops aan. Mijn gesprekspartner lijkt er niet om te malen en steekt routineus van wal.
Schreurs mag zijn militaire carrière dan zijn begonnen als cavalerist, inmiddels lopen zijn hart en gesproken woorden over van het rood, kastanjebruin / maroon zo u wilt, van de luchtlandingseenheden. In juni 2021 nam hij het bevel over van brigadegeneraal Ron Smits. “Dit is mijn tweede airbornecommando, na eerst de leiding te hebben gehad over 11 Infanteriebataljon (Air Assault) Garde Grenadiers en Jagers. De Luchtmobiele Brigade is, net als de cavalerie, een manoeuvre-eenheid: met snelheid over een terrein bewegen binnen een bepaald tijdsframe. Alleen zijn de middelen bij de rode baretten anders. Ook nabijgevechten zul je in een tank niet zo snel meemaken.
Ons specialisme is door de lucht ingezette acties. De ene keer met parachutes, een andere keer met helikopters, maar altijd met het oogmerk de zaken ‘im Griff’ te krijgen, om het zo maar eens te zeggen. Dat is ook het kenmerk van de brigade: gemotiveerd, fysiek fit en snel inzetbaar. Een voet aan de grond krijgen op plekken waar dat anders onmogelijk zou zijn. Soms ter ondersteuning van HADR-mis-sies [humanitarian aid and disaster relief, AH], een andere keer in de rol van verkenners of als air traffic controllers. Ik hoop dat mensen voorbij het ‘vlekkenpak’ kijken en zien wat we voor Nederland kunnen betekenen met onze unieke capaciteiten.”
Schreurs wijst op het embleem van de Luchtmobiele Brigade op zijn rechterschouder. “Deze twee letters, E en M, verwijzen naar de expeditionaire macht [de Eerste Divisie ‘7 december’, de eenheid die in 1946 werd opgericht om in actie te komen in Nederlands-Indië, later ingezet als parate NAVO-eenheid, AH], waarvan de Brigade de traditie sinds 2006 voortzet. Deze letters vertalen we nu naar ‘Elke Missie, Elk moment’. Dat kan het trainen van Irakese militairen zijn, maar evengoed het bieden van hulp bij het bestrijden van de coronacrisis in eigen land.”

Oefening van de Brigade bij Heteren, 16 september 2021.

Zijn er, wat u betreft, eigentijdse parallellen met de Britse luchtlandingseenheden die hier in de omgeving vochten?
“We dragen niet voor niets een rode baret. We hebben dezelfde fighting spirit, stappen met dezelfde intenties uit een vliegtuig: in een onbekende wereld, in onbekend gebied, voor mensen die je niet kent. Net als ze destijds deden. Deze mannen zijn uit een bepaald hout gesneden. Dat zie je goed in een tv-programma zoals Kamp Van Konings-brugge. We brengen de mensen voorbij de grenzen van hun eigen kunnen, en niet iedereen is daar tegen bestand. Natuurlijk wordt in de beelden geknipt en gaat het maar om anderhalve week – bij ons duurt alleen de basisopleiding al negen weken – maar het geeft je een aardig goed idee van de spirit die je nodig hebt om te slagen in dit werk.”
Welke lessen zijn er, naast deze spirit, te trekken uit de negen dagen strijd in september 1944?
“De bekende: land niet te ver van je doel, zorg ervoor dat je reactietijd als eenheid kort blijft, blijf niet te lang op je doel zitten. Dat is namelijk nooit een optie en kan ook niet het doel zijn van de inzet van airbornetroepen, die daarvoor niet zijn toegerust. Had bijvoorbeeld 1st Airborne pas ingezet op het moment dat de brug in Nijmegen in handen was. Door op die manier te plannen ben je beter in staat om in te spelen op de omstandigheden en behoud je het initiatief.”
Zijn dit soort zaken ook toepasbaar zijn in uw huidige werk of in dat van de brigade?
“Moeilijk te zeggen. Dat ligt er namelijk aan op welk niveau je deze vraag bekijkt, en wat je ermee wilt doen. Tactisch was de inzet van 1st Airborne Division bij Arnhem een succes: de landingen werden goed uitgevoerd, de brug werd bereikt en kon bezet worden gehouden. En het is zonder meer zo dat de Britten als leeuwen hebben gevochten, met beperkte voorraden, midden in vijandelijk gebied. Kijk je daarentegen op het niveau van command & con-trol-structuren of naar de ontregeling van bestaande verbanden, dan zie je andere dingen. Daar trainen we vandaag de dag nog steeds op: wat gebeurt er als bataljons door elkaar gaan bewegen, zoals bij de gevechten in Arnhem-West? Hoe reageert men als er opeens gewonden vallen en je moet gaan improviseren?”
‘Leading from the front’ dus maar niet meer doen? Zie Urquhart in de wijk Lombok…
“Dat weet ik zo net nog niet. John Frost toonde bij de brug aan dat dat nou juist werd gevraagd op dat moment. Voor mij, althans in mijn positie, is het vooral leerzaam om te kijken naar hoe je het plan voor een dergelijke operatie samenstelt, hoe je de logistiek regelt, waar je voet aan de grond zet, dat soort zaken.”
Wordt ‘Arnhem’ als voorbeeld gebruikt in trainingen? Zijn er bepaalde zaken uit het strijdverloop die u wel-eens aanhaalt?
“Niet zozeer. Of laat ik zeggen: niet nadrukkelijk. In tactische zin of als tactisch model doen we dat bijvoorbeeld niet. Tijdens battlefieldtours wordt wel specifiek naar bepaalde situaties gekeken, maar dan binnen de historische context. Ik denk dat je de brug tussen september ‘44 en nu, tussen de Airbornes van toen en de rode baretten van nu, meer in overdrachtelijke zin moet zien. Die mentale component, die spirit van toen, dat is iets wat we mee willen blijven geven. Het is niet voor niks dat we de avond voordat de aspiranten hun rode baret krijgen naar Oos-terbeek gaan. Tijdens die avondceremonie met fakkels op de Airbornebegraafplaats laten we de mannen voelen wat het betekent om para te zijn, in welke traditie ze staan en welke kernwaarden wij belangrijk vinden om mee te geven en door te geven. Dat is waarom het draait. Die innerlijke verbondenheid druk je uit met die rode baret op je hoofd.”
Ik kan me voorstellen dat sommigen dit misschien ervaren als ‘toe-eigening’.
“Die reactie hoor ik eigenlijk nooit. Ik krijg juist vaak terug dat mensen onder de indruk zijn van dit eerbetoon aan de mannen die ons vóór gingen. Het is aan ons om die traditie in ere te houden en voort te zetten. Dat besef van in een lange lijn te staan is ook iets wat je ziet bij para’s die boven de Ginkel springen. Of het nou gaat om Britten, Amerikanen, Nederlanders of, inderdaad, Duitsers, ze voelen allemaal hetzelfde: hiér is het gebeurd. Ik heb dat zelf ook een aantal keer mogen ervaren op het moment dat ik door die deuropening ging.”
Heeft u persoonlijk interesse in de Slag om Arnhem? Leest u er bijvoorbeeld over?
“Het boek van Antony Beevor [Arnhem: The Battle for the Bridges, 1944] heb ik gespeld. Omdat Beevor een goed geschreven, compleet beeld geeft en zijn verhaal gelaagd is

De nachtelijke ceremonie op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery.

opgebouwd, doe je als lezer ook kennis op van de Duitse kant van het verhaal en het civiele lijden. Dit laatste blijft nog weleens onderbelicht. Een heel gebied in puin, de aansluitende ontruiming van een deel van Arnhem en omliggende dorpen, tienduizenden mensen op de vlucht… Ik heb soms het idee dat men met name in het westen van het land weinig weet over deze gebeurtenissen. Datzelfde geldt voor de strijd in Overloon of Noord-Limburg.
Wat ik altijd een mooi moment vind is de herdenking op 17 september in de Berenkuil [het Airborneplein bij de John Frostbrug in Arnhem, AH]. Daar voel je het verleden en de historische verbintenis met de plek. Als inwoner van Arnhem heb ik dat sowieso. Ik woon in een oud huis; de oorlogssporen en inslagen zitten nog in de gevel.
Ik heb ook de Airborne Freedom Trail gelopen, een prestatietocht over de historische gronden hier, en kwam als kind al veel in Oosterbeek bij familie die aan de Nico Bovenweg woonde. Dus ook in die zin ken ik de omgeving en ben ik goed doordrongen van het verleden hier.”
Verveelt dat verleden nooit eens? De slag is inmiddels overal, lijkt het.
“Ik heb twee keer Geschiedenis in mijn eindexamenpak-ket gehad”, zegt Schreurs lachend, “dus daar heb ik niet veel last van. Er zijn altijd wel Quest-feitjes te vinden. Het
is juist die gelaagdheid die mij aanspreekt en die ervoor zorgt dat er steeds weer nieuwe dingen, nieuwe aspecten, te ontdekken zijn. Ik zie het als een puzzel die je steeds een beetje completer maakt. Niet dat ik dagelijks bezig ben met de Slag om Arnhem, maar er zijn periodes dat de interesse weer wordt aangewakkerd.”
De staatssecretaris zal zo wel arriveren. Terwijl ik mijn spullen inpak, merkt Schreurs nog op: “Weet je, wij zetten in feite het verhaal voort dat de Britse veteranen van weleer niet meer kunnen vertellen. Door hun waarden mee te geven, blijven we werken in de geest van hun inzet in september ‘44.”
De kernwaarden waarover Schreurs sprak, worden duidelijk wanneer ik na ons gesprek naar buiten loop. Op de hangar naast het stafgebouw hangen de zes waarden van de Luchtmobiele Brigade, manshoog keer twee. ‘Larger than life’, heet dat bij de Britten. ‘Moed, toewijding, volharding, gehard, veelzijdig, trots’. Twee daarvan vallen op: ‘Trots – Ik ben trots op de Luchtmobiele Brigade, onze geschiedenis en onze daden’ en ‘Gehard – Ik ben bestand tegen ontberingen en vermoeienissen en door oefening en ervaring gesterkt.’ De verbintenis in rood die de brigade met de Slag om Arnhem heeft mag duidelijk zijn.

Generaal Schreurs bij de herdenking op de Ginkelse Heide, 18 september 2021.

ACHTERGROND

TUSSEN BEUKENLAAN EN OUDE KERK (DEEL II)

Bij de serie foto’s in Airborne Magazine nr. 22 zijn we geëindigd bij Villa Heuveloord aan de Emmastraat. De fotograaf volgt de troepen in westelijke richting via de Emmastraat en Fangmanweg naar De Dam.
— Luuk Buist

Foto 14. Sd.Kfz. 142/2 Sturmhaubitze rijdt over de Dam richting de Weverstraat. In het midden op de achtergrond is huize ‘t Maarland zichtbaar.

Foto 15. Op de t-splitsing van De Dam en de Weverstraat opent een Sd.Kfz. 142/1 Sturmgeschütz III Ausf. G het vuur in de richting van de Hazenakker.

Foto 16. Het Sturmgeschütz van foto 15 nu vanaf de zuidkant gefotografeerd. Het huis op de achtergrond, Jagerskamp 28, staat er nog.

Foto 17. De ondersteunende infanterie aan de zuidkant van De Dam. Op de achtergrond Weverstraat 118

Foto 18. Meer infanterie volgt de Sturmhaubitze en het Sturmgeschütz die de Van Eeghenweg optrekken.

Foto 19. De Sturmhaubitze trekt de Van Eeghenweg op. Op de voorgrond de Weverstraat. Het huis links is Van Eeghenweg 2. Het huis aan de rechterkant is verdwenen.

Foto 20. De Sturmhaubitze wordt gevolgd door het Sturmgeschütz met infanterie. De hulzen van de door de Sturmhaubitze afgevuurde granaten liggen op de straat.

Foto 21. De officier die we eerder al op foto 17 zagen, staat nu onderaan de Jagerskamp aanwijzingen te geven, het Sturmgeschütz staat nu ter hoogte van de Hazenakker.

Foto 22. Het Sturmgeschütz staat half op de Hazenakker en heeft het vuur geopend op de posities van D Troop, 2 Battery, Light Regiment, Royal Artillery aan de Bildersweg.

Foto 24. Op de Weverstraat worden door de Duitsers meerdere acties uitgevoerd richting het zuiden. Op 24 september veroveren de Duitse troepen onder andere het huis Vredehof van Ir. F. de Soet. In het boekje Niet Tevergeefs uit 1946 beschrijft hij de laatste dagen van het huis Vredehof. De mannen op de foto, Jimmy Kerr (links), Harold Cook en Dave Morris (tweede van rechts), behoorden tot de verdediging van dit pand. Morris zagen we ook op foto 8 op pagina 21 van Airborne Magazine nr. 22.

MINISTORY 139

HULZEN IN EEN BOOMGAARD

DUITSE HOUWITSERS IN OOSTERHOUT

Op een zondagochtend in de Arnhemse wijk Lombok werd mij verteld dat er hulzen waren gevonden. Deze zouden afkomstig zijn van de twee Duitse kanonnen die tijdens de gevechten bij de Arnhemse verkeersbrug de Britse posities hadden beschoten met vlakbaanvuur. Dat ze van Franse origine waren en zouden zijn opgegraven in een Oosterhoutse tuin, even ten noorden van Nijmegen, maakte de boel nog intrigerender. Voldoende aanleiding dus voor een bezoek aan Oosterhout, als startpunt voor een zoektocht naar de achtergrond van deze vondst. Hoe wat roestig metaal me dichter bij de inzet van de Duitse artillerie in de septemberdagen van 1944 bracht.
— Leo van Midden
Een afspraak met de vinder was snel gemaakt, en op een mooie zomeravond werd ik ontvangen door de heer Van Aggelen aan de rand van Oosterhout. Op het bordes achter huize ‘Nijegaard’ vertelde hij dat ze het schitterende pand, dat in de jaren ‘30 van de vorige eeuw werd gebouwd door de familie Swellengrebel, recent hadden verworven. Bij het aanpakken van de tuin stuitten ze aan de rand van het perceel meteen op metaal. Het bleek te gaan om een grote huls, en er bleken er meer te liggen. Een stuk of twintig; de meeste van ijzer en enkele van messing. Naast de hulzen werden ook zwaar-verroeste en halfvergane resten van kisten gevonden. Na dit verhaal nam Ap me mee de tuin in en liet hij me de berg verroest ijzer zien die uit de grond was gekomen. Voor een nader onderzoek kreeg ik een messing huls mee.

Oosterhout 2021. Ap van Aggelen tussen het aangetroffen schroot, met in zijn handen de resten van een huls (foto: Leo van Midden).

DETERMINATIE

Eerst maar kijken wat ik te weten kon komen over het overblijfsel zelf. Aan de hand van afmetingen, inscripties, kleuren en andere uiterlijke kenmerken kun je het type van een huls eenduidig vaststellen. Zodra je weet om wat voor type het gaat, weet je ook welk type wapen deze munitie afvuurde. Na 77 jaar in de Betuwse klei te hebben gelegen waren de ijzeren hulzen zó verroest dat alleen de afmetingen met een ruime marge waren vast te stellen. De messing hulzen waren beter bewaard gebleven. Na het voorzichtig schoonmaken bleek de achterzijde van de huls een rand te hebben met een diameter van 176 mm. De huls had een hoogte van 260 mm en de hulsmond zou het kaliber kunnen verraden, maar die was gescheurd en verwrongen waardoor de afmetingen alleen niet voldoende waren om het type en de herkomst van de munitie vast te stellen. De inscripties op de onderzijde van de huls waren gelukkig nog zichtbaar en de ‘s.F.H.’ en de ‘C/12′ maakten aan alle twijfel een eind. Deze huls was afgevuurd uit een schwere Feldhaubitze 18 met een 15cm-kaliber.

HOE KWAM DE HULS DAAR TERECHT?

Het aantal hulzen en de resten van het verpakkingsmateriaal wees in de richting van de inzet van een 15 cm-s.FH18-Feld-haubitze in de buurt van de vindplaats. Gezien het bereik van het geschut en de nabijheid van Nijmegen en de Waalbrug lag het voor de hand dat het kanon vuur had uitgebracht in zuidelijke of zuidoostelijke richting.
De 15 cm-s.FH 18 werd in 1935 door het Duitse leger in gebruik genomen. Theoretisch zijn er twee momenten dat er vanaf het (huidige) weiland achter huize Nijegaard vuur kan zijn uitgebracht: in mei 1940 of in september 1944. Het eerste moment valt af omdat Nederland capituleerde voordat zwaar materieel de Betuwe in gebracht kon worden. De ver-keers- en spoorbruggen van Arnhem en Nijmegen waren op 10 mei al vernield. De tweede optie kon dankzij de collectie luchtfoto’s van Wageningen University & Research worden onderzocht. Het gebied is meerdere malen gefotografeerd tussen 12 september 1944 en 23 maart 1945. Op een foto van 12 september is te zien dat het huidige weiland destijds een boomgaard was. Op het eerste oog is niets afwijkends zichtbaar. De overige foto’s laten echter de contouren zien van meerdere geschutsopstellingen, met een opening naar het noorden. Die opening was de inrit voor een stuk, waardoor de vijandrichting grofweg zuid zal zijn geweest. We mogen voorzichtig concluderen dat meerdere stukken van het type schwere Feldhaubitze 18, goed gecamoufleerd, in de boomgaard van Swellengrebel in stelling stonden tijdens de eerste dagen van operatie Market-Garden.
Op basis van voorgaande eerste analyse verwees de auteur van Retake Arnhem Bridge: An Illustrated History of the Kampf-gruppe Knaust September to October 1944 mij naar een ge-vechtsbericht dat op 29 september 1944 is opgesteld door de commandant van de artillerieafdeling, SS-Hauptsturmführer Oskar Schwappacher. Ap van Aggelen stuurde vervolgens een fragment uit het oorlogsdagboek van de heer Van Woer-kom uit Oosterhout waardoor ineens alle puzzelstukken op hun plaatsen vielen. Uit de documenten bleek namelijk dat de 21e batterij (21. Batterie) van het V./SS-Artillerie- Aus-bildungs- und Ersatz-Regiment tot vroeg in de ochtend van 21 september 1944 in stelling lag aan de oostelijke rand van het dorp Oosterhout. De hulzen en luchtfoto’s stellen ons in staat dat nu exacter te positioneren, namelijk in de voormalige boomgaard Swellengrebel achter huize Nijegaard.

EEN SS-ARTILLERIE-OPLEIDINGSEENHEID IN OOSTERHOUT

De Waffen-SS leidde haar artilleristen zelf op. Sinds april 1941 was de Artillerie-Ersatz-Abteilung der SS-Polizei-Di-vision in Amersfoort gelegerd op de Willem III-kazerne. In de zomer van 1943 werd zij als V./Abteiling in het SS-Artil-lerie-Ausbildungs- und Ersatz-Regiment opgenomen. Voor legering van het personeel werd in dezelfde plaats sinds november 1943 ook gebruik gemaakt van het R.K. Pensionaat (Maria Stichting) aan de Herenstraat en het R.K. Pensionaat St. Louis aan de Utrechtseweg. In mei 1944 vertrok de eenheid, bestaande uit vier batterijen waarvan de 21. Batterie was uitgerust met vier sFH18’s, naar de kust.

Een sFH18-Feldhaubitze tijdens een vuurpauze (foto uit 1942). Op de kist, op de voorgrond links, staan de hulzen, rechts ernaast liggen de projectielen. Het stuk werd bediend door negen kanonniers (Bundesarchiv, 101I-078-3073-23A, Pincornelly).

Vanaf begin september 1944 werd de opleidingseenheid op bevel van de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden ingezet op de noordelijke oever van de Waal. Met de stukken beveiligde de batterij de belangrijke bruggen. De staf, staf-batterij en de 21. Batterie, met een totale sterkte van bijna 200 man, hadden de stukken in Oosterhout al in stelling op 12 september 1944. De waarnemers van de batterij lagen zuidwestelijk van Oosterhout aan de oever van de Waal, met een tweede groep één kilometer westelijk van de Nijmeegse wijk Neerbosch. De 17. en 18. Batterie lagen niet in de Betuwe. Zij ondersteunden met negen 10,5cm-stukken het LXXXVIII Korps. De 19. Batterie was wel aanwezig in de Betuwe en had stelling betrokken bij Zaltbommel.

Langs de rand van de boomgaard achter huize Nijegaard staan vier stukken in opstelling. Op het aangrenzende land zijn de vier luchtdoel kanonnen zichtbaar (copyright Dotka Data BV).

ARTILLERIEWAARNEMERS OP DE BELVEDÈRE

Op zondagochtend 17 september werden Duitse luchtdoelstellingen rond de Nijmeegse bruggen aangevallen. De vier luchtdoelkanonnen van de 21. Batterie vuurden op laagvliegende jachtvliegtuigen en haalden, naar eigen zeggen, twee toestellen neer. Vanwege de onduidelijke situatie verkende de commandant van de afdeling de situatie in Nijmegen en zocht hij naar een hoofdkwartier dat verantwoordelijk was voor de Duitse eenheden in Nijmegen. Toen na de geallieerde luchtlandingen gevechten uitbraken en de geallieerde intenties waren onderkend gaf de Kommandeur van de 21. Batterie zijn waarnemingsgroep bij de Waaloever bij Oosterhout opdracht te verplaatsen naar de Belvedère binnen het Duitse bruggenhoofd op de zuidelijke Waaloever bij de verkeersbrug.

VUUR VANUIT OOSTERHOUT

Op de ochtend van de 18e openden de zware houwitsers vanuit de boomgaard het vuur op veronderstelde verzamel gebieden en opmarsroutes van de Amerikanen in de omgeving van Berg en Dal. Tegen 10.00u werd het vuur via directe waarneming op Amerikaanse troepen gelegd die het Keizer Karelplein naderden. Door het nauwkeurige artillerievuur kwam de Amerikaanse opmars rond 12.00u tot stilstand en nam de Duitse infanterie verloren terrein terug. Rond dezelfde tijd konden artilleriewaarnemers bij Neerbosch, onder dekking van artillerievuur, hun positie loslaten en in noordoostelijke richting verplaatsen naar de spoorlijn.

De batterij werd beschermd door een eigen luchtverdediging die bestond uit vier 2cm-luchtdoelkanonnen. Met de vier stukken werd een ‘paraplu’ over de batterij gelegd. Op zondagochtend 17 september hebben zij volgens de commandant twee geallieerde toestellen neergehaald. Tussen 12.00u en 14.00u zijn drie toestellen in de directe omgeving neergestort: een Mosquito en twee Thunderbolts. Het eerste toestel is door Flak neergehaald, de crash-oorzaak van de beide P-47’s is onbekend. Mogelijk zijn twee van deze drie toestellen neergehaald door de Fliegerabwehr van de batterij (kaart pp 18-19: GeoJan).

Dinsdagochtend beschoot de batterij verzamelgebieden aan de zuidrand van Nijmegen. De waarnemingsgroep bij de spoorlijn kon het vuur op een verzamelde groep geallieerde tanks leggen, waardoor twee tanks zó beschadigd raakten dat ze niet meer konden verplaatsen. In de middag ondersteunden de stukken de verdedigers rond de verkeersbrug, waarbij ze vuur uitbrachten op troepenconcentraties en mortierop-stellingen.
‘s Middags vielen Amerikaanse para’s, ondersteund door Britse tanks, opnieuw de Duitse stellingen rond de Waalbrug aan.
Vanuit zijn positie bij de brug leidde SS-Hauptsturmführer Krüger het vuur van de stukken uit Oosterhout op de aanvallende geallieerden. Door de antitankkanonnen en met hulp van de artillerie in Oosterhout kon de aanval worden afgeslagen. Tegen de avond werd door de waarnemingsgroep onder SS-Hauptscharführer Hotop aan de westelijke rand van Nijmegen vuur uitgebracht op twee groepen tanks die zich daar verzamelden. In de nacht van 18 op 19 september werd op verschillende momenten vuur afgegeven op bevoor-radingsroutes en het landingsterrein bij Berg en Dal.
De 19. Batterie lag tot dinsdag 19 september in Zaltbom-mel, maar verplaatste in de loop van de dag naar een positie één kilometer ten zuiden van het gehucht Ressen (oostelijk van Oosterhout), met waarnemers aan de zuidelijke rand van Lent op de noordelijke Waaloever.

NIJMEGEN, 20 SEPTEMBER 1944

In de vroege ochtend van 20 september werd door de Duitse verdedigers met ondersteuning van de artillerie uit Ooster-hout de volgende aanval met tanks en infanterie afgeslagen. In de loop van de ochtend wisten de geallieerden de Duitse verdediging met zware gevechten, waarbij de waarnemers het vuur tot op 100 meter voor hun eigen positie moesten
leggen, terug te dringen tot smalle bruggenhoofden rond de verkeersbrug en spoorbrug.
Om 15.00u staken de Amerikanen in bootjes de Waal over ter hoogte van de Nijmeegse elektriciteitscentrale. De houwitsers van de 21. Batterie waren al overbelast met verzoeken om vuursteun vanuit het steeds kleiner wordende bruggenhoofd rond de zuidelijke oprit van de verkeersbrug, waardoor ze niets konden uitrichten tegen de Waaloversteek. De 19. Batterie kon met haar vier 10,5cm-stukken vanuit Ressen 250 schoten afgeven op de oevers van de Waal om de Amerikanen op de zuidelijke oever te beletten de bootjes te bereiken en op de noordelijke oever te voorkomen dat ze zich konden ontplooien.

Positie van de waarnemingsgroep onder SS-Hstuf J. Krüger (infographic: Marcel Kuster).

RONDOMVERDEDIGING IN OOSTERHOUT

Door de succesvolle landing van de Amerikanen op de noordelijke oever liep de batterij in Oosterhout gevaar. Het personeel van de stafbatterij werd naar de zuidelijke rand van het dorp gestuurd om een verdediging in te richten op de Waaldijk. Ondertussen was de radioverbinding met de waarnemers op de Belvedère verbroken en werd het artillerievuur door SS-Hauptsturmführer Krüger geleid met lichtkogels.
Tegen 18.00u werd een rondomverdediging ingericht in Oosterhout met personeel dat eerder naar de dijk was gestuurd. De verdediging aan de Waal werd hiermee losgelaten.

TANKS OVER DE BRUG

Om 19.00u rolden Britse tanks over de Waalbrug. De spoorbrug was nog in Duitse handen. In het kleine bruggenhoofd bij de spoorbrug vocht de westelijke waarnemingsgroep van SS-Unterscharführer Hotop, nadat hun radio onbruikbaar was geworden, verder in een infanterierol onder Kompanie Runge. Deze waarnemingsgroep wist over de spoorbrug te ontkomen richting Lent. De waarnemers bij de Belvedère waren op dat moment verwikkeld in een nabijgevecht met de Amerikanen.

NACHTELIJKE VERPLAATSING

Om 24.00u meldde SS-Hstuf. Oskar Schwappacher via de radio aan General von Tettau dat Oosterhout in Duitse handen was en zij de stelling verdedigden. De stukken gaven nog vuur af op de Waaldijk ten zuiden van Oosterhout en in de richting van Nijmegen. Aan het begin van het dorp werden vijf huizen in brand gestoken om het gebrek aan lichtko-gels te compenseren. Om 04.00u kreeg de afdeling het bevel naar Elst uit te wijken. Een verkenner werd vooruit gestuurd om een nieuwe positie voor de afdeling te vinden. Terwijl de rondomverdediging intact bleef, werden de stukken met de enige artillerietrekker waar ze over beschikten één voor één uit het weiland getrokken en op de weg geplaatst. Munitie en apparatuur werden verzameld en gereed gemaakt voor de verplaatsing. Op dat moment verscheen Major Knaust met zijn Kampfgruppe in Oosterhout om een verdediging in te richten en aansluitend de aanval op Nijmegen te openen. In afstemming met Knaust verplaatste de afdeling anderhalve kilometer in noordelijk richting naar Huis Reeth, waar de afdeling in stelling ging om van daaruit vanaf 09.00u alweer het vuur te openen op de bevoorradingsroute van Nijmegen naar Lent. Op deze 21e september rond 12.00u werden de achtergebleven artilleristen uit de rondomverdediging gehaald om weer als kanonnier of telegrafist ingezet te worden bij Huis Reeth.

HET LOT VAN KRÜGER

De batterijcommandant die als waarnemer het artillerievuur bij de verkeersbrug leidde, totdat de lichtkogels op waren, raakte gewond in het nabijgevecht en werd afgevoerd naar het gewondennest. De verdedigers werden één voor één gevangen genomen. Het laatste bericht dat de afdeling bereikte, kwam van een ooggetuige die met de resten van Kamp-fgruppe Euling wist te ontsnappen. Hij had Amerikanen gezien in het gewondennest en hoorde vervolgens schoten, waarna het licht in de bunker doofde. Sinds 21 september staat SS-Hstuf. Krüger als vermist te boek.
De 21. Batterie bleef tot november 1944 actief in de Betuwe. Op 10 november werd opdracht gegeven alle opleidingseenheden en -scholen van de Waffen-SS uit Nederland te verplaatsen. Het V./SS-Art.Ausb.u.Ers.Rgt. vertrok op 15 november naar Praag.

De belangrijkste middelen voor waarnemers: een Scherenfernrohr (schaarkijker) en verbinding met de vuurleiding (BArch,101I-198-1363-29A, Henisch).

HET OORLOGSDAGBOEK VAN VAN WOERKOM

Nog even terug naar het oorlogsdagboek van Van Woerkom. Over de artillerieopstelling van de 21. Batterie zegt hij: “De boomgaard van Swellengrebel, waarin de Duitsche artillerie geplaatst was, bleef lang een weerstandsnest. De artillerie was door de Duitschers nog meegenomen, de granaten waren echter door hen achtergelaten. Engelsche infanteristen verschenen op 23 september om het dorp te zuiveren. Enkele gevangenen werden nog gemaakt. Het is wel bijzonder typisch, dat de artillerie bij Swellengrebel, die wel voldoende gesignaleerd was aan de Engelschen, niet getroffen werd. De camouflage onder de bomen was ook wel prima. Deze kanonnen zullen heel wat van de verwoesting van een gedeelte van Nijmegen voor hun rekening gehad hebben.” Door deze laatste zin uit het dagboek, en met de resultaten van mijn onderzoek, kijk ik nu toch op een andere wijze naar die berg roestend oud-ijzer in Oosterhout. De messing huls krijgt een plek in de voormalige Duitse bunker op het Valkhof waar het verhaal van de strijd om de bruggen een permanente plaats heeft.
Met dank aan: A. van Aggelen, J.A. Bom, B. Gerritsen, R. Mans, R. van Putten, S. Revell en W. Schwabe.

MUSEUMCOLLECTIE

DE PRIKBRIEF

Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag, werd Kamp Vught in allerhaast ontruimd. De kampleiding was bang dat het kamp op korte termijn bevrijd zou worden en stelde de gevangenen op transport naar Duitsland. Eén van deze gevangenen was een verzetsstrijder uit Arnhem: Douwe Meijer. Hij slaagde erin op bijzondere wijze een laatste boodschap aan zijn gezin te versturen.
— Aaltje den Boer en Jory Brentjens

DOUWE MEIJER

Douwe Gerbrand Meijer werd op 7 september 1902 geboren in het Friese Kollum. In 1928 trouwde Douwe met Baafke Ganzevoort. Samen verhuisden ze naar Arnhem waar ze een kunstnijverheidswinkel
openden aan de Jansbinnensingel 8b. Het gezin woonde in 1944 met oma Ganzevoort en inmiddels zes kinderen boven het winkelpand.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte Douwe betrokken bij het verzet. Volgens zijn zoon, Boto, was Douwe lid van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, was hij betrokken bij een overval op een distributiekantoor in Arnhem en speelde hij een rol bij de illegale distributie van de verzetskrant Trouw. Daarnaast lieten Douwe en Baafke in september 1943 een Joodse baby, Reuben Mozer, bij hen onderduiken. Reuben verbleef tijdelijk bij de familie Meijer voordat hij naar de zus van Baafke werd overgebracht waar hij de rest van de oorlog zou blijven.
Op 17 juni 1944 werd Douwe opgepakt door de Duitse Si-cherheitsdienst (SD). Zijn zoontje Bert was op dat moment zeven jaar oud en herinnert zich het volgende: “In mijn herinnering zijn we even uit bed gehaald om afscheid te nemen van mijn vader, niet wetend dat dit definitief zou zijn. Er is mij verteld dat pa na een ‘vergadering’ op tijd thuis was, dat was 8 uur ’s avonds, want dan ging de spertijd in. Aan de overkant van de singel hebben SD’ers op een bank zitten wachten, waardoor zij zeker wisten dat hij thuis was en zich niet kon verschuilen. Er was een koerierster aangehouden, waarbij een brief van mijn vader werd gevonden. Ik heb de arrestatie van mijn vader niet als zodanig meegemaakt, ik lag in bed.” Een dag later werd ook Baafke opgepakt en door de SD verhoord. Ondanks de belofte dat Douwe zou worden vrijgelaten als zij de SD van informatie zou voorzien, vertelde zij hen niets. Baafke mocht naar huis, maar Douwe werd naar Kamp Vught afgevoerd.

De prikbrief van Douwe Meijer

EEN LAATSTE BOODSCHAP

Op 5 september 1944 werd Kamp Vught ontruimd en werd Douwe samen met andere gevangenen op transport gezet naar Duitsland. Voordat hij Nederland verliet, wist hij nog twee brieven aan zijn gezin te schrijven. De eerste brief prikte hij op 5 september in Vught met een speldje op een stuk pakpapier. De tweede schreef hij in de trein met potlood, het adres was ook bij deze brief geprikt. In de omgeving van Nijmegen gooide Douwe de brieven uit de trein in de hoop dat ze hun weg naar zijn gezin zouden vinden.
De brieven die Douwe in september 1944 in Nijmegen uit de trein gooide, werden door een onbekende voorbijganger gevonden. Deze persoon zorgde ervoor dat Douwes brieven bij Baafke werden bezorgd.
“Lieve Bap”, schreef Douwe op 5 september, “Het is een bijzondere manier van schrijven. Ik kan het nu nog doen. We weten hier niet waar we aan toe zijn. Het einde van de oorlog is nabij. Dit betekent hier voor velen de dood. […] Momenteel wordt de boel hier met haast ontruimd, vermoedelijk naar Krefeld.”
Naast Douwe’s boodschap over de situatie in Vught neemt hij, ondanks de moeilijke manier van schrijven, ook de moeite zich nog kort tot één van zijn zoons te wenden: “Wy-brand nog gefeliciteerd met zijn verjaardag jongen binnenkort doen we het samen over. Geef hem zoen.”
In zijn tweede brief geeft Douwe kleine details over zijn reis. Douwe schrijft: “Heden 6/9 op weg naar Duitsland. Houd allen moed: nu is het goed. ± 2.000 mannen en vrouwen.

De geschreven brief van Douwe Meijer

Vertrouwt op God. […] In de trein geschreven in de hoop dat deze brief overkomt. Spoedig tot ziens.”
Op de keerzijde van de brief staat een boodschap aan de ouders van Nico en Chris. Nico de Lange was de schuilnaam van Evert Boven, Chris was zijn broer. Beiden waren lid van het verzet en bekenden van Douwe. Via hen hoorde Douwe dat Baafke verhoord was, maar geen geheimen had prijsgegeven. Hiervoor was hij haar erg dankbaar en schrijft hij zelfs: “In de gevangenis hebben ze je gehuldigd”.
Douwe werd vanuit Kampt Vught naar Sachsenhausen vervoerd. Hier zou hij tot februari 1945 blijven totdat hij naar Buchenwald werd getransporteerd. Toen hij daar aankwam woog Douwe, die bijna 1.90m langs was, nog maar 59 kilo. Vanuit Buchenwald werd Douwe naar Flossenburg gestuurd. Vervolgens moest hij op dodenmars naar Dachau. Deze mars overleefde Douwe niet.

HET THUISFRONT

De brieven die Douwe in september 1944 in Nijmegen uit de trein had gegooid werden door een onbekende voorbijganger gevonden en bij Baafke bezorgd. Er is geen verdere correspondentie tussen Douwe en Baafke bekend, dus de kans is groot dat dit het laatste bericht is dat zij van haar man ontvangen heeft.
Na de oorlog was het voor Baafke lange tijd niet duidelijk of Douwe nog in leven was. Haar zwager plaatste een advertentie in de krant waarin hij mensen opriep informatie te delen. In oktober 1945 ontving Baafke een bericht van het Rode Kruis en een brief van dhr. Paulissen uit Rotterdam. Hieruit werd duidelijk wat het lot van Douwe was. Paulissen zag de oproep en schreef een brief naar Baafkes zwager. Hij was een medegevangene van Douwe en was getuige van diens overlijden: “Uw zwager die ook mijn vriend was tijdens onze gevangenschap, is met mij van Vught naar Oranienburg gevoerd. Daarna naar Buchenwald en toen naar Flossenburg.
Bij een transport van Flossenburg naar Dachau (wat wij niet bereikt hebben) is Douwe gesneuveld. Hij was uitgeput neergevallen en door de SS moordenaar met een schot door de slapen en een in de nek doodgeschoten.”
De kinderen van Douwe wisten lange tijd niet van het bestaan van de prikbrieven af. Zijn zoon Bert zei hierover het volgende: “Onze moeder is op 13 juli 1973 overleden. Zij heeft ons nooit iets verteld over de brieven van mijn vader. Zij vond dat we verder moesten. Pas na haar dood in de zeventiger jaren zijn de brieven van mijn vader aan mijn moeder gevonden.”
De prikbrieven van Douwe zijn te zien in de tijdelijke expositie ‘De Prikbrief: de laatste boodschap van Douwe Meijer’ bij Airborne at the Bridge in Arnhem.

Baafke H. Ganzevoort, 22.01.1905 – 13.07.1973

Douwe Gerbrand Meijer, 07.09.1902 – 22.04.1945

RECENT VERSCHENEN

“GET AT THEM WITH THE BAYONET”

— Erik Jellema
Op 20 september 2001 werd bij de Westerbouwing een steen onthuld ter nagedachtenis aan de actie van 4th Battalion The Dorsetshire Regiment. Dit monument staat afgebeeld op de cover van het onlangs door Philip Rein-ders uitgegeven boek Get at them with the bayonet”. Aan het einde van de Slag om Arnhem, in de nacht van 24 op 25 september 1944, stormde dit bataljon hier, onder deze aanmoediging van de bataljonscommandant Lt.-Col. Tilly, de steile helling van de Westerbouwing op. Helaas was de Westerbouwing niet meer in handen van de Britse parachutisten en werden de meeste Dorsets krijgsgevangen gemaakt. Deze actie wordt doorgaans als voetnoot vermeld in boeken over de Slag om Arnhem.
4th Battalion The Dorsetshire Regiment maakte deel uit van de 43ste (Wessex) Infantry Division, die als onderdeel van XXX Corps de zuidelijke Rijnoever bij Driel bereikte. Het bataljon dat drie weken na D-Day aan land kwam in Normandië, op hetzelfde strand waar op 6 juni haar zus-terbataljon de 1st Dorsets was geland, had eind september reeds een hele reeks gevechten achter de rug. In Norman-dië bij Hill 112 had het zelfs al gevochten tegen de Duitse 9. SS-Panzer-Division ‘Hohenstaufen’. Op 22 september kreeg het bataljon, wellicht tegen beter weten in, de opdracht het Airborne-bruggenhoofd uit te breiden, zodat de parachutisten konden worden bevoorraad.
Philip Reinders heeft niet alleen het Dorset Museum geraadpleegd, maar in het verleden ook met een groot aantal veteranen gesproken. Hierdoor was het mogelijk de actie van het bataljon minutieus te beschrijven. Aan de hand van geannoteerde (lucht)foto’s maakt hij inzichtelijk wat er precies is gebeurd. Niet alleen de Dorsets maar ook onder andere de genisten, Polen en artilleristen die een rol hebben gespeeld komen aan het woord. Ook hoe het de amfibische DUKW’s met voorraden en geneeskundige steun voor de parachutisten verging wordt precies beschreven.
Van de 289 man die de Rijn waren overgestoken werden 140 krijgsgevangen gemaakt, waaronder de bataljonscommandant. Zo’n 50 man bereikten de perimeter, waarvan 48 terugkeerden over de Rijn tijdens de evacuatie. Het bataljon had uiteindelijk vijftien gesneuveld en vermisten te betreuren. Vier van hen zijn begraven op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery, waarvan één als onbekende soldaat. Philip volgt het bataljon daarna nog via Dorset Wood bij Tripsrath (Duitsland) dieper het land in, waarbij het in de omgeving van Bremerhaven de Duitse capitulatie zou meemaken.
Met dit Engelstalige hardcoverboek heeft Philip Reinders, sinds 1993 bezig met The Dorsets, ervoor gezorgd dat er nu een werk is dat de gevechten beschrijft van het enige reguliere infanteriebataljon dat ten noorden van de Rijn deelnam aan de Slag om Arnhem.

Written by Philip Reinders
The story of the 4th BattalionThe Dorset Regiment during the Battle of Arngem September 1944
“Get at them with the bayonet”; The story of the 4th Battalion The Dorset Regiment during the Battle of Arngem [sic] September 1944 (Philip Reinders), ISBN-13: 978-90-8264759-4, pp. 157, rijk geïllustreerd, voorzien van een overzicht van gesneuvelden, www.Aviationwarbooks.nl (2021).

A SAPPER AT ARNHEM

A Sapper at Arnhem, The Memoirs of Harry Faulkner-Brown uit 2006 is kort geleden in herdruk uitgebracht. Het boekwerkje beschrijft de carrière van Faulkner-Brown, van diens basisopleiding bij de Durham Light Infantry tot zijn rol als commanding officer van No. 3 Troop van het 4th Parachute Squadron, Royal Engineers.
Zijn eenheid landde op 18 september 1944 op de Ginkelse Heide, ondersteunde tijdens de slag het 156 Parachute Battalion ten noorden van Oosterbeek en werd later ingezet bij de verdediging van de perimeter. Bij de terugtrekking over de Rijn hielp Faulkner-Brown met het overzetten van 40 Polen.
Na de oorlog pakte hij z’n opleiding tot architect weer op en werd hij bekend als ontwerper van prestigieuze utili-teitsbouwwerken in Groot-Brittannië en in diverse andere landen, waaronder Nederland. In 2003 was Harry-Faulkner-Brown leider van de Airborne Pilgrimage. Hij overleed in 2008.
A Sapper at Arnhem, The Memoirs of Harry Faulkner-Brown (Harry Faulkner-Brown), ISBN-13: 978 90-8314221-0, pp. 128, geïllustreerd, Engels, R.N. Sigmond Publishing, Prijs €21,50 + verzendkosten. Verkrijgbaar bij boekhandel Meijer & Siegers in Oosterbeek.

AIRBORNE PADRE

— Wybo Boersma
Onlangs is door Brendon Publishing een boek uitgegeven over de oorlogsgeschiedenis van Chaplain A.C.V. Menzies. Menzies was tijdens de Slag om Arnhem als geestelijke verbonden aan 156 Parachute Battalion.
Het boek, gebaseerd op zijn dagboek-verslagen en andere persoonlijke documenten, begint op 1 januari 1943. Menzies is dan met zijn eenheid, 3rd Parachute Battalion, in Noord-Afrika. Via een korte beschrijving van zijn verblijf in Italië gaat het met rasse schreden naar 18 september 1944, wanneer Menzies met zijn nieuwe eenheid op de Ginkelse Heide bij Ede landt. Als één van de weinigen vermeldt hij het sneuvelen van de Franse liaisonoffi-cier Lieutenant Yves Hacart. Op 20 september wordt Menzies al krijgsgevangen gemaakt in Wolfheze. Helaas heeft hij tijdens deze korte periode zijn dagboek niet bijgehouden; de camera, waarmee hij tot dan twee foto’s heeft gemaakt, gaat daar verloren. Ook over zijn krijgsgevangenschap tot aan het einde van de oorlog komen we weinig te weten. Gelukkig zorgen foto’s en enkele brieven voor de nodige aanvullingen. Hoewel het boek niet veel toevoegt aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem geeft vooral het verslag van zijn verblijf in Noord-Afrika een goed beeld van het werk van een chaplain in oorlogstijd. Bovendien zijn er niet zoveel boekjes verschenen over de groep Army Chaplains bij Arnhem. Bekend zijn Verscheurde Horizon, Het oorlogsdagboek van Rev. G.A.F. Pare, Wanneer komt de Bevrijding? aan de hand van het dagboek van de Engelse legerpredikant Pare en Chig, Sky pilot to the Glider Pilots. Deze ‘schaarste’ maakt het toch de moeite waard om Airborne Padre aan te schaffen.
Airborne Padre
The wartime story of Reverend A C V Menzies North Africa to Italy, Arnhem and Germany
Edited and illustrated with contemporary photographs, letters, and other authentic documents by James Alasdair Menzies
Airborne Padre; The wartime story of Reverend ACV Menzies, North Africa to Italy, Arnhem and Germany. Edited and illustrated with contemporary photographs, letters, and other authentic documents by James Alasdair Menzies (zonder auteur), Brendon Publishing (Warton, Engeland), Engels, € 19 plus porto, verkrijgbaar via: arnhemdescent@gmail.com.

PERSOONLIJK

JOHANNES LEUSDEN, EEN FOTOGRAAF IN VERWOEST OOSTERBEEK

Op 12 maart 2021 raasde een storm over Nederland. In de Doorwerthsestraat in Heelsum viel die dag een grote dennenboom om bij de oprit van Henk Heijloo. In het gat dat achterbleef bevonden zich zeven complete 6-pounder granaten, een lege huls en de kop van een 6-pounder-granaat. De e-mail die Henk Heijloo ons daarop stuurde, ging vergezeld van een paar ‘bekende’ foto’s van het ouderlijk huis van zijn moeder: Utrechtseweg 149 in Ooster-beek. Hier woonde de familie Berghege totdat het pand in 1944 zwaar beschadigd raakte. De fotograaf van deze platen, Johannes Leusden, geniet in relatie tot de gebeurtenissen in september 1944 weinig naamsbekendheid. De hoogste tijd om de lens eens op deze man te richten.
— Leo van Midden en Bob Gerritsen

Het huis van de familie Berghege aan de Utrechtseweg 149. Na de oorlog bracht de gemeente hier tijdelijk de afdeling Sociale Zaken onder, in afwachting van de bouw van een nieuw gemeentehuis. Toen dat af was, werd ABN AMRO Bank eigenaar van nr. 149. De bank liet het huis afbreken en zette er een nieuw kantoorpand neer. (Hans Leusden)

Weina Berghege en Johannes Leusden.

Johannes Leusden, die Hans werd genoemd, werd op 26 juni 1911 geboren in Batavia, Nederlands-Indië. Toen zijn ouders scheidden, kwam hij met zijn moeder, Henriëtte Ansingh, en broer en zus naar Nederland. Na de middelbare school volgde hij de Rijks Hogere Landbouwschool in Deventer, o.a. met het doel uiteindelijk terug te keren naar Nederlands-Indië. Door omstandigheden is daar niets van gekomen, waarna hij een opleiding in de fotografie volgde. In juli 1937 nam hij samen met zijn eerste echtgenote de ‘Drogisterij, Optiek, Bandage en Fotohandel’ aan de Stationsstraat in Ermelo over. Vijf jaar later, in 1942, werd hij door de Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging toegelaten om een eigen fotozaak in Ermelo te ‘drijven’.

Krantenadvertentie uit De Harderwijker, 30-07-1937.

DE RELATIE MET OOSTERBEEK

Het gezin Berghege bestond uit vader Hendrik, moeder Annetje Berghege-Loedeman en zes kinderen. Zij woonden op Utrechtseweg 149 in Oosterbeek. Naast hun eigen zes kinderen, hadden ze ook nog de zorg voor twee pleegkinderen die opgroeiden in het Lutherse weeshuis in Amsterdam. Deze jongens, Johan en Tonny Heijloo, verbleven vaak in Oosterbeek. De strijd in september 1944 zat de familie, zoals zoveel Oosterbeekse inwoners, uit in de kelder van de woning . Evacuatie naar Uddel volgde. Eenmaal terug in Oosterbeek bleek het huis aan de Utrechtseweg als gevolg oorlogshandelingen onbewoonbaar; het gezin kreeg een geconfisqueerd huis toegewezen aan de Pieterbergseweg.

De dames Berghege. VLNR: Weina, Thera en Riek. (Hans Leusden)

1. Met uitzondering van Tonny Heijloo. Hij sloot zich aan bij het Oranjebataljon en is tijdens de gevechten gewond geraakt. In het veldhospitaal lag hij naast Major Montgomery te wachten op de komst van de Duitsers. Hij werd gewond afgevoerd naar Apeldoorn, maar wist te ontsnappen en kon zich later aansluiten bij de Prinses Irene Brigade (uit: Zwevend naar de dood).

Johannes en Weina voor hun antiekzaak in Zwolle.

Thera, de oudste dochter van de familie, trouwde voor het uitbreken van de oorlog met Ton van Vught. Zij werkte in Ziekenhuis Salem in Erme-lo. Via deze familieband met Ermelo kwam Weina Berghege, de jongste dochter, in contact met de fotograaf Hans Leusden. Hij kwam vlak na de oorlog regelmatig bij het gezin in Oosterbeek over de vloer. Weina werkte als administratief medewerkster bij de gemeente Renkum. Het lijkt waarschijnlijk dat Hans via haar een verzoek ontving om foto’s van de verwoestingen in de gemeente Renkum te maken. Van deze serie foto’s zijn enkele bekend geworden als ansichtkaart en een aantal is geplaatst in het boekwerkje Oosterbeek verwoest: 1944 1945. In 1947 hertrouwde Hans Leusden met Weina. Na hun huwelijk vestigen zij zich in Driebergen.

De Oranjelaan vanaf de Utrechtseweg. (Hans Leusden)

VAN FOTOGRAAF NAAR ANTIQUAIR

Hans werkte in Driebergen als freelancefotograaf voor AGFA. Hij maakte veel kinderfoto’s en fotografeerde tijdens de wederopbouwperiode in opdracht van de Nederlandse Baksteen Industrie (NBI) de nodige bouwwerken. In de jaren ‘50 maakte hij in opdracht van AGFA samen met zijn

vrouw landentrips, resulterend in prachtige reisreportages. In het winterseizoen trokken zij langs zalen in Nederland om deze reportages te laten zien. Door de komst van de televisie stopte dit begin jaren ‘60.
De fotografie liep niet goed meer. Hans zag het toerisme op de Waddeneilanden toenemen en het echtpaar besloot een

Twee foto’s van de Utrechtseweg. In het album staat erbij vermeld: “Uitzicht vanaf het balkon op de Utrechtseweg 149 en uitzicht vanuit het huis van de heer Zwarts”. (Hans Leusden)

(Hans Leusden)

De Weverstraat in Oosterbeek. (Hans Leusden)

R.K.-kerk St. Bernulphus aan de Utrechtseweg. (Hans Leusden)

Brug bij station Oosterbeek-Hoog. (Hans Leusden)

kunst-en antiekhandel op West-Terschelling te beginnen. Weina dreef de winkel en Hans kocht door het hele land antiek op. De stukken knapte hij zelf op, om ze daarna voor de verkoop naar het eiland te brengen. Na enige tijd verhuisden Hans en Weina naar Zwolle, waar ze een grachtenpand bewoonden aan de Thor-beckegracht. Na de dood van Hans in 1989, dreef Weina tot 2000 de kunst- en antiekhandel. Het stel had geen kinderen.

Toulon van der Koogweg. (Hans Leusden)

Kasteel Doorwerth. (Hans Leusden)

HET FOTOALBUM

De fotoserie die Hans Leusden na de bevrijding in Oosterbeek maakte, is bewaard gebleven in een album met ruim 100 foto’s dat inmiddels in bezit is van Henk Heijloo. Henk was als zoon van de zus van Weina vaak bij zijn oom en tante te vinden. Na het overlijden van Weina Leusden-Berghege in 2005 is het fotoboek aan hem overgedragen. De familie vindt het jammer dat soms foto’s uit het album worden gebruikt, zonder dat de naam van de fotograaf erbij vermeld staat. Het zijn immers toch unieke beelden. De redactie van Airborne Magazine heeft de foto’s laten digitaliseren om deze te kunnen gebruiken in toekomstige edities, om zo het werk van Johannes Leusden blijvend aandacht te geven.
Dank aan Henk Heijloo voor de verstrekte informatie over de families Berghege en Leusden en voor zijn toestemming om de foto’s te mogen publiceren.
De eigenaar van het album zal de verzameling op termijn overdragen aan het Gelders Archief.

NIGEL SIMPSON, E.A. “THEN IT WAS TIME FOR A BREW”: THE 1ST AIRLANDING ANTI TANK BATTERY AT ARNHEM. BATTERY D TROOP (NIGEL SIMPSON, E.A.)

Het vierde boekje over de anti-tankka-nonnen tijdens de Slag om Arnhem. Ditmaal gaat het over de 17-poun-ders. D Troop had vier kanonnen, twee daarvan raakten tijdens de landing zwaar beschadigd en zouden niet meer in actie komen. Bij het derde kanon was de Morris-Commercial C8-AT Portee (artillerietrekker) beschadigd, waardoor het niet langer mogelijk was het stuk te verplaatsen. Op maandag werd dit kanon toch naar de Oude Kerk gebracht, waar het aan de oostkant dienst heeft gedaan. De auteurs plaatsen dit stuk in hun verhaal aan de noordkant van
kerk, waar het volgens hen werd uitgeschakeld door mortiervuur. Op de foto is echter duidelijk te zien dat het kanon door een technisch probleem, een vastzittende loop, niet meer kon vuren. Over het vierde kanon van D Troop is helaas niet veel terug te vinden in Then it was time for a Brew, alleen dat het stuk na het eerste schot niet meer kon vuren. Om het boekje wat meer inhoud te geven worden ook hier weer de acties van de 6-poun-der-Troops in Arnhem beschreven. Zo blijkt eens te meer dat het een moeilijk onderwerp blijft, de inzet van de 17-pounders tijdens de slag.
ISBN-13: 978-9-0831-8421-0,
pp. 142, geïllustreerd, Engels, € 22,00, verkrijgbaar via: www.aviation-warbooks.nl.

DE VVAM-WEBSITE

In 2021 bezochten ruim 60.000 verschillende bezoekers de VVAM-website. Het merendeel van deze lezers weet de site te vinden via directe verwijzingen in zoekmachines. Google scoort hierbij het hoogst, twintig procent bezoekt de webstek via Facebook. Uit de bezochte adressen blijkt dat de nieuwsbrieven en ministories goed worden gelezen. Het best bezochte bericht in 2021 was dat van Bernhard Deeter-ink over zijn speurtocht naar foto’s van Kriegsberichter. Op de tweede plaats staat de aankondiging van het boek van Philip Reinders over de Dorsets. Ook het bericht over de recent gevonden Britse supply containers in Doorwerth trok in korte tijd veel aandacht. Opvallend is de toename van het aantal bezoekers dat gebruik maakt van een mobile device: dit is opgelopen tot 40%. De meerderheid maakt nog gebruik van desktopcomputers.
De afgelopen periode hebben we vragen ontvangen over de bereikbaarheid van de vereniging via de website en werd een aantal technische vragen gesteld. De site is voor iedereen toegankelijk, inloggen is niet langer nodig. Wat het online contacteren van de VVAM betreft is niet altijd duidelijk dat de contactgegevens van de vereniging in de balk onder
op elke webpagina staan, met rechts de e-mailadressen van de administratie (admin@vriendenairbornemuseum.nl) en het algemene adres (info@vriendenairbornemuseum.nl). Hier zijn ook de bankgegevens en een link voor het aanmelden van nieuwe vrienden te vinden.
Sommige mensen ondervonden problemen met het downloaden en printen van ministories. Mocht u dit lastig vinden en deze vrij beschikbare informatie wel willen hebben, dan is het aanschaffen van nieuwsbrieven en ministories via de webshop een geschikt alternatief. U ontvangt dan alle bestanden in pdf via WeTransfer, waar ze met een klik eenvoudig zijn te downloaden.
Vorig jaar is samen met het Airborne Museum gekeken naar mogelijkheden om beide websites samen te integreren. Dit laat nog even op zich wachten vanwege onderhoudswerkzaamheden aan de museumwebsite.
Dit jaar willen we de Engelse versies van de nieuwsbrieven en ministories publiceren. Rick van de Hoef is bezig met het scannen, opschonen en converteren. Deze honderden pagina’s komen binnenkort online.

PROGRAMMA

Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
• Zaterdag 23 april: Algemene Ledenvergadering / lezing ‘Second Army’ door Johan van Doorn
• Vrijdagavond 10 Juni: Thema-avond ‘Operaties
Comet / Linnet 1 & 2′
• Zaterdag 27 augustus: Battlefield tour ‘XXX Corps advances 17 & 18 September’ door Joris Nieuwint
• Najaar: Thema-avond ‘Issue of Order: opdrachten
1st Airborne Division versus de realiteit’
• Najaar: Thema-avond ‘Bevelvoering & verbindingen bij Arnhem’
Informatie over de inschrijvingsprocedure voor deze activiteiten volgt via de VVAM-website.

DE ACHTERZIJDE

September 2021. Een parachutist van de Luchtmobiele Brigade landt op het Houtdorperveld bij Garderen tijdens ‘Falcon Leap’, de grootschalige internationale oefening die samenviel met de herdenking van operatie Market-Garden (foto: 11 Luchtmobiele Brigade).

VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE

NUMMER 24 – JULI 2022 NUMMER 25 – NOVEMBER 2022 NUMMER 26 – MAART 2023

KASTEEL DOORWERTH

Hoe Kasteel Doorwerth in de staat kwam waarin fotograaf Johannes Leusden deze plek na de bevrijding vastlegde (zie de cover), is een verhaal dat we misschien nog weleens uit de doeken zullen doen in Airborne Magazine. Dat de vernieling slechts ten dele plaatsvond tijdens Market-Garden staat min of meer vast. Het zijn met name de begindagen van oktober 1944 geweest die het lot van de plek hebben bezegeld. De genadeklap kwam in januari 1945, toen volgens kasteelbewaarder Bran-derhorst het Duitse Feldwirtschaftskomman-do 10 de middeleeuwse waterburcht opblies met trotyl – beter bekend als dynamiet (bron: Geldersch Landschap en Kasteelen).

De zuidoosthoek van het kasteel in 1946. Het poortgebouw op de cover van het magazine is uiterst links te zien (Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Documentnummer 24.686).

AIRBORNE MAGAZINE

Airborne Magazine

Jaargang 7, nr. 22, november 2021

Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.

Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.

ISSN: 2666-6871.

Voor meer informatie: www.kb.nl/issn

Redactie Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten Aan deze editie werkten mee Jory Brentjens, Luuk Buist, Martijn Cornelissen, Jan van Dalen, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Wim Kersten, Geert Maassen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten, Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out

Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst

Druk

Grafi Advies, Zwolle Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03

Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem

Rekeningnr (IBAN): NL 80 INGB 0004 4036 41

Contributie VVAM

Individueel lid: € 30 per jaar (jan t/m dec) Gezinslidmaatschap: € 40 per jaar (jan t/m dec) NL 80 INGB 0004 4036 41 U ontvangt een factuur voor de contributie van 2022.

Archivering & losse nummers

info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE

3    Verenigingsnieuws

5   Museumnieuws

6    Interview – Karel Margry, hoofdredacteur After the Battle magazine

11   Airborne Museum – De Connectie revisited

13   Airborne Museum – Wandelen om te herdenken

14   Achtergrond – Tussen Beukenlaan en Oude Kerk

23   Recent verschenen boeken

24   Persoonlijk – Battlefield tour 7 KOSB

26  Objecten – Princess Mary Gift Fund Box (1914)

28   Ministory 138 – Lieutenant Philip Holt

35  Programma

 

BIJDRAGEN

De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties. We verwelkomen bijdragen aan het blad. Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.

Omslag: Luchtopname van de contouren van voormalig landhuis De Oorsprong in Oosterbeek.

Zie Ministory 138 op pagina’s 28-34 voor het verhaal van deze plek (foto: Jan van Dalen Fotografie).

BESTUURSMEDEDELINGEN

Op zaterdag 2 oktober hield de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum (VVAM) haar jaarlijkse algemene ledenvergadering, één met minder coronabeperkingen dan voorheen én, voor het eerst sinds enige tijd, in het Airborne Museum. In eerdere edities van dit magazine heb ik al uitgelegd dat het onze intentie is, én die van het museum, om onze samenwerking de komende jaren te intensiveren. Dit thema was ook het hoofdonderwerp van de ALV.

Het VVAM-bestuur, met vlnr: Alexander Heusschen, Joey Post, Jasper Oorthuys, Otto van Wiggen (voorzitter) en Frans Kalkhoven.

Ronnie Weijers.

 

De eerste ideeën voor een intensievere relatie volgden snel op het aantreden van Ronnie Weijers als nieuwe directeur-bestuurder van het museum. Op uitnodiging van het VVAM-bestuur stelde Weijers zich tijden de ALV voor en deed hij zijn visie en plannen met het museum uit de doeken. Hij schetste hoe hij het afgelopen jaar de financiële problemen als gevolg van de gedwongen sluiting van het museum heeft weten te beperken, onder andere door een oproep tot financiële steun te doen in de vorm van een ‘vriendenabonnement’. Dit leverde als snel enkele honderden abonnementhouders op: contribuanten die het museum eenmalig met € 30 steunden. Toen bleek dat er nagenoeg geen overlap was tussen deze abonnementhouders en VVAM-leden, ontstond het idee om beide categorieën samen te brengen in de VVAM. Om abonnementhouders te bewegen hun bijdrage jaarlijks voort te zetten, was het aanbod hen voor een hernieuwde jaarlijkse bijdrage van € 30 drie keer per jaar Airborne Magazine toe te zenden. Alle abonnementhouders hebben daarop in juli 2021 het eerste nummer ontvangen.

Omdat reguliere VVAM-leden ‘slechts’ € 25 per jaar betalen, heeft het bestuur in overleg met Weijers voorgesteld het jaarlijkse contributiebedrag ook te verhogen naar € 30. Afhankelijk van het aantal abonnementhouders dat besluit zijn jaarlijkse bijdrage voort te zetten en de facto lid te worden van de VVAM, kan het ledenbestand van de vereniging hierdoor aanzienlijk groeien. Op dit moment telt de VVAM 616 leden en hebben al 233 abonnementhouders positief gereageerd op het aanbod om over te gaan naar de VVAM. Tegenover de verhoging voor VVAM-leden staat een verdere kwaliteitsimpuls voor Airborne Magazine en de verstrekking van een museumpas die onbeperkt vrije toegang biedt tot het Airborne Museum. De leden hebben tijdens de ALV unaniem ingestemd met de contributieverhoging en het samenvoegen van beide categorieën vrienden.

Daarna schetste Weijers de ontwikkelingen met betrekking tot het samenvoegen van de websites van het museum en de VVAM, en het centraliseren van de ledenadministratie, iets dat nog nadere afstemming behoeft. Weijers maakte bekend dat de geplande thema-avonden in de toekomst zonder kosten kunnen worden georganiseerd in het Airborne Museum.

Zoals gebruikelijk werd de ALV gecombineerd met een middagprogramma: een presentatie over de inzet van de 8th US Air Force tijdens Market Garden (op 17 september) door drie leden van de Studiegroep Luchtoorlog 19391945: Ivo de Jong, voorzitter van de studiegroep sinds 2010, Antoon Meijers en Fredrik Paauwe.

De Jong werkt als generaal-majoor bij de Defensie Materieel Organisatie en heeft geschiedenis in brede zin als hobby. Zijn specialisme is de luchtoorlog in Nederland in WOII, een interesse die werd aangewakkerd door verhalen van zijn vader die als jongen een Amerikaanse bommenwerper zag neerstorten bij Groenekan, in de buurt van Utrecht. In zijn lezing voor de ALV schetste hij de groeistuip die de Amerikaanse Luchtmacht doormaakte en het aandeel dat zij uiteindelijk had in het verslaan van Duitsland.

Ivo de Jong tijdens zijn lezing.

Antoon Meijers werkte 32 jaar voor de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en ging in 2010 met functioneel leeftijdsontslag. Van jongs af aan was hij geïnteresseerd in de bevrijding van Nederland. Hij kreeg vanuit zijn werk bij de EOD steeds meer interesse in de luchtoorlog. In 2019 publiceerde hij het boek They were all over the sky dat de Amerikaanse luchtaanvallen beschrijft vóór en tijdens Market Garden. In een boeiende presentatie schetste Antoon Meijers hoe voorafgaand aan de inzet van de eerste lift met parachutisten op zondag 17 september, maar liefst 875 B-17-bommenwerpers en enkele honderden P-47 Thunderbolt-jachtvliegtuigen werden ingezet om de luchtlandingstroepen te beschermen en de Duitse luchtafweer vleugellam te maken. De doeltreffende wijze waarop dit is gebeurd heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat op de eerste dag slechts een gering aantal C-47’s en gliders, die de Britse Airborne Division vervoerden, is neergehaald. In contrast: die zondag ging wel een aanzienlijk aantal bommenwerpers verloren.

Fredrik Paauwe zoomde in op het verhaal van de 353rd Fighter Group en de bij Wekerom-De Valk neergestorte Amerikaanse 2nd Lieutenant Robert Greene. Greene was nog maar twintig toen hij op 17 september met zijn Thunderbolt werd neergeschoten en om het leven kwam. Paauwe deed verslag van zijn zoektocht naar Greenes herkomst en naar diens familieleden. Mede door Paauwes inspanningen is op de plaats van de crash op 17 september 2001, in het bijzijn van de zus van Greene, een monument onthuld dat de herinnering aan deze jonge vlieger levend houdt.

— Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM

— Foto’s: Erik Jellema

FINANCIËN EN CONTRIBUTIE Als gevolg van de nauwere samenwerking met het museum en de te verwachten hogere inkomsten is het mogelijk Airborne Magazine door te ontwikkelen en een hogere financiële bijdrage aan het museum te leveren. In 2019 heeft de vereniging € 4.000 geschonken aan het Airborne Museum. In het begrotingsjaar 2020 is een bijdrage verstrekt van in totaal € 5.150. Deze bijdragen zijn met name gedaan als tegemoetkoming in de kosten die zijn gemaakt ten gevolge van de co-ronapandemie. Voor het aankomende begrotingsjaar hebben we € 6.450 opgenomen als gift aan het museum. Afhankelijk van het aantal nieuwe leden kan dit bedrag verder oplopen.

Overigens zijn de contributie-inkomsten in 2020 behoorlijk achtergebleven. Tot voor kort gingen we er als bestuur vanuit dat de leden hun contributie op eigen initiatief overmaken. In praktijk blijkt deze stilzwijgende afspraak echter niet te werken: het vergt erg veel tijd en geduld van de ledenadministratie om achterblijvers met betalingsherinneringen aan te sporen alsnog te betalen. Om die reden is de vereniging in 2020 overgestapt op de geïntegreerde financiële ledenadministratie van Conscribo. Dit maakt het online innen van contributies eenvoudiger en overzichtelijker. Dat dit effect heeft, zien we terug in de inkomsten voor het verenigingsjaar 2021. Niet-betalende leden worden nu eerder gesignaleerd en uitgeschreven wanneer na twee aanmaningen geen betaling volgt. Leden met een e-mailadres krijgen deze herinneringen per mail, overige leden ontvangen deze per post. Omdat we niet precies weten wie wel en wie niet zijn/haar contributie over 2020 heeft overgemaakt, verzoek ik u dit zelf te controleren. Mocht u nog niet hebben betaald voor dit jaar, dan ontvangen wij uw bijdrage graag met spoed.

MUSEUMNIEUWS

BRONZEN BUSTE JOHN L. WADDY

— Yvette Polman

Sinds 19 september is in de salon van het Airborne Museum het bronzen borstbeeld van majoor John Llewellyn Waddy te bewonderen. De buste is gemaakt door beeldend kunstenaar Vivien Mallock, in opdracht van Alan Curtis OBE. “My hope is that the Bust finds a home that would please John”, aldus Curtis. Het borstbeeld heeft voorlopig zijn thuis gevonden in het museum en zal hier in ieder geval een jaar lang te zien zijn.

Tijdens de Slag om Arnhem was Major John Waddy de commandant van B Company, 156 Parachute Battalion, 4th Parachute Brigade. Op 18 september landde hij op de Ginkelse Heide. De volgende dag raakte Waddy zwaargewond terwijl hij door een Duitse verdedigingslinie probeerde te breken. Hij werd afgevoerd naar het noodhospitaal in Hotel de Tafelberg, waar hij op de biljarttafel werd geopereerd. Na de oorlog keerde hij regelmatig terug naar Arnhem en Oosterbeek om de slag te herdenken. Ook was hij militair adviseur voor de film A Bridge Too Far. John Waddy overleed op 27 september 2020 op 100-jarige leeftijd.

 

(foto: Arjan Vrieze photography).

 

AIRBORNE MUSEUM OP BEZOEK IN POLEN

Ieder jaar in september viert en herdenkt de Poolse 6 Brygada Powietr-znodesantowa, de 6e Airborne Brigade, in Krakau de oprichting van de 1st Polish Independent Parachute Brigade op 23 september 1941. Ronnie Weijers, directeur-bestuurder van het Airborne Museum, was hierbij aanwezig op persoonlijke uitnodiging van brigadegeneraal Grodzki. De viering ging van start met een kerkmis, gevolgd door een ceremoniële herdenking bij het beeld van generaal-majoor Sosabowski op het kazer-neterrein. De volgende dag kwam iedereen bijeen voor de brigadeparade en de jaarlijkse ‘paratrooperspicknick’. Tijdens operatie Market-Garden kreeg de Poolse parachutistenbrigade, onder leiding van Sosabowski, de opdracht de Britse 1st Airborne Division bij Oosterbeek te helpen. In 2006 ontving de Poolse eenheid hiervoor de Militaire Willems-Orde. Ronnie Weijers bezocht ook de traditiekamer van de brigade, waar o.a. de orde wordt getoond.

Brigade-generaal Grodzki (L) en Ronnie Weijers.

 

 

Met meer dan 150 uitgaves op zijn naam mag Karel Margry (1957), hoofredacteur van de kwartaaluitgave After the Battle, zich inmiddels ‘veteraan’ noemen. Het 700 pagina’s tellende standaardwerk Operation ‘Market-Garden’ Then and Now, ook van zijn hand, is volgend jaar twee decennia oud. Een aardig moment om de blik eens te richten op de verdiensten van deze uiterst gepassioneerde (militair) historicus, zijn modus operandi en de toekomst van het tijdschrift.

— Alexander Heusschen

Vingers omhoog wie nog nooit heeft gehoord van After the Battle (ATB), of van 40-’45 Toen en Nu, zoals het blad in het Nederlandse licentiegebied heet. Toen Winston Ramsey de uitgave in 1973 in Groot-Brittannië introduceerde, was de belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog of operatie Market-Garden aan deze kant van Het Kanaal nog niet zo groot als nu. Toch zou het format waarmee hij destijds kwam veel navolging krijgen en is ATB uitgegroeid tot een heus ‘instituut’ met een trouw lezerspubliek. En niet zonder reden: ATB combineert de historische fascinatie voor de plekken waar het daadwerkelijk allemaal gebeurde met het hedendaagse. De vaak uiterst gedetailleerde informatie over de militaire acties is gedegen en geeft de lezer het idee dat hij in één klap alles weet over het onderwerp. Het hart van de formule was en blijft simpel: neem de originele foto van destijds en achterhaal waar deze is genomen. Het bewijs wordt steevast geleverd met een foto van dezelfde plek nu, zelfs als deze onherkenbaar is veranderd.

ATB 1 trapte een kleine 50 jaar geleden af met D-Day, nummer 2 was gewijd aan Market-Garden. De timing had voor de jonge Karel Margry niet beter kunnen uitpakken toen hij als 16-jarige met een ontluikende belangstelling voor militaire geschiedenis de trein pakte naar Apeldoorn, om eens rond te neuzen in dat gespecialiseerde boekenzaak-je van H. de Weerd waarover hij had gelezen. Gadegeslagen door de eigenaar in z’n beige stofjas, bladerde hij door de allereerste nummers van After the Battle. Dit was informatie waar hij naar op zoek was; een eerste kennismaking die achteraf gezien het startsein zou blijken voor een legergroene schrijfcarrière. Op de verlanglijst voor Sinterklaas kwam een abonnement op het blad, een studie Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht volgde. Fast forward naar 2021, met een tussenstop midden jaren ‘80.

PROEVE VAN BEKWAAMHEID

Margry leunt voorover op het tafeltje, terwijl achter hem twee- en driejarigen het moderne Utrechtse koffiezaakje reduceren tot iets voor in After the Battle. Onverstoorbaar en met een brede grijns vertelt hij over die ene vakantie op Sicilië, in 1986. Nou ja, vakantie… Voor zijn toenmalige vriendin misschien. Voor hem was het meer een zorgvuldig voorbereide battlefield trip met een duidelijk plan. Margry: “Waren we net ergens aangekomen op een prachtige plek, wilde ik eigenlijk alweer door. Ik had mezelf namelijk tot doel gesteld om alle locaties te fotograferen van de tientallen foto’s van de Slag om Sicilië die ik in het archief had opgediept. Niet dat mijn vriendin daar per se gelukkiger van werd, maar ik wilde deze reis gebruiken om een zo compleet mogelijke portfolio te maken van de slag, met het idee om deze daarna persoonlijk in Engeland aan uitgever Winston Ramsey in Engeland te laten zien. Bij wijze van open sollicitatie, zeg maar. “Die relatie heeft vast niet lang standgehouden?”, voeg ik toe. “Integendeel”, antwoordt Margry monter, “we zijn nog steeds bij elkaar”.

De opzet slaagde. Margry maakte een afspraak voor een gesprek bij de uitgeverij in Londen en Ramsey was onder de indruk van de wijze waarop hij te werk was gegaan. Wat volgde was een eerste proeve van bekwaamheid: Karel mocht een artikel schrijven over de aanslag bij de Woeste Hoeve op Hanns Rauter, hoofd van de SS in Nederland. Kort daarna werd ook zijn artikel over Sicilië gepubliceerd. Hij kreeg een freelance-aanstelling, in 1990 gevolgd door een vaste betrekking.

Sicilië mag achteraf gezien dan de springplank naar ATB zijn geweest, de aanloop was er al veel eerder. Margry: “Eigenlijk vanaf het ogenblik dat ik in de bibliotheek de eerste zes bladzijden vond over de Irish Guards die mijn dorp (Aalst, onder Eindhoven) hadden bevrijd, ben ik stelselmatig informatie gaan verzamelen over de oorlog in het zuidoosten, en heb ik mijn kennis steeds verder verbreed. Op mijn 18e zat ik al archiefstukken over te schrijven in The National Archives in Kew.”

Dat Margry bij zijn sollicitatie bij Winston Ramsey al een boek op zijn naam had staan over de bevrijding van Eindhoven (1982), halverwege dat decennium het Verzetsmuseum in Amsterdam opzette en al voorzichtig dacht aan promoveren aan de universiteit, zegt evenveel over zijn gedrevenheid als over zijn veelzijdigheid. Schrijven in de journalistiek-analytische traditie van historici zoals John Toland en Cornelius Ryan werd zijn drijfveer.

STENCIL

Dat die motivatie na 40 jaar, evenals haar drager, geen dag ouder geworden lijkt, blijkt wanneer Margry zijn enthousiasme tentoonspreidt: “Mijn werk voor After the Battle is eigenlijk het mooiste wat ik me kan voorstellen. Dat vond ik destijds al als freelancer en dat vind ik nog steeds nu ik hoofdredacteur ben. Ik krijg alle vrijheid: ik kies zelf de onderwerpen uit en maak het blad dat ik graag zelf zou willen lezen. En dan betaalt mijn werkgever ook nog eens al mijn reizen naar voormalige slagvelden. Ik ken niet veel mensen in dezelfde positie”, zegt hij zonder enige vorm van snoeverij. “Uiteraard ben ik wel gebonden aan het format: ieder nummer heeft minimaal één artikel over een veldslag of militaire operatie. En de opzet en lay-out van ATB bepaalt de lengte van een stuk; het moet wel passen. Dat is af en toe zoeken, maar maakt het juist ook uitdagend. Ik neem nooit ooggetuigenverslagen op, die nemen teveel ruimte in. De foto’s en teksten moeten goed aansluiten, en van de fotobijschriften probeer ik altijd een doorlopend verhaal te maken, dat je zelfs los van het artikel zou kunnen lezen. Let daar maar eens op als je ATB leest.”

Wat After the Battle volgens Margry tot een succes heeft gemaakt, is de onveranderlijkheid van het concept, in combinatie met de compacte historische analyses in zo’n 10.000 woorden. “Soms is het ook gewoon een kwestie van geluk hebben, zoals bij de ondergrondse fabrieken van Nordhau-sen waar V1’s en V2’s werden geproduceerd. We kwamen met een artikel toen de mijntunnels, die sinds de oorlog

Op Utah Beach in Normandië (2017).

gesloten geweest waren, net weer waren geopend. Ik was de eerste die zo het complete verhaal kon vertellen.”

De herkenbaarheid van ATB zit ‘m ook in de vormgeving. Neem het logo: geen poespas, maar gewoon de naam van het blad in lettertype Stencil, waar ook ter wereld geassocieerd met ‘het leger’. Verzonnen begin jaren ‘70 en fier overeind in 2021. Margry: “Natuurlijk heeft het blad een archaïsch uiterlijk, dat besef ik maar al te goed, maar lezers vinden dat fantastisch en willen ook niet dat dit verandert. De enige echte wijziging is dat we een kleine tien jaar geleden zijn overgegaan op kleur.”

“ATB prides herself met het in druk houden van de oude nummers voor een mondiaal publiek. Ik geloof dat van de editie over de Hammelburg Raid [de door George Patton op touw gezette operatie om zijn schoonzoon uit een Duits krijgsgevangenenkamp te bevrijden, AH] iets van 60.000 exemplaren zijn verkocht. Met name in de VS is de belangstelling voor de bekendere militaire campagnes groot. Persoonlijk vind ik kleinere verhalen over verzet, spionage of de holocaust vaak nog interessanter om te maken.” MODUS OPERANDI

Dat maakproces is in het geval van Margry een aardig intensieve bezigheid, zelfs voor een duursporter zoals hij.

Amerikaanse opmars naar Magdeburg, midden Duitsland, 1945 (foto: William Vandivert).

Margry op dezelfde plek in 2018 tijdens de research voor een ATB-artikel over de inname van de stad.

Niet zelden is hij weken achter elkaar van huis om archiefonderzoek te doen in het buitenland, of om verder historisch recherchewerk te verrichten op locatie, gewapend met pen, fotocamera en de gevonden archiefbescheiden onder de arm. Vaak gaat de racefiets mee voor een avondlijk rondje over Duitse en Franse dreven.

Hoe Margry te werk gaat is gemakkelijk uitgelegd: “Het eerste wat ik altijd doe als ik een nieuw onderwerp heb uitgezocht is kijken of er origineel fotomateriaal beschikbaar is: negatieven, contactafdrukken, foto’s. Het begint altijd met de afbeeldingen. Het mooiste is als je weet wie de fotograaf is geweest en als er dope sheets [het ‘logboek’ van de fotograaf, AH] beschikbaar zijn. In Amerikaanse archieven is het vaak een rommeltje en is het soms behoorlijk lastig zoeken, zelfs als de inventarislijst aangeeft dat het materiaal er móet liggen. Ongeordende foto’s die in één doos zijn gestopt, slecht gerubriceerde stukken onder één globale zoekterm… Vind dan maar eens een specifieke foto.

Maar goed, heb je zo’n foto eenmaal gevonden, dan is mijn volgende stap nagaan of ik een print of afdruk kan bemachtigen. Of bij foto’s van burgers liefst de negatieven. Daarna begint het logisch redeneren. Het helpt als je bijvoorbeeld weet van welke kant een eenheid een stad heeft benaderd. Militairen volgen meestal de hoofdwegen; fotografen volgen vaak net achter de eerste aanvalsgolf. Dit soort simpele feiten zijn vaak een goed vertrekpunt voor je onderzoek terplekke. Wat je doet is de grote wegen volgen, rondrijden en kijken of je ergens een aanknopingspunt vindt. Heb je eenmaal één herkenningspunt gevonden, dan werk je van daaruit terug en vooruit, en ga je, ik neem maar even een stad als voorbeeld, de zijstraten in en dieper de wijken in.

Het helpt enorm als je een fotograaf kan volgen aan de hand van de volgorde waarin hij de foto’s heeft genomen. Dan begrijp je de context beter en is het verloop van de strijd ook gemakkelijker te volgen. In een stad als Arnhem is dat overigens vrij eenvoudig. De Slag om Arnhem is zo goed gedocumenteerd dat je kunt voortbouwen op de informatie die er al is. Waar je wel mee moet oppassen zijn de dope sheets. Fotografen willen nog weleens fouten maken in de datering of de locaties. Niet gek als je je midden in het geweld bevindt; die mannen wisten de helft van de tijd ook niet meer waar ze waren.”

Eenmaal thuis begint het betere schrijfwerk. Margry: “Als je échts iets wilt weten van een bepaalde slag, dan moet je de war diaries hebben. Die gebruik ik dan ook veel. En als het kan, leun ik op eerder verschenen werk van anderen. Het is mijn taak als historicus dié bronnen eruit te halen die ik het meeste vertrouw. Wat overigens niet wil zeggen dat ik geen fouten maak bij het schrijven. Tot echte missers in één van de publicaties heeft dat gelukkig nooit geleid. De kunst is de juiste mensen om je heen verzamelen die je kunnen behoeden voor dit soort uitglijders. “Ik streef er in

ieder geval naar een fotografisch standaardwerk te maken dat de tand des tijds kan doorstaan.”

SLAG OM ARNHEM

‘Arnhem’ heeft zo’n standaardwerk: het in 2002 uitgebrachte boek Operation ‘Market-Garden’ Then and Now. Dat de voorbereidingen voor dat boek terug te voeren zijn naar begin jaren ‘70 lijkt overdreven maar is dat niet. Mar-gry daarover: “Vanaf 1973 heb ik op continue basis foto’s verzameld over deze operatie. In het pré-digitale tijdperk schreef ik alle informatie die ik maar vinden kon achter op deze platen. Zelfs als ik wist dat deze niet klopte.”

“Ik had eerder al het boek D-Day Then and Now voor een groot deel samengesteld. Die ervaring leerde me al hoe moeilijk het is om een goede selectie te maken uit het fotomateriaal. Toen het idee opkwam om iets met Arnhem te gaan doen, bleek dat niet anders. We beseften al heel snel dat we hoogstens een vijfde van de foto’s zouden kunnen opnemen in het boek. Maar dan liefst wel als complete reeksen. Dat heb ik opgelost door bijvoorbeeld contactaf-drukken [afgedrukte negatieven, AH] te gebruiken van de fotoseries van de Duitse Kriegsberichter Jacobsen en Wenzel. Dit heeft, zeker in combinatie met kaarten, als voordeel dat je precies kunt volgen hoe de strijd is verlopen en in welk tempo.”

Ieder boek is maar een momentopname, weet Margry als geen ander. Dit geldt zowel voor de informatie die op dat moment beschikbaar was, als voor de vergelijkingsfoto’s zelf: Margry’s Peugeot 204, die opduikt als stand-in voor een Panther-tank of Montgomery’s Humber, verraadt hoe snel de tijd beweegt. “Ik rijd nog steeds Peugeot”, lacht Margry, “Ik heb pas weer een nieuwe gekocht.” Gedateerd of niet, volgens Margry is het nog steeds een goed geslaagde synthese van de kennis over de slag. “Mijn hele ziel en zaligheid ligt in die twee boeken, en het was af en toe ongelooflijk hard werken naast mijn normale baan, maar ik ben wel van mening dat het het allemaal waard is geweest.

Presentatie van het boek in het Airborne Museum (2002). Rechts Aad Groeneweg, toenmalig directeur van het museum.

Ik had het geluk dat ik gebruik kon maken van de enorme kennis van experts als Robert Voskuil en anderen [zie pagina 7 van het boek voor alle namen, AH] en dat er heel veel bekend was. Zo’n affaire King Kong, over het mogelijke verraad van de operatie, daar was alles wel over gezegd. Die discussie hoefde ik dus niet dunnetjes over te doen. Mijn aandeel is geweest om evenwicht te brengen in het verhaal over Market-Garden. Waar Cornelius Ryan in zijn boek voor 70% de nadruk legt op Arnhem en Oosterbeek, is voor mij de Amerikaanse rol en de opmars vanuit België minstens zo relevant.”

Goed is goed, vindt Margry inmiddels: “Met het onderwerp Slag om Arnhem ben ik wel klaar. Ik bedoel dit overigens positief: we hebben goed naar de slag gekeken, en dat heeft een goed boek opgeleverd. In die zin is het voor mij af. Iedere eenheid heeft inmiddels wel een monument of plaquette gekregen, ook allemaal prima. Nieuwe ontwikkelingen rond Arnhem volg ik niet op de voet. Dat is ook niet nodig, want ik word er vanzelf wel mee geconfronteerd: overal waar ik rijd zie ik de Tweede Wereldoorlog doorheen schemeren. Die persoonlijke interesse blijft toch.” TOEN, NU EN STRAKS

“Over die interesse gesproken: ik krijg wel vaker de vraag of dat nou nooit eens gaat vervelen en of ik niet door mijn onderwerpen heen begin te raken. Man, ik kan nog 100 jaar voort; de Tweede Wereldoorlog bestaat uit twintig miljoen verhalen. En dan hebben we de grote gebeurtenissen niet eens allemaal behandeld: Dresden, de strijd om Caen, Operation Cobra… Het Oostfront: idem. Onze stelregel is dat we ieder verhaal maar één keer vertellen, en dan meteen goed en zo compleet mogelijk. Tenzij er echt nieuwe informatie beschikbaar komt. Mensen blijven dat toen&nu-as-pect in ieder geval interessant vinden. Dat heeft Winston Ramsey, de eerste die met dit idee kwam, goed ingeschat.” Ramsey is 81 inmiddels. Karel Margry kan met z’n 64 jaar nog vrij gemakkelijk door voor een Henny Vrienten in zijn gloriedagen en gaat, als het aan hem ligt, gewoon door met wat hij het allerleukste vindt: het verleden op de huid zitten. “Als ik mezelf zou moeten karakteriseren dan zou ik zeggen dat ik vasthoud aan het vertrouwde en het goede. Waarom veranderen wat goed is? Ik doe al 50 jaar dezelfde sporten, ben 40 jaar met dezelfde vrouw en we zijn pas één keer verhuisd in al die jaren dat we in Utrecht wonen. Ik ben gewoon een gestructureerde jongen met een fascinatie voor geschiedenis.”

Als ons gesprek ten einde is, schuift hij nog een recente ATB (nr. 187 uit februari 2020) over tafel, met daarin het verhaal over zijn moeder, Marijke Margry-Roes, die in het Haagse verzet zat en die de laatste maanden van de oorlog in gevangenschap doorbracht in het ‘Oranjehotel’ van de Gestapo. Marijke overleed in 2019 op 99-jarige leeftijd. Opvallend is dat Karel haar verleden even fijnmazig rechercheert als de strijd om Charkov of Hannover, met dezelfde ingetogen analytisch-onderzoekende stijl die ATB zo typeert. Hoe nabij de geschiedenis in dit geval ook komt. Karel staat zelf op twee foto’s: één keer als gezinslid met zijn moeder als stralend middelpunt en één keer als standin om een plek te markeren van de Frauen-Abteilung van de gevangenis. Het is de rol die hem het beste ligt: die van chroniqueur van veelkleurige verledens.

Naschrift: In oktober 2021 is After the Battle overgenomen door uitgever Pen and Sword Books. Het is daarmee “afwachten wat de toekomst brengt”, aldus Karel.

Margry op de exacte locatie van de gevangeniscel van zijn moeder (2019). De cel is er niet meer.

AIRBORNE MUSEUM

DE CONNECTIE: ONZE COLLECTIE, HUN VERHAAL. EEN PROFIEL VAN TWEE GASTCONSERVATOREN

In april 2021 werd de tijdelijke tentoonstelling De Connectie: onze collectie, hun verhaal geopend in het Airborne Museum en in Airborne at the Bridge. Inmiddels hebben de nodige bezoekers de tentoonstelling bezocht en hebben zij de persoonlijke verhalen en de objecten van negen gastconservatoren kunnen ontdekken. Hier leest u een profiel van twee van onze gastconservatoren: Ad van Liempt en generaal-majoor Ron Smits.

—Jory Brentjens

ad van liempt

Journalist, programmamaker en schrijver Ad van Liempt is geen onbekende wat betreft de Tweede Wereldoorlog. Van Liempt schreef verscheidene boeken en presenteerde meerdere programma’s over dit thema. Daarnaast is hij eerder als gastconservator actief geweest voor de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen. Met zijn toetreding tot de Raad van Toezicht van het Airborne Museum was het dan ook een voor de hand liggende keuze om hem toegang tot de collectie van het Airborne Museum te geven en een object te laten kiezen om met het publiek te delen.

Het selectieproces voor een voorwerp begon voor Van Liempt, net als voor alle andere gastconservatoren, met een interview. De collectie van het Airborne Museum telt bijna 20.000 stukken; om hieruit één voorwerp te selecteren moest eerst de zoekrichting worden bepaald. Van Liempt wilde een voorwerp dat op het eerste oog weinig voorstelt, maar dat bijzonder wordt door het verhaal dat erachter schuilgaat. Zijn oog viel uiteindelijk op het dagboek van Anje van Maanen want, zoals Van Liempt vertelt: “Dagboeken behoren tot de belangrijkste bronnen over het verleden. En dat geldt zeker voor het dagboek van Anje van Maanen. Zij was erbij, en ze beschrijft wat ze meemaakt, open en eerlijk. Ze geeft daarmee inzicht in wat gewone burgers meemaakten van de verschrikking die oorlog heet.”

Anje van Maanen hielp tijdens september 1944 bij de verzorging van gewonden in Hotel de Tafelberg. In haar dagboek beschreef ze haar ervaringen. Het dagboek is rijkelijk versierd en geeft een bijzondere weergave van de gebeurtenissen in de Tafelberg. Wat Van Liempt enorm aansprak was het observatievermogen van Van Maanen: “Het bijzondere van Anje is dat ze ondanks haar jonge leeftijd oog heeft voor details, voor bijzondere momenten. Op zondag 24 september nemen de Duitsers bezit van De Tafelberg, waar dan nog Britse soldaten verblijven. De ontgoocheling is groot, en dan ziet Anje een Duitser en een Engelsman in heftige discussie. Ze begrijpen elkaar niet. Anje komt erbij als tolk. Blijkt dat de Duitser een vuurtje wil hebben voor zijn sigaret. Opgelost. Anje schrijft: ‘Het ene ogenblik schieten ze elkaar dood en moet alles ausgerottet worden en het andere ogenblik roken ze sigaretten met elkaar en staan ze erbij alsof er geen oorlog is.’”

Uit zijn keuze voor het dagboek van Van Maanen spreekt de voorkeur die Van Liempt voelt voor microgeschiedenis en aangrijpende persoonlijke verhalen. Het is een trend die hij zelf ook terugziet in zijn werkveld waar er naast het grote militaire verhaal steeds meer oog komt voor bur-gerperspectieven en kleine verhalen.

Het dagboek van Anje van Maanen.

 

GENERAAL-MAJOOR RON SMITS

Ten tijde van de ontwikkeling van De Connectie was generaal-majoor Ron Smits de commandant van de 11 Luchtmobiele Brigade. Vanwege zijn functie voelt Smits een

grote verbondenheid met de Britse luchtlandingstroepen die in september 1944 bij Arnhem en Oosterbeek hebben gevochten. Zijn keuze voor een object uit de collectie van het Airborne Museum was dan ook snel gemaakt: het werd een rode baret. De rode baret die Smits heeft gekozen is niet zomaar een exemplaar. Het is de baret van soldaat William Easton van C Company van het 3rd Parachute Battalion. Easton was één van de circa 45 mannen van deze eenheid die de Rijnbrug wist te bereiken. Hij werd ingezet aan de oostzijde van de brug, op het terrein van de huidige Cober-co-fabriek. Easton verloor één de gevechten. Hijzelf raakte gewond en werd krijgsgevangen gemaakt.

Voor Smits is de rode baret het symbool van operatie Market Garden en de Slag om Arnhem. Daarnaast ziet hij duidelijke parallellen tussen de militairen zoals William Easton en de troepen van de Luchtmobiele Brigade: “De vasthoudendheid, vastberadenheid en het doorzettingsvermogen van soldaat William Easton staan vandaag de dag nog steeds model voor de eigenschappen die elitesoldaten dienen te bezitten. Dat geldt ook voor de militairen van de Luchtmobiele Brigade. De opleiding om de rode baret in Nederland te mogen dragen, is na de commando-opleiding de fysiek en mentaal zwaarste infanterieopleiding die wij kennen.”

Smits ziet zijn mannen als de opvolgers van de Britse troepen die bij Oosterbeek en Arnhem hebben gevochten. Dit wordt tijdens de opleiding van de Luchtmobiele Brigade op krachtige wijze onderstreept: “Voordat mijn militairen de rode baret na de opleiding ontvangen, houden wij een ceremonie om middernacht op de begraafplaats in Ooster-beek. We vertellen daar het verhaal van hun voorgangers, de mannen van de Slag om Arnhem, van wie zij vandaag de dag de fakkel overnemen.”

Het verhaal van Smits laat duidelijk de connectie zien die hij en zijn mannen voelen met de geschiedenis van de Slag om Arnhem en sluit daarmee perfect aan bij het doel van de expositie: het tonen van uitzonderlijke collectiestukken én persoonlijke verhalen van degenen die de geschiedenis van de Slag om Arnhem een warm hart toedragen.

De Connectie: onze collectie, hun verhaal is nog t/m februari 2022 te zien in het Airborne Museum en t/m maart 2022 in Airborne at the Bridge.

De rode baret van Private William Easton.

AIRBORNE MUSEUM

WANDELEN OM TE HERDENKEN

Het erfgoed van de Slag om Arnhem, operatie Market Garden en de Tweede Wereldoorlog nemen nog steeds een belangrijke plek in onze collectieve herinnering in. De gedachtenis aan deze historische gebeurtenissen wordt levend gehouden met musea, monumenten, plaquettes én binnenkort ook met een internationale wandelroute.

—Jory Brentjens

De Liberation Route Europe Foundation is actief in elf Europese landen en is in 2021 begonnen met het aanleggen van de eerste regionale, nationale en internationale wandelroutes. Ondanks het grootschalige en internationale karakter van de organisatie, werd de LRE Foundation in 2007 geboren in de Airborne Regio.

De Liberation Route begon als een samenwerking tussen Toerisme Veluwe Arnhem Nijmegen, het Airborne Museum in Oosterbeek en het Vrijheidsmuseum in Groesbeek. In eerste instantie legde de Liberation Route zich toe op het zichtbaar maken van de lokale oorlogsgeschiedenis door audiospots te creëren. Deze spots werden gemarkeerd door grote veldkeien met daarop informatiebordjes die bezoekers de mogelijkheid bieden audioverhalen over de betreffende locatie af te spelen. Ondertussen zijn er in Nederland ruim 200 audiospots, waarvan circa vijftien in de Airborneregio. In 2013 werd de Liberation Route internationaal en werd ‘Europe’ aan de naam van de toegevoegd. Vanaf het prille begin van deze Europese uitbreiding was er de ambitie om bezoekers in staat te stellen in de voetsporen van de westelijke geallieerde mogendheden te treden en de opmars van de troepen vanuit Zuid-Engeland tot aan Berlijn te volgen. Vanaf 2021 wordt deze ambitie realiteit.

De perimeterroute bij Oosterbeek. De route en bijbehorende verhalen kunnen op de website van de Liberation Route worden bekeken.

De eerste Vector of Memory van de LRE Foundation is onlangs geplaatst op de Vlagheide bij Eerde. Deze Vectors markeren belangrijke punten op de wandelroute.

LRE FOUNDATION IN DE AIRBORNE REGIO Regionale wandelroutes kunnen aan de lange-afstand-wan-delroute worden gekoppeld. In de Airborneregio zijn vier van deze regionale routes ontwikkeld. In de gemeente Ede kunnen bezoekers wandelen langs de dropzone op de Ginkelse heide. Bij Driel wordt het verhaal gevolgd van de 1st Polish Independent Parachute Brigade. In Arnhem loopt de route langs de belangrijkste punten van de strijd in de stad. En rond Oosterbeek is de bestaande perimeterwandeling volledig herzien en geüpdatet. Samen met het Airborne Museum heeft de gemeente nieuwe verhalen toegevoegd en de noordelijke en de zuidelijke wandelroute samengevoegd tot één nieuwe perimeterwandelroute. Al deze routes zijn te ontdekken via de website van de LRE Foundation: www.liberationroute.comDE WANDELROUTE IN HET MUSEUM

De ontwikkeling van de nieuwe perimeterroute in Ooster-beek is aanleiding geweest voor een nieuwe tijdelijke tentoonstelling die vanaf het voorjaar van 2022 te zien zal zijn in het Airborne Museum. In deze tentoonstelling zal het verhaal van de perimeter worden verteld aan de hand van een aantal egodocumenten en persoonlijke verhalen van personen die de slag van dichtbij meemaakten. Op deze wijze kan de bezoeker de authentieke locaties langs de wandelroute bezoeken en de prachtige persoonlijke verhalen en objecten die hier verband mee houden, in het museum bekijken.

ACHTERGROND

TUSSEN BEUKENLAAN EN OUDE KERK

Jacobsen en Wenzel waren niet de enige Duitse Kriegsberichter die tijdens of na de Slag om Arnhem opnames hebben gemaakt. Luuk Buist heeft een vijftigtal andere Kriegsberich-ter-foto’s uit Oosterbeek onder de loep genomen. In zeven delen worden zijn bevindingen gepubliceerd onder de titel Kriegsberichter in Oosterbeek: tussen Beukenlaan en Oude Kerk.

— Luuk Buist en Leo van Midden

In 1969 bezocht de gemeentearchivaris van Arnhem, Piet van Iddekinge, het Bundesarchiv in Koblenz. Hij was benieuwd of er ook Duitse foto’s waren die in Arnhem waren genomen. Hij kreeg twee series foto’s te zien die tijdens de Slag om Arnhem waren gemaakt. Dit waren de nu bekende series gemaakt door Jacobsen en Wenzel, twee Luftwaffe Kriegsberichter. In 1969 publiceerde Van Iddekinge het boek Arnhem, September 1944 waarin een selectie van deze foto’s is gepubliceerd. Jacobsen en Wenzel waren echter niet de enige Kriegsberichter ter plaatse. Regelmatig duiken onbekende afbeeldingen op die tijdens de septemberdagen van 1944 zijn gemaakt. Ze worden gevonden in archieven, bij persagentschappen of komen uit nalatenschappen, en worden dan vaak voor veel geld verkocht. Dat deze foto’s nog steeds de aandacht trekken blijkt uit het feit dat op diverse internetfora levendige discussies worden gevoerd over wanneer een foto is gemaakt, wie of wat er op te zien is en om welke locaties het gaat. Luuk Buist is één van de experts die deelnemen aan deze gedachtewisselingen.

 

De Emmastraat in Oosterbeek, met de corresponderende huisnummers. Zie pagina’s 15 t/m 17 voor de Kriegsbe-richter-foto’s die hier zijn genomen.

Op de middenpagina van dit magazine zijn de locaties van de zes fotoseries met rechthoeken aangegeven op de Scha-dekaart van de gemeente Oosterbeek uit 1948. De redactie heeft, om ruimte te besparen, geen hedendaagse foto’s geplaatst voor toen&nu-vergelijkingen. We waarderen het als lezers vergelijkende foto’s maken die ze met de redactie willen delen. De resultaten komen in aanmerking voor publicatie op de verenigingswebsite. Van veel foto’s zijn de fotografen onbekend. Als u weet wie de foto heeft genomen, dan vernemen we dat ook graag.

In dit eerste deel begint Luuk met tien foto’s die zijn gemaakt nadat de Britse troepen uit het westelijke deel van Arnhem waren teruggetrokken en de perimeter in Oos-terbeek de frontlijn vormde. We zien Sturmgeschütze op de Emmastraat tussen de Beukenlaan en de Vogelweg (op 20 september of later). Duitse soldaten sleutelen aan een buitgemaakte jeep en verzamelen door de geallieerden afgeworpen brandstofvoorraden. De opnames geven een goed beeld van het gebied vlak achter de frontlijn.

Foto 1. Beukenlaan, ter hoogte van nummer 31. De fotograaf heeft zijn camera naar het noordwesten gericht. Het huis op nummer 29 bestond nog niet, de eerstvolgende woning was nummer 27. Op de achtergrond is de door artillerievuur beschadigde watertoren zichtbaar die tussen de Molenweg en de Beukenlaan stond. Het Watertorenpad herinnert nog aan dit bouwwerk.

Foto 2. Een Sd.Kfz. 142/2 Sturmhaubitze 42G en haar bemanning van Sturmgeschütz-Brigade 280, voor Emmastraat 14. Het tuinhek is platgereden om zoveel mogelijk gebruik te maken van de schaduw en beschutting van het huis. Vandaag de dag is nog steeds te zien waar het hekwerk is gerepareerd.

Foto 3. Een Sd.Kfz. 142/1 Sturmgeschütz III Ausf. G, ter hoogte van de kruising Emmastraat – Molenweg.

Het oorspronkelijke pand, Emmastraat 24, is in de septemberdagen van 1944 verwoest. De gemechaniseerde artillerie trok op in tweetallen die elkaar bij het voorwaarts gaan dekking boden.

Foto 4. Deze foto is net als de voorgaande genomen ter hoogte van huisnummer 24 en toont een buitgemaakte jeep. De mannen die er omheen staan, vermoedelijk ondersteunende troepen van de Sturmgeschütz-Brigade 280, zien we terug op foto 6. Met name de man in het overhemd met korte mouwen is goed te herkennen (fotograaf: KB Hermann).

Foto 5. We zien dezelfde jeep, onder andere herkenbaar aan het registratienummer M5558741 op de motorkap. Op de achtergrond is huisnummer 28 zichtbaar, het hoekhuis van de Emmastraat en de Vogelweg. De drie muurankers zijn nog steeds aanwezig (fotograaf: KB Hermann).

Foto 6. Genomen tussen Emmastraat 22 en 24. De manschappen die eerst bij de jeep stonden, zijn nu in de weer met benzineblikken die tijdens de herbevoorradingsmissies door de RAF in speciale containers zijn gedropt (fotograaf: KB Hermann).

 

 

 

 

Foto 7. Foto genomen voor Heuveloord, zie o.a. de staken in de grond op foto 10 als referentie. De mannen die op de vorige foto te zien zijn met de jeep zijn volgens het bijschrift bezig met dodelijke Britse ‘Liebesgaben’.

Vertaling van de afbeelding links: In de manden die de Tommy in Arnhem dropte en waarvan slechts een klein deel de omsingelde Britten bereikte vonden onze mannen o.a. een bijzondere springstof met de naam Plastex die gebruikt kon worden voor valstrikken. Het is een zachte kneedbare massa met explosieve werking. Op de foto bekijken soldaten van het SS-Panzer-Regi-ment ‘Hohenstaufen’ de ‘liefdevolle’ gift van de vijand.”

Foto 8. Regimental Quarter Master Sergeant Dave Morris wordt voor Heuveloord ondervraagd door een Duitse officier. Dave Morris komen we later ook nog tegen op De Dam in Oosterbeek.

Foto 9. De Poolse militair op de foto is Lieutenant Colonel Marcin Rotter, de Assistant Adjutant & Quartermaster General van de Poolse parachutistenbrigade. Hij wordt ondervraagd door een Duitse officier die we later ook op De Dam zien. Mogelijk is dit SS-Obersturmführer A. Harder. Foto genomen bij Heuveloord.

Foto 10. Villa Heuveloord aan de Emmastraat. Dit was ooit het huis van de burgermeester. Tijdens de Slag om Arnhem was het een Duitse commandopost, mogelijk van Harder.

HORST BRINK, EEN DUITSE PK-BERICHTER?

— Geert Maassen

Toen in 1980 het boekje Oosterbeek Verwoest – Oosterbeek Destroyed 1944-1945 verscheen, maakten de lezers kennis met de Duitse militair Horst Brink. Althans, met zeven foto’s (zonder naamsvermelding) die van zijn hand zouden zijn, en waarvan originele fotografische afdrukken in het bezit waren gekomen van de samenstellers: vader en zoon Gerard en Geert Maassen uit Oosterbeek. Tot de collectie behoorden nog zes foto’s, maar omdat die niet in het genoemde dorp waren genomen werden ze niet gebruikt voor de uitgave. Sommige plaatjes waren al bekend toen ze gepubliceerd werden. Andere echter waren uniek omdat ze voor het eerst werden getoond. Alle kiekjes kunnen inmiddels worden bekeken op de website van het Gelders Archief (GldA), onder de nummers 1560-2043 t/m 1560-2049, 1560-2051, 1560-2053, 1560-2054, en 1560-2056 t/m 1560-2058. De verzameling was oorspronkelijk afkomstig van een heer uit Arnhem, die vader Maassen vertelde dat hij ze ooit gekregen had van de maker, ene Horst Brink. De laatstgenoemde was een Duitser, en de Arnhemmer leerde hem kennen op een congres in dat buurland. Meer was niet bekend. Een lange speurtocht begon om te proberen de fotograaf te vinden. Elk spoor echter liep dood.

Inmiddels mag worden aangenomen dat Horst Brink (zie GldA-foto 1560-2055) geen PK-Berichter was (PK = Pro-pagandakompanie), en dat hij de foto’s van een ander (de maker?) had gekregen. Afbeeldingen waarvan we zeker weten dat ze vervaardigd werden door Duitse legerfotografen en die de laatste paar jaar via eBay de weg vonden naar vele liefhebbers. Dit leidde tot de voorzichtige conclusie dat genoemde afbeeldingen van de hand van PK-Berichter Seuffert zijn. Vergelijk bijvoorbeeld eens een foto van hem (GldA 1560-5494) met GldA 1560-2044. Hoewel bekend is dat de betrokken fotografen soms met z’n tweeën op pad gingen, gaan we ervan uit dat in dit geval Seuffert in z’n eentje actief was, en dat hij in september 1944 op dezelfde plek aan de Weverstraat in Oosterbeek twee keer afdrukte. Samengevat: vergeet Horst Brink als PK-Berichter, en vul in zijn plaats de naam Seuffert in. Als iemand een afwijkende verklaring heeft, laat dan van je horen via magazine@vriendenairbornemuseum.nl

RECENT VERSCHENEN

ARNHEM, EEN VERLATEN STAD (WILLEM LOOIJS)

Willem Looijs, als geschiedschrijver verbonden aan Rijkswaterstaat, was tijdens de evacuatie van Arnhem vier jaar oud; samen met zijn moeder liep hij naar Apeldoorn. De evacuatie liet een diepe indruk achter. In de jaren ‘80 interviewde hij ruim honderd overlevenden van deze historische gebeurtenis. Hun verhalen verwerkte hij tot dit boek. Bij het uitbreken van de Slag om Arnhem gaf de Duitse bezetter het bevel voor de evacuatie van de stad: meer dan 100.000 mensen vertrokken, waarvan zo’n 40.000 richting Apeldoorn. In Arnhem, een verlaten stad lees je de persoonlijke, erbarmelijke verhalen van deze mensen; evacués die met de kinderen op de arm en een zak eten over de schouder een onbekend doel tegemoet gingen.

Dit derde boekje in de ‘anitankersreeks’ gaat over de 6-pounderkanonnen die waren toegevoegd aan het 3rd Battalion, The Parachute Regiment. Helaas bevat ook dit werk enkele fouten die hadden kunnen worden voorkomen. Neem Waverstraat in plaats van Weverstraat, of de foto op pagina 41: hiervan is bekend dat deze is genomen op 18 september. Ook de beschrijving van de gevechten in Lombok is niet erg uidelijk, net als de posities van de kanonnen van A Troop: deze wijken af van de genoemde locaties in het boekje over A Troop. Ergens anders staat een kanon van E Troop wel érg ver vóór de posities van het 11th Battalion. Na het terugtrekken naar Oos-terbeek blijft het onduidelijk waar de kanonnen in stelling zijn gegaan. Hoe het ook allemaal zij, “Then our gun brewed up” geeft wel een duidelijk beeld van de situatie tijdens de slag.

ISBN-13: 978-90-827-8936-2, pp. 392, geïllustreerd, 18.02 Publishing, € 29,95.

“Then Our Gun Brewed Up”: The 1st Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem. Battery C Troop Nigel Simpson, e.a.), ISBN-13: onbekend, pp. 142, geïllustreerd, Engels, € 20.

Verkrijgbaar via: www.aviation-warbooks.nl

PERSOONLIJK

BEHEERSENDE TERREINDELEN, LEVENDE GESCHIEDENIS

BATTLEFIELD TOUR 7 KING’S OWN SCOTTISH BORDERERS

Op 28 augustus vond de VVAM-battlefield tour plaats over de verrichtingen van het 7th (Galloway) Battalion, King’s Own Scottish Borderers (7 KOSB) in september 1944. De tocht van bijna 30 kilometer werd afgelegd per fiets, in drie groepen van zo’n tien personen: één groep op mountainbikes, de andere twee op, al dan niet elektrisch ondersteunde, conventionele stalen rossen. Zelf volgde ik de tour op een ‘gewone’ fiets. Wel jammer, omdat je met een mountainbike net wat dieper kunt doordringen in het operatiegebied van het bataljon rond de Ginkelse Heide en de bossen ten westen van Oosterbeek.

— Rob van Putten

 

7 KOSB had, na met gliders geland te zijn op landing zone S (LZ ‘Sugar’ bij Wolfheze), als eerste taak drop zone Y (DZ ‘Yoke’) op de Ginkelse heide te beveiligen voor de latere landing van de para’s van de 4th Parachute Brigade. De vervolg-taak van 7 KOSB was het innemen van, zoals dat in militaire termen zo mooi heet, ‘beheersende terreindelen’ noordwestelijk van Arnhem.

De battlefield tour voerde vanaf Fletcher Hotel-Restaurant Wolfheze naar de Ginkelse Heide, waar verschillende stops werden gehouden. De tocht ging daarna via Planken Wambuis richting het huidige Papendal, waar 7 KOSB op 19 september betrokken raakte bij de gevechten op en rondom landing LZ L (‘Love’), om via de Johannahoeve en de bossen bij Hotel Wolfheze te eindigen op het eerdere vertrekpunt. De groep waar ik deel van uitmaakte, werd geleid door Erik Jellema. Erik is een enthousiast amateurhistoricus die regelmatig zijn eigen militaire achtergrond inzet om zaken te verduidelijken, en om ‘vreemde’ gebeurtenissen tijdens de operatie onder de aandacht van de deelnemers te brengen. Daarnaast wist hij zijn verhaal uitstekend te ondersteunen door een veelvoud aan kaarten en luchtfoto’s. Het geheel werd verder verfraaid met foto’s van Britse en Duitse militairen. Het was geen verhaal waarin de gevechten en gevecht-servaringen met grove streken werden weergegeven. Juist de verhalen en ervaringen van de mannen die erbij waren in september 1944 maakten de tocht persoonlijk en diepgaand. De uitgereikte documentatie, met de organisatie van 7 KOSB en nog meer kaarten en luchtfoto’s, vormde daarbij een prima omlijsting.

NADERINGEN

Tijdens de tour kwam een aantal zaken boven die bijzondere aandacht verdienen. Zo blijken de meesten onder ons al tijden het verkeerde spelalfabet te hebben gebruikt voor de aanduiding van de landing en drop zones. Zo werd er, zover mij bekend, altijd gesproken over drop zone ‘Sierra’. De Britten spraken vóór de introductie van het NAVO-alfabet niet over ‘Sierra’. Voor hen was dit ‘Sugar’, ‘Yankee’ was ‘Yoke’, ‘Lima’ was gewoon ‘Love’.

Ook bleek dat 7 KOSB eerder geen gevechtservaring had opgedaan. Hun inzet tot 1943 bleef beperkt tot het beveiligen van RAF-bases in Oost-Engeland en van de marinebases op de Orkneyeilanden. Daarna zou de eenheid worden opgeleid tot een luchtmobiele eenheid, in te zetten met gliders, en werd er alleen geoefend.

In tegenstelling tot de Duitsers is niet geanticipeerd op dit gebrek aan gevechtservaring. Waar bij de Duitsers onervaren eenheden doorgaans werden versterkt met gevechtservaren elementen, gebeurde dat bij de Britten niet. Zo leerden de deelnemers van de battlefield tour dat 7 KOSB in de nacht van 17 op 18 september 1944 opstellingen betrok rond de Ginkelse Heide die gericht waren op het controleren van de bossen, terwijl enkele honderden meters verder Duitse eenheden ongestoord konden passeren op de Verlengde Arn-hemseweg. Ter verduidelijking: zeker in het donker, in een tijd zonder nachtzichtapparatuur, werden meestal paden en wegen gevolgd. En was dit niet geval, dan volgde men vaak de berm of de bosschages in de onmiddellijke omgeving. Hieraan kleefde wel het risico eerder te worden gehoord en het risico op vertraging. Ook in 1944 zou, net als nu, de aandacht op de belangrijkste naderingen moeten zijn gericht. Dat wil zeggen: primair op de hoofdverbindingen, zoals in het geval van 7 KOSB op de Verlengde Arnhemseweg en, wat meer naar het zuiden, op de spoorlijn en het tracé van de A12, die toen in aanleg was. En secundair op de kleinere verbindingen, zoals bospaden. Duidelijk was dat de Britten op meerdere niveaus flinke steken hebben laten vallen qua terreinstudie, voorafgaande aan de operatie.

TOEWIJDING

De battlefield tour was verrassend, met name ook door de li-ving-history-ensceneringen door de vereniging War Department: een doedelzakspeler in krijgstenue die de Regimental March Blue Bonnets over the Border speelde op de plek waar de 7 KOSB zich op 17 september ‘44 daadwerkelijk verzamelde bij hun piper, en soldaten in schuttersputten. Tour-tochtdeelnemers konden vragen stellen over de uitrusting, inclusief wapens, over de voertuigen en andere aspecten van de inzet van het bataljon.

De battlefield tour gaf een goede indruk van de verrichtingen van 7 KOSB. Ook was de tocht door de toewijding en bena-derbaarheid van de gidsen, zeer toegankelijk voor diegenen die minder militair onderlegd zijn. Wat mij betreft smaakt deze kennismaking, zeker in deze unieke vorm, naar meer.

OBJECTEN

GEWOON EEN OUD DOOSJE

EEN PRINCESS MARY GIFT FUND 1914 BOX IN EEN SCHUTTERSPUT

Op onze oproep om een object met een bijzonder verhaal met ons te delen, maakte Rob Janssen ons attent op een voorwerp dat hij in bezit heeft. Het is een Princess Mary Gift Fund 1914 Box. Dit doosje is in 1993 samen met een helm door Hans van der Velden gevonden in een veldgraf (een oude schuttersput) aan de bosrand bij de tennisbaan achter Hartenstein. De helm is terechtgekomen in het depot van het Airborne Museum. Rob heeft de gift box overgenomen.

— Bob Gerritsen

Het verhaal rond het geschenkdoosje begint in de eerste maanden van de Eerste Wereldoorlog. Prinses Mary (18971965) vond dat elke soldaat en marineman die op dat moment aan het front vocht een kerstcadeau moest krijgen. Dit geschenk werd in oktober 1914 ontwikkeld; het was een metalen doosje met daarin een pakje tabak, een pakje

 

sigaretten, een kerstkaart en foto’s van koning George, koningin Mary en prinses Mary.

Fast forward met dertig jaar, en we komen uit bij de schut-tersput van Laurence James Burton in het park achter Har-tenstein. Barton behoorde bij het Headquarters 1st Airborne Division Defence Platoon. Dit peloton bestond uit soldaten van The Oxforshire and Buckinghamshire Light Infantry. Oorspronkelijk behoorde dit regiment bij de 1st Airlanding Brigade; op 1 juni 1943 ging de eenheid over naar de 6th Airlanding Brigade. In september 1944 waren nog steeds 27 of 28 man van de Ox & Bucks aanwezig in het Defence Platoon van de 1st Airborne Division dat onder bevel stond van Lieutenant Alfred Butterworth.

Op 17 september 1944 vertrok een deel van het peloton in een Horsa-glider, getrokken door een Stirling-bommen-werper, vanaf RAF Fairford richting Nederland. Het zweefvliegtuig met nummer 434 werd gevlogen door Captain

Lieutenant Alfred Butterworth (IWM, H 40970).

Deksel van de Princess Mary Gift Fund 1914 Box.

Parachutistenhelm met het embleem van The Oxforshire and Buckinghamshire Light Infantry (foto: Hans van der Velden).

Peter Fletcher, adjudant van No.1 Wing, The Glider Pilot Regiment, en Sergeant Tony Streeter. Er bevonden zich dertien man, een jeep en drie motorfietsen in het zweefvliegtuig. Naast vijf man van het Defence Platoon, vloog ook Lieutenant-Colonel Graeme Warrack, de divisie-arts, mee.

Resten van een brief met postzegel die zich in het blikje bevond.

Na een rustige overtocht landde het zweefvliegtuig op LZ ‘Z’ en voegden de mannen van het Defence Platoon zich bij de rest van het Divisional Headquarters. Op het moment dat het hoofdkwartier bij Hotel Hartenstein aankwam, ging het Defence Platoon in stelling, bij de tennisbaan even ten zuiden van Hartenstein. In de dagen erna zouden drie van de vijf Defence Platoon-mannen die met glider 434 aankwamen, sneuvelen in het park bij Harten-stein. Eén van hen was Laurence Barton.

Waarom Barton een Princess Mary Giftbox bij zich had, zullen we nooit te weten komen. Aangenomen wordt dat hij het doosje gebruikte om persoonlijke, waardevolle papieren of foto’s in te bewaren.

Met dank aan: Rob Janssen, Hans van der Velden, Graham Francis en Bob Hilton.

Bronnen:

• Hey, J.A. (compiled by), Roll of Honour, Battle of Arnhem, September 1944 (Society of Friends of the Airborne Museum Oosterbeek, Oosterbeek 1999).

• Warrack, Graeme, Travel by dark (revised & enlarged edition, R.N. Sigmond Publishing, Renkum 2014).

• The National Archives (TNA), WO 361/645, H.Q. 1 A/B DIV OBLI.

OPROEP

Heeft u een aan de Slag om Arnhem gerelateerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl. Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgende editie van dit blad.

MINISTORY 138

EEN ONUITWISBARE INDRUK

Het is het najaar van 1944: de soldaten van het 21st Platoon D Company, 1st Battalion The Border Regiment, zitten al weken ingekwartierd in een mooi Victoriaans hotel in Burford in het heuvelachtige gebied van de Cotswolds. Het peloton was al die weken paraat en klaar voor actie. Op 17 september is het opnieuw zover.

— Martijn Cornelissen

Na een briefing, en ontvangst van Nederlands geld om uit te geven in bevrijd gebied, vertrekken ze in vrachtwagens naar het nabijgelegen vliegveld RAF Broadwell, samen met de rest van de compagnie. De vrachtwagens zijn beschilderd met nummers die corresponderen met het nummer op de aan D Company toegewezen zweefvliegtuigen. Op het vliegveld staat ook het toestel van 21st Platoon klaar, de voorgaande dagen geladen met de handcart en de voorraden van het peloton. Een aantal soldaten koopt nog een Sunday newspaper voordat ze in de Horsa-glider stappen, in afwachting van vertrek. Tot dusver hebben ze een soortgelijke procedure al zestien keer eerder doorlopen, waarbij het vertrek steeds werd afgeblazen. Deze zeventiende keer echter niet. Om 10.45u vertrekt 21st Platoon naar hun bestemming bij Arnhem.

Na een rustige vlucht van tweeëneenhalf uur komen de gliders van het Border Regiment aan bij hun Landing Zone (LZ). Tijdens de landing nemen de Duitsers de glider van 21st Platoon onder vuur. Een soldaat van het peloton wordt daarbij in het been getroffen. De landing verloopt goed tussen alle andere glijvluchten waarbij verscheidene gliders in botsing komen met bomen of met elkaar. De commandant van het peloton, Lieutenant Philip Sumner Holt, geeft direct na de landing opdracht de gewonde soldaat naar een verbandplaats te brengen.

CSM H. E. Thyer fouilleert Duitse krijgsgevangen op de Telefoonweg/Bennekomseweg (foto via L. Buist). 

Na de landing op LZ ‘Z’ nabij Wolfheze, meldt Lieutenant Holt zich eerst op het rendezvouspoint van het bataljon. Na een kort gesprek met zijn commandant, Captain Hodgson, krijgt hij de opdracht het kruispunt Telefoonweg / Benne-komseweg in Renkum te bewaken. De twee scherpschutters van het peloton worden op de eerste verdieping van een huis geplaatst, terwijl de rest van het peloton schutter-sputten graaft, iets ten zuiden van de huidige rotonde Te-lefoonweg / Bennekomseweg. Hier wachten ze de landing van de parachutisten af die voor de volgende dag gepland staat. De rest van de 17e verloopt relatief rustig, al worden al wel de eerste Duitse soldaten krijgsgevangen gemaakt.

In de avond stuurt Holt een patrouille naar B Company, die bij de steenfabriek nabij de Rijn in Renkum ligt. Bij terugkomst van de patrouille blijkt dat deze compagnie al enige gevechten met de Duitsers heeft geleverd maar zich verder prima redt.

NAAR DE OORSPRONG

De volgende dag begint al vroeg met aanvallen van de Duitsers. Holt en zijn Platoon Sergeant William (Bill) Thompson spotten al snel een sectie van tien Duitsers die onder dekking van een heg 21st Platoon naderen. Thompson herinnert zich later nog duidelijk dat een Duitser, waarschijnlijk een onderofficier, rechtop stond en maar bleef roepen: “Tommy komm her”.

Als de Duitsers tot op zo’n 90 meter zijn genaderd, geeft Holt het bevel te vuren. Helaas schieten de Britten te hoog, waardoor de kogels net over de hoofden van de Duitsers vliegen. Na een snelle correctie worden de Duitsers naar alle waarschijnlijkheid uitgeschakeld.

Lieutenant Philip Sumner Holt en Corporal A. Fischer, hier als Sergeant gefotografeerd in Arnhem.

In de nacht van 18 op 19 september vertrekt het bataljon naar de al in Engeland bepaalde fase 2-posities in Oosterbeek. Met touwen trekken de manschappen hun zware handcart mee naar Oosterbeek. Tijdens de tocht worden de soldaten opnieuw geconfronteerd met de ruwe werkelijkheid als ze de gevolgen zien van de gevechten van de voorgaande dagen: Britse en Duitse gesneuvelden die langs de kant van de weg liggen. Via de Utrechtseweg komen ze in Oosterbeek aan waar D Company de afslag Van Borsse-lenweg neemt. Bij aankomst op hun nieuwe positie krijgt 21st Platoon een plek achter landhuis De Oorsprong toegewezen.

Naarmate de dag vordert, wordt de tegenstand steeds heviger: ook vanuit het zuiden wordt nu op het peloton geschoten. Juist op dit kritieke moment, terwijl het peloton van beide zijden onder vuur ligt, landen de parachutisten van de tweede lift en trekken de Duitsers zich terug.

Van hieruit hebben ze over open terrein en prachtige tuinen zicht op het zuiden, richting de Rijn.

Een tijdelijke bewoner van De Oorsprong, Jaap van de Kerk, vermeldt hierover: “Mijn vrouw en ik werden inge-kwartierd in het prachtige landhuis ‘De Oorsprong’ in de

PELOTONSCOMMANDANT HOLT

Holt werd op 15 februari 1924 geboren in Wilmslow, Cheshire. Zijn moeder, Dorothy Sumner, was in 1920 met Harold Holt getrouwd. Hun huwelijk heeft niet lang standgehouden. Philip groeide op bij zijn moeder in Wilmslow; de twee woonden op de eerste verdieping van 28 Grove Street, boven de zaak van zijn opa: ‘Arthur Sumner Family Boot and Shoe Maker’. Zijn moeder Dorothy werkte daar na de scheiding als verkoopster. Philip heeft een goede en gelukkige jeugd.

In 1943 gaat hij het leger in. Tijdens zijn opleiding ontmoet hij Joan Holmes uit Hull, waarmee hij een serieuze relatie krijgt. Het Britse leger heeft officieren nodig en in 1943 krijgt Philip Holt een Emergency Commission, een versnelde aanstelling als officier. Na het behalen van die opleiding treedt Philip op 10 oktober in dienst bij het Royal Armoured Corps. Korte tijd later wordt hij naar het 23rd Hussars overgeplaatst, maar al snel meldt hij zich vrijwillig aan voor een opleiding voor de Airborne Division.

Holt verkast als versterking naar het Border Regiment, dat onderdeel is van de 1st Airlan-

ding Brigade, en direct na het afsluiten van zijn glidertraining in januari 1944 krijgt hij, nog maar negentien jaar oud, de leiding over de ervaren soldaten van het 21st Platoon van D Company. Deze compagnie had tijdens de gevechten in Noord-Afrika en Italië ernstige verliezen geleden, onder wie de voormalig commandant van het peloton.

Corporal A. Bagnall en Private A. Gorman.

herfst van 1943. De eigenaar Mr. J. Frowein woonde met zijn vrouw in het westelijke deel van het huis en wij kregen het oostelijke deel toegewezen. In september 1944 bestond ons gezin uit mijn vrouw en ik, beide 33 jaar oud, ons zoontje Peter van drie en ons dochtertje Lowien van een half jaar oud. Op de dinsdag (19 september) was ik buiten bij het huis, toen een jonge luitenant naar mij toe kwam. Hij stelde zich voor als luitenant Philip Holt en vroeg: Ik heb een goede opstelling nodig voor mijn peloton met zijn anti-tankkanon aan de zuidkant van uw huis. Hebt u er bezwaar tegen dat er in uw tuin ingegraven wordt? Ik was stomverbaasd over zo’n beleefd gedrag. Gedurende de bezettingsjaren waren we gewend geraakt aan het ruwe, brutale, intimiderende en vernederende optreden van de Duitsers. Deze luitenant Holt leek een menselijk wezen uit een andere wereld.” Spoedig wordt door de compagniescommandant opdracht gegeven een sectie op patrouille te sturen. De drie sectiecommandanten bij 21st Platoon zijn de Corporals Albert Bagnall, Gordon Shepherd en Alan Fisher. Na de patrouille veilig te hebben volbracht rapporteert Shepherd aan Holt: “Vijand in de buurt, verder weinig te melden, alleen heeft de patrouille een enorme hoeveelheid munitie gekost.” Direct na terugkomst wordt een andere sectie op woningcontrole, een ‘house clearing’, gestuurd. Holt geeft aan de overige manschappen de opdracht om zichzelf weer toonbaar te maken na de gevechten van de afgelopen dagen. korporaal Fisher vertelt: “Drie spoelen met garen gingen in het rond met de mededeling dat onze gescheurde uniformen gemaakt moesten worden. Dit ging uiteraard gepaard met de nodige vloeken.” Nadat Holt zeker weet dat er geen Duitsers meer in de directe omgeving liggen, geeft hij opdracht in te graven in de tuin van het landhuis. De eerste sectie op de linkerflank, de tweede op de rechterflank en in het midden sectie nummer 3. Links van de derde sectie is Luitenant Holt samen met zijn batman ingegraven, rechts ernaast bevindt zich Platoon Sergeant Thompson met Holts chauffeur Corporal Frederick Leaver.

BESCHIETINGEN

Vroeg in de ochtend van 20 september verhevigt het artillerie- en mortiervuur vanuit het bos aan de westzijde. De bewoners van de omliggende huizen brengen zich die nacht in veiligheid in de schuilkelder die zich bevindt aan de oostzijde van huis De Oorsprong. Deze schuilkelder had de familie Frowein in 1939 laten bouwen van gewapend beton. De ruimte biedt plaats aan een aantal families. De dag verloopt, naast het Duitse vuur, zonder grote incidenten.

De ochtend van 21 september begint rustig volgens Jaap van de Kerk: “Het leek rustig genoeg om vanaf de schuilkelder naar ons huis te lopen. Mijn vrouw, die wat etenswaar uit onze keuken wilde halen, bereikte veilig het huis. In de keuken kookte ze pap in een grote pan om voor ieder wat te eten te hebben. Daar was luitenant Holt ook aan het koken en mijn vrouw gaf hem ingeblikt vlees om een goede voedzame stamppot voor zijn mannen te kunnen maken. Met twee grote borden ging mijn vrouw terug naar de schuilkelder en liet de pap nog even in de keuken staan. Toen ze die wilde gaan ophalen, bleek het door het granaat-vuur niet meer mogelijk om de schuilkelder te verlaten.”

Bill Thompson herinnert zich: “Vlak voordat wij werden aangevallen had de bewoonster van het huis aardappelen voor ons gekookt. Zij opende de tuindeur en gaf het aan ons. Het was maar iets kleins, maar zoiets vergeet je niet!”

Corporal G. B. Shepherd.

Sergeant W. C. Thompson.

Door de Duitse artillerie- en mortierbeschietingen vat de rieten kap van De Oorsprong vlam en begint hevig te branden. De druk op het peloton wordt flink opgevoerd met de Duitse beschietingen. Het huis biedt geen beschutting meer, maar vormt omdat het in brand staat, juist een extra bedreiging. Ook in de schuttersput van luitenant Holt wordt het nu erg zwaar: het Duitse vuur is vol op de schut-tersputten gericht.

Jaap van de Kerk: “Even na het middaguur vloog huize ‘De Oorsprong’ in brand. Vanuit de ingang van de schuilkelder zag ik het huis fel branden. Een kleine groep van tien gewonde soldaten kwam toen naar onze schuilplaats. In de kelder van het grote huis waren ze veilig geweest voor het granaatvuur, maar de brand dreef hen naar buiten. Bij het huis zag ik het dode lichaam van luitenant Holt liggen.” Tijdens een korte pauze in de beschietingen kruipt Thompson uit zijn schuttersput en ziet Philip Holt dood liggen. Thompson: “Mijn schuttersput was recht voor de achteringang van het huis. Toen ik links van mij luitenant Holt zag liggen, lag hij met zijn schouders en hoofd boven op de rand van zijn schuttersput. Hij moet dodelijk getroffen zijn tijdens het observeren van verplaatsingen van de tegenstanders. Ik was niet bewust van beweging of geluid van mijn linker flank waar Holt zich bevond. Bedenk wel dat tijdens de beschieting niets meer te horen was, de enige die het gezien kan hebben was degene die de schuttersput met hem deelde.” Robert Waugh, de batman van Holt, was tijdens de beschietingen zwaargewond geraakt en heeft de directe aanleiding van de dood van Holt niet gezien.

RUÏNE

Thompson heeft de taak om het verlies van Holt aan hun commandant, Captain Hodgson, te melden. Thompson krijgt de leiding over de overgebleven mannen van 21st Platoon die nog in staat zijn te vechten, en krijgt ook het bevel een tegenaanval te doen met het peloton. Thompson: “Waarom hij dit wilde, zal ik nooit weten. Wij konden de vijand nog steeds niet waarnemen. Het enige wat zij deden was het vuren vanuit hun veilige stellingen als zij dit nodig vonden. Ik ben teruggegaan naar mijn schuttersput. Dit bevel heb ik maar genegeerd.” In de schuilkelder van het huis is het inmiddels overvol. Naast twaalf volwassenen en vier kinderen zijn er de nodige gewonden van het Border Regiment die daar in veiligheid zijn gebracht. De hospik van het peloton, Private Hugh McGuinness, probeert hen zo goed en kwaad als hij kan te helpen. Hij biedt ook hulp aan de gewonden in het nabijgelegen huis van de familie Beumer, op Van Borsselenweg 36. Van het huis De Oorsprong is inmiddels niet veel meer over dan een smeulende ruïne. Sergeant Thompson besluit zich met de overgebleven manschappen terug te trekken richting D Company’s hoofdkwartier in de lange boerderij op Van Borsselenweg 32. Hier aangekomen worden de mannen in de reeds aanwezige maar onbemande schuttersputten geplaatst. 21st Platoon blijft deze positie tot op de laatste dag van de slag bezetten. Een aantal keren worden kleine groepen soldaten van het peloton op patrouille gestuurd. Tijdens één van deze verkenningen, onder leiding van Bill Thompson, komen ze terecht op het bataljonshoofdkwartier op Van Lennepweg 3, een route die ze vaker zullen gebruiken. Zo ook in de vroege ochtend van 23 september. Duitse soldaten zijn overal in de Britse perimeter en de patrouille van Thompson, die zelf bij het bataljonshoofdkwartier is, kan niet meer terugkeren naar zijn eigen stelling. De rest van 21st Platoon zullen ze niet meer terugzien.

1st Airborne Division trekt zich in de nacht van 25 op 26 september terug over de Rijn. Dit bevel heeft de manschappen van D Company, die op positie liggen bij de Van Borsselenweg, echter nooit bereikt. Zij zijn in de veronderstelling dat de gevechten nog steeds in volle gang zijn. Pas

Corporal F. H. Leaver en Private R. N. Waugh.

in de ochtend van 26 september horen zij hierover. Van de 150 man van de compagnie zijn op dat moment nog maar negentien in staat hun wapen vast te houden, de rest is gewond geraakt of gesneuveld. Slechts vier man van 21st Platoon slagen erin de Rijn over te steken. Dit zijn de vier van Sergeant Thompsons patrouille.

FOTO OP DE SCHOUW

Enkele dagen na de terugtocht zijn de overlevenden weer terug in Engeland. Er wordt uitgebreid onderzoek naar de gevechten in Oosterbeek gedaan en de soldaten krijgen vragenlijsten over wie er zijn gesneuveld of gevangen genomen. Voor de officieren en onderofficieren is het nu de taak om de families van de gesneuvelde militairen in te lichten. Sergeant Thompson schrijft ook enkele familieleden waaronder familie van Philip Holt. Zijn moeder en vriendin sturen hem beiden een bedankbrief terug.

Na afloop van de strijd in Oosterbeek schrijft de heer Beumer, de opzichter van landgoed Hoog Oorsprong die op Van Borsselenweg 36 woont: “Tot half oktober ben ik gebleven aan de Van Borsselenweg. De Engelse gesneuvelden heb ik samen met mijn buurman begraven. Wij hebben ze op mijn houten ladder getrokken met puthaken en met

HOLT.—Killed in action in North-West Europe, in Sept., 1944. Lieut. PHILIP SUMNER HOLT (Border Regt., Airborne), aged 20. clearly-loved only son ot Dorothy Holt and grandson ot the late Arthur Sumner.—28. Grove-street, Wilmslow.

8 a 9 in een groot graf gelegd. Ook luitenant Holt heb ik begraven. Ik ben drie maal door de Duitsers opgepakt maar zonder gevolgen. Daarna ben ik op de fiets naar Rheden vertrokken. De officiersfluit van Philip Holt heb ik nog altijd in mijn bezit en zijn foto staat nog steeds bij ons op de schouw.”

Na de oorlog is het veldgraf van Philip Holt opgegraven. Zijn stoffelijke resten zijn geïdentificeerd en op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery in Oosterbeek begraven onder nummer 22.C.8. De tekst op zijn grafsteen luidt: “At the going down of the sun and in the morning we will remember him.” De jonge luitenant Philip Sumner Holt maakte een onuitwisbare indruk op de bewoners van De Oorsprong. Ook zijn mannen van 21st Platoon zijn hem nooit vergeten. Ondanks zijn jonge leeftijd, zijn onervarenheid in oorlogssituaties en de korte tijd bij het Border Regiment, was hij zeer geliefd, mede door zijn vriendelijke, menselijke en kordate manier van leidinggeven.

Met dank aan: Iris Cornelissen, Bob Gerritsen, Marcel Anker en Ken Greenough.

 

Bronnen

• Correspondentie familie Beumer

• Kerk, G. van de, Ik heb het met eigen ogen gezien (ISBN 978-90-762-2430-5)

• Verslagen A. Fisher, ir. J. van de Kerk, W.C. Thompson

Lieut. PHILIP SUMNER HOLT 1st. Btln. The Border Regiment (Airborne) Killed in Action at Arnhem, 21st September, 1944.

Aged 20 years.

His Mother Dorothy Holt and his Uncle J. A. Sumner, sincerely thank you for your kindness and sympathy in their great loss.

In oktober 1944 werd in Wilslow, de geboorteplaats van Holt, een herdenkingsdienst voor hem gehouden.

28 Grove Street, Wilmslow. October. 1944.

Eerste graflocatie.

 

 

Bedankbrief geschreven door de moeder van Philip Holt aan Sergeant Thompson.

PROGRAMMA

Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:

Gepland 2021

• Zaterdag 3 dec: Lezing in het Airborne Museum at Hartenstein. Het onderwerp wordt bekend gemaakt op de VVAM-website en via Facebook

Gepland 2022:

• Eerste kwartaal (Q1): Thema-avond operaties Comet / Linnet

• Q2: Lezing ‘Opmaat naar operatie Market Garden’, door Johan van Doorn

• Q2: Battlefield tour ‘XXX Corps advance’

• Q3: Battlefield tour 101st Airborne Division –

‘Sonse bossen’, door Edwin Popken

• Q4: Battlefield tour 82nd Airborne Division & Advanced HQ Frederick Browning

DE ACHTERZIJDE

Luchtopname van Tuin de Lage Oorsprong, met rechtsonder de contouren van voormalig landhuis De Oorsprong, waar het 21st Platoon D Company, 1st Battalion The Border Regiment onder Lieutenant Philip Holt standhield. Vergelijk deze opname met de foto op pagina 32 (foto achterzijde: Jan van Dalen Fotografie).

VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE NUMMER 23 – MAART 2022 NUMMER 24 – JULI 2022

NUMMER 25 – NOVEMBER 2022

OPROEP

Wie zou zich willen ontfermen over de laatste rustplaats van arts Alexander Lipmann Kessel op de Algemene Begraafplaats ‘Noord’ in Oosterbeek?

Lipmann Kessel, jood en van Zuid-Afrikaanse afkomst, diende als arts bij de 1st Airborne Division. Tijdens de Slag om Arnhem was hij actief op de medische post in het St. Elisabeths Gasthuis. Hij verwierf bekendheid omdat hij het leven redde van Brigadier John Hackett, commandant van de 4th Parachute Brigade.

Woont u in de buurt en zou u bijvoorbeeld één of twee keer per jaar de groene aanslag van de witte grafsteen willen verwijderen en het graf kunnen onderhouden, dan draagt u bij aan de instandhouding van deze persoonlijke gedenkplek die verbonden is aan de slag.

 

 

 

Airborne Magazine Jaargang 7, nr. 21, juli 2021

Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten

Aan deze editie werkten mee
Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Roland de Kwant, Jan van Lohuizen, Paul Meiboom, Leo van Midden, Daan van Oort, Yvette Polman, Hans van der Velden, Otto van Wiggen

Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk
Grafi Advies, Zwolle

Contactgegevens VVAM
www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL80 INGB0 0044 036 41

Contributie VVAM
Individueel lid: € 25,- per kalenderjaar Gezinslidmaatschap: € 35,- per kalenderjaar NL 80 INGB 0004 4036 41,
o.v.v. Contributie 2021
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE
3 Verenigingsnieuws 4 Interview – Geert Jonker, Bergings- en Identificatiedienst 8 Actueel – ‘Ashes at Oosterbeek’ 11 Museumnieuws – Airborne Museum in de prijzen 12 Objecten – Britse rantsoenen 16 Achtergrond – Luchtoorlog Gelderland 22 Museumcollectie – Amfetaminen 24 Conflictarcheologie – Vondsten bij Museum Arnhem 28 Ministory 137 – Arnhem en de Grebbeberg 33 Persoonlijk – Poolse sergeant op foto 35 Programma

BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.

Omslag: De verrekijker van Lieutenant-Colonel David Dobie, bevelhebber van 1st Parachute Battalion, in de ten-toonstelling De Connectie, Airborne Museum Hartenstein.
Te zien tot en met maart 2022 (foto: Daan van Oort).

BESTUURSMEDEDELINGEN

In onze brief van 21 mei informeerde het bestuur van de VVAM u over het verschuiven van de geplande Algeme-ne Ledenvergadering. Deze vindt nu plaats op 2 oktober 2021. Eén van de hoofdonderwerpen van deze vergadering zal de voorgestelde intensivering van de samenwerking tus-sen het Airborne Museum en de Vereniging Vrienden zijn.
Wij willen deze stappen persoonlijk aan u toelichten, en dat gaat nu eenmaal eenvoudiger als we elkaar in levende lijve kunnen zien en spreken. De nieuwe directeur van het museum, Ronnie Weijers, zal dan ook zijn visie en stand-punten met u delen. Met het oog op deze verdere samen-werking hebben we besloten de ALV in het Airborne Muse-um te houden. Het programma voor 2 oktober is als volgt:
• 09.00-10.00u: Ontvangst • 10.00-12.00u: Algemene Ledenvergadering • 13.30-15.00u: Middagprogramma – nader te bepalen.
Houd de VVAM-website in de gaten voor de laatste up-dates over de ALV en over de verenigingsactiviteiten in de tweede helft van 2021. – Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM

VERENIGINGSNIEUWS
In voorbereiding op de voorgestelde intensievere samenwerking tussen het Airborne Museum en de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum is momenteel onder andere de verenigingswebsite onderwerp van gesprek. Medewerkers van het mu-seum en vrijwilligers van de vereniging onderzoe-ken de mogelijkheid om de functionaliteiten van de VVAM-website volledig te integreren in die van het museum. Dit zóu bijvoorbeeld kunnen beteke-nen dat de VVAM-activiteiten worden aangekon-digd via de Hartenstein-website of dat het museum de inschrijvingen en de ticketafhandeling voor de VVAM afhandelt.
Gespreksonderwerpen in deze verkenning zijn ook de ledenadministratie, de boekenshop, nieuwsbe-richten en natuurlijk de ‘kroonjuwelen’ van de ver-eniging: veertig jaar aan Nieuwsbrieven en Ministo-ries. Er zal nog wel wat overleg nodig zijn om hierin samen te gaan optrekken. • Eén van de meest gewaardeerde VVAM-produc-ten is de ‘Roll of Honour’- Battle of Arnhem
September 1944. Het laatste exemplaar van de vijfde druk is vorige maand naar Engeland ver-zonden. Hiermee is dit boek volledig uitverkocht. • Airborne Magazine wordt met ingang van dit jaar ook verkocht in Airborne at the bridge, de depen-dance van het museum bij de John Frostbrug. De verkoop komt volledig ten goede aan het muse-um en de vereniging. • Ons lid Rick van der Hoef heeft vorig jaar alle Nieuwsbrieven gedigitaliseerd en is daarna aan de slag gedaan met de Ministories, de leidende artikelen uit Airborne Magazine. Bernhard Dee-terink helpt de vereniging om alle gedigitaliseerde documenten te publiceren op de website: num-mers 1 t/m 100 worden vanaf eind juni 2021 publiekelijk gedeeld. Hiermee stellen we veertig jaar aan vergaarde kennis laagdrempelig beschik-baar aan iedereen met een interesse in de Slag om Arnhem. Naar verwachting rondt Rick nog dit jaar zijn project af, waarmee álle Nederlandstalige Nieuwsbrieven en Ministories online raadpleeg-baar zullen zijn.

INTERVIEW
GEERT JONKER, COMMANDANT VAN DE BERGINGS- EN IDENTIFICATIEDIENST

– Jory Brentjens

Urenlang kan hij vol enthousiasme praten over zijn werk. Ondanks het feit dat sommige zaken waar hij aan werkte ondertussen al meer dan 20 jaar oud zijn, geven ze hem nog steeds kippenvel als hij er over spreekt.
Geert Jonker kwam op 1 september 1969 ter wereld in het Militair Hospitaal in Utrecht. Als kleine jongen was hij geïnteresseerd in begraafplaatsen, archeologie en ge-schiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Zijn beide groot-vaders dienden in het leger, zijn vader bij de marine en zelf wist hij al op jonge leeftijd dat hij in dienst zou gaan.
Soms vallen alle puzzelstukjes op hun plek; sinds 2009 is Geert commandant van de Bergings- en Identificatie-dienst (BIDKL).
Waar ben je opgegroeid?
Ik ben geboren in Utrecht, maar ik ben eigenlijk een vol-bloed Groninger. Met mijn ouders ben ik in 1973 verhuisd van Groningen naar ’t Harde op de Veluwe, en in 1978 naar Rheden. Daar maakte ik kennis met het Airborne-fenomeen.
Als je daar woont krijg je dat met de paplepel ingegoten. Wij woonden aan de voet van de Posbank, dus ik speelde daar met vriendjes in oude legerpakken in de bossen. Sommige vrienden hadden Airborne-helmen, want die hadden ze van hun ooms gekregen die deze zelf weer ergens hadden opge-raapt na de slag. Die helmen zijn tegenwoordig een vermo-gen waard, maar toen werd daar gewoon mee gespeeld.
Is dat ook waar je interesse voor geschiedenis vandaan komt?
Ik kan niet precies uitleggen waar die interesse vandaan komt. Waarom is iemand anders verzot op vogelspotten?
Wat ik weet is dat ik van jongs af aan altijd een geschiede-nisfreak geweest ben. Ik heb ook altijd een merkwaardige fascinatie gehad met oude begraafplaatsen. Dat is de plek waar het heden en het verleden samenkomen. Ik was altijd benieuwd naar wie die mensen waren die daar begraven la-gen, en hoe hun levens waren verlopen. Het verhaal achter die grafstenen heeft me altijd enorm gefascineerd en daar heb ik uiteindelijk mijn vak van kunnen maken.

Geert in zijn lab met de stoffelijke resten van een Britse soldaat.

Wanneer heb je de BIDKL leren kennen?
Dat was in 1988 tijdens mijn opleiding aan de Konink-lijke Militaire School. Ik was bestemd voor het Regiment Intendance Troepen, het logistieke regiment. De Graven-dienst, zoals de BIDKL toentertijd nog heette, viel onder dat regiment, maar dat wist ik toen helemaal niet. Toen ik vanuit de Koninklijke Militaire School in Weert naar een kennismakingsdag ging op mijn nieuwe kazerne, de Kolo-nel Palmkazerne in Bussum, kregen we daar een presentatie van de Gravendienst. Het was toen nog een heel klein club-

Stoffelijke resten van een nog niet geïdentificeerd slachtoffer in het lab van de BIDKL.

je met maar twee man en dat sloeg in als een bom. Ik had meteen het gevoel “dit is wat ik wil, dit ga ik doen”.
Je kwam het dus eigenlijk toevallig tegen?
Nou ja, dat zeg jij nu, maar ik heb in dit werk ook vaak genoeg gezien dat sommige dingen gewoon te toevallig zijn om toevallig te zijn. Wij zijn wetenschappers, maar soms zijn dingen gewoon te toevallig, alsof die dingen zo hadden moeten zijn.
Hoe ben je uiteindelijk bij de BIDKL terechtgekomen?
Na die presentatie ben ik de bibliotheek van de Koninklijke Militaire School helemaal leeg gaan trekken over de Gra-vendienst, terwijl ik daar nog geen voet had binnengezet.
Ik wilde er alles over weten, want ik wist dat dit was wat ik wilde doen. Op mijn legeringskamer in Weert noemden ze me al lijkenpikker, de bijnaam voor iemand bij de Gra-vendienst. In mei 1989 werd ik in Bussum op de kazerne geplaatst waar ook de Gravendienst zat en ben ik daar de deur gaan platlopen.
Kon je toen ook al direct bij de BIDKL terecht?
Nee, zeker niet. Ik moest eerst een bepaald carrièretraject doorlopen en daarin was op dat moment nog geen plek
voor de Gravendienst. Maar tijdens die eerste jaren heb ik me wel steeds aangemeld voor tijdelijke plaatsingen, detacheringen tijdens grote projecten of bij tijdelijke personeelstekorten, ook toen ik niet meer op de Kolonel Palmkazerne werkzaam was. Ik werd daar een soort vijfde wiel aan de wagen. Uiteindelijk kwam er in 1995 een extra functie bij de BIDKL en werd ik uitgenodigd om te sollici-teren. Mede omdat ik al jaren meeliep, had ik de mazzel dat ze mij kozen voor de functie. Ik werkte van januari 1995 tot eind 2000 bij de BIDKL maar, zoals dat vaak werkt binnen defensie, moest ik daarna naar een andere post toe.
Ik werd plaatsvervangend pelotonscommandant in Garde-ren. Maar ja, er zijn maar weinig mensen met de vereiste vakkennis voor het werk van de Gravendienst, dus na twee jaar kreeg ik een telefoontje of ik terug wilde komen. Sinds januari 2003 werkte ik weer voor de BIDKL en daarna ben ik nooit meer weggegaan. Sinds 2009 ben ik commandant van de eenheid.
Kun je wat vertellen over je eerste opgraving?
Mijn eerste opgraving was in 1991 in de buurt van Over-loon. Het ging om een Britse soldaat van het vierde ba-taljon King’s Own Shropshire Light Infantry (KSLI). We konden vaststellen dat het om Frederick Harrington uit Onibury in Shropshire ging. Hij was paardenhandelaar van beroep en reservist. Je eerste opgraving is altijd het meest AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
6
bijzonder, en blijft je de rest van je leven bij. Freddy en zijn compagnie hadden zich ingegraven aan een bosrand en werden daar ’s nachts met mortieren onder vuur genomen.
Freddy is daarbij in zijn schuttersputje overleden. Door-gaans werk je bij een opgraving van boven naar beneden en leg je de gesneuvelde van bovenaf bloot. Freddy zat echter geknield in zijn schuttersputje in zijn lange wollen jas en we hebben hem vanaf de zijkant opgegraven. Die jongens hadden in de dagen daarvoor deelgenomen aan de bevrij-ding van het zuiden, waaronder Asten. Op Freddy’s jas zat een speldje van Dubbelkwartet Excelsior Asten. Hij heeft dat waarschijnlijk tijdens de bevrijdingsfeesten aldaar ge-kregen. Dit zijn van die momenten waarop je realiseert: dit is gewoon iemand. Dit zou mijn buurjongen kunnen zijn.
Hoe hebben jullie Harrington geïdentificeerd?
We hebben twee soorten primary evidence: DNA en gebit.
Al het andere, zoals ooggetuigenverklaringen, is secondary evidence. In die tijd was er alleen nog geen DNA-onderzoek mogelijk. We identificeerden mensen daarom vooral aan de hand van gebitsgegevens. We hadden enkele kandidaten van het vierde bataljon KSLI die het konden zijn, maar voor Freddy klopte alles: zijn lengte, zijn leeftijd en zijn cap badge. Er was alleen één probleem: de jongen die wij hadden opgegraven had een gedeeltelijke prothese in zijn bovengebit en deze stond niet op de tandartskaart van Har-rington. Uiteindelijk zijn we in contact gekomen met een neef van Freddy die zich wist te herinneren dat hij weldege-lijk een prothese had. Freddy plaagde het neefje vaak door zijn gebit uit zijn mond te halen. Dat neefje was de sleutel tot een positieve identificatie. Zo zie je, zonder geluk kun je geen zaak oplossen. Je kunt het een beetje afdwingen, maar je hebt altijd geluk nodig.
Is de opkomst van DNA-onderzoek de belangrijkste ontwikkeling binnen jullie werk?
Ja, DNA-onderzoek is de grootste verandering geweest.
Wellicht een aardig verhaal om kort daarbij te vertellen; ik ben daar zoals je merkt niet goed in, in dingen kort vertel-len. Op 8 maart 1945 zijn bij de Woeste Hoeve 117 Neder-landers geëxecuteerd als represaille voor de aanslag op Rau-ter. Twee daarvan zijn na de oorlog nooit geïdentificeerd, waarvan er bij één van hen het vermoeden was dat het ging om de Poolse jachtvlieger Czesław Oberdak. Hij moest een noodlanding maken bij Ommen, werd door Duitse troepen gearresteerd en op 8 maart samen met 116 andere mensen geëxecuteerd. Sinds 1982 waren wij betrokken bij dit onderzoek en bij de heropening van het dossier in 1996 stond DNA-onderzoek nog in de kinderschoenen. We heb-ben toen, ondanks het feit dat DNA-onderzoek nog niet echt tot onze opties behoorde, van zijn oudere zus in Kra-kau DNA laten afnemen. Dat hebben we hier in het archief bewaard. In 2007 hebben we het DNA-onderzoek uit laten voeren en daar kwam vervolgens een volledige match uit.


Na de positieve identificatie hebben we Oberdak in 2009 zelf teruggereden naar Krakau waar hij een soort staatsbe-grafenis kreeg. Hij was in 1939 van huis gegaan en zeventig jaar later kwamen wij hem terugbrengen. Daar krijg je wel kippenvel van wanneer je na al die jaren de Poolse grens passeert. Czesław was weer thuis.
Zijn er ook mindere kanten aan je werk?
Het ergste wat je als onderzoeker hier kan overkomen, is dat je moet opgeven. Los van al het vele werk dat je erin hebt gestoken, krijg je het gevoel dat je de slachtoffers in de steek laat. Daar kunnen we heel slecht tegen. Dat druist te-gen onze beroepseer in. Er moet heel wat gebeuren voordat wij een zaak afronden als niet identificeerbaar. Die enkele keer dat dat gebeurt, blijft het knagen. Ik heb altijd een database in mijn hoofd van dat soort zaken die ergens op de achtergrond in mijn hoofd zitten. Eén van de zaken in mijn database is een opgraving van een Britse Airborne bij de Westerbouwing in 1995. Ik heb hem later de ‘teaspoon man’ genoemd omdat hij wat ‘souvenirs’ verzameld had in Oosterbeek waaronder een collectie zilveren theelepeltjes.
Die zaak zat vol met onlogische merkwaardigheden en heb ik nooit kunnen oplossen. Ik zei al dat je een gezon-de dosis geluk nodig hebt in dit werk en in deze zaak had ik telkens pech. We vonden restanten van een baret maar geen embleem, daarnaast zag je aan zijn uitrusting dat hij waarschijnlijk niet tijdens de gevechten was omgekomen, maar tijdens de Britse terugtocht in de nacht van 25 op 26 september. Elk spoor liep dood. Deze jongen droeg bij voorbeeld ook een gebitsprothese met een malnummer en het nummer van een tandheelkundig centrum. Dat nummer is uniek voor één persoon maar de tandtechnische registers waarin dit terug te vinden zou zijn, bestaan niet meer. Hij is als ‘Known unto God’ op de Airborne-begraafplaats bijgezet.
Je hebt onlangs als gastconservator deelgenomen aan De Connectie: onze objecten, hun verhaal, de nieuwe wisselexpositie in het Airborne Museum. Als voorwerp heb je de schoenen van korporaal George Froud van C Company van het Border Regiment gekozen. Waarom heb je deze schoenen gekozen?
Ik heb voor de schoenen van George gekozen omdat schoe-nen zo persoonlijk zijn. Het maakt iemand menselijk. Ik zie hem zo zijn veters strikken, zittend op de rand van zijn bed, voordat hij uit Engeland vertrok. George landde op 17 september en heeft zijn schoenen daarna waarschijnlijk niet meer uitgedaan. Dat hele onderzoek bestond uit stille getuigen. George is op 21 september gesneuveld en je leest in de gevechtsverslagen dat ze zich al dagenlang niet heb-ben gewassen of geschoren omdat er een gebrek aan water was. George droeg een helm met leren kinstuk en daarin konden we zijn zwarte baardstoppels nog zien. Hij had ook een zilveren sigarettenkoker bij zich met de initialen G.F.
De sigarettenkoker was leeg, op één sigaret na. Dat is een rare vondst. Als je je daar dan in verdiept, kom je bij de Engelse legertraditie dat je je laatste sigaret nooit oprookt, want dat is je lucky cigarette. Om hem te onderscheiden van de andere deed je hem ondersteboven in het pakje of in je sigarettenhouder. Het ontrafelen van dit soort mysteries is zo mooi om te doen. Soms vallen alle puzzelstukjes op hun plek.


Muur met krantenknipsels over de BIDKL met een foto van Czeslaw Oberdak (derde van linksboven).

De schoenen van George Froud zijn momenteel te zien in de tentoonstelling ‘De Connectie: onze objecten, hun verhaal’ in het Airborne Museum te Oosterbeek.

ASHES AT OOSTERBEEK
EEN DIGITAAL MONUMENT VOOR ARNHEM-VETERANEN MET EEN LAATSTE RUSTPLAATS IN NEDERLAND
Meer dan 150 Arnhem-veteranen kozen er de afgelopen decennia voor om hun as na hun dood door familie bij te laten zetten in het land waar zij in september 1944 de gruwelijke gevechten tegen een Duitse overmacht meemaakten; de plaats waar veel van hun kame-raden het leven lieten en achterbleven. Deze bijzettingen vonden in de meeste gevallen plaats op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery. Maar ook op de landingsterreinen of op plekken waar felle strijd tegen de Duitsers geleverd is, is de as van veteranen bijgezet of uitgestrooid. Zij worden sinds kort geëerd met een digitaal monument op internet. – Roland de Kwant

Tot en met september 2019 werd operatie Market Garden, in het bijzonder de Slag bij Arnhem, groots herdacht of zelfs bijna ‘gevierd’. In Oosterbeek waren dat jaar honder-den mensen getuige van het ontroerende ritueel van de ‘bloemenkinderen’, in aanwezigheid van de eerste bloe-menkinderen uit 1945. Tijdens de COVID-pandemie in 2020 gingen de herdenkingsdiensten gewoon door, zij het op gepaste en meer ingetogen wijze: de bloemen en teke-ningen van regionale schoolkinderen werden neergelegd vóór de meer dan 1.500 natuurstenen grafmonumenten van geïdentificeerde slachtoffers, en vóór de bijna 250 graf-stenen met alleen een ‘Known Unto God’, maar niet erach-ter. Dat dit laatste in sommige gevallen even logisch zou zijn als ervóór, verdient enige toelichting.
Sinds het midden van de jaren ‘70 is de as van meer dan 100 veteranen, en soms ook andere familieleden zoals echtgenotes of moeders, op de begraafplaats bijgezet of verstrooid. Vaak gebeurde dit in besloten kring of met een omvangrijkere ceremonie tijdens de drukbezochte septem-berdagen. De gekozen plekken voor verstrooiingen bevon-den zich in het begin meestal links en rechts van de ingang op de begraafplaats. Later vonden bijzettingen doorgaans plaats aan de achterkant van een bestaand graf. In alle gevallen zonder een permanent herdenkingsteken: geen kruis, geen registratie, geen teken, niets. Voor toekomstige generaties onvindbaar, zeker wanneer familieregistraties of herdenkingen door directe nabestaanden in de vergetelheid zijn geraakt. Wie vindt dan nog zijn of haar grootvader, overgrootvader of zelfs over-overgrootvader terug?

Toestemming van de gemeente Renkum voor één van de vroegste uitstrooiingen in 1974 (Gelders Archief, 2899 Secretarie Gemeente Renkum 1945-1988).

POSITIEF RESULTAAT VAN DE LOCKDOWN
Met behulp van de Nieuwsbrieven van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum heb ik de afgelopen
jaren een namenlijst van veteranen samengesteld die vanaf de jaren ‘80 hun as na hun overlijden op de begraafplaats van Oosterbeek hebben laten bijzetten. In een aantal an-dere gevallen ging het om veteranen die kozen voor een laatste rustplaats elders op het slagveld. Bijna altijd werden de stoffelijke resten bijgezet met militaire eer, en vaak onder grote (publieke) belangstelling. Deze lijst met namen werd groter en groter en kon ook worden aangevuld met infor-matie uit het Gelders Archief. Via Philip Reinders kreeg ik AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
9
in 2018 een kopie van een dossier uit het Oosterbeekse ar-chief, met de namen van veteranen en familieleden die tus-sen 1974, één van de eerste keren dat de gemeente Renkum en de Commonwealth War Graves Commission (CWGC) toestemming gaven om de as van een Britse veteraan uit te strooien op de begraafplaats in Oosterbeek, en 1990 wa-ren bijgezet. Genoeg materiaal om tijdens de lockdown in 2020 een poging te wagen dit alles om te zetten in een di-gitaal monument: een blijvende herinnering aan alle vete-ranen die hun laatste rustplaats uitzochten zo ver van huis, en die in volledige anonimiteit aan de Gelderse aarde zijn toevertrouwd. Een gemakkelijk toegankelijke herdenkings-plaats ook voor de families van veteranen, nabestaanden en andere geïnteresseerden, waar veteranen opnieuw een naam en gezicht hebben gekregen. Iets dat door de CWGC op hun oorlogsbegraafplaatsen niet wordt toegestaan.
In 2018 zocht ik contact met de gemeente Renkum en met de CWGC, om te zien of er nog meer veteranen met een anonieme rustplaats in Oosterbeek konden worden gevon-den. Al snel werd duidelijk dat van beide kanten geen me-dewerking zou worden verleend. De gemeente liet weten geen enkele rol te spelen in het proces van bijzettingen: “Deze zijn los van de gemeente uitgevoerd”. In het Gelders Archief berust een dossier vol met besluiten, in dit geval te lezen als “Toestemming om de as te begraven in een daartoe bestemd graf op de oorlogsbegraafplaats, onder de voorwaarde, dat aan dit feit geen publiciteit wordt gegeven”. Deze beslui-ten uit de jaren 1974-1989 zijn getekend door of namens de toenmalige burgemeester van de gemeente Renkum. De CWGC liet mij in 2019 weten dat er vanaf begin jaren ‘90 bijzettingen plaats hebben gevonden op de Arnhem (Oosterbeek) War Cemetery, maar dat op grond van ver-trouwelijkheid geen nadere mededelingen konden worden gedaan: “All the information we have on veterans or family members whose ashes were deposited in one of our cemeteries is confidential and cannot be shared publicly. The tradition at Arnhem Oosterbeek War Cemetery started in the early nine-ties.”Onderzoek wijst uit dat deze traditie dus veel eerder is gestart. Het privacy-argument moet worden gerespecteerd.
Echter, de slachtoffers uit de periode 1944-1945 staan wel met naam en toenaam op de graven.
HET DIGITALE MONUMENT
Gesterkt met de gedachte dat ook op basis van publieke informatie en bestaande publicaties, en met de bereidheid van vele families die actief zijn in diverse Facebookgroe-pen, een digitaal monument opgezet kon worden, is in juni 2020 de website Ashes-interred-Oosterbeek – Ashes interred at the Arnhem Oosterbeek War Cemetery and other places near-by – A Digital Monument live gegaan. Al zou met de digi-tale gedenkplaats maar één familie geholpen worden om de laatste rustplaats van hun dierbare familielid (terug) te vinden, dan was dit project voor mij al geslaagd.
Eén week nadat de website openbaar werd, gebeurde het volgende: 21 juni 2020 – een bericht van Gerrit Pijpers.
Een bekende naam uit de kring van Airborne-herdenkin-gen, zelf militair, maar mij persoonlijk niet bekend. Hij schreef in het Engels op de site: “Since 1998 I am respon-sible for organising some of the interment of ashes of Arnhem veterans. I still have all the order of services and many photo-graphs.” Wat zou dat mooi zijn voor de website. Het con-tact met Luitenant-Kolonel b.d. Pijpers van de Koninklijke Luchtmacht was eenvoudig en heel snel gelegd. Een schat aan gegevens bleek beschikbaar om met toestemming op de website geplaatst te worden. Pijpers woont in Oosterbeek en heeft van 1998 tot 2019 zo’n 40 ceremonies georgani-seerd en vele families bijgestaan op de momenten dat zij definitief afscheid namen van hun dierbaren. Hij deed dit meestal in het bijzijn van een geestelijke die verbonden was aan het Parachute Regiment of de Airborne Forces en in aanwezigheid van een hoornblazer. Ik mocht alle liturgieën, gegevens en foto’s die hij de afgelopen eenentwintig jaar had bewaard gebruiken voor de nieuwe website. Zo kon ik zoveel mogelijk namen en gegevens aan de tot dan toe bestaande lijst toevoegen. Een onverwacht, maar zeer ge-waardeerd aanbod, dat ik met beide handen heb aangepakt.
BIJ ZIJN KAMERADEN
In aansluiting hierop gebeurde eind juli 2020 het volgende: een zekere Rosie Currie reageerde op een berichtje dat ik op 21 juni 2020 had geplaatst op de Facebookpagina van Arn-hem Veterans Merseyside. Dit is de internetstek van Mar-garet Shaw, zelf dochter van een veteraan genaamd Frank Collopy, wiens as ook is bijgezet in Oosterbeek. Rosie: “My grandads grave is on there it is so amazing and emotional to see his memory captured this way. Thank you with all my heart.” Ik zocht contact met Rosie; ik had op dat moment niemand met de achternaam Currie op de website staan, dus moest iemand anders haar grootvader zijn. Het bleek Corporal Richard Jo-seph (‘Sammy’) Black te zijn, van het 1st Battalion, The Border Regiment.
Het werd een verrassend verhaal, en precies dat wat wij met het digitale monument voor ogen hadden: een plek waar families verbonden kunnen worden en blijven. Hier de rest van het verhaal in een notendop: Rosie was al sinds 2005 door omstandigheden het contact met haar dierbare grootvader kwijtgeraakt. Met het overlijden van haar ou-ders, met wie ze in de laatste periode van hun leven niet meer sprak, was volgens haar de laatste mogelijkheid om achter de laatste rustplaats van haar grootvader te komen

Sammy Black.

De brief van Rosie aan haar grootvader op het graf van Black.

 

verloren gegaan. Zij wist niet of haar grootvader ergens in Engeland was begraven of dat hij, zoals altijd zijn wens was geweest, zijn as was bijgezet in de nabijheid van zijn kameraden in het door hem geliefde Oosterbeek. Op 25 april 2006 heeft Gerrit Pijpers de dienst geleid waarin de as van Sammy Black werd bijgezet, achter de grafsteen van de op 21 september 1944 overleden Lieutenant Joseph MacLean Hunter, 7th (Galloway) Battalion King’s Own Scottish Borderers (graf 21.B.03). Bijna vijftien jaar later vond Rosie eindelijk haar grootvader terug.
Het is best bijzonder om in het jaar van de lockdown, op deze wijze mensen weer bij elkaar te brengen. Als gevolg van de in- en uitreisbeperkingen door de pandemie, heeft Rosie nog geen gelegenheid gehad het graf van haar groot-vader te bezoeken. Wel brachten wij in augustus 2020 een persoonlijke brief van Rosie naar de laatste rustplaats van Sammy Black. Deze heeft, voor iedereen leesbaar, een tijdje achter de grafsteen van Joseph Hunter gestaan.
Rosie schreef iets later ook een mooie tekst voor op de web-site, waarin zij haar waardering uitspreekt voor het digitale monument. Het kan worden beschouwd als een oproep aan de CWGC om iets van een permanente registratie van de bijgezette veteranen openbaar te maken voor toekomsti-ge generaties. De volledige tekst van deze brief van Rosie is integraal opgenomen op de website Ashes-interred-ooster-beek.jimdosite.com.

TRADITIE
Per 30 juni 2021 bevat de website de namen van 116 ve-teranen van wie de as op de begraafplaats van Oosterbeek of in de nabije omgeving is uitgestrooid of bijgezet. Waar mogelijk zijn aanvullende gegevens, een foto van de vete-raan of de liturgie op de website opgenomen en, indien voorhanden, een foto van de ceremonie. Veel families heb-ben bijgedragen om dit digitale monument op te richten en uit te breiden.
Uit de op de website opgenomen analyse van bijzettingen in de afgelopen jaren is geconcludeerd dat er zeker sprake is van een traditie. Gezien de huidige leeftijd van de nu nog levende veteranen, zullen bijzettingen niet vaak meer voorkomen, maar wie weet… Uit de periode 1974-2018 ontbreken op de website nog behoorlijk wat namen van veteranen die het ‘Airborne-kerkhof’ als laatste rustplaats uitkozen. Mocht u in de gelegenheid zijn een bijdrage te leveren door een ontbrekend puzzelstukje met ons te delen, dan zou dat geweldig zijn.

Met dank aan Gerrit Pijpers voor zijn hulp bij het opzetten van het digitale monument en aan Rosie Currie voor haar inspirerende woorden.

MUSEUMNIEUWS – INTERNATIONALE ERKENNING VOOR DE AIRBORNE EXPERIENCE
Het afgelopen half jaar heeft de Airborne Experience veel internationale erkenning genoten. Zo heeft de tentoon-stelling een Muse Design Award gewonnen in de categorie ‘Interior Design’; meer dan 42.000 partijen uit 102 landen hadden zich voor deze prijs aangemeld, in de jury zitten maar liefst 108 mensen. Daarnaast is de Airborne Expe-rience tevens genomineerd voor de Museums + Heritage Awards en de European Design Awards.
In de ondergrondse Airborne Experience doorloop je, stap voor stap, het verhaal van de Slag om Arnhem. De geschie-denis komt tot leven in de realistische reconstructies terwijl je door de opeenvolgende hoofdstukken van de slag loopt.
Levensgrote filmfragmenten en geluid maken de ervaring overweldigend. Na de vlucht met de glider kom je aan op de landingsterreinen en bevind je je ineens te midden van de felle gevechten in de Arnhemse straten om de Rijnbrug in handen te krijgen.
Het Airborne Museum bedankt Tinker Imagineers, Kloos-terboer Decor, Walvisnest, Rapenburg Plaza & Mike Bink fotografie.
M

Foto: Daan van Oort

DE CONNECTIE: ONZE COLLECTIE, HUN VERHALEN

In het museum zijn honderden objecten, voorwerpen en verhalen te bewonderen. Dit is slechts een fractie van de to-tale collectie – het topje van de ijsberg. De totale verzame-ling telt duizenden bijzondere stukken, ieder met een eigen geschiedenis, die in depots wachten tot het moment dat ze in een tentoonstelling mogen pronken. In de selectie voor ‘De Connectie’ heeft niet het Airborne Museum, maar een aantal gastconservatoren die het museum een warm hart toe-dragen de keuze gemaakt. Met welke stukken uit de collectie voelen zij deze connectie met de geschiedenis van de Slag om Arnhem het sterkst? Deze intieme invalshoek zie je te-rug in ‘De Connectie: onze collectie, hun verhaal’. Onder de gastconservatoren bevinden zich onder andere journalist en programmamaker Ad van Liempt, staatssecretaris van De-fensie Barbara Visser en kapitein bij de Bergings- en Iden-tificatiedienst van de Koninklijke Landmacht Geert Jonker.

Foto’s : Daan van Oort

OBJECTEN – GOED VOOR 48 UUR
DE RANTSOENEN VAN BRITSE LUCHTLANDINGSTROEPEN

In de jaren ‘80 en ‘90 voerde ik opgravingen uit in de gemeente Renkum. Met mijn metaal-detector vond ik restanten van voedselblikken die door de Airborne-troepen zijn gebruikt tijdens de Slag om Arnhem. De biscuitblikken, emergency rations en boiled-sweets-doosjes zaten soms nog vol, verkeerden meestal in zeer slechte staat, maar konden altijd worden gedetermineerd. Mijn verzameling bevat een aanzienlijke hoeveelheid verschillende soor-ten. Een greep uit de collectie.
– Hans van der Velden Speciaal voor het leger werden rantsoenen vervaardigd die erg lang mee konden gaan en die bol stonden van de ener-giewaarde. Een Airborne-militair kreeg kort voor de start van een operatie een rantsoen mee dat bestond uit twee compacte 24 hour rations om minimaal 48 uur te over-bruggen, een cruciale tijdsspanne bij luchtlandingsinzetten.
Om ruimte en gewicht te besparen waren deze pakketten verpakt in een waterdichte en gasdichte kartonnen doos.
De één paste in de mess tin [etensblik]. De ander werd ergens in de uitrusting weggestopt, samen met het blikje sigaretten dat standaard werd uitgereikt aan iedere militair.
De 48 hour ration bestond uit: • corned beef (1 tin) • dripped spread: varkens- of rundervet voor op brood of crackers (1 tin) • processed cheese (2 tins) • tea and dried milk (1 tin) • matches (1 box) • biscuits De 24 hour rations leverden zo’n 4.000 kcal aan energie en bestonden uit: • biscuits (10 stuks) • blocks of oatmeal (2) • bocks of tea, sugar and milk • meat block (1) • raisin chocolate slabs (2) • chocolate slab (1) • boiled sweets • chewing gum (2 packets) • meat extract cubes • packet of salt (1) • sugar (4 tablets) • latrine paper (4 pieces)

Uitsnede van een bekende foto van de mannen van C Section, 1st Air-borne Divisional Signals op DZ X, 17 september 1944. Sergeant Ron Cole draagt zijn 24 Hours Ration in zijn veldfles-houder (IWM BU1124).

Een composite ration pack. Omdat de met de luchtlan-dingen meegevoerde voedselvoorraden maar 48 uur mee-gingen, was een herbevoorrading via de lucht binnen dit tijdsbestek noodzakelijk. Hiervoor werden zogenaamde ‘compo rations’ gebruikt: samengestelde dagelijkse rantsoe-nen voor veertien man, die werden afgeworpen in manden.
Ze bevatten geconserveerd voedsel om te bereiden op één centrale plek. De compo rations zaten in zeven verschil-lende kratten, gelabeld van A tot en met G: iedere letter stond voor een dag van de week. In een droppingsmand zaten drie kisten met een totale inhoud van 42 rantsoenen.
Een ronde CLE dropping container [van ‘Central Landing

Establishment’, het Airborne-ontwikkelcentrum in Manchester] kon 28 rantsoenen bevatten.
Inhoud van een D Ration: • cooked meat and vegetables (10 tins) • bacon (3 tins) • sardines (8 tins) • concentrated soup (2 tins) • cigarettes box (50 sigaretten) • margarine (1 tin) • vitamin enriched chocolate (14 bars) and sweets (2 cans) • sweets and matches (1 packet) • salt (bags)
• tea, sugar, and powdered milk (3 cans) • preserved vegetables (3 cans) • biscuits (1 tin) • pudding (3) • soap (1 packet) • toilet paper (84 sheets) In andere rantsoenkratten zaten onder meer: • canned beans without pork • meat and vegetable ration (48 cans) • meat and vegetable ration with beans • milk (48 tins) • carrots

De bevoorrading van de troepen vanuit de lucht was in handen van het Royal Army Service Corps (RASC). Ster-lings en Dakota’s, met aan boord soldaten van 48 en 49 Air Despatch Column RASC, dropten deze voor-raden boven Oosterbeek.
Op de grond werden de kratten, manden en dozen
verzameld door de RASC; de verdeling was in handen van het Royal Army Ordnance Corps. Helaas vielen veel voor-raden in handen van de Duitsers, zoals op beelden van de Deutsche Wochenschau is te zien. Een Engelse bevoorra-dingsmand met rantsoenen is in Duitse handen gevallen.
Te zien is hoe een zogeheten composite ration uit een rieten bevoorradingsmand wordt gehaald. Links een blik choco-late & boiled sweets dat was bedoeld voor een lange over-bruggingsperiode.

De emergency ration zat in een blikje en bevatte een blok chocolade met veel calorieën. De chocolade kon zo worden gegeten of worden gemengd met heet water om er cacao van te maken. De inhoud was bedoeld om de honger te stillen en uitputting te voorkomen en moest genoeg zijn voor zo’n 24 uur. Het rantsoen mocht alleen geopend worden met toestem-ming van een officier.

Biscuits waren erg voedzaam en werden om deze reden vaak en in grote getalen met de troepen meegestuurd. Bij herbevoorradingen, zo ook tijdens de Slag om Arnhem, werden ze in manden afgeworpen.

Sergeants Walker en Lewis van de Army Film and Photographic Unit eten een rantsoen, rechtstreeks uit het blik. Sergeant Walker krijg een kopje thee of koffie aangeboden van mevrouw De Meulenaar. Op de motorkap van de jeep staat een draagbaar kooktoestel model no.2.
Dit waren de standaardkooktoestellen voor een leger in het veld. Op het kooktoestel staat een blik Val Vita, een Californisch bedrijf dat soep, fruit en groente leverde aan de strijdkrachten (IWM BU 1150).

Bronnen: • Die Deutsche Wochenschau (4 oktober 1944). • Steer, F., Arnhem, The Fight to Sustain; The Untold Story of the Airborne Logisticians (Barnsley 2000). • Tanner, J., RAF Airborne Forces Manual: The official Air Publications for RAF Paratroop Aircraft and Gliders, 1942-1946 – RAF Museum Series, vol. 8 (New York 1979).

VERLOREN GETALLEN
ONDERZOEK NAAR DE LUCHTOORLOG BOVEN GELDERLAND, SEPTEMBER 1944
Kerstavond 2016 – bij het plaatsen van lichtjes op de oorlogsgraven van begraafplaats Hei-dehof in Apeldoorn zag ik een in memoriam met foto bij één van de graven. De vergeelde afbeelding trok mijn aandacht; ik vroeg me af welk verhaal erachter schuil ging. Mijn vader wakkerde mijn interesse verder aan toen hij me 55 namen op de Heidehof gaf, een boek over de lotgevallen van de daar begraven vliegers. Deze twee aanleidingen waren het begin van mijn inmiddels vijf jaar durende onderzoek naar de luchtoorlog boven Nederland. De ver-liezen aan mensen en materieel boven Gelderland tijdens operatie Market geven een sober maar indringend beeld.
– Jan van Lohuizen

ZOEKTOCHT NAAR BRONNEN
In de speurtocht naar bruikbare informatie over krijgshan-delingen in Nederland kreeg ik de indruk dat van operatie Garden, het gronddeel van Market Garden, eigenlijk alles wel zo’n beetje is beschreven. Voor het luchtaspect van de operatie (Market) geldt dat in veel mindere mate, dacht ik
op basis van mijn internetzoektochten te kunnen conclude-ren. Totdat ik stuitte op de digitale database van de Studie-groep Luchtoorlog 1939-1945 (SLGO). Deze kwalitatief hoogwaardige en ongelooflijk uitgebreide gegevensverza-meling werd al snel de basis voor mijn deelonderzoek naar de luchtoorlog boven de provincie Gelderland in septem-
Afb4_MIA_KIA_POW_perdag_10x10

ber 1944. Door gegevens van de SGLO te combineren in zoekopdrachten vond ik lokale organisaties die specifiekere gegevens bleken te hebben over vliegtuigcrashes, betrokken vliegtuigen en de lotgevallen van bemanningsleden. Na veel lees- en spitwerk, het nauwgezet bijhouden van de ver-zamelde informatie en het terugrelateren van gegevens naar gebieden en plekken, kon ik opvallende conclusies trekken.

TOPOTIJDREIS
Het kostte veel tijd om alle stukjes informatie bijeen te sprokkelen en samen te stellen tot een zo compleet en ac-curaat mogelijk beeld van iedere crashlocatie. Daarbij bleek de website Topotijdreis van het Kadaster erg handig, van-wege de stafkaarten uit de periode 1940 -1945. Alle gege-vens legde ik vast in het programma ArcGIS-Pro, wat me de mogelijkheid gaf de geografische data in 2D of 3D te presenteren, de verzamelde gegevens te doorzoeken en de resultaten visueel weer te geven.

F1 Afb1_Vliegtuig_perdag_22_18x10

HET VERHAAL ACHTER DE GEGEVENS
Een voorbeeld van een verhaal dat schuilgaat achter een simpele reeks van gegevens in de database is het relaas van Dakota KG-328 van No. 575 Squadron RAF, op dag twee van operatie Market Garden. Toen het vliegtuig de front-lijn in Nederland passeerde, werd het getroffen door Duits luchtafweergeschut. De piloot, Flying Officer George Ed-gar Henry, was op slag dood. De copiloot, Warrant Officer Albert (Bert) Smith, wist ondanks een bloeding aan zijn rechterarm, het zwaarbeschadigde toestel onder controle
te krijgen, onbewust van het feit dat een groot deel van de staart en het roer niet meer aanwezig waren. De piloot van de aangehaakte glider gaf over de radio aan dat hij zijn toestel wilde ontkoppelen van de Dakota, maar Smith adviseerde te “blijven hangen” totdat ze zich weer boven geallieerd gebied bevonden. De combinatie van een beschadigd toestel en een ‘dood’ glidergewicht maakte de vliegcondities aanzienlijk

F2 SLO_perdag_perBegraafplts22e_10x10 F6 Top250_PDF

lastiger, maar het lukte om te keren en de glider een veilige noodlanding te laten maken.
Nadat de Dakota vrij was van zijn last moest deze nog terug zien te geraken naar Engeland. Boven Duinkerke werd het gehavende toestel opnieuw beschoten door Duits luchtaf-weergeschut. Op voorgaande vluchten had bemanningslid Sergeant Bill Fowlers vanuit de deuropening de flaps be-diend en het landingsgestel laten zakken. Ook nu herhaal-de hij deze acties. Smith bracht de Dakota aan de grond bij Martlesham Heath, ten oosten van Ipswich.
Na deze gebeurtenissen zou Smith nog een paar keer naar Arnhem vliegen, waarschijnlijk op 20 en 21 september. Zo-wel Bert Smith als de navigator, Flying Officer Henry Mc-Kinley, zijn voor hun kordate optreden op 18 september gedecoreerd met het Distinguished Flying Cross.

F4 MIA_KIA_POW_perdag_18x10

MATERIËLE VERLIEZEN 17-26 SEPT 1944
Tijdens operatie Market Garden gingen in de provincie Gelderland 89 transport- en gevechtstoestellen verloren, gliders uitgezonderd. Het aantal gecrashte vliegtuigen bevat met 25 Dakota’s en 27 Stirlings opvallend veel ‘werkpaar-den’: zij vormen 58% van de totale verliezen. Gedurende de negen dagen van strijd werden gemiddeld tien vliegtui-gen per dag neergehaald. In deze periode zitten slecht twee dagen die er ‘positief’ uit springen: zondag 22 september (geen verliezen) en dinsdag 24 september, waarop slechts één toestel verloren ging.
PERSONELE VERLIEZEN 17-26 SEPT 1944
Bij (in)directe luchtacties zijn 240 geallieerden om het le-
ven gekomen, 206 overleefden een crash. Veel militairen zijn na de oorlog herbegraven. Britse militairen kwamen in de regel terecht op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery, Amerikaanse slachtoffers op de Netherlands American Ce-metery in Margraten of op de Ardennes American Ceme-tery in Neupré (België). Canadese slachtoffers werden vaak herbegraven op de Groesbeek Canadian War Cemetery.
VERMISTEN
Tot op de dag van vandaag worden nog steeds 28 personen vermist uit 89 crashes. Het kan zijn dat deze militairen als on-bekende soldaat op één van de vele begraafplaatsen ter aarde zijn besteld of nog in een anoniem veldgraf rusten. De namen van de vermisten staan vermeld op herdenkingszuilen zoals de Wall of the Missing van Margraten, de memorial panels in Groesbeek en op het Runnymede Memorial in Engeland.
SAMENVATTEND
Een nadere analyse van de luchtstrijd boven Gelderland in de septemberdagen van 1944 brengt enkele opvallende za-ken aan het licht: • De meeste vliegtuigen die tijdens Market Garden in de provincie zijn gecrasht, waren van het type Dakota en Stirling. Bij deze crashes vielen de meeste slachtoffers en werden de meeste gevangenen gemaakt. Negentien be-manningsleden worden nog steeds vermist. • 21 september was met achttien verloren toestellen de dag met de grootste verliezen. • De meeste slachtoffers hadden de Britse nationaliteit: 149 mannen lieten het leven.

F3 Verlorentoestellen_totaal_18x10s F5 QR_Code_CrashDbase

Bronnen: • Meijer, A., Vijf en vijftig namen op Heidehof (Gemeente-Archief Apeldoorn 1980). • Middlebrook, M., Arnhem: Ooggetuigenverslagen van de slag om Arnhem (Baarn 1994). • Paradata.org.uk/people/albert-e-smith • Pegasusarchive.org/arnhem/albert_smith.htm • Pegasusarchive.org/arnhem/frames.htm • Studiegroepluchtoorlog.nl • Topotijdreis.nl • Tracesofwar.com/persons/35152/Smith-Albert-Edward. htm?c=aw • Zwanenburg, G., En nooit was het stil… Kroniek van een Luchtoorlog, Luchtaanvallen op doelen in en om Neder-land (delen 1-3, ‘s-Gravenhage 1990-1992).

Boeken – LINIECROSSERS

Operatie Market Garden is vervlochten met de geschiede-nis van de liniecrossers van Groep Albrecht, een landelij-ke spionageorganisatie die personen en berichten van be-zet naar bevrijd gebied bracht. Het lot van de Airbornes speelt een belangrijke rol in het onlangs verschenen boek Liniecrossers, Frontkoeriers van het verzet. Auteur Jelle Si-mons richt zijn pijlen eerst op het ontstaan van de spiona-gegroep en oprichter Henk de Jonge, een Engelandvaarder die zich in Londen liet rekruteren door de Nederlandse inlichtingendienst. Hij werd in maart 1943 gedropt met de opdracht een ondergrondse organisatie op te zetten om de Nederlandse en Britse inlichtingendiensten van militaire inlichtingen te voorzien. En met succes. Hoewel De Jonge zes maanden na zijn aankomst in Nederland werd gear-resteerd, groeide het groepje medewerkers dat hij om zich heen verzamelde uit tot een landelijke en buitengewoon ef-fectieve spionageorganisatie. Het waren dan ook de spion-nen van Groep Albrecht die in september 1944 elementen van de 9. SS-Panzer-Division ‘Hohenstaufen’ waarnamen in de omgeving van Arnhem. Deze informatie werd vanuit het huis van een Rotterdamse commandant van de groep naar Londen verzonden. Net op tijd om alarmbellen te la-ten rinkelen onder de geallieerde generale staf, maar te laat om Montgomery op andere gedachten te brengen. De rest is geschiedenis. Na zijn beschrijving van het ontstaan en de ontwikkeling van Groep Albrecht neemt Simons zijn lezers mee naar de Biesbosch, waar eenentwintig mannen vanaf november 1944 verbindingslijnen tussen bezet en bevrijd Nederland onderhielden. Deze zogenaamde linie-crossers, die deel uitmaakten van de groep, doorkruisten de frontlijn honderden keren in roeiboten en kano’s. De verbindingslijnen, ‘crosslines’, waren aanvankelijk bedoeld om militaire inlichtingen naar bevrijd Nederland te vervoe-ren, maar werden al snel ingezet voor andere doeleinden, zoals de evacuatie van Britse Airbornes die na de Slag om Arnhem op de Veluwe waren ondergedoken. Zo werd de Britse brigadegeneraal John Hackett door een keten van sa-menwerkende verzetsgroepen afgeleverd in Sliedrecht. Van daar vervoerde Groep Albrecht hem naar het reeds bevrijde dorpje Lage Zwaluwe, of ‘Low Swallows’, zoals de Britten deze bestemming noemden.

Jelle Simons, Liniecrossers, frontkoeriers van het verzet, EAN: 9789401917742, pp. 328, geïllustreerd, uitgeverij Omni-boek, € 27,50.

Busje met Britse Benzedrine-tabletten (Collectie Airborne Museum).

MUSEUMCOLLECTIE – SPEED: HET GEBRUIK VAN AMFETAMINEN DOOR
DE DUITSE EN GEALLIEERDE STRIJDKRACHTEN
Ze stonden bij de brug en zagen aan de overkant de geallieerde tanks naderen. Het enige probleem was dat er geen tanks waren. De Britse troepen die onder John Frost bij de brug in Arnhem vochten, hadden niet of nauwelijks geslapen sinds ze op 17 september Engeland hadden verlaten. Om wakker en alert te blijven gebruikten sommigen van hen Benzedrine, een drug die vergelijkbaar is met speed (amfetamine). Benzedrine behoorde tot de stan-daarduitrusting van het Britse leger, maar Britse militairen waren zeker niet de enigen die tijdens de oorlog drugs verstrekt kregen. – Jory Brentjens

Amfetamine en methamfetamine werden tegen het einde van de 19e eeuw voor het eerst in laboratoria geproduceerd. De middelen werden door chemici bestudeerd en kenden geen praktische toepassingen, totdat een aantal Duitse far-maceuten er in de jaren ’30 mee gingen experimenteren.
Het was de Duitse arts en chemicus Fritz Hauschild die als één van de eersten de stimulerende werking van metham-fetamine ontdekte. Hij had het middel getest op dieren, maar ook op zichzelf en zijn collega’s. In 1937 vroeg de firma Temmler, waar Hauschild werkzaam was, een patent aan op het middel dat onder de naam Pervitin werd uitge-bracht. Andere bedrijven volgden het voorbeeld van Temmler en al snel kwamen meer soortgelijke producten op de markt. In eerste instantie was methamfetamine vrijelijk verkrijgbaar, maar nadat berichten over misbruik en versla-ving Duitse artsen bereikten, werd het middel alleen nog maar op doktersrecept verstrekt.
GEBRUIK IN HET DUITSE LEGER
De farmaceutische bedrijven hadden hun middelen ook bij de Duitse krijgsmacht aangeboden, vanwege de potentieel grote afzetmarkt. De hoogste medische officier, dr. Wald-man, was in eerste instantie terughoudend, maar gaf in 1938 opdracht om Pervitin en Benzedrine te testen. De AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
23
eerste experimenten werden op vermoeide kadetten uitgevoerd door de Duitse leger-arts Otto Ranke. Ranke moest zijn eerste proeven echter staken omdat de kadetten de middelen misbruikten in aanloop naar hun examens. Desondanks hadden de eerste fases van het experiment bemoedi-gende resultaten opgeleverd. Pervitin en Benzedrine hielden de kadetten alert en hielpen tegen vermoeidheid. Ranke merk-te wel op dat langdurig gebruik tot fysieke uitputting kon leiden en gaf aan dat de middelen alleen onder toezicht van artsen verstrekt mochten worden.
In april 1940 werd Pervitin, met de eerder genoemde voorbehouden, opgenomen in de uitrusting van het Duitse leger. Voor-afgaand aan de invasie van West-Europa werden circa 30 miljoen tabletten Per-vitin aan het leger geleverd. Ranke nam zelf deel aan de veldtocht en merkte op dat legerartsen de pillen, vaak op bevel van hun meerderen, veel te gemakkelijk verstrekten.
Daarnaast zag hij ook hoe officieren Pervitin gebruikten om hun katers te bestrijden. Na verovering van Frankrijk hamerde Ranke er dan ook op dat zijn eerdere waarschu-wingen in acht werden genomen en Pervitin veel terughou-dender moest worden gebruikt. Dit advies werd opgevolgd: in 1941 werden ‘slechts’ tien miljoen tabletten aan het le-ger verstrekt. Daarnaast werd het gebruik van amfetamine en methamfetamine door burgers strafbaar gesteld. Vanaf 1942 zijn er geen officiële cijfers meer bekend over het ge-bruik van Pervitin door het leger, maar uit vele anekdotes en brieven blijkt dat het middel nog altijd met grote regel-maat door de troepen werd gebruikt.
GEALLIEERDE REACTIE
De militaire successen van nazi-Duitsland in 1940 hadden de Britse en Amerikaanse overheid diep geschokt. Er gin-gen geruchten rond over ‘wonderdrugs’ die door Duitse soldaten werden gebruikt en die mogelijk hun successen konden verklaren. Zowel de Britse als Amerikaanse leger-leiding zetten onderzoeken op om deze ‘wondermiddelen’ te testen en te zien of ze ook door hun eigen soldaten kon-den worden gebruikt. Beide landen gebruikten amfetami-nen onder de naam Benzedrine.
De experimenten met Benzedrine werden in laboratoria en in het veld uitgevoerd. De laboratoriumtesten toonden aan dat Benzedrine de prestaties van troepen in sommige geval-len verbeterde. Deze resultaten kwamen echter voorname-lijk voort uit het feit dat de proefpersonen de tests met een groter gevoel van zelfvertrouwen ondernamen en langer ge-concentreerd bleven bij het uitvoeren van repetitieve taken.
Zowel de Britse als Amerikaanse onderzoekers constateer-den, net als hun Duitse tegenhangers, dat het gebruik van middelen zoals Benzedrine risico op fysieke uitputting en verslaving met zich meebrachten en dat cafeïne een werk-baarder alternatief was.

De productie van Pervetin in de Duitse Temmler fabriek (Temmler Pharma GmbH & Co KG, Marburg).

De resultaten uit de veldtesten bleken echter zowel voor de Britse als Amerikaanse legerleiding doorslaggevend. Militairen die de pillen gebruikten, ervaarden een euforisch gevoel en kregen meer zelfvertrouwen. Daarnaast hielpen ze tegen vermoeidheid. Dit leidde ertoe dat, ondanks de waarschuwingen van de wetenschappers, de Britse en Ame-rikaanse krijgsmacht tegen het einde van 1942 besloten amfetaminen aan hun troepen gingen verstrekken. Interes-sant genoeg viel de beslissing van de geallieerden om Ben-zedrine in de standaarduitrusting van het leger op te nemen bijna precies samen met het moment waarop het Duitse leger het gebruik begon terug te dringen.
De Britten en Amerikanen bleven amfetamine geduren-de de rest van de oorlog gebruiken. De Britse para’s die bij Arnhem en Oosterbeek vochten, maakten er tijdens de strijd dankbaar gebruik van. Zo ook de troepen bij de brug. In de nacht van dinsdag op woensdag deelde Captain Eric Mackay Benzedrine-tabletten uit aan zijn troepen in de Van Limburg Stirum School; alle manschappen kregen er twee. Zoals bedoeld hielp de Benzedrine tegen de ver-moeidheid, maar het middel had ook de nodige bijwerkin-gen. Sommige mannen begonnen dubbel te zien en wer-den prikkelbaar. Anderen begonnen zelfs te hallucineren.
Wederom bleek dat Benzedrine, ondanks de stimulerende werking, geen wondermiddel was.
Na de oorlog nam de wetenschappelijke kritiek op het gebruik van deze middelen toe terwijl de noodzaak van gebruik juist afnam. Desondanks werden tijdens latere oorlogen in Korea, Vietnam en het Midden-Oosten nog altijd stimulerende middelen gebruikt door het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en andere landen.

CONFLICTARCHEOLOGIE – SPOREN VAN GEVECHTEN IN DE
TUIN VAN MUSEUM ARNHEM
Het Museum Arnhem wordt rigoureus verbouwd. Na een lange periode van onduidelijk-heid over de locatie en ontwerp wordt er nu hard gewerkt aan de Utrechtseweg. In dezelf-de nieuwbouw wordt ook het archeologiedepot van de gemeente gevestigd. Vanwege de grote kans op achtergebleven conventionele explosieven is een opsporingsbedrijf betrok-ken bij de grondwerkzaamheden. Dat dit niet voor niets was bleek even geleden. In dit ar-tikel probeer ik enkele niet explosieve vondsten van het opsporingsbedrijf te determineren en in de tijd te plaatsen. – Leo van Midden

Het Museum Arnhem aan de Utrechtseweg is gebouwd in 1873-1875. Het gebouw verving toen een houten theehuis dat daar rond 1820 was geplaatst nadat de ‘Zandberg’ zijn militaire functie had verloren. In de 16e eeuw was de locatie onderdeel van een vestingwerk dat de stad beschermde. In 1912 kwam het gebouw in handen van de gemeente, die het na een verbouwing in 1920 opende als het Gemeente Museum. Het museum lag in mei 1940 aan de opmars-route van het Duitse leger en kwam ongeschonden uit de openingsfase van de oorlog. In de daarop volgende periode werden verschillende panden in de buurt van het museum gevorderd, maar het gebouw zelf werd ontzien. Het Ge-meente Museum behield haar culturele functie en ontving bezoekers voor tentoonstellingen van zowel de eigen collec-tie, als over meer nationaalsocialistisch getinte onderwerpen.
HEVIGE WEERSTAND
Op zondagmiddag 17 september volgde de luchtlanding en al snel trokken Britse eenheden onder andere via de Utrecht-seweg naar Arnhem. Vroeg in de avond trok C Company van het 2nd Battalion onder Major Victor Dover via Bovenover langs het Gemeente Museum om de Ortskommandantur te veroveren. Een paar honderd meter verder strandde de opmars in Duits mitrailleur vuur; C Company liep vast op Duitse weerstand. Vroeg in de ochtend van 18 september trok de eenheid terug in westelijke richting. In de gevechten rond de villa’s ter hoogte van het museum bleek dat ze geen kant meer op konden en restte alleen nog de overgave. In de vroege ochtend van 19 september probeerden vier bataljons door de Duitse linies te breken in een ultieme poging de Britse troepen bij de verkeersbrug te bereiken. De route via


PK-Bildberichter Jacobsen legde het moment vast dat Duitse soldaten over het hek klimmen van het Gemeente Museum en de Britten uit het museum ver-drijven (Bundesarchiv 101I-497-3531-08 PK Jacobsen).

De graafmachine met extra beschermde cabine aan het werk (foto: Leo Smole).

de Utrechtseweg is toegewezen aan het 2nd Battalion The South Staffordshire Regiment, gevolgd door de mannen van het 11th Parachute Battalion.
De Staffords startten de aanval vanuit de wijk Lombok. De Duitse weerstand was hevig, waardoor ze moeizaam terrein konden winnen. Tegen 07.00u hadden ze het Gemeente Mu-seum en de tegenoverliggende huizen in handen. Het lukte echter niet om verder op te rukken. Duitse Sturmgeschütze, begeleid door infanterie, ondernamen een tegenaanval over zowel Onderlangs als Bovenover en heroverden meter voor meter terrein. Hierna gaven de Staffords het Gemeente Muse-um op. Het 2nd Battalion The South Staffordshire Regiment en de mannen van het 11th Parachute Battalion werden vroeg in de middag teruggedrongen tot in de wijk Lombok.
MOLSHOOP
Na deze drie dagen van zware gevechten in september keer-de de rust terug rond het museum. De bevolking werd na de slag geëvacueerd. Voor hen in de plaats kwamen dui-zenden dwangarbeiders van verschillende nationaliteiten om verdedigingslinies aan te leggen in de verlaten stad. De dwangarbeiders veranderden de zorgvuldig aangelegde en verzorgde museumtuin in een molshoop. Loopgraven lie-pen zigzag door de tuin en verbonden kleine gevechtsop-stellingen met het loopgraafsysteem dat langs de Utrecht-seweg over de stuwwal liep. Ruim een half jaar werkten de dwangarbeiders in het uitgestorven Arnhem en veran-derden de tuin van het Gemeente Museum in een mili-tair landschap. Op 12 april 1945 stak de Britse 49th (West
De graafmachine met extra beschermde cabine aan het werk (foto: Leo Smole).
Riding) Infantry Divison (Polar Bears) de IJssel over bij Westervoort. In de ochtend van de 13de bereikte de divisie Arnhem. Het Gemeente Museum had de oorlog, weliswaar gehavend, doorstaan. Toen de bevolking terug kon naar de stad begon het ruimen en werden uiteindelijk ook de stel-lingen in de tuin dichtgegooid met het puin van de stad.


Sporen van de strijd: munitieresten die door de ECG zijn afgevoerd (foto: Leo Smole).

GEVECHTSSPOREN
Voor het nieuwe Gemeente Museum en de nieuwe loca-tie van het gemeentelijk archeologiedepot, moesten flinke stukken van de stuwwal afgegraven worden aan de west-kant van het gebouw. Eind april 2020 zijn hier, zoals ver-wacht, sporen aangetroffen van de gevechten in september 1944. Naast kleinkaliber- en geschutmunitie zijn ook enkele objecten gevonden die te relateren zijn aan de strijd rond het markante gebouw, evenals een loopgraaf. Het team Archeologie van de gemeente werd op de hoogte gesteld. De munitie is afgevoerd en de objecten werden door de gemeentelijk archeologen gereinigd en nader onderzocht.
Een aantal voorwerpen is geconserveerd door een gespecia-liseerd bedrijf. Deze zijn aangetroffen op de plaats van het nieuw te bouwen archeologiedepot en verdienen daarin een plaats. Het zijn immers tastbare getuigen van de geschie-denis van de locatie. Enkele van de gevonden voorwerpen:

Na reiniging in het depot waren de letters KVU en cijfers 44 zichtbaar. De letters staan voor de fabrikant: Rudof Fissler KG uit Idar Oberstein, met het productiejaar 1944.


RUGPLAAT VAN EEN SCHERFVEST
Een vondst die direct verbonden is met de 1st Airborne Division is de rugplaat van een MRC (Medical Research Council) body armour. Bijna twaalfduizend exemplaren zijn verstrekt aan de 21th Army Group. Het grootste deel kwam terecht bij de Airbornes. Ook eenheden van de SAS en de Independent Polish Parachute Brigade kregen deze vesten verstrekt.

KOKEN EN ETEN
Kook- en eetgerei van beide zijden werd gevonden. Dui-delijk herkenbare, maar zwaar verroeste Britse mess tins en een deksel van een Duits Kochgeschirr met stempel en fabrikantcode uit 1944.

De gevonden deksel van het Kochgeschirr. Boven: een afbeelding van een compleet model uit 1945.


VERPAKKINGSMATERIAAL MUNITIE
De gestapelde ronde verroeste deksels zijn afkomstig van verpakkingsmateriaal voor granaten van een Britse 2”-mortier, een wapen dat werd gebruikt door de parachutisten, en dat zeer waarschijnlijk veelvuldig is gebruikt op deze plek op de ochtend van 19 september.
GASMASKER
Er werden meerdere Britse gasmaskers en toebehoren ge-vonden. Het getoonde exemplaar op de volgende pagina is nog niet gereinigd, maar is herkenbaar als een Light An-ti-Gas (LAG) respirator, vermoedelijk type MKII. Bij de resten werd ook een tube ontsmettingsvloeistof gevonden.
TOEKOMST VAN DE PLEK
Sinds 2014 zijn de Archeologische Werkgemeenschap Ne-derland en de stichting Menno van Coehoorn actief in de tuin van het Gemeente Museum. Ze verrichten onderzoek naar de resten van de Duitse verdedigingswerken uit de laatste fase van de oorlog. Ze proberen de zichtbare res-ten van deze Duitse verdedigingswerken te beschermen en hopen door hun activiteiten aandacht te krijgen voor het verhaal achter deze bijzondere restanten. Hopelijk zorgen deze activiteiten ervoor dat de Duitse verdedigingswerken in de nieuwe museum tuin terugkomen en de bouwwerken toegankelijk blijven voor publiek.
Bronnen
• Reinders, M., Kochbunkers in de tuin van museum Arnhem (via martijnreinders.com). • https:/mp44.nl • https://nmm.nl • https://gasmaskandrespirator.fandom.com

SEPTEMBER 2019: DUITSE BUNKERS IN DE TUIN VAN HET MUSEUM
In de herfst van 2019 kregen vrijwilligers van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) de kans om onderzoek te verrichten in de tuin van het Gemeente Museum. De aandacht was gericht op een klein Duits verdedi-gingswerk waarvan alleen een ronde betonnen deksel boven het maaiveld uit stak. Aan het einde van de dag bleek dat het om een Kochbunker uit de periode oktober-november 1944 ging. Het unieke van dit exemplaar was de aanwezig-heid van een betonnen voorruimte die was gemaakt van keerwanden. Via een loopgraaf kwam je in het onderkomen en kon je de Kochbunker betreden. De ruimte en toegangsloopgraaf lagen vol met puin (gebruik de QR-code om het rapport over het AWN-onderzoek uit 2016 te downloaden).

Vrijwilligers van de AWN staan in de ruimte voor de bunker. Er zijn geen sporen aangetroffen van de dakconstructie die erop heeft gelegen.

Ministory 137 – VAN ARNHEM NAAR DE GREBBEBERG (EN TERUG) – Paul Meiboom

Afb. 1. Britse krijgsgevangenen in de Steenstraat, fotograaf PK-KB W. Höppner (Bundesarchiv, Willi Höppner, Bild 183-S73820).

Het merkwaardige aan deze vaak gepubliceerde foto, is dat tot op heden geen van de af-gebeelde Britse krijgsgevangenen is geïdentificeerd. Soms zijn er details in dit soort foto’s aanwezig die toch een aanknopingspunt blijken te zijn. Dit artikel is een verslag van het vinden van zulke details, waarbij de identiteit van één van de afgebeelde Britten is achter-haald. Daarnaast is er op deze foto nog veel meer te zien!
De locatie van de foto’s is al langer bekend dankzij de goed zichtbare gevelrij op de achtergrond: we kijken vanaf de Velperbuitensingel in oostelijke richting de Arnhemse Steenstraat in. Rechts achter ons bevindt zich Musis Sa-crum. De fotograaf is de Duitse Marine-Kriegsberichter Willi Höppner, die verscheidene foto’s heeft gemaakt aan de oostkant van het bruggenhoofd bij de Rijnbrug tussen 19 en 21 september. We kennen hem ook van de uitge-breide serie foto’s aan de Dreijenseweg in Oosterbeek op 20 of 21 september. Gegeven de plaats en tijd van de foto is het duidelijk dat het gevangengenomen Britten betreft, die deel uitmaakten van de eenheden die de noordelijke brugoprit bezet hielden. Van de voorste drie mannen kunnen we aan het baretem-bleem zien dat de linker twee behoorden tot een Royal En-gineers-eenheid en de rechter tot het Royal Army Ordnan-ce Corps (RAOC). Het RAOC is wat in het Nederlandse leger de Intendance was: verantwoordelijk voor de bevoor-rading van de troepen. Het is opvallend dat deze man niet eerder is geïdentificeerd; slechts een klein groepje van zes RAOC’s maakte deel uit van de troepen die de noordelijke brugoprit bezet hielden: Captain Manley, Sergeant Walker en Privates Pugh, Mordecai, Heaney en McCarthy. Van vijf van hen zijn portretfoto’s bekend. Vier van deze vijf (Manley, Pugh, Mordecai en McCarthy) vertonen geen ge-lijkenis. Dit geldt wél voor Sergeant Harry Walker (afbeel-ding 2). Alleen lijkt de man op de foto van Höppner geen sergeantstrepen te hebben. Lijkt, want nadere bestudering laat deze wel zien (zie afbeelding 3)! Waarschijnlijk heeft het niet zichtbaar zijn van deze strepen ertoe geleid dat het verband met Harry niet eerder is gelegd. Inmiddels is na een zoektocht op internet zijn kleinzoon opgespoord. Hij en zijn familie zijn het erover eens dat dit Harry is.

Afb. 2. Sergeant Harry Walker (Collectie Paul Meiboom)

Zijn gevangenname wordt beschreven in het verslag van Ted Mordecai:“Just after I left them, the Germans poured down a heavy barrage of mortar bombs which I had witnes-sed. To the troops left under the bridge an attack by infantry
seemed imminent and Kevin Heaney remembers being ordered to fix bayonets to their Sten guns to repel the attack. Whilst this was taken place, Harry Walker remembers that he and a Lance corporal were ordered to cover an engineer officer who wanted to do something in the lower part of the blockhouse stanchion, possibly to defuse the charges as it was never our intention to blow the bridge. To get to the doorway in the bottom of the stanchion meant crossing an exposed position, so the officer cra-wled forward on his stomach followed by Harry and the cor-poral. As he entered, Harry and the corporal opened fire with their Sten guns to draw any fire away from him. After a few minutes, the officer dashed out of the doorway shouting ‘right’ and was immediately shot in the legs. Harry and the corporal grabbed a leg each and started to drag him back under the bridge arch. They were joined by two other men who took an arm each. Harry does not remember much after that incident as another mortar stomp took place and he was knocked out.
When he came too, it was dark and there was no firing at the bridge and he was on his own. Leaving the bridge he saw two men in a slit trench and joined them. By a strange coincidence, one of the men was a Sergeant Les Phillips of the Royal Engi-neers whom he had known in North-Africa. The two of them were subsequently captured by the Germans in the early hours of Thursday morning.” Daarmee is het duidelijk dat de afbeelding van Höppner op 21 september is gemaakt, vermoedelijk ‘s ochtends. Het is verleidelijk te denken dat één van de twee engineers op de foto de genoemde Les Phillips is, maar in de namenlijs-ten van de RE-eenheden die bij de brug waren, komt hij niet voor. De enige Lesley Phillips die te boek staat in de uitgebreide namenlijsten van Arnhem 1944 fellowship-lid Graham Francis, is van het 11th Parachute Battalion.
Bekend is ook dat de bij de brug gevangengenomen Brit-ten werden afgevoerd naar Velp; de locatie Steenstraat sluit prima daarbij aan. De Steenstraat gaat verderop over in de Velperweg, destijds de belangrijkste route van Arnhem naar Velp. Van andere Duitse fotografen zijn ook foto’s bekend met Britse krijgsgevangenen op exact dezelfde plek: de serie van Seeger met twee Britten die worden afgevoerd in een

Afb. 3. Detail van afbeelding 1.

buitgemaakte jeep en ook één in de onlangs opgedoken se-rie waarover in Airborne Magazine 20 verslag is gedaan.
Harry was niet zomaar een RAOC-militair, op zijn por-tretfoto zien we aan zijn baretembleem dat hij ook heeft gediend bij het Army Physical Training Corps (APTC).
Voordat hij bij de RAOC kwam was hij dus sportinstruc-teur, en in de beginperiode van de Britse Airborne forces ook een periode parachute instructor op Ringway. Hij had dus meer sprongen achter zijn naam dan de meeste van zijn collega’s van het Parachute Regiment. En nogmaals kijkend naar de foto: wie anders dan een RSM, CSM of APTC instructor ziet er na vier dagen vechten nog zo uit? Zijn achtergrond was ook de reden dat hij was uitgekozen voor het ‘forward detachment’ van de RAOC, dat als parachutis-tensectie was toegevoegd aan het HQ van de 1st Parachute Brigade op 17 september 1944. De rest van RAOC-troe-pen zouden per glider landen.
WEGWIJZERS
Wat is er nog meer te zien op Höppner’s foto? De splitsing van de Velperbuitensingel naar de Steenstraat was blijkbaar een belangrijke verkeersroute voor de Duitsers: het staat er vol met wegwijzers. Onder andere een bord met hoofdlet-ter ‘F’ in een diamant, dit verwijst naar een verbindings-post: de ‘F’ is van ‘Fernmelde’. Linksonder tussen de twee engineers is een ander handgeschreven bord zichtbaar met de tekst ‘Flor’ en een pijl wijzend in de richting Steenstraat/ Velperweg. Ten tijde van de Slag om Arnhem maakte Hauptsturmführer (kapitein) Magnus Flor deel uit van de 9. SS-Panzer-Division ‘Hohenstaufen’. Als compagnies-commandant was hij de hoogst overgebleven officier van het SS-Panzer-Regiment 9 na de terugtocht uit Normandië.
In Arnhem waren de schamele restanten daarvan onderge-bracht in de Menno van Coehoornkazer-ne. Vandaag de dag stuurt Google Maps je vanaf de Rijn-brug nog steeds via de Steenstraat daar-heen.
Een verwijzing naar een Duitse eenheid met de naam van de commandant zien we wel vaker, bijvoorbeeld in de bekende berichten
van de verzetsgroep Albrecht aan Engeland waarin melding werd gedaan van waarneming van een ‘Meldekopf Har-zer’. Maar in de verslagen van en over de Slag om Arn-hem komt Flor niet voor. Dat hoeft niet vreemd te zijn, de Hohenstaufen had geen tanks meer en het restant aan tankbemanningen dat in Oosterbeek werd ingezet als in-fanterie werd aangevoerd door een lagere commandant, Obersturmführer (eerste luitenant) Harder. Bij de Frunds-berg (10. SS-Panzer-Division) zien we iets vergelijkbaars met Obersturmbannführer Paetsch, de commandant van het Panzer-Regiment van die divisie. Zijn hoofdkwartier bevond zich aan het begin van de slag in Vorden in de Ach-terhoek. In zijn dagboek beschrijft hij hoe hij op 24 sep-tember op dienstreis gaat naar Duitsland om afspraken te maken over de ‘Auffrischung’ van de divisie. Hij kon dus bij Arnhem gemist worden en had daar ook niets om aan te voeren op zijn niveau. Datzelfde gold voor Flor. Hoewel niet gedocumenteerd is het aannemelijk dat ook hij bezig was met de herinrichting van de divisie, en dus niet meer in Arnhem was. Maar daarom kan zijn naam begin september nog wel op een bord staan in Arnhem, misschien om de terugtrekkende troepen de weg te wijzen.

Afb. 4. Sturmbannführer Magnus Flor (uit: Bundes-
verband der Soldaten der Ehemaligen Waffen-SS (red.), Wenn alle Brüder schweigen: Großer Bildband über die Waffen-SS (Osnabrück 1981)).

DE GREBBEBERG
We maken even een sprongetje van slechts een kleine twin-tig kilometer vanaf de Rijnbrug, om uit te komen bij een andere zware slag op Nederlandse bodem: van 11 t/m 13 mei 1940 verdreven de Duitsers de Nederlanders bij Rhe-nen van de Grebbeberg, de cruciale schakel in de gelijkna-mige linie. Bij deze strijd vielen 417 Nederlandse en 275 Duitse dodelijke slachtoffers.
Tijdens de Slag om de Grebbeberg maakte Magnus Flor als Ordonnanz Offizier deel uit van het derde bataljon van de SS-Standarte ‘Der Führer’. Op afbeelding 5 staat hij tegenover een aantal Nederlandse krijgsgevangenen.
De aanwezigheid van de Luftwaffe-man (helm zonder ca-mouflagecover) en die van Flor en Wäckerle duiden erop dat het hier gaat om de hoofdkwartiergroep van het derde bataljon van Der Führer. De foto komt volgens het Ne-derlands Instituut voor Militaire Historie uit de collectie Vroemen. Het bijschrift staat op de achterkant van de foto in het Nederlands. De complete tekst luidt: “Nederlandse krijgsgevangenen worden door Duitse militairen onder-vraagd. De militair tweede van rechts is de Duitse Luftwaf-fe officier Flor, de anderen zijn SS-Standarte Der Führer.
Vooraan rechts Wäckerle. Rhenen, mei 1940.” Vanuit het originele bijschrift is dan door Vroemen de naam Flor ge-hangen aan de verkeerde Duitser; hij is de tweede zichtbare Duitser van rechts, met de ‘Karten/Document-tasche’ van de ordonnansofficier.
Op deze prachtige foto (kijk naar die Hollandse koppen!) is de beruchte Obersturmbannführer Hilmar Wäckerle de spraakmakendste persoon. Hij was in 1933 de eerste

Afb. 5. Nederlandse krijgsgevangenen worden door Duitse militairen ondervraagd in de voorpostenstrook bij de Grebbeberg op 11 mei 1940. De meest linker Duitser, met ‘Karten/Document-tasche’, is Magnus Flor.
De Nederlandse sergeant (derde van links) is Jan de Rij. Rechts vooraan staat Obersturmbannführer Hilmar Wäckerle (NIMH).

commandant van concentratiekamp Dachau maar werd uit die functie ontheven vanwege zijn wrede en geweld-dadige bewind. Ja, u leest het goed! Maar daaraan moeten we toevoegen dat dit was in een tijd dat de Nazipartij nog niet volledig tot in alle vezels van het Duitse bestuur was doorgedrongen en er nog tegenkrachten waren, in dit ge-val de regering van Beieren. In de SS kon hij zijn carrière gewoon vervolgen en dat bracht hem als commandant van het derde bataljon van Der Führer in mei 1940 naar de Grebbeberg. Zijn optreden daar sluit aan bij zijn reputatie.
Met name zijn bataljon lijkt een spoor van wreedheden en schendingen van het oorlogsrecht te hebben getrokken tus-sen Wageningen en Rhenen. Bekend zijn (zie o.a. de web-site www.grebbeberg.nl): gebruik van Nederlandse krijgs-gevangenen als schild, het laten vervoeren van het zware materiaal door krijgsgevangenen onder vijandelijk vuur, het zich vermommen in Nederlandse uniformen om door te dringen in de linies en ook mishandeling en executie van krijgsgevangenen. Eén van zijn compagniescom-mandanten, die we vier jaar later tegenkomen in ‘Arnhem’, was Hauptsturmführer Heinz Har-mel. Hij maakte deel uit van de kleine groep onder Wäckerle die in de avond van 12 mei door de Nederlandse linies brak. Harmel moet geweten hebben van de misstanden, en heeft zich er mis-schien zelf schuldig aan gemaakt.*

Afb. 6. Toenmalig SS-Hauptsturmführer (kapitein) Flor bij de begrafenis van Otto Meyer, de comman-dant van het SS-Panzer-Regiment 9, die sneuvelde op 28 augustus 1944. Tijdens het Ardennenoffensief was Flor commandant van de I. Abteilung (bataljon) van dit regiment. In maart 1945 kwam hij om in Hongarije (Collectie Fürbringer).

Een ander interessant gegeven is de aanwezigheid van Duitse commandanten op het slagveld in de meidagen van 1940 én hun latere rol en aanwezigheid in hetzelfde gebied tijdens de Slag om Arnhem. Op dat punt hadden ze ook een voorsprong op de Britse tegenstanders die in voor hen wildvreemd gebied moesten afspringen. Naast Harmel wa-ren er nog anderen. Neem Hauptsturmführer Hans Möller, commandant van de genie-afdeling van de Hohenstaufen: in zijn gevechtsverslag van Arnhem maakt hij melding van een bezoek, begin september, aan de voor hem bekende omgeving tussen Arnhem en de Grebbeberg uit de mei-dagen 1940. Hij wist dus precies wat waar lag, toen hij op de avond van 17 september als één van de eerste com-mandanten in het strijdgebied aankwam. Er zullen wellicht zo nog een aantal zijn geweest. Bob Gerritsen suggereert dat ook Georg-Waldemar Rösch, stafofficier (1b) van de
Frundsberg in 1944, in 1940 in Wageningen aanwezig zou zijn geweest.

Afb. 7. Sergeant-Major Morris wordt ondervraagd door een Duitse officier voor Villa Heuveloord- foto-graaf onbekend (Imperial War Museum HU 2133).

TERUG NAAR ARNHEM
Of eigenlijk: terug naar Oosterbeek. In Mi-nistory 127 (Airborne Magazine 11) is de plek bepaald waar onder andere afbeelding 6 is gemaakt, namelijk villa Heuveloord aan de Emmastraat in Oosterbeek. Naar de identiteit van de afgebeelde Duitse officier hebben we wel gegist, maar deze is nooit overtuigend vast-gesteld. In hetzelfde artikel hebben we vastge-steld dat villa Heuveloord vermoedelijk de commandopost was van de eerdergenoemde Obersturmführer Harder, naamgever van de juist in die omgeving actieve Kampfgruppe, georganiseerd rond de tankloze bemanningen van het SS-Panzer-Regiment 9. Dus… zou deze andere Duitse officier Flor kunnen zijn, die aan het eind van de slag op bezoek gaat bij zijn ondercommandant aan het front? Er is gelijkenis, zie behalve afbeelding 4 ook afbeelding 7, maar of deze overtuigend ge-noeg zijn…? *Vergelijk voor een complete analyse van de vermeende dubieuze rol van het bataljon de informatie op www.grebbeberg.nl eens met het onlangs verschenen Tot de laatste man en de laatste patroon – Gevechtsveldgedrag en hel-dendom, 11 mei 1940 van Harmen Hoogen-boom.
Reacties: pemeiboom@gmail.com

Bronnen: • Fürbringer, H., La Hohenstaufen (Editions Heimdal, Saint-Martin-des-Entrées 1998). • Gelderen, J. van, Historische schetsen van en over Maas-sluis (zie nr. 61, mei 2012, voor meer informatie over Jan van Rij). • Gelders Archief, 1379 Slag om Arnhem (verslag Möller). • Gelders Archief, 2867 Collectie L.P.J. Vroemen (dagboek Paetsch). • Mordecai, T., Arnhem! A Soldiers account (niet gepubli-ceerd). • Ruissen, dr. C.J., Geschut op de Wagenings Berg, de Duitse Artillerie bij Wageningen mei 1940 (Amersfoort 2012).
• Steer, F., Arnhem the fight to sustain (Pen & Sword, Barnsley 2000).

PERSOONLIJK – VERBONDEN MET MARKET GARDEN
Wie over de Otterloseweg langs de legerplaats Harskamp rijdt en links naast de ingang de lange rij garages ziet, heeft vermoedelijk geen idee wat zich hier tijdens de Slag om Arn-hem heeft afgespeeld. Vóór deze garages werden namelijk gevangengenomen Airbornes, voordat ze verder op transport gingen, ontdaan van niet-persoonlijke bezittingen. Tot voor kort was ik hier niet mee bekend; dit is recent naar boven gekomen doordat op internet een aantal Kriegsberichter-foto’s verschenen. Op de foto zien we een Duitse militair tegenover een krijgsgevangene met niet-Britse ranginsignes. Wat weten we over deze man?
– Leo van Midden

Eén van de sleutels tot identificering van Blazej Szpetnar, was wat Jack Southall, co-piloot van glider CN-142, wist te melden over één van de inzittenden: “[…] one of the Polish passengers was the image of Wallace Beery, a big rugged Yankee film actor”.
Oordeelt u zelf.

De militair rechts de foto is de Poolse Sergeant Blažej Szpet-nar, geboren op 9 februari 1909. Hij vertrok op de ochtend van 19 september 1944 met glider 142 van vliegveld RAF Keevil, in het zuidwesten van Engeland. Het zweefvliegtuig was beladen met materiaal voor de medische compagnie van arts Dr. Golba waarvan Blažej deel uitmaakte. De eenheid
werd vervoerd met drie Airspeed Horsa’s die de LZ bij de Johannahoeve als bestemming hadden. Glider 143 haalde de overtocht naar het Europese vasteland niet, waardoor twee van de vijf jeeps met aanhangers verloren gingen. Gliders 142 en 144 wisten succesvol te landen te midden van de verwoede gevechten op en rond het terrein.

Sergeant Blazej Szpetnar overleed op 71-jarige leeftijd. Hij ligt begraven in het Poolse Jaroslaw.

Ondanks de gevechten en het hevige vuur wist Blažej de jeep met kostbare lading uit de Horsa te rijden. Hij wilde met zijn lading naar een Brits veldhospitaal gaan, maar zijn jeep wordt onderweg uitgeschakeld door vijandelijk vuur. Hij griste zoveel mogelijk verband uit het vernielde voertuig en meldde zich bij de dichtstbijzijnde medisch hulppost. Hier verzorgde hij gewonden totdat de Duitsers de post innamen en Blažej in gevangenschap werd afgevoerd. Zijn moed en gedrag waren zo uitzonderlijk dat Lt. Col. Doctor Golba, Chief Physician van de 1st Polish Independent Parachute Brigade en Capt. Doctor Janusz Moździerz, commandant van de Parachute Medical Company, hem voordroegen voor een onder-scheiding. Blažej ontving het Bronzen Kruis van Verdienste met zwaar-den. Wat er met Blažej is gebeurd na zijn gevangenschap is mij onbe-kend. Vermoedelijk is hij na zijn gevangenschap direct naar Polen gegaan en heeft daar zijn werkzame leven doorgebracht. Als er lezers zijn die nog details kunnen bijdragen over Blažej, dan zien we deze graag tegemoet.
Glidernummers en personeel van de geneeskundige eenheid: • 142 (149) sierż. B. Szpetnar, strz. S. Marszałek, strz. E. Jaroszc-zuk 2x Willys MB Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling LZ „L”, 19 IX 1944 r. • 143 (150) st. strz. Cz. Michalak, st. strz. B. Ziemba, strz. J. Ba-kun 2x Willys MB Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling Wodo-wanie w Morzu Północnym, 19 IX 1944 r (stortte neer in de Noordzee). • 144 (151) st. strz. T. Chruściel, strz. A. Abramczyk Willys MB, 2x przyczepka Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling LZ „L”, 19 IX 1944 r.

Glider raid report van de succesvolle vlucht van glider 142.

In dit artikel is gebruik gemaakt van informatie van de Facebook-pagina van Mateusz Mroz. Bart Belonje, Luuk Buist en hij stonden aan de basis van de identificering van Blažej.

RECENT VERSCHENEN Arnhem a Few Vital Hours; SS-Panzergrena-dier-Ausbildungs- und Ersatz Bataillon 16 at the Battle of Arnhem, September 1944 (Scott Revell, Niall Cherry en Bob Gerritsen)

In 2013 verscheen Arnhem, A Few Vital Hours, het uitstekende werk over het Duitse SS-opleidings-bataljon dat op 17 september 1944, in een tijds-bestek van een paar uur, een cruciale rol speelde in het hinderen van de opmars van 1st Airborne Division. Door deze acties werd het verloop van operatie Market Garden beïnvloed. Zeven jaar later heeft uitgever Robert Sigmond een gewijzigde herdruk uitgebracht met de uitdrukkelijke bedoe-ling de informatie in het werk beschikbaar te houden voor een breed publiek. Dat met de herdruk wat wind uit de zeilen wordt gehaald van internethandelaren die inmiddels gepeperde prijzen vragen voor de eerste druk, zou een aar-dige bijkomstigheid zijn. De nieuwe versie heeft net zoveel pagina’s als de eerste en bevat naast enkele tekstuele cor-recties ook nieuwe informatie. Het team dat verantwoor-delijk is voor Arnhem, A Few Vital Hours is erin geslaagd om tot dusver onbekende foto’s te vinden van bijvoorbeeld Krafft in politie-uniform, van de commandant van de 2. Kompanie en de ongelukkige Günther Leiteritz die op zondagmiddag het bevel kreeg over de Alarmkompanie. Naast de foto’s zijn documenten toegevoegd die gerelateerd zijn aan de dood van General Kussin met zijn ge-zelschap op de kruising van de Utrechtseweg met de Wolfhezer-weg. Tenslotte is een annex opgenomen met namen en type onderscheidingen die zijn toegekend aan de mannen van het opleidingsbataljon. In de vorige versie was dit beperkt tot vermelding van het aantal IJzeren Kruisen 1e en 2e klasse. In de nieuwe annex staan 71 namen met de bijbehorende onderscheidingen.
ISBN-13: 978-90-831-4220-3 (tweede druk, 2021), pp. 152, geïllustreerd, Engels, Robert Sigmond Publishing, € 27,50. Verkrijgbaar bij Meijer & Siegers in Oosterbeek.

PROGRAMMA 2021
Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
GEPLAND 2021
• Zaterdag 28 aug: 7 KOSB-battlefield tour (op de fiets) • Zaterdag 9 okt: Recce Squadron-battlefield tour (op de fiets) • Zaterdag 6 nov: Perimeter Noord-battlefield tour (wandeling) • Zaterdag 3 dec: Lezing over de opmars van 21st Army Group (opmaat naar Market Garden)

VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 22 – NOVEMBER 2021
NUMMER 23 – MAART 2022
NUMMER 24 – JULI 2022

OPROEP
Heeft u een aan de Slag om Arnhem gerelateerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgen-de editie van dit blad.

DE ACHTERZIJDE
Rosandepolder Oosterbeek, augustus 1945: het staartstuk van de op 23 september 1944 gecrashte Dakota KG-370. Zie pagina’s 16-21 in dit blad voor een analyse van de luchtoorlog in Gelderland (Gelders Archief: 1579-108, fotograaf: D. Renes, CC-BY-4.0 licentie).


NB: Het inkleuren van zwart-witfoto’s en -filmbeelden (waaronder deze afbeelding) kan details zichtbaar maken die anders verscholen zouden blij-ven. Zo leidde deze toepassing niet lang geleden tot de identificatie van een aantal (joodse) gedeporteerden die in 1943 via Westerbork naar de concentratie-/vernietigingskampen in Duit-sland en Polen werden getransporteerd.
Toch blijft voorzichtigheid geboden bij deze goedkope (vaak kosteloze) en gemakkelijke manier om de geschie-denis ‘dichterbij te halen’. Waar een paar muisklikken
op internet genoeg zijn om een aantrekkelijk plaatje te maken, gaat het in bijna alle gevallen om een bewerking van een historische bron en is het een interpretatie van de werkelijkheid met behulp van algoritmen. Zelfs handma-tige inkleuring kent de nodige mitsen en maren. Met deze ‘disclaimer’ plaatsen we een door Hotpot.ai ingekleurde uitsnede van deze redelijk bekende foto uit 1945.

Airborne Magazine

Jaargang 7, nr. 20, maart 2021

Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar. Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn

Redactie
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Rob van Putten

Aan deze editie werkten mee
Wybo Boersma, Luuk Buist, Jory Brentjens, Martijn Cornelissen, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Patrick Jalhay, Erik Jellema, Leo van Midden, Martijn Reinders, Ton Timmer, Otto van Wiggen

Ontwerp en lay-out: Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk: Grafi Advies, Zwolle

Contactgegevens VVAM
www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Contributie VVAM
Individueel lid: € 25 per jaar (jan t/m jan) Gezinslidmaatschap: € 35 per jaar (jan t/m jan) NL 80 INGB 0004 4036 41, o.v.v. Contributie 2021
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE
3 Verenigingsnieuws

4 Museumnieuws – Albert Deuss en wisselexpositie

6 Interview – Reineke Kramer

10 Persoonlijk – Para’s in de Betuwe

14 Ministory 136 – Vondst van unieke foto’s

19 Objecten – Schoudertitels van 1st Battalion, The Border Regiment

22 Achtergrond – 7th Battalion, The King’s Own Scottish Borderers

26 Conflictarcheologie – Oorlog in Lingezegen

30 Analyse – Urquharts plan voor Market Garden

35 Programma en boeken

BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.

Omslag: Snapshot gemaakt tijdens de filmopnames voor A Bridge Too Far op de Wilhelminabrug in Deventer, zomer1976 (foto: Bob Gerritsen).

BESTUURSMEDEDELINGEN

2020 was vanwege de coronamaatregelen voor de VVAM, maar nog meer voor het Airborne Museum, een jaar om snel te vergeten. Hoewel we ook het eerste kwartaal van 2021 nog weinig hebben kunnen ondernemen, en we nog enige tijd last zullen ondervinden van de beperkingen, gloort er perspectief. Dit alles ingegeven door de beschik-baarheid van een vaccin en de verwachting dat we rond de zomer mogelijk weer activiteiten kunnen ondernemen.

Vlnr: Frans Kalkhoven (VVAM), Jasper Oorthuys (VVAM), Fred de Graaf (Airborne Museum), Ronnie Weijers (Airborne Museum) en Otto van Wiggen (VVAM).

Om deze nare periode af te sluiten, hebben het museum-bestuur en het bestuur van de VVAM begin dit jaar toe-komstgericht gekeken hoe we samen sterker uit deze crisis kunnen komen. Op 2 februari sprak een afvaardiging van het VVAM-bestuur in het Airborne Museum met directeur Ronnie Weijers en de voorzitter van de Raad van Toezicht, Fred de Graaf. Besloten is onze samenwerking te intensive-ren. Een belangrijke stap daarin vormt het samenbrengen van het ledenbestand van de VVAM en de begunstigers van het Airborne Museum, bekend als ‘vrienden van het Muse-um’. Met deze stap vergroten wij het ledenbestand tot een totaalaantal van circa 1.100 leden. Om de service aan beide ‘vriendenverenigingen’ op hetzelfde niveau te brengen, ont-vangen alle leden voortaan driemaal per jaar het Airborne Magazine en een lidmaatschapspas voor vrije toegang tot het museum. Omdat het Airborne Museum deze lidmaat-schapspassen verstrekt en het efficiënter is de administratie bij één partij te beleggen, ligt het voor de hand de ledenad-ministratie van alle vrienden te laten uitvoeren door het museum.
De VVAM blijft verantwoordelijk voor het driemaal per jaar verzorgen van Airborne Magazine. Ook werd ge-sproken over het integreren van de VVAM-website in die van het museum, en over het organiseren van een aantal thema-avonden in Hartenstein, met gratis toegang voor vrienden. Tenslotte spraken wij over het financieel onder-steunen van het museum door de VVAM. Met een groter ledenbestand kan onze vereniging in de nabije toekomst een Vriendenfonds realiseren dat deel uitmaakt van de boekhoudkundige balans van het museum. Op verzoek van het Airborne Museum kunnen zo projecten, activiteiten en andere initiatieven worden gefinancierd.
De voorstellen zullen in de volgende Algemene Ledenver-gadering worden geconcretiseerd.
– Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM

VERENIGINGSNIEUWS
• Vorig jaar zijn de Nieuwsbrieven (de voorloper van Airborne Magazine) gedigitaliseerd en op de website geplaatst. Het Airborne Museum verwijst sinds kort in zijn objectbeschrijvingen in het col-lectiebeheerprogramma Adlib naar deze gescande documenten. Op deze manier wordt informatie die de VVAM in haar inmiddels 41-jarige bestaan voortbracht en -brengt, nu direct gekoppeld aan objecten in de museumcollectie. • Met enige regelmaat worden Airborne Magazines nabesteld via de boekenshop op de website. De volgende nummers zijn uitverkocht: 1 (Engels), 2 (Nl/Eng), 9 (Nl), 10 (Nl), 11 (Nl), 12 (Nl/Eng)
en 15 (Eng). De uitverkochte nummers, vanaf nr. 9, zijn wel digitaal te koop via de boekenshop. • De VVAM-website werd in januari en februari zo’n 55.000 keer bezocht, door 20.000 verschil-lende bezoekers. Het artikel ‘Schuttersputten in de perimeter’ van Martijn Reinders is met 116.000 lezers het populairste sinds de lancering van de ver-nieuwde site. • Zoals bekend zijn delen van de VVAM-website al-leen zichtbaar na registratie. Omdat elke registratie apart moet worden beoordeeld en verwerkt, kan het 24 uur duren voordat u toegang krijgt tot de besloten content.

MUSEUMSTUKKEN
VIJF LITER LEVENSELIXIR
ƒ6,50, dat was het bedrag dat Albert Deuss moest betalen om de laatste van drie kogels uit zijn lichaam te laten verwijderen. Deuss was lid van het Arnhemse verzet en verspreidde tijdens de oorlog illegale kranten, nam deel aan sabotageacties en bespioneerde Duitse vliegvelden. Op 8 februari 1945 was hij in Barneveld voor een bespreking met andere ver-zetsleden. Hij had geen persoonsbewijs bij zich omdat deze in Velp lag om van een speciale stempel te worden voorzien.
De Grüne Polizei voerde die dag razzia’s uit bij Barneveld en Deuss moest voorzichtig zijn niet te worden gepakt.

Deuss nadat hij tijdens zijn ontsnap-pingspoging was neergeschoten.

Toen het donker was, en andere leden van het verzet hadden aangegeven dat het gevaar was geweken, ging Deuss op pad. Hij sprong op zijn fiets, maar toen hij een overweg overstak liep hij recht in de armen van de Grüne Polizei. Hij werd gearresteerd en naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdient (SD) in Lunteren afgevoerd.
Vier dagen na zijn arrestatie probeerde Deuss te ont-snappen. Tijdens zijn vluchtpoging werd hij neerge-schoten, en zwaargewond teruggebracht naar het hoofd-kwartier voor verhoor. De opgeroepen dokter verbond zijn wonden en zag hem graag zo snel mogelijk naar een ziekenhuis vervoerd. Dit gebeurde echter niet. De SD wilde eerst informatie van Deuss hebben over het verzet; de auto die arriveerde om hem naar het ziekenhuis te brengen, werd weer weggestuurd. Pas de volgende dag kreeg hij medische hulp.

Bescheinigung [verklaring] voor Jan Deuss, Alberts broer, om naar Amersfoort af te reizen.


Deuss kwam terecht in kamp Amersfoort, waar hij werd onderzocht door twee doktoren die er gevan-gen zaten. Hij bleek getroffen te zijn door drie kogels. Twee wa-ren dwars door zijn li-chaam gegaan, de der-de zat nog altijd vast bij zijn ribben. Omdat de artsen niet over de juiste instrumenten beschikten om te opereren, werd besloten de kogel te laten zitten. Deuss’ familie en vrienden hadden ondertussen bericht gekre-gen dat hij overleden was. Een kennis van hem die ook bij het verzet hoorde, was op het SD-hoofdkwartier in Velp, waar hij een gesprek opving tussen de SD-com-mandant van Lunteren en de lokale SD. Hij hoorde de commandant over Deuss zeggen “Der geht kaputt” [Die gaat dood]. Dit bericht bereikte Alberts broer Jan, die daarop naar Kamp Amersfoort afreisde om het stoffelijk overschot van zijn broer op te halen. Eenmaal aangeko-men bleek gelukkig dat de reis niet nodig was geweest.

Deuss bleef in het kamp en herstelde langzaam van zijn verwondingen, totdat andere verzetsstrijders er op on-gelofelijke wijze in slaagden hem ‘vrij te kopen’. Name-lijk door het hoofd van de SD in Lunteren twintig liter jenever te bieden in ruil voor Deuss’ vrijheid. De SD-man stemde hiermee in. Er werd een bevel opgesteld om Deuss vanuit Amersfoort terug naar het SD-hoofdkwar-tier te vervoeren. Daar volgde zijn vrijlating, in ruil voor een aanbetaling van de eerste vijf liter van de beloofde jenever. In het ziekenhuis van Velp werd de kogel uit zijn lichaam verwijderd. De rest van de jenever is nooit geleverd.
Deuss was als verzetsman betrokken bij de ontsnappingsope-ratie Pegasus I, waarbij 138 Airbornes die waren onderge-doken na de Slag om Arnhem, van achter de Duitse linies wisten te ontsnappen naar geallieerd gebied.

Albert Deuss’ ziekenhuisrekening van ƒ6,50

DE CONNECTIE: ONZE OBJECTEN, HUN VERHAAL
DE NIEUWE WISSELEXPOSITIE VAN AIRBORNE MUSEUM AT HARTENSTEIN
De vaste opstelling van het Airborne Museum ligt vol indrukwekkende stukken over operatie Market Gar-den en de Slag om Arnhem, zoals de jachthoorn van John Frost, de teddybeer van Arnoldus Wolters en het Ridderkruis van Heinz Harmel. Toch is het grootste deel van de collectie opgeslagen in ons depot dat niet toegankelijk is voor de bezoeker. Duizenden voorwer-pen liggen hier te wachten op het moment dat ze in een tentoonstelling worden opgenomen.

Een tipje van de sluier: een uitsnede van één van de objecten die door de gastconservatoren zijn gese-lecteerd.

In de nieuwe wisselexpositie van het museum De Con-nectie: onze objecten, hun verhaal hebben negen gast-conservatoren hun keuze uit deze bijzondere collectie gemaakt. Onder meer staatssecretaris van defensie Barbara Visser, commandant van de Luchtmobiele Brigade Ron Smits, journalist en onderzoeker Ad van Liempt, Geert Jonker van de Bergings- en Identifica-tiedienst en basisschoolleerling Jelle Vos, werken mee aan deze nieuwe tentoonstelling.
Luister naar hun persoonlijke verhalen in een specia-le tweetalige audiotour, waarin de gastconservatoren deze bijzondere objecten beschrijven en uitleg geven over hun objectkeuzes en over hun persoonlijke con-nectie met de Slag om Arnhem.
De Connectie: onze objecten, hun verhaal is vanaf 2 april 2021 t/m maart 2022 te zien in het Airborne Museum at Hartenstein.

Opnames op de Wilhelminabrug in Deventer (Foto: Collectie Patrick Jalhay).

ROOK EN TOESTANDEN
HERINNERINGEN AAN HET FILMEN VAN A BRIDGE TOO FAR
INTERVIEW

45 jaar geleden begonnen in Gelderland de opnames voor A Bridge Too Far, de grootse film-productie op Nederlandse bodem ooit. Reineke Kramer (70), de destijds piepjonge produc-tie-assistente van regisseur Richard Attenborough, haalt herinneringen op aan haar aan-deel in de totstandkoming. “Daar liep ik dan door een wei in Bronkhorst met 1.000 gulden
in een envelop.” – Alexander Heusschen

Of A bridge Too Far een anti-oorlogsfilm is, zoals net iets te vaak aangehaald in het boekje The Arnhem Report; The story behind A Bridge Too Far, valt te bezien. Feit is dat het epos van operatie Market Garden het nog steeds aardig doet in film-minnende krin-gen. De Internet Movie Database komt tot een keurige 7,4.
De verrichtingen van Sean Connery in de rol van Ma-jor-General Roy Urquhart en Anthony Hopkins als Lieu-tenant-Colonel John Frost doen het met een waardering van 8,2 het beste bij mannelijke tieners.
Waar de enkele criticus de film van producent Joseph E. Levine een samenraapsel van nonsens of een ronduit slaapverwekkend geval noemt, is meer dan 80% van mening dat het op z’n minst een behoorlijke weerga-ve is van de gebeurtenissen in september 1944. Goed, de Arnhemse brug mag in 1976 dan die van Deventer zijn geweest, en de ‘Nederlanders’ in de film mogen dan onverstaanbaar koeterwaals spreken, de productie zette het oosten van het land internationaal op de kaart. Iets waarvan ik persoonlijk nog steeds de vruchten pluk als ik aan een Amerikaan of Brit moet uitleggen waar mijn woonplaats Nijmegen zo’n beetje ligt: “Have you seen A Bridge Too Far, Robert Redford…? Well, in thát part of the world.”

(Foto: Alexander Heusschen)

DYNAMIET
In datzelfde deel van de wereld, maar dan in het wat noord-oostelijker gelegen dorp De Steeg, bladert Reineke Kramer op deze wintermiddag door wat call sheets (de dagelijkse oproeplijst voor cast en crew), notulen en plattegronden van opnamelocaties. “Hier, deze moet je hebben”, zegt ze terloops.

Op de Ginkelse Heide. Sean Connery (Urquhart) in gesprek met filmproducent Joseph Levine (Collectie Bob Gerritsen).

Ze schuift een lijst over tafel met de namen en adresgegevens van de sterrencast die deelnam aan A Bridge Too Far. Heel even is het weer 1976 als we samen door de vergeelde stencils gaan die een inkijkje geven in hoe een film nou eigenlijk wordt gemaakt. “ARTISTE TRANS-PORT, MR REDFORD required on location 6.45 am” staat er op het call sheet voor de draaidag in Lent op zondag 26 september, waarin de ‘Waaloversteek’ van 82nd Airbor-ne Division wordt geënsceneerd. Kramer, verantwoordelijk voor het betere regelwerk rond de filmopnames, wisselt anekdotes af met getallen en bloopers, soms van haarzelf: “Die opnames bij Lent, en later op zondagochtend 3 ok-tober bij de Waalbrug in Nijmegen, herinner ik me goed.

Achter de Waaldijk, Lent (Collectie Joop Koopman).

Heel vroeg opstaan, catering regelen, figuranten in bussen zien te krijgen, en er weer uit. En al die explosies, rook en toestanden toen de oversteek werd gefilmd. Eén ding weet ik in ieder geval: er moet nog behoorlijk wat dynamiet in de Waal liggen”, merkt ze op terwijl ze haar keurig uitge-werkte aantekeningen napluist op meer vertellenswaardigs.

Lent, filmen van de Waaloversteek (Collectie Joop Koopman).

Een budget van fl. 75 miljoen, 3.200 figuranten en 3.000 parachutisten, 140 filmdagen in het gebied tussen Raalte (Schoonheten) en Grave, één miljoen kilometer aan beeld-materiaal… Kramer is duidelijk gewend haar verhaal te doen. De feiten zijn her en der terug te lezen op aan de film gewijde webpagina’s, meer dan eens ook ‘met dank aan Reineke Kramer’. De historische wetenswaardigheden uit A Bridge Too Far zijn, zoals bij alle non-fictie-verfilmingen, voer voor factcheckers, die Dakota-troepentransportvlieg-tuigen in een verkeerde kleur zien en eigentijdse Leopard 1-tanks vermomd als Duitse Panther V’s. Kramer kan er, met gevoel voor geamuseerde zelfkritiek, wel om lachen: “Er zijn inderdaad wel een paar dingen die niet helemaal kloppen. Het was onder andere mijn taak om bewoners in de buurt van de Wilhelminabrug in Deventer over te halen hun tv-antennes van het dak te halen voor de opnames. Ui-teraard tegen vergoeding. Dat ik niet iedereen heb kunnen overhalen, blijkt wel uit het feit dat in de film nog best wat antennes te zien zijn, als je goed kijkt. Ach, ik was jong en deed dit voor het eerst.”

KLM
Hoe een 26-jarige vrouw ‘adjudant’ werd in Attenboroughs productieteam, is in enkele zinnen uitgelegd. “Ik werkte in 1974 bij de provinciale VVV in Arnhem en sprak, na een verblijf in Londen van twee jaar, goed Engels. Op een dag kwam Cornelius Ryan [oorlogsverslaggever, historicus en auteur van het standaardwerk A Bridge Too Far] met z’n vrouw bij ons langs, op zoek naar locaties voor de verfil-ming van zijn boek. Dus ik met het echtpaar naar de omge-ving van de brug. Daar bleek snel dat Arnhem niet de idea-le omgeving was. Maar toen ik maanden later een vacature zag voor een Engelssprekende productieassistent voor een filmploeg, met een goede kennis van de omgeving, wist ik dat hij het voor elkaar had gekregen zijn plannen postuum [Ryan overleed in november 1974] door te laten gaan. Ik heb meteen gereageerd.” En zo geschiedde.

De vacature in het Deventer Dagblad, 31 maart 1976 (Collectie Bob Gerritsen).

Kramer mocht beginnen als tolk-vertaalster, maar kreeg al ras meer verantwoordelijkheden. “Van het regelen van
vergoedingen voor de figuranten, 68 gulden per dag, tot het compenseren van terreineigenaren voor het gebruik van hun terrein. Zo was er een boer in Bronkhorst, waar het huis van Kate ter Horst en de Oude Kerk in Oosterbeek zijn nagebouwd, die een aardig bedrag kreeg voor het ter beschikking stellen van zijn grond. Daar liep ik dan door een wei in Bronkhorst met 1.000 gulden in een envelop.

De filmset in Bronkhorst waar het huis van Kate ter Horst en de Oude Kerk van Oosterbeek werden nagebouwd. In spiegelbeeld, dat wel. (Collectie Reineke Kramer).

Het geld werd overhandigd, maar wat ik natuurlijk vergat, was hem te laten tekenen voor ontvangst. Hoorde ik later dat hij zich bij de producenten had gemeld dat hij nog geen compensatievergoeding had gekregen. Ik kon natuurlijk niet bewijzen dat dat wél zo was. Weet je wat mijn chef vervolgens zei? ‘Ah joh, kan gebeuren’. Hij haalde 1.000 gulden uit een lade en zei: ‘Hier geef deze maar aan hem’.
Daar werd totaal niet moeilijk over gedaan.” Ook persoonlijke verzoeken van de filmsterren behoorden tot het werkdomein van Kramer: van het regelen van een tennisbaan in Beekhuizen voor Robert Redford (“baan 8, dat weet ik omdat ik daar zelf tennis”) tot de vraag van Ryan O’Neill [Lieutenant-General James Gavin in de film] of ze misschien iemand wist die een spacecake voor hem kon bakken. “Dus ik naar onze kok, die twee van die din-gen bakte. Ik heb geen idee of Ryan er iets van heeft gehad.
Wat ik wel weet is dat de cakes behoorlijk in de smaak zijn gevallen bij wat figuranten. En dan kon ik vervolgens met ze naar het ziekenhuis omdat ze om ‘onverklaarbare rede-nen’ uit het niets ziek waren geworden. Tja, dat hoorde er allemaal bij.” Ze vertelt over Sean Connery, die het op de set en daar-buiten goed deed bij het vrouwelijk publiek, zelfs met z’n haar in militaire snit, coupe 1944. Aan vriendinne-tjes in het Rijnhotel zou het ook niet hebben ontbroken.

Maximilian Schell als SS-Gruppenführer Wilhelm Bittrich (Collectie Bob Gerritsen).

Over de wat bekakt sprekende location manager, Norton Knatchbull, 3rd Earl Mountbatten of Burma, waarmee ze veel samenwerkte en wiens naam ze uitspreekt met een lekker vet aangezet ‘knetsj’. En over figuranten met een zogenaamd KLM shot. “Een KLM shot betekende dat de figurant, soms per ongeluk, met z’n gezicht in beeld was gekomen, waardoor hij niet meer in een ander uniform kon worden gestoken of een andere rol kon krijgen in de opnames. Het KLM sloeg op het vliegticket dat hij dan kreeg. Of om het anders te zeggen: dan was het ophoe-pelen.”

FERME JONGENS
A Bridge Too Far heeft na de première in 1977 een geheel eigen plek veroverd in de herinneringscultuur rond ope-ratie Market Garden. Foto’s en stills uit de film worden gebruikt als covers voor boeken over de slag. Soms duiken ze zelfs op als bron, als zou het gaan om archiefmateriaal uit 1944. De band van The Parachute Regiment heeft de bekende ouverture uit de film opgenomen in haar vaste repertoire; zelfs bij herdenkingen. De langspeelplaat met de soundtrack van de film is een collector’s item gewor-den, net als gebruikte rekwisieten. En op gezette tijden wordt de film uitgezonden als zich weer eens een lustrum aandient. De in Nijmegen geboren Bas Heijne, publicist, omschreef de film bij zo’n gelegenheid (1994) in NRC Handelsblad met de hartstochtelijke woorden: “Neder-landse figuranten blijken ook in 1979 [sic] niet te kunnen acteren, terwijl ze hier toch alleen zichzelf hoeven na te doen: Hollandse burgers. Driekwart van de film ademt de ferme-jongens-stoere-knapen heroïek van eerdere oor-logsfilms, echte mannen met een gulle lach die de race tegen de tijd winnen, aangespoord door de infantiele marsmuziek van de soundtrack.” “Vreemde film” (Bas Heijne) of niet, de herinneringen aan 1976 dienen zich vanzelf aan bij Kramer. Al was het maar dat ze altijd nog naar A Bridge Too Far kijkt als deze wordt uitgezonden. “Ik ben nou eenmaal gek op oorlogs-films. Ik kan er niks aan doen. Wat ik me wél iedere keer weer afvraag als ik A Bridge Too Far zie is waarom Eisen-
hower en Montgomery er eigenlijk niet in zitten”, zegt ze. Aan scriptschrijver William Goldman kan ze het niet meer vragen; hij overleed in 2018.
Haar blijvende interesse in de Tweede Wereldoorlog is ook voor een groot deel terug te voeren naar de 140 dagen in A.P.A.. Kramer hervatte na de opnames voor A Bridge Too Far haar werk bij de VVV, werd later onder andere woordvoerster voor de Nijmeegse Vierdaagse, trouwde met een generaal-majoor bij de Landmacht en houdt zich nog steeds bezig met het levend houden van het verleden.
Zo was ze actief in de werkgroep die een joods monument oprichtte in Ellecom, ter nagedachtenis aan 139 Joodse mannen die in 1942 als dwangarbeider te werk werden gesteld op Avegoor, het opleidingsinstituut voor Neder-landse SS’ers. “De geschiedenis van het lijden”, noemt ze deze rode draad in haar interesses. “Ik ben nog niet zo lang geleden ook op de killing fields van Cambodja en in Auschwitz geweest. Om mezelf eraan te blijven herinne-ren dat de prijs voor vrijheid een hoge is. Lest we forget!” Kramer stopt de memorabilia van 45 jaar geleden terug in dozen. Ze kijkt even in de verte en zegt dan: “Ik zie me nog staan in Lent, die vroege zondagochtend in oktober 1976. Sherman-tanks op de Griftdijk, de filmploeg met hun apparatuur en de laatste auto’s die nog over de brug mochten, voordat ik deze liet sluiten voor de opnames.
Een vriendin van me, op weg naar haar werk in het Sint Radboud Ziekenhuis, was de laatste die ik doorliet. Dat is me altijd bijgebleven.”
Raadpleeg voor meer kijkjes achter de schermen van A Bridge Too Far vooral eens de uitgebreide Facebook-pa-gina van Patrick Jalhay ‘A Bridge too Far / Een Brug te Ver’, de website beeldarchiefgildedeventer.nl/Deventer-Algemeen/A-Bridge-Too-Far/ of strijdbewijs.nl/mar-ket-garden/arnhem.htm

”Arnheim… auslöschen! Schell / Bittrich vanuit een andere hoek (Collectie Patrick Jalhay).

PERSOONLIJK

DUISTERE MANNEN DIE ‘S NACHTS RONDTREKKEN
PARA’S VAN 10TH PARACHUTE BATTALION IN DE BETUWE

– Tekst en foto’s: Alexander Heusschen
Zijn naam roept nog steeds emotionele reacties op in het Betuwse plaatsje Kesteren. Waar de één, zelfs na wetenschappelijk bewijs, zelf tóch meer zegt te weten over zijn vermeen-de rol bij een liquidatie, ziet de ander hem het liefste geëerd met een speelfilm. Feit is dat de verzetsdaden van Johannes van Zanten (1911-1944) behoren tot de belangrijkste onder-grondse acties in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de septemberdagen van 1944 hielp hij de inzittenden van een bij Dodewaard gecrashte Dakota ontsnappen naar geallieerd gebied. Hoe hij dat deed, reconstrueren we aan de hand van acht plekken in NederBetuwe.
Zelden zul je enthousiaster horen praten over iemands han-del en wandel, dan Conny van der Heyden-Versnel over die van Johannes van Zanten. Breng een half uurtje door met Van der Heyden, auteur van het vorig jaar verschenen boek Ten onrechte beschuldigd; In de schaduw van Market Garden, en tien tegen één dat je binnen de kortste keren het internet afstroopt naar meer informatie over deze vergeten verzetsman.
Om dat ene hardnekkige gerucht maar meteen uit de weg te ruimen: nee, het was niet Van Zanten (verzetsschuil-naam: Van Buren) die de 77-jarige NSB’er Cornelis Dirk Leccius De Ridder, een rijke steenfabrikant, in koelen bloe-de liquideerde. Hij was niet eens in de buurt, concludeer-de Conny op basis van archiefonderzoek. Als leider van de Betuwse Knokploeg was hij namelijk op datzelfde ogenblik vijf kilometer zuidelijker bezig met het coördineren van een actie om zestien man van B Company van het 10th Parachute Battalion terug te brengen naar veilig gebied. De Ridder had samen met deze overlevenden van de crash over de Waal gezet moeten worden. Hij verzette zich bij zijn ‘aanhouding’ door het verzet, en kwam om in de schoten-wisseling.

Johannes van Zanten.

De stellige aanname dat Johannes van Zanten ook hier de trekker had overgehaald, spreekt boekdelen over de reputa-tie die hij na de Duitse inval opbouwde als sleutelfiguur in het verzet. Hij hielp onderduikers, distribueerde wapens, vervalste persoonsbewijzen en leidde tal van acties. De meest in het oog springende, door historicus Lou de Jong zelfs één van de belangrijkste Nederlandse verzetsdaden in de Tweede Wereldoorlog genoemd, was een door Knok-ploeg Soest uitgevoerde overval op het stadhuis van Til-burg, op 25 januari 1944. Bij deze actie, met Van Zanten aan het hoofd, werden 7.000 blanco persoonsbewijzen en 105.000 zogenaamde Rauterzegels (zegels die bewezen dat een identiteitskaart aan een bepaalde persoon was gekop-peld) buitgemaakt. Eind mei voerde Van Zanten een klein team van de Betuwse Knokploeg aan bij een overval op het Huis van Bewaring in Arnhem om een aantal verzetskame-raden te bevrijden. Deze dappere poging mislukte.


En toen was daar die 18e september, Van Zantens ‘finest hour’. De Slag om Arnhem was ruim 24 uur onderweg en meer Britse versterkingen waren op komst. Tussen de vlieg-tuigen met bestemming Ginkelse Heide zat er één die het luchtruim bij Ede niet zou halen, net als 22 andere C-47’s die dag. Geraakt door Duits luchtafweervuur, stortte de Dakota na enkele bange minuten neer tussen Dodewaard en Opheusden. Het was Johannes van Zanten met zijn ver-zetsgroep die zich ontfermden over de Britse para’s en de Amerikaanse bemanningsleden die de crash overleefden.
Wat volgde laat zich het beste vertellen aan de hand van de plekken waar de gebeurtenissen plaatsvonden. De rond-gang begint bij enkele resten van het vliegtuig.

OMMEREN, STREEKMUSEUM BARON VAN BRAKELL
In de collectie van dit fraaie museum bevinden zich on-der andere vliegtuigonderdelen van de neergestorte C-47 (waarover hieronder meer), het flak-vest van co-piloot Se-cond Lieutenant Edward Fulmer en de stafkaart met pot-lood van stick commander Albert Spring, geschonken door
diens zoons, Dan en Phil. Het hele verhaal van Spring is beschreven op p. 219 van Desert Rise – Arnhem Descent; The 10th Parachute Battalion in the Second World War.
Er is ook een tijdelijke expositie ingericht over Johannes van Zanten, met foto’s van zijn begrafenis met militaire eer en diverse originele stukken die hij bij zijn verzetsdaden heeft gebruikt.

KESTEREN, NEDEREINDSESTRAAT 19
Het huis waar Jo-hannes van Zanten woonde met zijn vrouw en vijf kinde-ren, en van waaruit hij menig verzetsac-tie leidde of onder-nam. Van Zanten gebruikte de graf-kelder op de Oude Algemene Begraaf-plaats naast zijn huis als wapenop-slag. De grafkelder bevindt zich meteen rechts bij de ingang.

KESTEREN, OUDE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS (NAAST NR. 19)
Het graf van Van Zanten bevindt zich halverwege de be-graafplaats, even voorbij het ‘lijkenhuisje’ waar tijdens de oorlog onderduikers verborgen zaten. Het is haast onnodig om te zeggen dat Van Zanten ook betrokken was bij het verbergen en in leven houden van deze mensen.
Van Zanten was één van de Knokploegleiders die op 22 november 1944 door de Sicherheitsdienst werden gearres-teerd, tijdens een vergadering in de Kamer van Koophan-del aan de Maliesingel in Utrecht. Op 2 december 1944 werd hij door een Duits vuurpeloton gefusilleerd op het terrein van de Kazerne Willem III te Apeldoorn. Op 10 juli 1945 vond een herbegrafenis met militaire eer plaats in zijn woonplaats.

DODEWAARD, PIJENKAMPSE VELDWEG
Tussen de lichtgrijze fabriekshal van Agro de Arend en de A15 lag in 1944 een kwekerij. Dit is de plek, zo’n 200 meter ten noorden van de snelweg, waar de Douglas C-47
Skytrain met registratienummer 43-16032 op 18 septem-ber rond 14.20u, in een zee van vlammen, neerstortte.
De C-47 was met eenentwintig inzittenden, zeventien Brit-se para’s en de vier Amerikaanse bemanningsleden, op weg naar DZ Y op de Ginkelse Heide. Bij Den Bosch werd het vliegtuig geraakt door Duits luchtafweergeschut. De pi-loot, First Lieutenant James Spurrier, werd dodelijk getrof-fen, waarna de co-piloot het toestel in de lucht hield om de parachutisten en de bemanning de gelegenheid te geven het vliegtuig te verlaten. Twee para’s verloren hierbij het leven, net als radio operator Corporal William Hollis. Co-piloot Edward Fulmer raakte zwaargewond. Crew chief Corpo-ral Russell Smith, die zich had verstopt in een boomgaard, werd door het verzet naar een houthandel aan de dijk in Dodewaard gebracht.
De andere mannen landden veilig in een straal van drie kilometer. Ze wisten zich te hergroeperen en volgden de spoorlijn in westelijke richting. In de buurt van Opheus-den kwamen ze uiteindelijk in contact met Van Zanten en zijn verzetsgroep.
Even ten noorden van de crash site bevindt zich, aan de Linge en de spoorlijn, het monument ‘Vliegers in het vuur’, voor de omgekomen bemanningsleden van de zes-tien geallieerde vliegtuigen die tijdens de Tweede Wereld-oorlog neerstortten in Neder-Betuwe.

KESTEREN, HOEK MARKTSTRAAT-PARALLELWEG
Het bosje waar de overlevenden van de crash zich schuil-hielden is nu een weiland met bomen in potten. De zestien parachutisten hadden zich hier in een cirkelvormige verde-digingspositie opgesteld en schoten op iedereen die in de buurt kwam. Ook de vier verzetsleden, onder wie Johannes van Zanten, die hun hulp kwamen aanbieden, werden on-der vuur genomen. Totdat Van Zanten aan Hans Vervoorn vroeg het ‘God save the King’ te fluiten, ten teken van hun goede bedoelingen. Wat volgde was een mars naar de Tiel-sestraat in Opheusden die door menig Kesterenaar werd gadegeslagen. Niemand lichtte de Duitsers in.

KESTEREN, BOERDERIJ DE HAZENHOF, BOVENEINDSESTRAAT 20
Na aanvankelijk te zijn ondergebracht in het huis van ge-meentesecretaris Van Brakel aan de Tielsestraat in Opheus-den, werden de zestien parachutisten door Van Zanten in de vroege ochtend van de 19e naar de herenboerderij aan de Boveneindsestraat gebracht. Dat ook deze nachtelijke bewegingen niet onopgemerkt bleven, blijkt uit het feit dat de plaatselijke dominee in één van z’n preken sprak over “De duistere mannen die ‘s nachts rondtrekken”.
Alle zestien vonden een veilig heenkomen op de eerste ver-dieping van De Hazenhof. Diezelfde ochtend zou ook Rus-sell Smith zich bij hen aansluiten, met de fiets opgehaald door Van Zanten. De boerderij fungeerde in de dagen erna als uitvalsbasis voor diverse verkenningsoperaties, uitge-voerd door Spring, Vervoorn en Van Zanten. Totdat de Duitsers boerderijen in de onmiddellijke omgeving begon-nen te vorderen. De Hazenhof bleef vervolgens gespaard voor Duitse vordering, wat onherroepelijk tot ontdekking van de onderduikers zou hebben geleid, dankzij het kordate ‘toneelspel’ van verzetsman Hanje van der Voort. Hij deed zich voor als bewoner van het pand en veinsde een difte-riebesmetting op het erf. Met een betraand gezicht vertelde hij dat zijn dochter die nacht aan de uiterst besmettelijke ziekte was overleden. Dit voorval en de prominentere Duit-se aanwezigheid leidde tot het besluit de mannen van B Company van 10th Parachute Battalion naar veilig gebied ten zuiden van de Waal te brengen.
Bij de toegangspoort bevindt zich een plaquette met de na-men van de zeventien mannen.

IJZENDOORN, KEIZERSTRAAT 9-11, HUIZE WELTEVREDEN
De voorbereidingen voor de Waaloversteek werden getrof-fen in Huize Weltevreden, waar de kopstukken van het Betuwse verzet elkaar ontmoetten, en waarbij ook Albert Spring aanwezig was. Van hieruit werd telefonisch contact gelegd met de ondergrondse aan de andere kant van de ri-
vier om de oversteek van de para’s in goede banen te leiden.
De Waaloversteek vond plaats in de nacht van 21 op 22 september. Alle para’s werden, na ternauwernood te zijn ontsnapt aan Duitse patrouilles, veilig overgezet met roei-boten. Alleen Russell, de Amerikaanse crew chief, bleef achter in de Betuwe omdat hij nog te zwak was om de voet-tocht vanuit Kesteren te maken.

IJZENDOORN, WAALSTRANDJE (BIJ OUDE STEENFABRIEK)
Het strandje bij de steenfabriek van Hesteren & Janssens, vanwaar de para’s met een roeiboot werden overgezet, is tegenwoordig zeer lastig te bereiken. Het is nu onderdeel van het terrein van Dekker Groep, een groot zand- en grindwinningsbedrijf. De plek waar de zeventien overle-venden van de crash werden overgezet naar veilig gebied is het meest westelijk gelegen gedeelte van de L-vormige landtong die begint ter hoogte van de dorpskern. Vanaf de Waalbandijk kun je Huize Weltevreden zien liggen en krijg je een goed idee van de route die de para’s volgden in zuid-zuidwestelijke richting.
Met dank aan Conny van der Heyden-Versnel en aan Joke Honders van Streekmuseum Baron van Brakell.

MINISTORY 136

IN EEN NIEUW LICHT
UNIEKE VONDST VAN ONBEKENDE FOTO’S UIT DE SLAG OM ARNHEM

– Luuk Buist en Leo van Midden
In Airborne Magazine nr.19 (november 2020) schreef Paul Meiboom over zijn zoektocht naar de ontbrekende foto’s van Kriegsberichter Jakobsen en Wenzel. Dat een week na het uitkomen van het blad een hele serie, tot dan deels onbekende foto’s van de Slag om Arn-hem, te koop aangeboden worden lijkt haast geen toeval. Al snel doken afbeeldingen uit deze reeks op op social media. De discussies over de locaties en datums van deze foto’s willen we graag met jullie delen.
In 2014 werden zo’n 36 reproducties van foto’s, genomen door een Kriegsberichter, uit een nalatenschap door een handelaar op eBay verkocht. Achter op enkele van deze repro’s had de verkoper een afdruk van de originele noti-tie geplakt. Op zo’n notitie staan de datum, de plaats van opname, het negatief nummer, de naam van de fotograaf en zijn eenheid. Helaas had verkoper de naam van de fo-tograaf doorgestreept. Doordat enkele van deze foto’s al uit ander bronnen bekend waren en de naam van de foto-graaf bekend was, konden opvolgende negatiefnummers aan deze fotograaf verbonden worden. De fotograaf was Leutnant Seuffert. Leutnant Seuffert was als oorlogsfoto-graaf (Bildberichter) ingedeeld bij de Luftwaffe Kriegsbe-richter-Zug 16. Tijdens de Slag om Arnhem werd hij naar het strijdgebied gestuurd om foto’s te maken. Wanneer Seuffert precies ter plek-ke was, is niet bekend. De foto’s die van hem bekend zijn, zijn voornamelijk in Oosterbeek gemaakt.

Foto 1 (Oorlogsspullen.nl).

De ruim honderd afdruk-ken die door Jeroen Zegelaar zijn gevonden in een collectie in Engeland zijn in december op zijn web-shop oorlogsspullen.nl te koop aangeboden. Uit de beschrijving op zijn web-shop blijkt dat het gaat om opnames uit ‘Arnhem’, ge-maakt door de Propagan-dakompanie van de Duitse Wehrmacht. De afdrukken uit deze serie zijn niet door het Propagandaministerium
uitgegeven maar waarschijnlijk heeft de fotograaf deze zelf laten afdrukken. Er staan geen stempels of negatief num-mers op de achterkant van de foto’s vermeld. Een groot aantal van de afbeeldingen op de foto’s sluiten aan bij de foto’s die al bekend waren. Het betreft o.a. de serie foto’s waarop de aanval met Sturmgeschütze is gefotografeerd.
Deze foto’s zijn zeker door Leutnant Seuffert genomen.
Helaas is van veel andere foto’s de fotograaf niet bekend.
Wanneer er nog meer foto’s uit de collectie beschikbaar komen is het fijn om te weten dat Jeroen Zegelaar in het vervolg ons eerst informeert. Zo krijgen we de kans het materiaal aan te schaffen om het te kunnen delen met het publiek. Jammer genoeg is dat te laat voor deze serie die nu is verdwenen in privé collecties.

ONDERZOEK OP SOCIAL MEDIA
De foto’s waren al snel zichtbaar op Facebook. Daar werd fanatiek gediscussieerd over verschillende as-pecten van de foto’s. Vooral de vraag ‘waar is de foto genomen’ hield de betrokkenen bezig. Van sommige foto’s was meteen duidelijk in welke omgeving de lo-catie gezocht moest worden omdat ze onderdeel zijn van een al “bekende” serie. Maar sommige foto’s zijn geheel nieuw en konden niet gelokaliseerd worden omdat karakteristieke gebouwen of landschappelijke kenmerken ontbraken. In dat geval kan de compositie helpen. Zijn er voertuigen afgebeeld en is het type her-kenbaar? Zijn er nummers of letters zichtbaar op het afgebeelde materieel? Wat voor een uniform dragen de soldaten op de foto’s en zijn emblemen zichtbaar? Op basis hiervan kan vaak het gebied beter worden afge-bakend. Maar ook andere kenmerken, zoals wegdek, tramlijnen, hekjes en zelfs straatverlichting spelen een belangrijke rol in het onderzoek. Bronnen zoals lucht-foto’s en oude ansichtkaarten kunnen cruciale informa-tie verstrekken. Ook social media speelt tegenwoordig een belangrijke rol om een hypothese te toetsen en de gevonden informatie te verrijken. Last but not least is enige kennis van de Slag om Arnhem ook wel handig.
Enkele voorbeelden:
Twee foto’s gemaakt op dezelfde locatie met een verschillend blikveld, zoals aangegeven op de kaart.
Beide opnames zijn in noordelijke en noordoostelij-ke richting genomen. Op foto 1 is de achterzijde van Hartenstein zichtbaar. De bomenrij bij de jeep om-zoomt het pad dat van noord naar zuid loopt. Tussen
de rommel is onder andere een geopende biscuit tin zichtbaar.

Foto 2 (Oorlogsspullen.nl).

De tweede foto geeft het zelfde tafereel weer, maar dan vanuit een iets andere hoek. In een grofweg oos-telijke richting is een gebouw zichtbaar dat bekend stond als de bibliotheek. Op die plaats, bij het fietspad, staat tegenwoordig een 17pdr-antitankkanon.
Op de trailer is ‘117’ zicht-baar. Dit nummer was in gebruik bij 181 Airlanding Field Ambulance, maar ook bij 13 Light Aid Detachment, REME (Royal Electrical Me-chanical Engineers). Volgens

(Gemeentearchief Renkum. Bewerking: Luuk Buist).

het boek With spanners decending kwam 13 LAD met het Seaborne Echelon naar Nijmegen. In REME Glider No.4 zaten echter een jeep en trailer met lasmateriaal van 13 LAD met Craftsman Younghusband als lasser die onderdeel was van het airborneelement…

Foto 3 (Bundesarchiv, Erwin Seeger, Bild 101I-590-2330-12A).

Foto 4 (Oorlogsspullen.nl).

Hoek Steenstraat en Velperplein, Arnhem
Met hulp van deze bekende foto (3) was het mogelijk de locatie van de ‘nieuwe onbekende’ foto (4) te be-palen. De tramrail kwam goed van pas, maar de doorslag gaf de lantaarnpaal met aanwijsbord: de foto is gemaakt op het Velperplein, bij Musis Sacrum in Arnhem.

(Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Bewerking: Leo van Midden).

Kerkpad Oosterbeek
Deze foto (6) is gemaakt op de kruising van het Kerk-pad met de Benedendorpsweg. Het verkeersbord en de lantaarnpaal op foto’s 6 en 7 gaven hier de door-slag. Deze foto is genomen vanuit het Kerkpad in de richting van Benedendorpsweg.

Foto 6 (Oorlogsspullen.nl).

Foto 7 (Collectie Luuk Buist).

Op foto 6: de drie mannen links dragen alle drie een Zeltbahn (tentzeil) voor camouflage over het uniform, en – voor zover zichtbaar – daaromheen de koppel. Ze dragen hoge schoenen met enkelstukken. De tweede man van links draagt een verrekijker en een Britse pis-tooltas voor een seinpistool. Op de helm van de mili-taire rechts naast hem is een vliegende adelaar van de Luftwafffe te zien en de mannen lijken bij elkaar te horen. De meest rechtse soldaat op de foto is een Waffen-SS-soldaat en hij draagt een buitgemaakte kaartentas. De tweede man van rechts valt op door een adelaar op de mouw. Het is een SS-Untersturm-führer van de Waffen-SS. Hij draagt een kaartentas, een pistooltas en een verrekijker (let ook op het Britse benzineblik, rechts op de foto)

Weverstraat, Oosterbeek
De locatie is gevonden op basis van een hek, een paal van het hek en een verkeersbord. Foto 9 laat de re-cent gevonden foto zien. Foto’s 10 t/m 14 laten de verschillende puzzelstukken zien waardoor de locatie is gevonden.

Foto 9 (Oorlogsspullen.nl)

Foto 10 (Collectie Luuk Buist).

Foto 11 (http://heemkunderenkum.nl/ oosterbeek-weverstraat/).

Foto 12 (WUR 34955).

Foto 13 (Google Street View)

Foto 14 (Google Street View)
Met dank aan Bernhard Deeterink, Bob Gerritsen, Joop de Lange, Secander Raisani, Hans Timmerman, Walter Schwabe en Peter Vrolijk.

OBJECTEN

DE O’S IN ‘BORDER’
ONOFFICIËLE SCHOUDERTITEL VAN 1ST BATTALION, THE BORDER REGIMENT 1942
In 1941 werd 1st Battalion van The Border Regiment, tot dan onderdeel van de 31st Inde-pendent Infantry Brigade, toegevoegd als glider-borne infanterie binnen de 1st Airborne Division. De toenmalige commandant van 1st Battalion, Lieutenant-Colonel Roger Bower, en zijn staf zochten naar een manier om hun eenheid te onderscheiden van ‘normale’ in-fanteristen door de bestaande schoudertitel aan te passen. Iets dat bij gespecialiseerde of elite-eenheden oogluikend werd toegestaan.
– Tekst en foto’s: Martijn Cornelissen

Tot 1941 toe gebruikte het hele regiment als schouderti-tel het woord Border, met witte letters op een rode on-dergrond (afb. 1), of de ouderwetse schuifpassant met het woord Border in het zwart met een kaki ondergrond (afb. 2a). Bower en zijn staf hadden voor ogen om een schouder-titel te ontwerpen waarop het bataljon trots kon zijn en die de lange historie van het regiment zou eren.


Het Border Regiment werd in 1881 gevormd door de sa-menvoeging van het 34th (Cumberland) en het 55th (West-morland) Regiment of Foot. Hun manchetten bestonden uit respectievelijk Lonsdale Yellow (geel) en Kendal Green (groen). Deze twee kleuren vormden de basis van de nieu-we schoudertitel. Daarnaast kozen ze voor de paarse kleur die het eerst gebruikt werd door het regiment in 1881. De keuze voor paars is niet direct te herleiden, maar naar ver-luid werd toentertijd voor paars gekozen als verwijzing naar de heide rondom de plaatsen van oorsprong van het regi-ment. Daarnaast is het een kleur die zich onderscheidt van andere regimenten die de kleuren geel en groen gebruikten.
Zover bekend is deze schoudertitel de enige Britse titel met drie kleuren.
Na het voltooien van de airborne-training in 1942 kregen de manschappen en officieren van het 1st Battalion naast de rode baret, het Pegasus-embleem en de rechte Air-borne-titel ook de onofficiële, nieuw ontworpen Border schoudertitel uitgereikt (afb. 2b).

2b: De eerste versie van de titel, gedragen door Private A. Masterton, Anti-Tank Platoon, Support Company.

Eind 1942, begin 1943 werd het gebruik van schouderti-tels teruggedraaid door het Britse leger. Formatie-emble-men mochten wel worden gedragen, maar niet de individu-ele bataljonsdistinctieven zoals de ‘straatjes-/naambandjes’.
Het blijft gissen waarom, maar de meest plausibele reden is dat dit te maken had met het feit dat de 1st Airborne Divi-sion in zijn geheel zou worden ingezet in het Middellandse Zeegebied, waar de 1st Parachute Brigade van de divisie al actief was. Men wilde niet aan tegenstanders prijsgeven welke onderdelen naar het zuiden zouden vertrekken. Het verwijderen van de schoudertitel werd gedaan met grote tegenzin van alle manschappen en officieren. Veel van deze eerste type schoudertitels zijn in deze periode verloren gegaan.
Ondanks dat bleef het embleem bij de oude lichting van het Border Regiment onverminderd populair. Spoedig na terugkomst uit Noord-Afrika en de gevechten in Sicilië, begin 1944, besloot de nieuwe commandant van 1st Bat-talion de nog niet vergeten titel weer in te voeren.
Het verhaal gaat dat de commandant, Lieutenant-Colo-nel Tommy Haddon, de kosten van het maken van deze
Border-schoudertitels uit eigen zak heeft betaald, omdat dit niet uit de bataljonskas kon.
Het bataljon had tijdens de gevechten in Sicilië veel ver-liezen geleden en spoedig kwam er nieuwe aanwas bij. De groentjes kregen bij toetreding tot het bataljon nog de of-ficiële rode schoudertitel met witte letters. Pas na te heb-ben bewezen een goed ingeburgerd lid van het bataljon te zijn, ontvingen ook zij de onofficiële, maar veel gekoesterde schoudertitel. De driekleurige titel is door het regiment ge-dragen van 1942 tot de samensmelting van het regiment met het Kings Own Royal Regiment (Lancaster) in 1956.

3a

3b

Afb 3a t/m 3f: de eerste versie: stoffen titel met schuin (oblique) gestikte ronde O (afb. 3c). De materialen bij de vroege titel zijn van hoge kwaliteit. Het garen van zijde, de stof van laken (melton) en de groene ondergrond is met groen katoengaren op de paarse ondergrond gestikt.

3e

3f

3c

3d

Afb. 4a en 4b: de tweede versie: stoffen titel met recht gestikte, ronde O. De ge-bruikte groene en paarse stof is vilt, het gebruikte garen is katoengaren. De ti-tel uit 1944 is gemaakt met kwalitatief mindere materialen. De stof (laken) en het garen (zijde) waren toen niet meer beschikbaar. Deze titel is daardoor bekend komen te staan als de ‘austerity title’, oftewel de sobere titel.
De eerste en tweede versie van de schoudertitels zijn nooit doorgestikt, en daarmee niet zichtbaar aan de achterzijde. De paarse ondergrond is pas na het stikwerk aan de groene ondergrond vastgezet. Deze twee versies zijn beide in WO2 gemaakt en gebruikt.

4a

4b

Afb. 5a en 5b: de derde versie: stoffen titel, doorgestikt. Deze is gemaakt na WO2, en gebruikt tot 1956.

6a

6b

6c

Afb. 3a-d • De letter O van ‘Border’ is, heel herkenbaar, schuin ge-stikt. Dit is een duidelijke herkenning van het vroegste type van de titel (let op de verschillen bij afb. 6). • Het tweeslagsgaren van de letters ‘Border’ is altijd van zijdegaren. • De gestikte letters zijn handwerk, de volgende versies in de regel machinaal. • De groene en paarse stof zijn laken (melton). • De letters zijn nooit doorgestikt op de paarse onder-grond. • De groene stof is met groen katoengaren op de paarse stof gestikt.
Afb. 4a-b: • De letter O is rond en recht gestikt met katoengaren. • De groene en paarse stof is van vilt. • De letters zijn nooit doorgestikt op de paarse onder-grond.
Afb. 5a-b: • De letter O is op de naoorlogse titel is ovaal van vorm. • De letters zijn gestikt met katoengaren. • De groene en paarse ondergrond zijn aan één stuk gestikt en dus zijn de letters “Border” zichtbaar op de achterzijde van de titel.
Afb. 6a-c: • De letter O is schuin gestikt, zoals bij de eerste versie (afb. 3), maar dan van katoengaren. • De titel is dikker en de losse draden aan de achterzijde zijn geknoopt en voelbaar. • De kleur is wat flets.

Afb. 8 Stoffen schoudertitel op het uniform van Sergeant Dennis Goulding

Met dank aan: I.B. Cornelissen-Willemsen en A. Junier

OPROEP
Heeft u zelf een aan de Slag om Arnhem gerela-teerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgende editie van dit blad.

ACHTERGROND

GO WEST
7TH (GALLOWAY) BATTALION KING’S OWN SCOTTISH BORDERERS IN GEVECHT

– Erik Jellema | foto’s: Collectie Robert Sigmond
De VVAM organiseert in 2021 de battlefield (fiets)tour ‘7th (Galloway) Battalion KOSB in de Slag om Arnhem’. De felle strijd van de ‘7 KOSB’ is het navertellen waard; een korte introductie op de gevechtshandelingen gedurende de eerste drie dagen op het noordwestelijke deel van het strijdtoneel.

Landing zone S, 17 september 1944. Mannen van het 7 KOSB laden een glider uit.

Het 7th (Galloway) Battalion King’s Own Scottish Bor-derers (7 KOSB) werd vóór operatie Market onder bevel gesteld van de 1st Airlanding Brigade. Het bataljon landde op 17 september 1944 in gliders op LZ S en kreeg als initi-ele taak het beveiligen van de Ginkelse Heide bij Ede, waar een dag later de 4th Parachute Brigade voet aan de grond zou zetten. Op dag drie van de operatie had het bataljon de opdracht landingszone LZ L bij Papendal (Johannahoeve) veilig te stellen voor de komst van het zware materiaal van de 1st Independent Polish Parachute Brigade. Na het eerste treffen met de vijand konden voorgaande plannen voor een deel overboord. Wat bleef was de uitzonderlijke opdracht om als één van de weinige eenheden in westelijke richting op te trekken, zoals beschreven in het boek Off at Last.

ORGANISATIE
Op 16 september werden de briefings afgerond. 7 KOSB zou met het Battalion Headquarters Company, een deel van Support Company en A Company vertrekken vanaf vliegveld RAF Blakehill Farm, niet al te ver van Oxford. B, C, D Company en de rest van Support Company ston-den gereed in Broadwell transit camp voor vertrek van RAF Down Ampney, zo’n 7 kilometer noordelijk van Blakehill Farm. 7 KOSB vertrok op 17 en 18 september met 765 man in 56 Horsa’s en 1 Hamilcar, vanaf vliegveld RAF Tarrant Rushton. De eenheid bestond uit: Battalion Headquarters Commanding officer: Lieutenant-Colonel R. Payton-Reid Second-in-command: Major J.S.A. Coke Headquarters Company: Major A.V. Cochran Signals Platoon: Lieutenant W.J.M. Lamond Pioneer Platoon: Lieutenant J. Chrystal Support Company: Major H.R. Hill Mortar Group: Captain G.W. Steer Medium Machine Gun Group: Captain J.W. Coulthard Anti-Tank Group: Captain R. Bannatyne A Company: Major R.G. Buchanan B Company: Major M.B. Forman C Company: Major G.M. Dinwiddie D Company: Major C.G. Sherriff
Na een vlucht van zo’n tweeëneenhalf uur bereikten slechts 46 van de 56 gliders om 13.15u de landingsterreinen ten noorden van Wolfheze. Van de zestien ‘infanteriepelotons’ kwamen er twee niet aan: één vanwege een crashlanding bij Dreischor in Zeeland (zie Ministory 31 ‘’Scallywags’, de noodlanding van glider 283 / ‘Scallywags’) en een an-der, No.7 Platoon van B Coy, werd de volgende dag pas ingevlogen.
LZ S was gemarkeerd door No.3 Platoon van de Pathfin-ders, onder leiding van Lieutenant Ashmore. De 46 gliders landden met hun neus in de westenwind. Bij het verzamel-punt aan de westkant van de landingszone, net naast de huidige snelweg A12, speelde Piper Lance-Corporal Willie Ford de regimental march Blue Bonnets over the Border.

De opstellingen van 7 KOSB rondom de Ginkelse Heide. 1) Planken Wambuis, 2) Café Zuid-Ginkel, 3) Hutten, 4) Kazerne Ede, 5) Rijksweg A12 in aanleg, 6) Boerderij Reijerscamp (Crown Copyright – overgenomen uit Off at Last, p. 56).

DE GINKELSE HEIDE
Een uur na de landing was het A Coy, onder leiding van Major Buchanan, die als eerste naar haar opstelling langs de weg Ede-Arnhem vertrok. De Nederlandse commando Adriaan Beekmeijer was aan 7 KOSB toegewezen om op te treden als gids, tolk en ondervrager van krijgsgevangenen.
Aangekomen bij Planken Wambuis ging het gros van A Coy in stelling. No.4 Platoon liep in de richting van Ede, waar het zich in de bosrand aan de oostkant van de Ginkelse Heide ingroef. A Coy zag zich al snel geconfronteerd met vrachtwagens en/of ziekenauto’s vol met gewapende Duitsers. In de avond waren er schermutselingen bij No.4 Platoon, later in de nacht zelfs gevolgd door vuurgevechten met de vijand die in compagniessterkte aanviel. Het pelo-ton had een 6-pdr-antitankkanon onder commando.
De overige compagnieën van 7 KOSB hadden aan het ein-de van de middag van de 17e ook opstellingen betrokken rondom de Ginkelse Heide. De aankomst van de 4th Para-chute Brigade werd de volgende dag verwacht om 10.00u.
De twee pelotons van D Coy werden aangewezen als batal-jonsreserve. No.16 Platoon van D Coy kreeg de opdracht een aantal barakken op de heide in bezit te nemen.
De Duitse eenheid die in de nacht van 17 op 18 september op de Ginkelse Heide infiltreerde was SS-Wachbataillon 3, met een sterkte van zo’n 600 man. Het bataljon bestond uit Duits kader en Nederlandse Waffen-SS-soldaten die in Amersfoort de buitenzijde van Polizeiliches Durchgangsla-ger Amersfoort bewaakten. Rauter, als chef van de politie- en SS-bewakingseenheden in Nederland had dit bataljon onder leiding van SS-Sturmbannführer Helle onder bevel gesteld van General von Tettau. Von Tettau had het batal-jon opgedragen op te trekken richting Oosterbeek, om de gelande Britse parachutisten vanuit het westen aan te val-len.

MAANDAG 18 SEPTEMBER
Gedurende de nacht waren er kleine schermutselingen. Ge-brekkige verbindingen maakten echter dat de Britten geen idee hadden van wie tegenover hen stond. Bij het ochtend-gloren vermoedde de bataljonscommandant dat het bos aan de noordoostkant van de heide in Duitse handen was, waarop hij D Coy opdroeg het gebied in te nemen.
Gedurende de nacht was het Wachbataillon erin geslaagd over de heide uit te waaieren. No.16 Platoon, bij de barak-ken, werd overrompeld. Het bataljon moet daarvoor on-gezien de posities van B Coy gepasseerd zijn, over de weg Ede-Arnhem.
Toen het licht werd kwamen alle compagnieën van 7 KOSB in gevecht met de SS. B Coy rapporteerde zelfs dat zij een pantservoertuig hadden uitgeschakeld met een 6pdr-anti-tankkanon. C Coy had een rustige nacht en zond alleen patrouilles uit in de bossen aan de westkant van de heide.
De resterende pelotons van D Coy, onder leiding van Ma-jor Sherriff, trokken om de betwiste barakken heen, in de richting van het bos aan de noordzijde. Bij die gevechten is de Canadese Lieutenant Kipping gesneuveld. Lt. Col.
Payton-Reid had zijn reserve al ingezet toen hij geconfron-teerd werd met de vijand aan de oostzijde van de heide.
Een ad hoc samengestelde eenheid onder leiding van Major Hill, de commandant van Support Coy, werd ingezet om hiertegen op te treden. Tegen de middag is Major Hill bij het oversteken van het zandtracé gesneuveld.
Om 15.00u arriveerde de 4th Parachute Brigade, vijf uur
later dan gepland. No.3 Platoon van de Pathfinders, de-zelfde groep als op LZ S, verzorgde opnieuw de markering van de dropzone. 7 KOSB trachtte vlak voor de landing de vijand aan te vallen; een aantal man van Wachbataillon 3 werd in het gevecht uitgeschakeld, en het gros nam de benen.
A Coy is na de landing vermoedelijk onmiddellijk vertrok-ken in de richting van de opstellingen bij Johannahoeve.
Toen zij de Schweisserhöhe bereikten, zo’n 900 meter ten westen van de Dreijenseweg, werden ze onder vuur geno-men. De bataljonsleiding had geen verbinding met deze compagnie. Tegen 19.00u vertrok ook 4th Parachute Bri-gade naar de Dreijenseweg. Vanwege de gewijzigde tacti-sche situatie werd Brigadier Hackett opgedragen zijn 11th Battalion af te staan aan 1st Parachute Brigade, waarvoor hij 7 KOSB in ruil kreeg. Laatstgenoemde eenheid moest echter nog steeds LZ L beveiligen voor de aankomst van gliders op 19 september. Na het invallen van de duisternis vertrok de rest van 7 KOSB richting LZ L. B Coy werd even na het passeren van boerderij Johannahoeve bescho-ten, waarop de eenheid zich terugtrok op dit complex dat eveneens dienstdeed als tijdelijk bataljonshoofdkwartier.

DINSDAG 19 SEPTEMBER
Aan het begin van de dag werd C Coy, vanuit hun stellin-gen in het bos tussen de boerderij en het spoor, gevraagd een vuurbasis te vormen voor de aanval van het 156 Para-chute Battalion. Deze offensieve actie was gericht op het innemen van de hoger gelegen gronden ten oosten van de Dreijenseweg, om van daaruit door te stoten in de richting van Arnhem, waar 1st Parachute Brigade ter hoogte van het Sint Elisabeths Gasthuis om steun verlegen zat. Het gevecht van 4th Parachute Brigade in de omgeving van de Dreijenseweg duurde tot in de middag. Tegen 12.00u werden de posities van 7 KOSB zelfs door Duitse Messer-schmitt 109- en Focke-Wulf 190-jachtvliegtuigen onder vuur genomen.
De aanval van 4th Parachute Brigade mislukte. Generaal Urquhart, net teruggekeerd op zijn divisiehoofdkwartier in Hartenstein, begreep dat Wolfheze ieder moment door de Duitsers kon worden ingenomen. Hij gaf Brigadier Hac-kett opdracht om terug te trekken. B Coy van 7 KOSB kreeg orders om met een aantal man een overgangslocatie over de spoorlijn veilig te stellen. Deze werd gevonden bij station Wolfheze. Een aantal onderdelen stak oostelijker het spoor over. HQ Coy, D Coy en A Coy kregen te maken met aanvallen van Duitsers uit noordelijke richting. Na een verlaat vertrek uit Engeland landden tegen 16.00u 26 van de geplande 35 gliders, te midden van deze gevechten. A Coy had problemen om terug te keren naar de eigen linies en Major Buchanan werd krijgsgevangen gemaakt. Tijdens deze terugtrekking viel 7 KOSB uiteen. Major Forman en zijn manschappen trokken terug over de spoordijk en door een tunnel onder het spoor. Forman kreeg van Hackett bevel om bij hem te blijven. De volgende morgen, woensdag, kon hij gaan met een peloton van B Company. Hij bereikte hotel Wolfheze en hergroepeerde daar ongeveer 100 man, inclusief parachutisten. Hij wist niet waar hij heen moest, en besloot de beek te volgen richting de Rijn. Aan de over-kant van de Wolfhezerweg is de hele groep krijgsgevangen genomen. De rest van 7 KOSB liep van de verzamelplaats in Wolfheze terug naar Oosterbeek, waar ze in het donker terecht kwamen in de omgeving van Hotel Dreijeroord, dat al snel te boek kwam te staan als het ‘White House’.

De opstellingen van 7 KOSB rondom LZ L bij Papendal (Joahannahoeve). 1) Amsterdamseweg, 2) Spoorweg, 3) Richting Wolfheze, 4) Boerderij Johannahoeve, 5) Schweizer Höhe, 6) ‘Polish Glider Wood’ – B Company, 7) Plek waar A Company op de Duitsers stuitte, 8) Hoofdkwartier 4th Parachute Brigade Reijerscamp (Crown Copy-right – overgenomen uit Off at Last, p. 70).

LAATSTE STRIJD EN EVACUATIE
Met het verlies van A en B Coy was 7 KOSB gedurende de laatste dagen van de strijd in Oosterbeek aangewezen op de restanten van voornamelijk HQ Coy, Support Coy, B (één peloton), C en D Coy. Toen de situatie niet langer houd-baar was, volgde terugtrekking in de richting van de Paul Krugerstraat. 4 officieren en 70 man wisten te ontkomen tijdens de evacuatie over de Nederrijn.
Het gros van het bataljon, merendeels gewond, eindigde in krijgsgevangenschap. Van de in totaal 44 officieren en 721 manschappen die bij Arnhem landden, zouden 119 man de slag en de nasleep ervan niet overleven. Major Coke vond
de dood tijdens operatie Pegasus II. Een aantal mannen overleed als krijgsgevangene.
Bronnen • Sigmond, R., Off at Last, an illustrated history of the 7th (Galloway) Battalion The King’s Own Scottish Borderers 1939-1945 (Wageningen 1997). Een prachtig geïllus-treerde uitgave van R.N. Sigmond Publishing. Dit boek is inmiddels herdrukt. • Nattrass, G., Door de hel van Oosterbeek 1944 (Kruiningen 1984). • Verhoef, C., De slag om de Ginkelse Heide (Soesterberg 2002).
Met dank aan Robert Sigmond.
Aanmelden voor deze battlefield tour kan te zijner tijd via de VVAM-website. De gevechten in Oosterbeek, bij hotel Dreijeroord, zullen onderwerp zijn van de later te plannen battlefield tour ‘Noordelijke perimeter’.

CONFLICTARCHEOLOGIE

OORLOG IN LINGEZEGEN – Martijn Reinders
In de jaren ’90 raakte het gebied tussen Arnhem en Nijmegen steeds meer bebouwd. Als tegenhanger werd een groene bufferzone aangewezen. Dit is het huidige Park Lingezegen: een veelzijdig gebied van ruim 1.700 hectare, dat grenst aan Arnhem-Zuid, Huissen, Elst en Bemmel en dat doorloopt tot aan Nijmegen-Lent. Het is anno 2021 een eldorado van woongenot, recreatie, speelplezier en natuurschoon. De Tweede Wereldoorlog heeft hier echter een vernietigende uitwerking gehad.

De gevechten in Lingezegen hebben lange tijd in de scha-duw gestaan van de Slag om Arnhem en operatie Market Garden, maar doen hier niet voor onder wat betreft men-selijk leed en materiële schade. Onlangs verscheen hierover Oorlog in Lingezegen: een oorlogsboek met een archeolo-gisch karakter. De grote lijnen van militaire bewegingen worden afgewisseld met persoonlijke en lokale verhalen, verteld aan de hand van in de bodem gevonden objecten.
Deze vondsten geven een indringend beeld van de volledi-ge vijf oorlogsjaren in Park Lingezegen.
Met de aanleg van Park Lingezegen en nieuwbouwwijken als Schuytgraaf, Westeraam, Visveld en De Stelt kwamen de littekens uit deze tijd weer naar boven. Bij de archeo-logische en explosievenonderzoeken werden talloze voor-werpen gevonden zoals wapens, munitie, militaire uitrus-ting en persoonlijke stukken. Tevens zijn enkele tientallen vermiste soldaten teruggevonden, zowel Britten als Duit-sers. Een deel van hen heeft door het onderzoek van de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Land-macht een naam, gezicht en rustplaats (terug)gekregen. In Oorlog in Lingezegen worden hun verhalen voor het eerst gepresenteerd. Dit artikel geeft een voorproefje op deze niet eerder vertelde levenslopen.

Afb 1. Een Duits gasmasker uit een veldgraf dat werd gevonden in Het Landbouwland in het huidige Park Lingezegen. De ‘snuit’ bevat een persoonlijk en met de hand geschilderd nummer van de soldaat (foto: Ivo Hutten).

OVER-BETUWE IN DE FRONTLINIE
De globale schets van de krijgsverhandelingen start met het mislukken van Market Garden, met een kantelpunt op 21 september 1944. Het lukte de geallieerden de voorgaande dag de Nijmeegse bruggen ongeschonden in handen te krijgen. De Arnhemse verkeersbrug werd ech-ter weer in gebruik genomen door de Duitsers nadat zij John Frost en de mannen onder zijn commando hadden verdreven. Later op die dag landde de 1st Independent Polish Parachute Brigade, waar nu de Arnhemse wijk
Schuytgraaf ligt. Op hun beurt plaatsten de Duitsers weer een afweerscherm in het Elderveld en langs de hoge spoordijk tussen de Nederrijn en Elst.

Afb 2. Het huidige Park Lingezegen: het strijdtoneel van toen is veranderd in een groene bufferzone tussen de groeiende stedelijke gebieden van Arnhem en Nijmegen. Te zien is de voormalige spoorwegovergang die tegenwoordig het Park met de woonwijken De Laar West en Schuytgraaf verbindt (foto: Ivo Hutten).

De Duitsers en geallieerden troffen elkaar in eerste instan-tie zuidelijk en westelijk van Elst, zoals bij Oosterhout en Bemmel. Na harde gevechten kwam het gebied rond Elst en Bemmel in geallieerde handen. Zo gebeurde het dat het front hier eind september enige dagen stabiliseerde. Maar niet voor lang. Ondertussen had Hitler aan Model (de commandant van Heeresgruppe B) het bevel gegeven om een tegenoffensief te organiseren. Hiervoor zouden twee pantserdivisies vanuit Aken naar de Over-Betuwe worden verplaatst. Ook de restanten van de 10. SS-Panzerdivision ‘Frundsberg’ zouden hier een rol gaan spelen. Het doel: via Elst de Nijmeegse bruggen heroveren.

SPOORWEGOVERGANG DE LAAR
De verhuizing van de Duitse divisies kende enige vertra-ging. Het startschot voor de tegenaanval werd dan ook pas gegeven in de vroege, mistige ochtend van 1 oktober 1944. Over een breed front bestookten de Duitse infan-terie en tanks de inmiddels goed ingegraven geallieerden van de Britse 43rd (Wessex) en 50th (Northumbrian) infanteriedivisies, gesteund door de tanks van de Guards Armoured Division.
Eén van de bloedigste veldslagen vond plaats bij de spoor-wegovergang bij de toenmalige boerderij De Laar. Een deel van het vijfde bataljon van het Wiltshire Regiment had zich hier verschanst. Zij zouden het opnemen tegen het eerste bataljon van het Panzergrenadier-Regiment 156. De overgang bestaat niet meer: er is een fietstunnel voor in de plaats gekomen. Tegenwoordig is dit het zuidelijkste puntje van de wijken Schuytgraaf en De Laar-West, op de rand van Park Lingezegen.
De intensiteit van de gevechten kan in eerste instantie wor-den uitgedrukt in cijfers. Twee Britse compagnieën, zo’n
500 man, vochten hier tegen een grote Duitse overmacht, die werd gesteund door tanks en gemotoriseerd geschut.
Rond de spoorwegovergang sneuvelden in minder dan een week tijd meer dan zeventig Britten. Onder hen zijn tot op heden nog zeventien vermisten. Na de eerste twee dagen waren er bij het Duitse 156ste regiment tussen De Laar en Elst al meer dan honderd man uitgevallen (gewond, gesneuveld, vermist). Hun totale verliezen zullen dan ook veel hoger hebben gelegen. Tijdens de werkzaamheden voorafgaand aan de nieuwbouw van Schuytgraaf werden niet minder dan twaalf vermisten teruggevonden: vier ‘Wiltshires’ en acht Duitsers.
De getallen spreken voor zich. De verhalen die schuilgaan achter de gevonden voorwerpen zoals in de veldgraven ge-ven een indringender beeld van de strijd.

“A BRAVE CORNISHMAN”
Eén van deze vermisten werd in 2003 tijdens onder-zoek naar niet-gesprongen explosieven gevonden. Zijn veldgraf lag binnen de na de oorlog gesloopte boerderij De Laar, alwaar B Company zich had ingegraven. Het stoffelijk overschot lag ondiep, op zijn rechterzij en met opgetrokken knieën. Bij de stoffelijke resten lag een groot deel van zijn uitrus-ting. De persoon droeg een helmtype Mark II bij zich (ook wel Brodie genoemd), een set eetketels (mess tins genaamd) en militaire enkelschoenen. Dit was de eerste aanwijzing dat het om een Britse gesneuvelde ging. Zijn persoonlijke bezittingen bestonden uit onder andere twee scheermessen, een scheerkwast, tandenborstel, haarkam en munten.
Het onderzoek van de BIDKL wees uit dat het om de negentienjarige Private Lewis James Curtis ging. Hij was tijdens de gevechten bij het huidige Park Lingezegen als vermist opgegeven. Curtis werd op 21 december 1924 ge-boren in Liskeard in Cornwall, het uiterste zuidwesten van Groot-Brittannië. Als hij het wereldconflict zou hebben overleefd, dan was hij waarschijnlijk nog steeds kleermaker van beroep geweest. Blijkbaar had hij deze bezigheid nog niet helemaal losgelaten, aangezien hij in zijn graf vinger-hoedjes bij zich droeg. Mogelijk repareerde hij (tussen de gevechten door) de kleren van zijn kameraden.
In maart 1943 ging Curtis in militaire dienst. Zijn vuur-doop kreeg hij in Normandië, bijna een maand na D-Day.
Als onderdeel van de 43rd (Wessex) Infantry Division landde het 5th Battalion The Wiltshire Regiment eind juni 1944 in Frankrijk. Vanaf dat moment maakten zij hevige gevechten mee in Noord-Frankrijk en trokken zij als één van de eerste eenheden over de Seine. Na Market Garden kwamen zij in Lingezegen terecht, waar zij in de hardste gevechten tot dat moment verzeild raakten.
Lewis James Curtis werd in het bijzijn van enkele van zijn nabestaanden in 2012 ceremonieel ter aarde besteld. Hij rust nu op de militaire begraafplaats in Oosterbeek. Zijn persoonlijke bezittingen zijn overgedragen aan zijn familie.

EEN JONGE MONTEUR
Ook Duitsers die hier zijn gesneuveld hebben een naam teruggekregen. Eén van hen is Grenadier Herbert Erbe.
Hij werd in 2002 bij de boerderij oostelijk van De Laar teruggevonden. Dit eerste grote gebouw westelijk van de spoorwegovergang was door D Company van de 5th Wilt-shires ter verdediging ingericht, maar werd ook enige keren veroverd door Duitse soldaten. Bij deze gevechten bevond de derde compagnie (3./Panzergrenadier-Regiment 156) zich regelmatig in de voorhoede. Hun verliezen waren dan ook extreem hoog.
Erbe moet de oorlog tot dan toe echter heel anders hebben ervaren dan Curtis. Deze achttienjarige jongen uit Sterkel-shausen in Midden-Duitsland was nog niet lang in militai-re dienst. Thuis, in het burgerleven, was hij monteur. Als dienstplichtige kwam hij terecht op een militair vliegveld.
Hij behoorde daar tot het Flieger-Ersatz-Bataillon VII, en dus tot de Luftwaffe. Na de geallieerde invasie zagen de Wehrmacht en Waffen-SS zich genoodzaakt steeds vaker minder goede, tot zelfs niet opgeleide mannen en jongens naar het front te sturen. Vanwege het tekort aan manschap-pen kwam luchtmacht- of marinepersoneel zo aan het westfront terecht.

Afb 3. Lewis James Curtis sneuvelde op negentien-jarige leeftijd bij boerderij De Laar, nabij het huidige Park Lingezegen. Curtis was een kleermaker uit het uiterste zuidwesten van Groot-Brittannië (Collectie BIDKL).

Het is gezien zijn achtergrond en leeftijd evident dat Erbe geen enkele ervaring had in zware grondgevechten. Toch kwam hij, honderden kilometers van zijn thuis, aan zijn einde aan het front. Het osteologisch onderzoek van de BIDKL was duidelijk: zijn schedel bleek versplinterd. Hij moet op slag dood zijn geweest.
Een opvallende vondst uit zijn veldgraf is een aluminium speldje met een geel, vierkant banier met in de hoeken ha-kenkruizen en in het midden een Luftwaffe-adelaar. Het is geen militaire onderscheiding, maar een verzamelobject. Er bestonden twintig varianten, elk van één legeronderdeel. Al deze speldjes konden worden gekocht in het kader van het Winterhilfswerk. De opbrengst van deze inzamelacties ging naar arme Duitse burgers. De achttienjarige Erbe droeg het speldje (bij gebrek aan echte onderscheidingen zoals die van zijn oudere kameraden) mogelijk om zijn Luftwaffe-trots te tonen.

Afb 4. De militaire schoenen uit het veldgraf van de acht-tienjarige Herbert Erbe. Deze jonge monteur kwam uit een gehucht uit Midden-Duitsland (foto: Ivo Hutten).

Herbert Erbe werd met een eenvoudige dienst in 2003 bij-gezet in een graf op de Duitse militaire begraafplaats van Ysselsteyn. Nabestaanden werden niet getraceerd.

LEVENSLOPEN
De hierboven beschreven veldgraven geven een inkijkje in het leven van de gezichten achter de vele gesneuvelden.
Beide jongemannen zouden waarschijnlijk een heel andere levensloop hebben gehad.
De verhalen van de vele slachtoffers laten zien hoe een con-flict op mondiale schaal zich kan manifesteren op een relatief klein stukje grond. Er werden geharde, ervaren frontsoldaten teruggevonden maar (aan Duitse zijde) ook onervaren oude-re mannen en zelfs kindsoldaten. Aan geallieerde zijde kwam de infanterie oorspronkelijk uit alle windstreken van het Ver-enigd Koninkrijk, van Londen tot Wales en Noord-Ierland.
De Duitsers kwamen uit alle hoeken van het voormalige Reich, zelfs uit wat nu Tsjechië en Polen is. Een opvallend groot aandeel van de teruggevonden vermisten was afkom-stig van de Luftwaffe of Kriegsmarine.
Archeologisch onderzoek, wetenschappelijk, gravend en specifiek gericht op het tijdvak Tweede Wereldoorlog, was tijdens de ontwikkeling van Schuytgraaf en Park Lingeze-gen nog onderbelicht. De resultaten in dit boek laten ech-ter, hetzij voorzichtig, de potentie zien van de waarde die gedegen archeologisch onderzoek kan toevoegen. Ook kan het pleiten voor meer samenwerking tussen diverse discipli-nes, zodat verhalen zoals die hierboven een groter publiek kunnen bereiken.
Uiteindelijk kleeft aan alle objecten dezelfde constatering: welk leed oorlog teweegbrengt. Met (de productie van) dit boek is gebleken dat het bodemarchief de zeggingskracht heeft om op intieme en confronterende wijze deze bittere ernst aan het licht te brengen. Deze rol zal in de toekomst waarschijnlijk alleen maar groter worden.
De hier besproken en andere lotgevallen kunnen worden gelezen in het boek Oorlog in Lingezegen. Dit is verkrijg-baar op internet: https://greenhouse-advies.nl/boek-oor-log-in-lingezegen/ Martijn Reinders is als archeoloog, met een specialisatie in onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog, werkzaam bij Greenhouse Advies Archeologie.
Geraadpleegde literatuur voor het historische deel van dit artikel: • Brouwer, J., Strijd om Elst (Elst 1984). • Gerritsen, B., Revell, S., Retake Arnhem bridge. An illustrated history of Kampfgruppe Knaust, September-October 1944 (Renkum 2010). • Guderian, H.G., Das letzte Kriegsjahr im Westen. Die Geschichte der 116. Panzer-Division – Windhund-Division, 1944-1945 (Aachen 2010).
Met dank aan de BIDKL voor het beschikbaar stellen van hun rapporten.

ANALYSE

EEN MAN IN ZIJN CARAVAN
EEN BESCHOUWING VAN URQUHARTS KEUZES EN BESLUITEN (12-17 SEPTEMBER ‘44) – Otto van Wiggen, met medewerking van Erik Jellema
Het falen van de gevechtsacties ten noorden van de Nederrijn tijdens Market Garden wordt met name aan Britse zijde toegeschreven aan een veelheid van factoren. De afstand tot de brug, de onverwachte Duitse tegenstand, het slechte weer en de langzame opmars van XXX Corps zijn enkele van de meest bekende. Maar welke invloed had het plan van de divi-siecommandant van 1st Airborne Division nou eigenlijk op het strijdverloop?

Hoewel meestal gebruikt als korte introductie voor be-schrijvingen van de slag, blijft Urquharts planvorming, en de ontplooiing van zijn plannen bij het begin van de strijd, meestal buiten beschouwing. Dit artikel beoogt Urquharts besluitvormingsproces te beoordelen en poogt aan te tonen dat binnen de aan de divisie opgelegde restricties weldege-lijk andere keuzes mogelijk zouden zijn geweest.
Op zondag 10 september 1944 stemt opperbevelhebber Eisenhower op het vliegveld Melsbroek bij Brussel in met Montgomery’s operatie Market Garden. De divisiecom-mandanten in Engeland worden diezelfde dag nog door Browning geïnformeerd over hun rol in de operatie. Een dag later, nadat detailafstemming met de Royal Air For-ce en de IX US Air Force heeft plaatsgevonden over het beschikbare luchttransport, worden de implicaties voor de 1st Airborne Division duidelijk. Op advies van de RAF is besloten af te zien van luchtlandingen bij duisternis. Daar-naast besluit de Amerikaanse commandant van het First Allied Airborne Army, Lieutenant-General Brereton, dat slechts één lift per dag mogelijk is. Vanwege de verwachte aanwezigheid van sterke Duitse luchtafweer rond de ver-keersbrug bij Arnhem en vliegveld Deelen wijst de RAF landings- en droppingsgebieden toe op zo’n tien kilometer van de verkeersbrug. Als gevolg van de beperkte beschik-baarheid van (zweef)vliegtuigen en de opgelegde restricties, zijn drie dagen nodig om de gehele divisie in te vliegen.

URQUHARTS PLAN
Major-General Roy Urquhart is 42 jaar als hij op 7 januari 1944 de nieuwe divisiecommandant wordt van de 1st Air-borne Division. Urquhart is een officier van The Highland Light Infantry en is als buitenstaander verrast wanneer hij door Lieutenant-General Browning voor deze positie wordt gevraagd. Field Marshal Montgomery moet daarin een rol hebben gespeeld. Montgomery hield een notitieboekje bij van officieren die in zijn ogen geschikt waren voor bevor-deringen. Urquhart was in Sicilië als brigadecommandant positief opgevallen.
Hoewel hij geen airborne-achtergrond heeft, maakt dat volgens hem op de grond niet zoveel uit: ”Once the airborne troops are on the ground, the rules of war that I’m accustomed to are largely the same”, luidt zijn opvatting, hierbij voor-bijgaand aan het gegeven dat luchtlandingseenheden van nature de vuurkracht, mobiliteit en bescherming ontberen die reguliere gepantserde eenheden nu eenmaal wel heb-ben. Urquhart is niet echt blij met de opgelegde beperkin-gen, maar accepteert het aantal aan zijn divisie toegewezen vliegtuigen, dat veel lager is dan bij de 82nd en 101st Air-borne Divisions. Ook legt hij zich neer bij de onwil van de RAF om zweefvliegtuigen in de directe omgeving van de verkeersbrug te laten landen. Dat Browning twee dagen voor de start van de operatie maar liefst 38 zweefvliegtui-gen opeist voor het transport van zijn hoofdkwartier zorgt voor verdere beperkingen. Ook dat accepteert Urquhart zonder morren. Met de gegeven opdracht en het beschik-bare bestand aan vliegtuigen in het achterhoofd trekt hij zich op 11 september terug in zijn commandocaravan, die hij had neergezet naast het hoofdkwartier van Brownings 1st Airborne Corps in Moor Park in Hertfordshire, aan de noordwestrand van Londen. Urquhart vertoeft daar al enkele weken met zijn planningsstaf om samen met het hoofdkwartier van Browning de verschillende operaties te plannen.
Urenlang zit hij daar in alle eenzaamheid gebogen over kaarten en luchtfoto’s. Nadat hij zijn besluiten heeft ge-nomen, informeert hij op 12 september om 17.00u zijn stafofficieren, die zijn plan zullen omzetten in brigade-opdrachten.

ANALYSE: BESCHIKBARE ALTERNATIEVEN
• Vreemd genoeg heeft Urquhart, ondanks zijn onervaren-heid en onbekendheid met het luchtlandings-optreden, besloten de analyse van de opdracht geheel in zijn eentje te doen. Hij betrekt zijn staf noch brigadecommandan-ten, waar ‘parallel planning’, zeker gezien zijn onervaren-heid met luchtlandingen, logisch en wenselijk zou zijn geweest. Een divisiecommandant van een parachutisten-divisie zonder airborne-ervaring had op zijn minst Lath-bury als zijn meest ervaren brigadecommandant bij zijn initiële beslissingen kunnen, en misschien wel moeten betrekken. • Zijn voorstel, door tussenkomst van Colonel George Chatterton (commandant van The Glider Pilot regi-ment) bij Browning om een ‘coup de main-macht’ te gebruiken om de verkeersbrug in Arnhem bij verrassing in te nemen, wordt door Browning van tafel geveegd: “George it’s too late. It has all been decided.” Wellicht zag Browning het niet zitten terug te gaan naar Brereton.
Major-General Gale, commandant van de 6th Airborne Division in Normandië, zou tegen Browning hebben ge-zegd dat zo ver van de brug landen ‘desastreus’ zou zijn voor het slagen van de operatie. Volgens Gale worden ook zijn opmerkingen terzijde geschoven. • In tegenstelling tot de Amerikaanse 82nd en 101st Air-borne Divisions reserveert Urquhart op de eerste dag een derde van zijn capaciteit aan zweefvliegtuigen voor divi-sietroepen. De commandanten van de Amerikaanse di-visies, Brigadier-General James Gavin en Major-General Maxwell Taylor, hadden op basis van eerdere gevechts-operaties het belang vastgesteld om direct vanaf het begin van een luchtlanding zo veel mogelijk gevechtseenheden beschikbaar te hebben. Zij besluiten dan ook om hun organieke drie Parachute Infantry Regiments, in sterkte vergelijkbaar met een Britse parachutistenbrigade, direct bij de eerste lift in te vliegen. Taylor eist dat zijn troepen bij elkaar landen, en niet verspreid over een aantal klei-nere DZ’s en LZ’s, zoals aanvankelijk wordt voorgesteld. • Urquhart had, vergelijkbaar met zijn Amerikaanse colle-ga’s, op de eerste dag drie van zijn infanteriebrigades kun-nen inzetten. De 153 C-47 Dakota’s van No.46 Group, die in zijn plan waren voorbestemd om de Airlanding Brigade met zweefvliegtuigen te vervoeren, hadden (in retrospect) ook de gehele 4th Parachute Brigade kunnen inzetten. Met 206 omgebouwde bommenwerpers van No.38 Group bleven er voldoende vliegtuigen over om de 153 zweefvliegtuigen van de voltallige 1st Airlanding Brigade te vervoeren. De capaciteit van de overige circa 40 zweefvliegtuigen zou dan beschikbaar kunnen wor-den gesteld ten behoeve van het eerste deel van de divi-sietroepen. Urquhart had met deze indeling van de aan zijn divisie toegewezen vliegtuigen op 17 september over drie infanteriebrigades kunnen beschikken.
• Een andere, eenvoudigere oplossing had kunnen zijn om, uitgaande van het door Urquhart opgestelde plan, met alle eenheden op dag 1 (1st Parachute Brigade, 1st Airlanding Brigade en divisietroepen) direct de aanval op de bruggen in te zetten. Deze beperkte strijdmacht zou, ten noorden en zuiden van de verkeersbrug over de Rijn, een sterk bruggenhoofd hebben kunnen vormen, met daarbinnen een DZ voor het droppen van verster-kingen en voorraden op dag 2. Beveiliging van DZ’s en LZ’s op grote afstand van de brug was dan niet nodig geweest. Deze keuze zou tot een kleinere ‘footprint’ heb-ben geleid: er zouden minder zweefvliegtuigen nodig zijn geweest om het zwaardere materiaal van de divisie-troepen te transporteren. Niet een voltallig Light Artil-lery Regiment met 24 houwitsers, maar slechts twaalf.
Misschien zou één field ambulance-hospitaal voldoende zijn geweest. Ook zouden er niet, zoals in het plan van Urquhart, 83 antitankkanonnen nodig zijn geweest om twaalf infanteriebataljons te versterken, maar nog maar 36 6-pounder-antitankkanonnen (zes per bataljon) voor zes bataljons. Met deze footprint zouden ruim voldoen-de Horsa-zweefvliegtuigen beschikbaar zijn geweest om én het voltallige 2nd Battalion, The South Staffordshire Regiment in te zetten én gelijktijdig 38 zweefvliegtuigen af te staan voor het invliegen van het hoofdkwartier van Browning. Als daarnaast zou zijn gekozen voor één DZ (DZ L, het dichtst bij het aanvalsdoel), dan had het ver-trek van Recce Squadron geen twee uur gekost, maar zou driekwartier haalbaar moeten zij geweest.

LANDING EN ONTPLOOIING VAN 1ST AIRB. DIV.
De gevolgen van de transportplanning van 1st Airborne Division voor Market Garden zijn algemeen bekend: alleen 1st Parachute Brigade en 1st Airlanding Brigade landen op 17 september. Omdat laatstgenoemde eenheid de opdracht krijgt een aantal DZ’s en LZ’s te beveiligen, zijn bij het be-gin van de operatie slechts drie parachutistenbataljons van de brigade en één Reconnaissance Squadron beschikbaar om de aanvalsdoelen in Arnhem te overmeesteren.

Urquhart bij zijn terugkeer in Engeland na de slag (National Archives and Records Administration).

1st Airborne Division kreeg voor haar deel van de operatie op 17 september 502 vliegtuigen en 359 gliders toegewe-zen. 143 van de 502 vliegtuigen, C-47 Dakota’s droppen 1st Parachute Brigade. De overige 359 vliegtuigen van de RAF waren voorbestemd om op de eerste dag evenzoveel zweefvliegtuigen te transporteren met daarin: de Airlan-
ding Brigade, het Reconnaissance Squadron, de voltallige capaciteit aan antitankwapens, evenals een groot deel van de divisietroepen.
Wanneer even na 12.30u op 17 september de eerste 180 valschermen van de pathfinders van 21st Independent Parachute Company in de lucht hangen tussen Renkum en Wolfheze, hebben de Duitsers een duidelijke indica-tie dat er iets op handen is. Tussen 13.00u en 13.18u landen 153 Horsa zweefvliegtuigen met de drie in-fanteriebataljons van de Airlanding Brigade op LZ S. Om 13.40u geeft het II. SS-Panzerkorps van Bittrich algeheel alarm en stuurt daarna een waarschuwingsbevel naar de 9.SS Panzer-Di-vision. Die alarmeert om 14.00u een aantal Alarm-Einheiten die zich in de omliggen-de dorpen bevinden. Zo snel zelfs dat de eerste Alarm-Einheiten al vanaf 15.00u in de richting van Arnhem vertrekken. Ondertussen ontbreekt het bij de ontplooiing van Urquharts plan en de Britse opmars aan snelheid en doelge-richtheid. Omdat de voertuigen van het Reconnaissance Squadron en hun bemanningen gescheiden zijn geland op res-pectie-velijk LZ  Z en DZ X, moe-ten eerst de jeeps uit de Horsa’s worden gehaald. Pas daarna kunnen de bemanningen worden opgehaald die met parachutes zijn geland op DZ X. Hierdoor gaat veel tijd verloren. Pas om 15.35u, twee uur nadat zij zijn geland op LZ Z, vertrekt de verkenning-seenheid naar de verkeersbrug bij Arnhem. Er is nu zoveel tijd verstreken dat Krafft’s bataljon de gelegenheid heeft gekregen om in opstelling te komen langs de Wolfhezer-weg. Van daaruit weten ze om 15.45u het Reconnaissance Squadron te stoppen. Ook de parachutistenbataljons van 1st Parachute Brigade verliezen direct na de landing al veel tijd. De brigadecommandant wil eerst zeker weten of alle eenheden van de brigade compleet zijn, voordat ze mogen vertrekken. Hoewel alle bataljons om 14.45u vertrekge-reed zijn op de verzamelplaats, geeft de brigadecomman-dant van 2nd en 3rd Parachute Battalions pas om 15.10u toestemming voor de opmars. 1st Parachute Battalion kan zelfs pas om 15.30u vertrekken. De uitkomst van de eerste gevechtsdag in Arnhem is bekend: alleen 2nd Parachute Battalion weet rond 20.00u de verkeersbrug in Arnhem te bereiken.

Marcel Kuster

Aan Duitse zijde gebeurt het volgende: SS-Panzer-Auf-klärungs-Abteilung 9 van SS-Sturmbannführer Viktor Gräbner bevindt zich op zondagmiddag in een afwach-tingsgebied in Hoenderloo. Rond het middaguur is ook de commandant van de 9. SS-Panzer-Division, SS-Stand-artenführer Walter Harzer, daar aanwezig. Om 14.40u verstrekt Harzer daar een waarschuwingsbevel aan zijn divisie. De Aufklärungs-Abteilung heeft op dat moment zijn ongeveer 30 overgebleven pantservoertuigen gereed gemaakt om met de trein naar Duitsland te laten vervoe-ren. Dat plan wordt nu razendsnel aangepast. Voordat Harzer teruggaat naar zijn commandopost in Beekbergen geeft hij Gräbner opdracht zo snel mogelijk en zo veel mo-gelijk voertuigen verplaatsingsgereed te maken. Gräbners bataljon vormt op die zondagmiddag de enige mobiele en gepantserde eenheid waarover de 9. SS-Panzer-Division kan beschikken. Vlak voor zijn vertrek krijgt Gräbner om 16.30u een gedetailleerdere opdracht: 1) verken met een deel van de eenheid in de richting van de landingsterreinen, 2) verken met het gros van de beschiakbare middelen de Waalbrug bij Nijmegen.
Rond 17.00u komen de eerste elementen van de Aufklä-rungs Abteilung met hoge snelheid aan in de buurt van Arnhem. Via de Koningsweg verplaatsen de eerste tien half-tracks van Gräbner zich in kolonne over de Schelmseweg, en naderen de kruising met de Amsterdamseweg. Van daar zullen zij hun verkenningen uitvoeren in de richting van de DZ’s en LZ’s. Het gros van zijn eenheid rijdt rond 18.00u over de Arnhemse verkeersbrug naar Nijmegen om daar in-derdaad de Waalbrug te verkennen. Tegen 20.00u slaagt hij erin de Nijmeegse kant van de Waaloever te bezetten.
ANALYSE: WHAT IF?
• Met meer focus op de opdracht, hoe wankel ook, én snelheid, is het niet ondenkbaar dat als de 1st Airborne Division met alle eenheden die op dag 1 (1st Parachute Brigade, 1st Airlanding Brigade en divisietroepen) direct de aanval op de bruggen zou hebben ingezet al in zijn geheel bij het invallen van de duisternis op zondag 17 september in Arnhem zou zijn aangekomen. Het Recon-naissance Squadron en de bataljons van de 1e Airlan-ding Brigade, die tussen 13.00u en 13.18u waren geland op de LZ’s S en L hadden uiterlijk om 1400 uur met hun opmars naar Arnhem kunnen beginnen. Een een-heid die met zweefvliegtuigen landt, een zweefvliegtuig transporteert een organiek peloton infanterie, is binnen enkele minuten marsgereed. Het tijdstip 1400u is on-geveer hetzelfde tijdstip dat de 9. SS-Panzer-Division het waarschuwingsbevel krijgt om zijn Alarmeinheiten gereed te stellen. Op dat moment bevonden er zich nog geen Duitse eenheden tussen de LZ’s en de bruggen in Arnhem. Het Ersatz- und Ausbildungs-Battalion 16 van SS-SturmbannführerKrafft bevindt zich dan wel in de bossen tussen Wolfheze en Oosterbeek maar zijn 2. en 4.
Kompanie kunnen pas om 15.30u opstellingen innemen langs de Wolfhezerweg. • Met een opmarssnelheid van drie kilometer per uur zouden de infanteriebataljons van de Airlanding Briga-de rond 15.30u al vijf km gevorderd zijn in oostelijke richting. Zij zouden, voordat het bataljon van Krafft in opstelling staat, al in de buurt van de Schelmseweg en Mariëndaal bij Arnhem aangekomen zijn. Ook het Reconnaissance Squadron zou, als de verplaatsing rond 14.00u was ingezet, al voor 15.00u met twee pelotons in jeeps de verkeersbrug kunnen bereiken. • Ook de parachutistenbataljons van 1st Parachute Briga-de zouden, met uitzondering van 1st Parachute Batta-lion, het bataljon Krafft te snel af zijn geweest. Als zij direct na te zijn aangekomen op hun rendezvous point om 14.45u met de opmars zouden zijn begonnen, en geen kostbare tijd hadden verloren met wachten op toe-stemming van hun brigadecommandant, zouden ook zij het bataljon Krafft hebben omtrokken. Het is dan ook niet ondenkbaar dat beide brigades met hun zes batal-jons rond 20.00u een aaneengesloten verdediging rond de verkeersbrug hadden kunnen inrichten (zie tekening).
TER AFRONDING
Bij het ontvouwen van Urquharts plan op de eerste dag van Market Garden heeft het volledig aan snelheid en doel-gerichtheid ontbroken. Dit is evident in de wijze van op-treden door de divisie, maar vooral ook in het optreden van 1st Parachute Brigade en het Reconnaissance Squadron tijdens de eerste uren van de slag.
De divisiecommandant besloot in zijn eentje, zonder zich te laten adviseren door ervaren stafofficieren of onder-commandanten, tot een wijze van optreden waarbij de bedoelde strategische verrassing binnen enkele uren tac-tisch verloren ging. Niet alleen omdat hij een te geringe strijdmacht ter beschikking stelde voor het overmeesteren van de verkeersbrug, maar ook omdat hij het zwaartepunt van het optreden van zijn divisie legde bij het beveiligen van LZ’s en DZ’s voor de landingen van de daaropvolgende dagen. Luchtlandingseenheden ontberen immers van natu-re de vuurkracht, mobiliteit en bescherming die reguliere gepantserde eenheden nu eenmaal wél hebben. Dat nadeel kan alleen worden vermeden door verrassing en snelheid.
Ondanks de opgelegde beperkingen had hij meerdere mo-gelijkheden tot zijn beschikking om op de eerste dag meer gevechtseenheden beschikbaar te maken voor de verove-ring van de verkeersbrug. Zo had hij binnen de beschik-bare transportvloot van 502 vliegtuigen moeiteloos drie infanteriebrigades kunnen invliegen op dag 1. Ook had hij kunnen kiezen voor een geconcentreerde aanval op de brug met slechts twee infanteriebrigades. Als hij zich zou hebben laten adviseren door ervaren stafofficieren of ondercommandanten, dan zouden deze oplossingen waarschijnlijk wel onder de aandacht van Urquhart zijn gebracht.

Brereton verwelkomt Urquhart bij zijn terugkeer (National Archives and Records Administration).

Het verlies van de strategische verrassing op 17 septem-ber werd nog eens versterkt door de trage uitbraak vanaf de LZ’s en DZ’s door 1st Parachute Brigade en het Recce Squadron. De gescheiden inzet van laatstgenoemde een-heid, waarbij de bemanningen landen op DZ X en de voer-tuigen op LZ Z, kost twee kostbare uren en leidt ertoe dat ze reeds in een vroeg stadium door Kraffts bataljon worden gestopt. Ook de parachutistenbataljons van de brigade verliezen direct na de landing al veel tijd omdat de com-mandant eerst zeker wil weten of alle eenheden compleet zijn. Het geeft de Duitsers voldoende tijd om het initiatief over te nemen van 1st Airborne en de Britten in een vroeg stadium beslissend de pas af te snijden.
Otto van Wiggen schreef deze analyse op basis van zijn mi-litaire achtergrond en zijn interesse voor krijgshistorie. Van Wiggen was in zijn 40-jarige loopbaan actief binnen de pant-serinfanterie, de special forces en de air assault-infanterie. Hij was commandant van het Korps Commandotroepen en van 11 Luchtmobiele Brigade. Erik Jellema diende eveneens in verschillende functies bij zowel het Korps Commandotroepen als de Luchtmobiele Brigade.

PROGRAMMA 2021
Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
GEPLAND 2021
• Zondag 9 mei: KOSB-fietstour (max. 3 groepen van 10 personen) • Zaterdag 5 juni: Algemene Ledenvergadering en lezing over de Eighth Air Force • Augustus: RECCE-fietstour (3 groepen van 10) • Oktober (gewijzigd): battlefield tour (wandeling) Perimeter Noord (3 groepen van 10) • Najaar: Lezing opmars 21st Army Group: Falaise t/m 17 september • Nader te bepalen: lezing over de rol van herdenken
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 21 – JULI 2021
NUMMER 22 – NOVEMBER 2021
NUMMER 23 – MAART 2022

DE ACHTERZIJDE
In 1947 schonken Poolse parachutisten een substantieel bedrag én een glas-in-loodraam aan de Drielse gemeen-schap voor de wederopbouw van de in 1944 vernietigde school. Dit raam is recent gerestaureerd, met de steun van de lokale voetbalvereniging (foto: Ton Timmer).
• Nader te bepalen: lezing over de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL), door Kapitein Geert Jonker

BOEKEN
Nigel Simpson, e.a., ‘Hitched up and ready to move’; The First Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem, Battery A Troop | ‘Standby – Steady – Fire!’, The First Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem, Battery B Troop Deel 1 en 2 van een reeks van uiteindelijk zeven over de anti-tankers van Arnhem. Beschrijving van de inzet van ieder kanon (aan de hand van luchtfoto’s en platte-gronden), en waar dit – voor zover bekend – tijdens de slag actief was. Een aardige aanvulling op de bekende literatuur over The First Airlanding Anti-Tank Battery.
A Troop: ISBN-13: 978-90-826-4753-6, pp. 106, geïl-lustreerd, Engels, € 17,50. B Troop: ISBN-13: 978-90-826-4758-7, pp. 144, geïllustreerd, Engels, € 20,-. Beide zijn verkrijgbaar via: www.aviationwarbooks.nl.


Ook onlangs verschenen: Judy Urquhart, Memoir of a Major General’s Daugth-er. From the second world war to the 60’s social war’ Judy Urquhart, de jongste dochter van Roy Urquhart beschrijft in dit eerste deel van haar memoires haar lev-en van 1942 tot de jaren ’60. Inzicht in het leven van de familie Urquhart en de invloed van de upper class in Groot-Brittannië op de kinderen.
ISBN-13: 979-86-533-7884-3, pp. 256, geïllustreerd, Engels, € 12,50.
Christer Bergström, Mythes rondom Market Garden ontkracht – deel 1.
Een boek volgens de klassieke opzet: Slag bij Arnhem – Amerikaanse Airborne-divisies – XXX Corps. Met ge-bruik van ongepubliceerd materiaal uit de Cornelius Ryan Collection. Saillant: Urquharts luchtziekte op dag één van de slag als verklaring voor het uitblijven van snelle beslissingen. In Airborne Magazine nr. 21 een recensie.
ISBN-13: 978-90-830-8600-2, pp. 400, geïllustreerd, Nedvision Publishing (te reserveren via www.nedvision. com), € 32,50. Deel 2 (Nederlands) wordt medio mei 2021 verwacht.

In 1947 schonken Poolse parachutisten een substantieel bedrag én een glas-in-loodraam aan de Drielse gemeen-schap voor de wederopbouw van de in 1944 vernietigde school. Dit raam is recent gerestaureerd, met de steun van de lokale voetbalvereniging (foto: Ton Timmer).

Jaargang 6, nr. 19, november 2020

Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar. Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de slag om Arnhem.

ISSN: 2666-6871 Voor meer informatie: www.kb.nl/issn Redactie Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Rob van Putten Aan deze editie werkten mee Marcel Anker, Wybo Boersma, Jory Brentjens, Gerard Burgers, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Geert Maassen, Paul Meiboom, Leo van Midden, Berry de Reus, Arjan Vrieze, Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst Druk Grafi Advies, Zwolle

Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03

Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem

Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51

Contributie VVAM

Individueel lid: € 25 per jaar (feb t/m feb) Gezinslidmaatschap: € 35 per jaar (feb t/m feb) NL 80 INGB 0004 4036 41, o.v.v. Contributie 2021

Archivering & losse nummers

info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE

3 Verenigingsnieuws

4 Museumnieuws – Haal Hartenstein in huis

6 Interview – Robert Sigmond

10 Achtergrond – Bruneval en Arnhem

16 Bits and pieces – In een verroeste jeep

18 Persoonlijk – Hard day’s night

20 Ministory 135 – Walter Model

28 Historisch perspectief – Missende foto’s Jacobsen en Wenzel

34 Actueel – Monument Sosabowski

35 Programma 2020 / 2021

BIJDRAGEN

De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties. We verwelkomen bijdragen aan het blad. Vraag naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl

Omslag: “Samen herdachten we thuis”, aldus de Stichting Airborne Herdenkingen. Lege stoelen op de Arnhem-Oosterbeek War Cemetery, voorafgaand aan de herdenking op 20 september (foto: Arjan Vrieze).

BESTUURSMEDEDELINGEN

De ALV van 10 oktober in aangepaste stijl (foto: Alexander Heusschen).

Met Airborne Magazine 19 ontvangt u het derde verenigingstijdschrift van dit jaar. Een jaar dat we door de invloed van het coronavirus niet snel zullen vergeten. De gevolgen van de getroffen maatregelen om dit virus de baas te kunnen worden, zijn voor onze vereniging gelukkig beperkt gebleven. We hebben weliswaar een aantal thema-avonden moeten afgelasten, maar na de zomer hebben we op bescheiden schaal toch weer een aantal geplande activiteiten kunnen uitvoeren. Zo hebben we in oktober de battlefield tour B & C Company, 2nd Battalion, The Parachute Regiment kunnen organiseren.

Ook de initieel afgelaste Algemene Ledenvergadering van maart hebben we naar oktober kunnen verschuiven. Tijdens deze ALV hebben we twee nieuwe bestuursleden gekozen. Herman van Ingen heeft, na twee jaar als penningmeester actief te zijn geweest, deze verantwoordelijkheid overgedragen aan Frans Kalkhoven. Herman heeft met veel inspanning en in zijn eigen tijd de financiën van de VVAM verzorgd; hij laat een financieel gezonde vereniging na aan zijn opvolger. Ik wil hem daarvoor hartelijk danken.

Daarnaast is de functie van hoofd activiteitencommissie overgedragen van Erik Jellema aan Joey Post, voormalig lid en bestuurslid van Border Regiment Living History. Erik heeft deze functie vanaf december 2017 ingevuld. Mede door zijn achtergrond en brede kennis van operatie Market Garden, hebben we nieuwe aspecten van de Slag om Arnhem kunnen belichten in onze tours en thema-avonden. Erik blijft actief en behouden voor de activiteitencommissie. Hij krijgt nu meer tijd en gelegenheid zich te verdiepen in de inhoud.
Vielen de gevolgen van de pandemie voor ons als vereniging zoals aangehaald mee, beduidend anders was dat voor het Airborne Museum. Niet alleen werd de geplande heropening op 13 maart een dag van te voren geannuleerd, de virusuitbraak veroorzaakte ook aanzienlijke financiële problemen. Tot begin juli was het museum gedwongen gesloten. Ook daarna kon slechts een beperkt aantal bezoekers per dag worden toegelaten. Door garantstellingen van het Ministerie van OCW, de gemeente Arnhem en een door het museum geïnitieerde oproep tot financiële steun in de vorm van een Vriendenabonnement is de geleden schade van de eerste drie maanden beperkt gebleven. De VVAM heeft het museum het afgelopen jaar ondersteund met haar reguliere periodieke schenkingen. Daarnaast hebben we ons bereid getoond daar waar nodig financieel bij te springen, mocht de situatie daarom vragen. Tot op dit moment is dat nog niet nodig gebleken. Maar die situatie kan snel veranderen. In dit opzicht is het goed te weten dat al direct na het aantreden van Ronnie Weijers als nieuwe directeur-bestuurder van het Airborne Museum, op 11 september een eerste overleg heeft plaatsgevonden tussen hem en de voorzitter van de Raad van Toezicht, Fred de Graaf. Het is onze ambitie om de samenwerking tussen het museum en VVAM de komende jaren verder te intensiveren.

Ik wens u en uw naasten alvast prettige feestdagen, een veilige jaarwisseling en een gezond en voorspoedig 2021.

— Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM

MUSEUMNIEUWS

HET AIRBORNE MUSEUM ONLINE
Toen half maart duidelijk werd dat de beoogde opening van het museum niet kon doorgaan was de teleurstelling groot. Nadat de eerste mentale klap was verwerkt, rees echter onmiddellijk de vraag hoe we de bijzondere collectie van het museum alsnog onder de aandacht van het publiek konden brengen. Digitaal naar buiten treden bleek de oplossing.
—Jory Brentjens

Ad van Liempt en conservator Jory Brentjens tijdens hun livestream-rondleiding bij het Airborne Museum.

Het Airborne Museum komt al jaren online in contact met zijn bezoekers door middel van de website van het museum en social media. Als gevolg van het CO-VID-19-virus werd digitaal contact nog belangrijker dan voorheen. Drie maanden lang mochten geen bezoekers worden toegelaten en moest het museum creatieve manieren vinden om zijn collectie en verhalen alsnog met het publiek te delen.
De eerste stappen werden gezet met de campagne Haal Hartenstein in Huis. Via de website van het Airborne Museum werden enkele stukken uit de vaste presentatie van extra informatie voorzien en online gedeeld. Zo werd bijvoorbeeld ingegaan op de symbolen die te zien zijn op het baretembleem van de King’s Own Scottish Borderers, de achtergrond van de bungee helmet (een Britse parahelm die met name werd gebruikt tijdens

de opleiding) en Brigadier John Hacketts persoonlijke verhaal achter het speldje voor slechthorenden. Het feit dat alle stukken van de vaste presentatie professioneel gefotografeerd waren voordat ze in de vitrines werden geplaatst, droeg hier geweldig aan bij. Naast de objecten werden ook activiteiten gedeeld die kinderen thuis zouden kunnen ondernemen. Hierbij valt te denken aan handleidingen voor het maken van bliktelefoons en papieren zweefvliegtuigen. Instructies om zelf een parachute te knutselen mochten uiteraard ook niet ontbreken. Als laatste werden enkele van de audioverhalen die voor de vernieuwde vaste presentatie waren ontwikkeld, gebruikt voor Haal Hartenstein in Huis. Dit gaf de bezoeker de kans om nog voordat het museum geopend was een deel van de nieuwe verhalen te beluisteren.

Sinds juni is het museum weer (beperkt) geopend voor het publiek. Toch voelt lang niet iedereen zich comfortabel bij een museumbezoek en blijft het online delen van content een prioriteit. In samenwerking met ABN AMRO Bank is onlangs een rondleiding door de vaste presentatie georganiseerd. Deze rondleiding kon tijdens een livestream bekeken worden. Ad van Liempt en de conservator van het museum zijn samen met de kijkers langs de geschiedenis van operatie Market Garden gelopen en hebben aan de hand van enkele voorwerpen dit verhaal van persoonlijke kleur voorzien. Zo passeerden onder meer de teddybeer van Arnoldus Wolters, de jachthoorn van John Frost en de bolderkar van de familie Timmerman de revue. Aan het einde van de stream kregen kijkers de kans om vragen te stellen. De opnames van de rondleiding zijn via het YouTube-kanaal van het museum terug te kijken.

De meest uitzonderlijke wijze waarop het museum haar collectie digitaal heeft ontsloten was tijdens een livestream die was opgezet door de Easy Company 506 PIR gaming community. De leden van deze community leggen zich toe op de spellen Hell let Loose en Post Scriptum. Beide spellen zijn zogenaamde shooters die in de Tweede Wereldoorlog zijn gesitueerd. Ze onderscheiden zich door een hoog niveau van realisme en een ongekend oog voor detail. Spelers spelen in deze spellen veldslagen uit de oorlog na, waaronder de strijd bij Oos-terbeek. Terwijl 40 spelers het op de kaart van Oosterbeek tegen elkaar opnamen, heeft het Airborne Museum een aantal objecten uit de

vaste presentatie getoond en toegelicht. Onder meer de ‘killscore’ op een stuk behang van sluipschutter Anthony Crane, het divisievaantje van de 1st Airborne Division en de shilling-munt van Harold Bruce kwamen aan bod. Deze voorwerpen waren gekozen omdat ze konden worden gekoppeld aan specifieke locaties die in Oosterbeek te vinden zijn en die ook in het spel te bezoeken zijn. Tijdens de stream werden de kijkers meegenomen naar de locaties op de kaart en konden de objecten ‘ter plekke’ worden belicht.

De samenwerking met de mannen van Easy Company en het deelnemen aan een livestream van een gamemarathon waren volledig nieuwe ervaringen voor het museum. In totaal is met de marathon meer dan €15.000 opgehaald voor het museum. Hiermee werd het oorspronkelijke doel van €2.000, ruimschoots overtroffen. Er kan dan ook met recht gesproken worden van een succesvolle samenwerking. De game community heeft ook iets aan de samenwerking overgehouden. Persicope Games, de ontwikkelaar van Post Scriptum, heeft het huis aan de Pieterbergseweg waarin het behang met de ‘killscore’ van Crane werd aangetroffen, gemodelleerd en het behang erin opgenomen. De gamers kunnen dit prachtige stukje geschiedenis dus nu permanent in het spel bewonderen.

Met de blijvende aanwezigheid van het coronavirus en de daarmee gepaarde maatregelen, kan het museum slechts een beperkt aantal bezoekers blijven ontvangen. Hoewel dit ervoor heeft gezorgd dat veel mensen het nieuwe museum nog niet hebben kunnen bezoeken, heeft het ook kansen gecreëerd. De collectie van het museum is nog nooit zo prominent online aanwezig geweest en door nieuwe samenwerkingen heeft het museum nog nooit eerder betrokken doelgroepen kunnen bereiken.

De spelers van Post Scriptum poseren voor een groepsfoto bij Villa Hartenstein na de veldslag.

INTERVIEW

“MIJN KENNIS REIKT TOT AAN DE STATIONSWEG IN OOSTERBEEK, VERDER NIET”

IN GESPREK MET ROBERT SIGMOND, UITGEVER VAN BOEKEN OVER DE SLAG OM ARNHEM

Robert Nicolaas Sigmond (1950), eertijds horecaondernemer en kenner van het 7th (Galloway) Battalion the King’s Own Scottish Borderers (Airborne) – 7KOSB – is de man achter een reeks van specialistische en veel gezochte publicaties met de slag om Arnhem als thema. Hij heeft al vaker gespeeld met de gedachte de deur van zijn uitgeverij op slot te draaien; alles is wel zo’n beetje gezegd. Zijn aanstekelijke enthousiasme en het honderduit vertellen doen echter anders vermoeden. Voor volgend jaar staat er gewoon weer een boek over de 250 (Airborne) Light Composite Company, RASC op de rol.

Aan de voorgevel wappert de Pegasus-vlag. Binnen verraden alleen een paar swagger sticks in de paraplubak een militaire interesse. “Josette, mijn vrouw, zegt altijd: ‘Je hebt je eigen werkkamer’”, voegt Sigmond er lachend aan toe, terwijl hij voor gaat naar de keuken. Over zijn werkkamer annex tijdscapsule komen we nog te spreken. Eerst maar eens hoe het allemaal begon.

Sigmond leunt achterover in zijn stoel, de benen losjes over elkaar, blik gericht op het zuidwesten. Niet dat daar iets te zien valt door het gebladerte, maar in gedachten ligt daar de wereld. De wereld die op 17 september 1944 werd verstoord met de inleidende bombardementen van Market Garden. In het zuidoosten van Wageningen vielen de bommen op de wijk Hamelakkers (‘de Sahara’). Op de hoek bij de Diedenweg bevond zich een trafohuis van de PGEM. De grootvader van Sigmond, Nicolaas Willem de la Rive Box, ging er als hoofdambtenaar van de PGEM poolshoogte nemen en werd geraakt door een bomscherf. Hij raakte ernstig gewond en overleed in november. Sigmond vertelt hoe Toni Boltini, van het gelijknamige circus uit Zeist, met zijn kermiswagens gewonden, waaronder zijn grootvader, ophaalde in Wage-ningen en overbracht naar Zeist. In 2019 werd in ‘de Sahara’ een monument onthuld ter nagedachtenis aan het ‘vergeten’ bombardement. Sigmond vertelt ook over het huis met het torentje waar hij opgroeide, precies op de plek waar zijn opa en oma woonden. Hun huis werd in november/december 1944 vanuit het zuiden, van geallieerde kant dus, kapotgeschoten.

NAMAAKBARETTEN

Met een vader die na de slag voor de Duitsers moest spitten bij het Rijnpaviljoen in Arnhem, en met een oma in het gezin, was de herinnering aan de oorlog nooit ver weg. Sigmond: “Er werd niet veel over kommer en kwel gesproken bij ons thuis, maar je krijgt het vanzelf mee. Je groeit ermee op, het zit in je hoofd, je wordt er soms mee geconfronteerd en ja gut, dan komt het vanzelf weer een keer naar boven. In mijn geval pas na mijn omzwervingen via de hotelschool in de buurt van München, mijn werk in Zürich en voor de Holland America Line Cruises en na het openen van restaurants in Drenthe, Wolfheze en Bennekom.

Niet dat ik veel bezig was met de slag om Arnhem. Ik kocht weleens een boek, maakte wat foto’s op de Ede-se heide ten tijde van de productie van A Bridge Too Far. Maar de echte interesse in de slag kwam pas toen ik in 1979 samen met mijn vrouw restaurant Het Wol-venbosch opende, bij de spoorwegovergang in Wolfheze waar in ‘44 een groot deel van de 1st Airborne Division is gepasseerd. Ik zette er een kleine vitrine neer, toen

nog met namaakbaretten en wat gevonden spullen. Dat zorgde voor behoorlijk wat aanloop. Eén van de eerste contacten die ik zo met veteranen kreeg, was met Tommie Winter, een Private in de Support Company, Medium Machine Guns, 7KOSB. Via via kwam ik in contact met Captain George Gourlay (second-in-command van D Company, 7KOSB) en in de intensieve correspondentie die ik met George zou gaan voeren, bleek wel dat het airlanding-gedeelte van 1st Airborne nog behoorlijk in de schaduw stond van alle licht dat scheen op met name het 2nd Battalion van John Frost. Ook de Leader of the Pelgrimage tijdens de herdenkingen was vrijwel altijd een parachutist.
UITGEVERIJ

Sigmond gaat eens verzitten en merkt haast nonchalant op: “Ach, voor je het weet ben je een tijdje verder, heb je

De eerste zin uit het war diary van Payton-Reid, 7KOSB.

een heleboel informatie verzameld over 7KOSB en denk je: ‘Zouden we hier niet wat mee kunnen doen?’” Dat doen werd een eerste boek in 1997 met de titel Off at Last, an Illustrated History of the 7th (Galloway) Battalion KOSB 1939-1945. Wie Sigmond hoort praten over het uitgeefproces zou haast denken dat het maken van een dergelijk werk met een oplage van 1500 exemplaren kinderlijk eenvoudig is. Voor wie nog een blauwdruk zoekt voor het maken van een boek: “Ik heb het war diary genomen van de commanding officer van 7KOSB, Lieutenant Colonel Robert Payton-Reid. Bij iedere passage kon ik zo vijf of zes ooggetuigenverslagen voegen die zijn verhaal ondersteunden. Daarna was het nog een kwestie van samenvoegen en redigeren, zodat een begrijpelijke structuur ontstond en de juiste afbeeldingen erbij zoeken. Bij een drukker in Wageningen werd een prijs opgevraagd, Sigmonds team ging aan de slag om het manuscript tot een boek te vormen en ‘hey presto’: een uitgeverijtje was geboren. De uithoeken van Schotland werden met Off at Last bereikt door gewoon bij het plaatselijke filiaal van een internationaal transportbedrijf te vragen of er nog ruimte was in één van de vrachtwagens die toch al die kant op ging. “Ik zie me daar nog staan met twintig dozen en een taart”, zegt Sigmond tot besluit.

STANDAARDWERKEN

Waar andere uitgeverijen zich toeleggen op commercieel aantrekkelijke publieksfavorieten, richt R.N. Sigmond Publishing zich op een kleine groep lezers met de nodige kennis van, of op z’n minst een vérgaande interesse in militaire geschiedenis. Sigmond: “Mijn bijdragen als uitgever zijn naast het regelen van de financiën ook research en editing. Ik hoef zelfs niks te verdienen aan de boeken. Als de kosten worden gedekt, ben ik tevreden. Het is in die zin ook meer hobby dan werk.

We richten ons louter op het publiceren van boeken over de slag om Arnhem, omdat het team en ik daarvan nu eenmaal wat afweten. En ik vind het heerlijk om dingen tot op de bodem uit te zoeken. Met name als het gaat om aannames die keer op keer foutief worden overgenomen in de literatuur. Dat vraagt gewoon om een correctie, zoals zweefvliegtuigen die volgens sommigen geland zouden zijn op de Ginkelse Heide… Hetzelfde met al die 88mm-kanonnen, Tiger-tanks en snipers in verslagen. Niet iedere Duitse militair was een sluipschutter.”

Oral history in boekvorm noemt Sigmond de boeken die hij uitgeeft. “We maken minigeschiedenissen per eenheid die zo compleet mogelijk zijn en we blijven weg van conclusies.” Dat het soms waken is voor een teveel aan details, wil hij wel erkennen. “Ik krijg geregeld voorstellen voor uitgaves. De één wil graag iets schrijven over een geëxecuteerde burger, een ander heeft onderzoek ge

daan naar, bij wijze van spreken, de kleur van iemands ondergoed of vindt dat een bepaalde persoon een podium verdient. Wat we hoe dan ook niet snel zullen maken zijn boeken over ‘mannetjes’: vermeende helden. Daar heb ik helemaal niks mee. ‘They were just ordinary men’, wordt in de film ‘Theirs is the glory’ gezegd. Zo is het. Niet meer en niet minder.”

De meeste boeken zijn inmiddels uitverkocht en gaan soms tegen absurde prijzen van hand tot hand op de tweedehands markt. Van een aantal publicaties heeft Sigmond, mede om dit soort praktijken te voorkomen, één of meerdere herdrukken gemaakt. Iets wat nog niet gelukt is met het veel gezochte B Company Arrived. “De auteur denkt wat anders over een herdruk”, zegt Sigmond neutraal.

GLENGARRY

Naast uitgever is Sigmond zestien jaar lang onbezoldigd vrijwilliger geweest in de bibliotheek en het archief van het Airborne Museum. Na de eerste grote verbouwing van het museum stopte hij met dit werk omdat hij zich niet langer kon vinden in de visie van de directie en het bestuur. Dat zijn kennis naar eigen zeggen “tot aan de Stationsweg in Oosterbeek reikt, verder niet” dient om deze reden misschien met een korrel zout te worden geconsumeerd. Dit blijkt temeer als Sigmond de deur naar zijn werkvertrek, en daarmee naar het verleden, opent. Het blijkt een waar walhalla, in de letterlijke zin van het woord. Militairhistorische boeken over allerhande onderwerpen per strekkende meter, zowel horizontaal als verticaal (Sigmond: “Lukt het om er doorheen te lopen zo?”), archiefkasten vol met eerstehands informatie voor nog een aantal uitgaven, een supply container hier, uniformen en een stapeltje Glengarries daar. Terwijl Sigmond één van deze traditionele Schotse caps in zijn handen neemt, mijmert hij: “Moet je kijken wat een mooi exemplaar. Ik snap wel waarom de mannen van 7KOSB die maroonkleurige baretten van de Airbornes maar niks vonden. De Glengarry staat voor mij ook symbool voor diegenen die hier per zweefvliegtuig zijn geland tijdens Market Garden en voor het gebrek aan erkenning waarmee ze lange tijd te kampen hebben gehad. En in feite is dat nog steeds een beetje zo. Ik heb vorig jaar geholpen bij de organisatie van een driedaagse battlefield tour voor de KOSB Regimental Associaton [The King’s Own Scottish Borderers zijn in 2006 zijn opgegaan in het Royal Regiment of Scotland, AH]. Je bespeurt dan toch enige terughoudendheid met betrekking tot de Slag om Arnhem.

Robert Sigmond met Brigadier Colin Mattingley, de neef van Lieutenant Colonel Robert Payton-Reid (commanding officer van 7KOSB in Arnhem), op de Airborne-begraafplaats in Oosterbeek. Juni 2019 (foto: Berry de Reus).

PASSIE

Voor het antwoord op mijn vraag of Arnhem inmiddels niet gaat vervelen heeft Sigmond niet lang nodig: “Ik heb de laatste jaren inderdaad wel vaker gedacht: het is mooi geweest zo. Er is nog maar een handvol veteranen over en het meeste is wel gezegd, of in ieder geval bekend. Maar dan meldt zich weer iemand met een goed idee en denk ik: ‘Ah, waarom ook niet?!’ Volgend jaar komen we in ieder geval met een boek over 250 Company.” Even later vertelt Sigmond over de grote fotocollectie van de Arnhemse verwoesting in 1944 en 1945 van de Arnhemse fotograaf Herman Truin waarvan hij nu mede-eigenaar is. “Daar zouden we nog iets mee moeten doen”. Hij verhaalt met evenveel passie als vuur over de totstandkoming van het nieuwe monument bij het volledig herbouwde Dreyeroord in Oosterbeek. Sigmond: “Hoezo buizen die parachutelijnen verbeelden?! De mannen die daar vochten landden met zweefvliegtuigen”. En hij haalt herinneringen op aan een dinertje

bij John Frost thuis: “I spent the most rotten days of my life at that bloody bridge at Arnhem”, citeert hij de Lieutenant Colonel.

Dat zijn bijzonder geanimeerde verhalen en anekdotes bepaald niet wijzen op een snelle sluiting van de deur naar het verleden, laat staan op het stoppen met de uitgeverij, is duidelijk. Sigmond: “Zoals het restaureren van een Jeep pure therapie voor mij was na jarenlang zeven dagen in de week in de horeca te hebben gewerkt, zo vind ik het samen maken van boeken gewoon erg leuk om te doen. Voorlopig gaan we dus nog wel even door.”

In december verschijnt een softcover-herdruk van Off at last, met als extraatje het 7KOSB Commemoration booklet (2019) in kleur.

— Tekst en foto’s: Alexander Heusschen

ACHTERGROND

C COMPANY, 2ND PARACHUTE BATTALION BIJ BRUNEVAL EN ARNHEM
Enige jaren geleden zijn mijn vrouw en ik op vakantie geweest naar Normandië. En dan niet naar de bekende landingsstranden, maar een stukje noordelijker naar het gebied bij Bruneval. Door onze gemeenschappelijke interesse in C Company had ik Nicolas Bucourt, de co-auteur van het Franstalige boek Raid de Bruneval, gevraagd ons de belangrijke plekken te laten zien. Gaandeweg de tocht vroegen wij ons af wie van C Company zowel bij deze operatie als bij Market Garden betrokken was. Zo ontstond het idee voor een klein zoekproject.   – Marcel Anker

Nicolas en Marcel bij het monument in Bruneval.

Om te beginnen heb ik de informatie uit onze beide boeken, Raid de Bruneval en The Lost Company, naast elkaar gelegd. We wisten dat er vraagtekens en gaten in onze onderzoeken zaten, dus heb ik twee deskundigen, Bob Hilton en Graham Francis, gevraagd eens in hun

archief te duiken voor wat aanvullingen. Ook Nicolas heeft met een frisse blik zijn archieven opnieuw doorgenomen. Na uitgebreid e-mailcontact met alle drie, ben ik tot nieuwe inzichten gekomen.

Door Anthony Hill gemaakte foto van de Würzburg-radar, linksonder (IWM, D 12870).

VOLGENS PLAN

De Bruneval Raid, operation Biting, was de eerste actie van C Company van het 2nd Parachute Battalion van de 1st Airborne Division. Het bijzondere was dat de operatie zou worden uitgevoerd door de drie takken van de strijdkrachten. De uiteindelijke actie werd uitgevoerd door parachutisten. Zij werden aangevoerd met vliegtuigen van de Royal Air Force en na hun opdracht worden opgepikt door boten van de Royal Navy.

Het doel van de operatie was het verzamelen van foto’s, informatie en onderdelen van een Duitse Würzburg-radarin-stallatie aan de Franse kust. De aanleiding was de ontdekking van een onbekend object op een luchtfoto, gemaakt tijdens een verkenningsvlucht langs de Franse kust tussen Le Havre en Calais. Omdat niet geheel duidelijk was wat er nu precies stond, heeft Flight Lieutenant Anthony Hill op 5 december 1941 een riskante vlucht gemaakt met een Spitfire om foto’s te nemen.

Op de avond van 27 februari 1942 sprongen tegen middernacht 120 man uit hun Whitley-vliegtuigen en landden op Franse bodem. Tot hun verbazing had het gesneeuwd, waardoor ze in hun para-uitrusting wel erg afstaken tegen de witte bodem. De verschillende groepen begonnen met de vooraf besproken taken. De hoofdgroep onder leiding van Major John Frost begon de tocht naar de radarinstal-latie. Tot hun verbazing was daar nauwelijks bewaking. Andere groepen zorgden voor afscherming van de hoofdgroep en pareerden de aanvallen van de Duitse troepen, die inmiddels in de gaten hadden gekregen dat parachutisten waren geland.

Niet alle sticks kwamen op de voorziene landingsplaatsen terecht. De groep onder leiding van Lieutenant Charteris

kwam helaas enkele kilometers verder naar het zuiden neer. Zij hadden de taak de route van de radar naar de pick-uplo-catie op het strand veilig te stellen. Na veel omzwervingen en tegenstand waren ze net op tijd om hun opdracht uit te voeren en de Duitse verdediging te elimineren.

De gehele actie verliep volgens het boekje, al werd de Duitse tegenstand snel intensiever. Bij de radarinstallatie werd, met name door de meegenomen radarspecialist van de RAF, Flight Sergeant Charles Cox, koortsachtig gewerkt en binnen de gestelde tijd kon C Company vrijwel alle plannen uitvoeren: het maken van foto’s, het verzamelen van onderdelen en vernietiging van de rest van de installatie. Op een teken van Major Frost vertrok zijn eenheid naar de verzamelplaats aan het strand.

Na een moeizame tocht richting de kust bij villa Stella Maris, begon het wachten op de landingsvaartuigen, die rond 02.00u arriveerden. De 120 overgebleven mannen werden opgepikt en naar de klaarliggende patrouilleboten brachten.

Kaartje uit The Bruneval Raid van George Millar.

 

Op één van de in Portsmouth terugkerende boten staan drie man die zowel betrokken zijn in Bruneval en Market Garden. Links op de brug staat Major John Frost (met parahelm). Sergeant Jimmy Sharp staat, zonder helm, links op de voorgrond. Schuin achter hem staat Private Fred Barnett met de rug tegen de opbouw van de boot (IWM, H 17365).

Vervolgens voer de vloot terug naar Portsmouth. Van die 120 waren er 104 van C Company. Ze werden bijgestaan door negen Royal Engineers, de radarspecialist van de RAF en zes man van B Company, 2nd Battalion en A Company, 3rd Battalion.

NIEUWE OPERATIE

Na de operatie kon de balans worden opgemaakt. Twee man waren omgekomen: Privates Alan Scott en Hugh McIntyre. Een aantal gewonden kon mee worden genomen naar Engeland, maar nog eens zes man bleven achter omdat ze niet op tijd op het strand waren. Zij zijn uiteindelijk allemaal door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt. Al met al zijn 101 van de 104 leden van C Company teruggekeerd naar Engeland.
Tijdens het verdere verloop van de oorlog was C Company betrokken bij acties in Noord-Afrika, Sicilië en Italië. Door de grote verliezen moest de eenheid voortdurend aangevuld worden met nieuwe manschappen.

In de loop van 1944 volgden trainingen en oefeningen in de buurt van Grantham, waar 2nd Battalion gelegerd was. Regelmatig werden nieuwe acties aangekondigd en voorbereid, maar net zo vaak werden deze weer afgeblazen. In september werd 1st Airborne Division voorbereid voor een nieuwe operatie, genaamd Market Garden. Deze ging uiteindelijk wél door. Op de ochtend van zondag 17 september 1944 vertrokken 113 leden van C Company in Dakota’s richting Arnhem. Ze waren klaar om hun opdracht uit te voeren. Van deze 113 bleken er tien te zijn die ook betrokken waren geweest bij de aanval op Bruneval:

– Tasker, D.R., W/CSM – 2882737

– Campbell, H., W/Sergeant – 2624009

– Coates, A.E., W/Sergeant – 2093098

– Buchanan, P., L/Sergeant – 2931640

– Burns, W., W/Sergeant – 3196639

– Flaming, W.J., W/Sergeant – 2989834

– Laughland, Th. A., W/Sergeant – 2989237

– Barnett, F, W/Corporal – 2934817

– Fleming, J., Private – 2985559

– Flitcroft, H., Private – 3250806

Naast deze tien waren er nog meer ex-leden van C Company die aan beide operaties hadden deelgenomen, maar inmiddels in een andere eenheid zaten:

– Frost, J.D., Lieutenant Colonel – 53721,

CO 2nd Parachute Battalion

– Sharp, J.L., CQSM – 2754054,

2nd Parachute Battalion Seaborne Echelon

– Strachan, RSM – 2751640, G.A.,

2nd Parachute Battalion HQ

– Timothy, J., Major – 164812, OC R Company,

1st Parachute Battalion

– Conroy, M., Sergeant – 2933341,

2nd Parachute Battalion

– Horne, D.S., L/Corporal – 3192533,

2nd Parachute Battalion

– Millington, J., L/Corporal – 3451789,

2nd Parachute Battalion, HQ Signals Platoon

– Ewing, A., Private – 2937469,
2nd Parachute Battalion

– Taylor, S., Private – 3250874, B Company,

2nd Parachute Battalion

– McCausland, F., Private – 2391577,

21st Independent Parachute Company

– Welsh, F., Private – 2885157, HQ Assault Platoon, 2nd Parachute Battalion
Warrant Officer Ellis en Sergeant Halliwell van B Troop, 1st Parachute Squadron Royal Engineers hadden ook aan beide operaties deelgenomen. Net als de medics van 181st Airlanding Field Ambulance die met de Royal Navy meevoeren om de parachutisten op te halen: Cook, Freer, Hatcher, Maltby, Newman, Pusser, Rose en Waters. Tegen de tijd dat Market Garden van start ging, waren sommigen van hen bij andere eenheden ingedeeld, maar allemaal hebben ze aan beide operaties deelgenomen.

HET EINDE

Alle eerdergenoemde personen zijn dus betrokken geweest bij beide operaties. Na het korte relaas over de Bruneval Raid, nu de rol van C Company, 2nd Parachute Battalion tijdens Market Garden. Als onderdeel van 1st Airborne Division kreeg 2nd Parachute Battalion de taak de drie bruggen bij Arnhem intact te veroveren. De spoorbrug tussen Arnhem en Oosterbeek werd het doel van C Company.

Na het verzamelen van de manschappen op zondag 17 september op de dropzone noordelijk van Heelsum, vertrok 2nd Battalion in de richting van Arnhem. De opmars via

 

Locatie waar de laatste momenten van C Company zich afspeelden.

Van de mannen op deze foto van C Company, die in augustus 1944 is genomen, zijn er maar tien die deelgenomen hebben aan zowel de operatie in Bruneval als die bij Arnhem.

Heelsum, Doorwerth, Heveadorp en Oosterbeek verliep relatief rustig. Na het passeren van het oude kerkje in Oos-terbeek, sloeg C Company rechtsaf en nam de Polderweg richting de spoorbrug. De inname van die brug lukte niet, omdat de Duitsers kans zagen een deel op te blazen.

Het tweede doel van de eenheid was het kantoor van de Ortskommandant aan het Nieuwe Plein in Arnhem. De opmars daarnaartoe via de Utrechtseweg verliep soepel, tot ze bij het St. Elisabeths Gasthuis stuitten op Duitse tegenstand. Na een kort gevecht konden ze hun tocht richting het Nieuwe Plein vervolgen. Het was inmiddels donker geworden en in die duisternis werden ze met machinegeweren onder vuur genomen ter hoogte van de Brugstraat. De commandant, Major Victor Dover, zag geen mogelijkheid voor een doorbraak en besloot om in en bij het gebouw van Centraal Beheer (Utrechtsestraat 16) te overnachten om de volgende dag te hergroeperen met opmarcherende eenheden uit de richting van Oosterbeek. Vroeg in de ochtend van maandag 18 september trokken de mannen daarom in westelijke richting. Lopen over de Utrechtseweg was door Duits vuur niet mogelijk. Ze moesten door tuinen en over omheiningen van de huizen aan de noordkant van de Utrechtsestraat terugtrekken.

Ter hoogte van het PGEM-kantoor Bellevue kwam de Utrechtsestraat weer in zicht. Het idee was om de weg over te steken en dan via Onderlangs aan te sluiten bij andere oprukkende eenheden.

Het lukte aanvankelijk slechts een groepje van zeven man, onder Lieutenant David Russell, de weg ongeschonden over te komen. Duits vuur hield de rest aan de noordelijke kant. Vervolgens werd geprobeerd om door de tuinen van de villa’s Amalia en Luneven verder in westelijke richting te komen. Door zware Duitse tegenstand lukte dit niet. De gevechten concentreerden zich nu in en om de twee villa’s en een derde huis, dat na de oorlog de toepasselijke naam ‘Airborne House’ kreeg. De hopeloze situatie met veel ge

wonden, weinig munitie en geen kant op kunnen, deed Major Dover besluiten de strijd rond 12.00u op te geven. Enkele kleine groepjes en mannen probeerden nog om andere eenheden te bereiken en alsnog naar de verkeersbrug te komen. C Company bestond niet meer als eenheid.

DE TIEN

En nu terug naar de tien mannen die sinds de oprichting bij de C company hebben gezeten. Wat is er met hen gebeurd tijdens de slag om Arnhem?

CSM Tasker. Van hem is niet veel bekend. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij tot het einde met de rest van C Company HQ in het Airborne House gezeten en is hij gevangen genomen op 18 september.

Sergeant Campbell. Hij zat in de eerste groep met Lieutenant David Russell, die in de ochtend van 18 september door de tuinen van de huizen aan de Utrechtsestraat terugtrok naar het westen. Het lukte hem niet om in het groepje van David Russell de Utrechtsestraat over te steken. Hij is op 18 september gevangen genomen.

Sergeant Coates. Bezette met de overgeblevenen van zijn sectie enkele kamers in het Airborne House. Gevangen genomen op 18 september.

Sergeant Buchanan. Van hem is niet veel bekend. Op 18 september gevangen genomen.

Sergeant Burns. Zijn sectie van 8 Platoon was betrokken bij de inname van de villa Amalia aan de Utrechtseweg. Toen hij met zijn sectie het gebouw in ging, werd hij dodelijk getroffen. Hij overleed ter plaatse. Helaas is zijn lichaam nooit gevonden of geïdentificeerd, waardoor hij geen bekend graf heeft. Zijn naam staat op de Groesbeek Memorial Wall voor de vermisten.

Sergeant Fleming. William Fleming zat in de groep van Lieutenant David Russell die erin slaagde om de Utrecht-sestraat over te steken. Ze daalden af langs het talud naar Onderlangs en trokken over het voetpad in westelijke richting met het idee om weer aan te sluiten bij de oprukkende troepen om alsnog bij de brug te komen. Maar het groepje eindigde uiteindelijk, samen met A Company, The South Staffordshire Regiment bij het Gemeentemuseum en bezette de dienstwoning van de gebouwbeheerder. Een deel van de 3inch-mortieren van de South Staffs had zich opgesteld in het lagere deel van het talud naast het museum, maar konden van daaruit hun doelen op de Utrechtsestraat niet zien. Het groepje in de dienstwoning was een tijdje de ‘ogen en oren’ van de mortierbemanning, want zij konden wel zien waar de granaten terecht kwamen. Uiteindelijk is William op 19 september gevangen genomen.

Sergeant Laughland. Hoewel Thomas Laughland er ook bij was in Bruneval, heeft hij niet aan alle operaties van C Company deelgenomen. Hij is gevangen genomen tijdens de acties in Noord-Afrika en naar een POW-kamp in Italië overgebracht. Daardoor miste hij de aanval op de Primosole-brug op Sicilië. Na de geallieerde invasie in het zuiden van Italië hebben veel krijgsgevangenen geprobeerd te ontsnappen en hun eigen troepen te bereiken. Dat lukte Thomas ook en hij ontmoette leden van 2nd Parachute Battalion in Altamura. Na terugkeer in Engeland ging hij terug naar zijn eenheid bij Grantham en was net op tijd klaar met zijn trainingen om mee te kunnen naar Arnhem. Zijn sectie was betrokken bij de inname van villa Luneven op de hoek Utrechtseweg/Nachtegaalspad, naast villa Amalia. Thomas was getuige van het fatale moment van Sergeant Burns. Uiteindelijk is hij voor de tweede keer gevangen genomen op 18 september.

Corporal Barnett. Als second in command van een sectie van 8 Platoon heeft Fred gevochten in en om het Airborne House. Toen de situatie in het huis onhoudbaar werd, heeft hij geprobeerd de Utrechtseweg over te komen naar het Museum. Bij die poging is hij ernstig gewond geraakt door Duits vuur. Hij is overgebracht naar het Gemeenteziekenhuis waar hij op 22 september is overleden. Na de oorlog is zijn stoffelijk overschot herbegraven op de begraafplaats in Oosterbeek in graf 6 D 6.

Private Fleming. Van hem is niet veel bekend. Op 18 september gevangen genomen.

Private Flitcroft. Als sniper in 3 Section van 7 Platoon zat hij in de voorste groep die zich door de tuinen van de huizen aan de noordelijke kant van de Utrechtsestraat terugtrok. Aangenomen mag worden dat hij in de omgeving van de villa’s Amalia en Luneven gevangen is genomen op 18 september.

William Burns.

 

Fred Barnett.

Alle andere C Company-leden die bij Market Garden betrokken zijn geweest zijn uiteindelijk gevangen genomen en als krijgsgevangene naar één van de kampen in Duitsland gebracht, waar zij tot de bevrijding in april 1945 hebben gezeten.

Er was echter één uitzondering: Company Quartermaster Sergeant Jimmy Sharp. Hij heeft ‘Arnhem’ niet per vliegtuig bereikt, maar was opgenomen in 2nd Parachute Battalions Seaborne Echelon, dat voorraden en uitrustingsstukken over de weg vanuit het zuiden zou aanvoeren. Hij was in Nijmegen toen de evacuatie van 1st Airborne Division onder de codenaam Operation Berlin plaatsvond. De volgende dag kreeg hij in Nijmegen de opdracht om de overgebleven mannen van 2nd Battalion te verzamelen. Tot zijn grote ontsteltenis meldden zich slechts zeventien man van de 509 na zijn commando “Fall in 2nd Battalion”.

De uitkomst van dit onderzoek is dat tien man van de oorspronkelijke groep die in 1941 bij C Company was begonnen met deze zelfde eenheid hebben deelgenomen aan zowel de Raid bij Bruneval als de gevechten in Arnhem.

Duidelijk mag zijn dat het bijna onmogelijk is een vraag over een gebeurtenis van meer dan 75 jaar geleden voor de volle 100% accuraat te beantwoorden. Hoewel er veel informatie is, blijven er altijd lacunes, vragen en twijfels. Toch ga ik ervan uit dat deze samenvatting grotendeels klopt.
Bronnen:

• Millet, Alain en Bucourt, Nicolas, Raid de Bruneval (Editions Heimdal, St. Martin-des-Entrées 2012).

• Anker, Marcel, The Lost Company

(Maca Publishing 2017).

• Archieven van Nicolas Bucourt, Bob Hilton, Graham Francis en Marcel Anker.
Met dank aan Nicolas Bucourt, Bob Hilton en Graham Francis voor hun bijdragen.

BITS AND PIECES

BITS AND PIECES VERROESTE JEEP
In mijn beroepshalve uitgeoefende leven als archivaris van de gemeente Renkum heb ik het voorrecht gehad vele mooie en interessante historische bescheiden door mijn vingers te laten gaan. Zo vond ik eens vier foto’s met achterop slechts het stempel van Studio Renes te Arnhem, en de negatiefnummers van de fotograaf F 574, F 576, F 577a en F 579a. Mijn eerste gedachte was: “waar zijn die andere minstens 573 foto’s…?” De meeste daarvan zullen wel in Arnhem zijn gemaakt, veronderstelde ik toen, en dat boeide mij niet zo. Maar wat werd op deze vier exemplaren vastgelegd? Beschrijvingen ontbraken helaas, en de vindplaats gaf ook geen indicatie.
— Geert Maassen

In het oog springen twee mensen met indrukwekkende kettingen om de hals. Geen sieraden, althans geen gewone, maar kennelijk officiële ambtskettingen of -ketens. Behalve deze voor mij onbekende vrouw en man, herkende ik slechts de gestalte van Jenze Jan Talsma, die van 1934 tot 1949 burgemeester van Renkum was. Aannemende dat hij in functie was toen de foto werd gemaakt, zou de camera in die periode kunnen zijn gehanteerd. Ik concludeerde dat het na de Slag om Arnhem, of beter nog na het einde van de Tweede Wereldoorlog moest zijn geweest omdat ook het wrak van een Britse Airborne-jeep op de gevoelige plaat werd vastgelegd. Dat voertuig zal gebruikt zijn tijdens de gevechtshandelingen in september 1944, en ter plekke zijn achtergebleven.

De andere drie plaatjes tonen als eerste het eerdergenoemde echtpaar (neem ik aan) in een luxeauto, uitstappend. Een meisje biedt bloemen aan, en een heer kijkt toe. De derde foto laat een jeugdig gezelschap zien, aan de maaltijd in de buitenlucht. En de laatste afbeelding is van de Airborne Begraafplaats, waar een behoorlijk aantal mensen een krans zal leggen.

Als de heer Talsma in functie is gefotografeerd, is het opvallend dat het echtpaar (eveneens burgemeesters?) ook ambtskettingen draagt. In Nederland mag dat volgens mij niet als men buiten de eigen gemeentegrenzen is. En als het een echtpaar is, zal het zeker uit het buitenland komen, want hier kennen we het verschijnsel niet dat de partner van een burgemeester ook een ketting om heeft. RAADSEL

Het duurde lang voordat ik bij toeval historische gegevens vond die duidelijk een relatie hadden met de genoemde foto’s. In het lokale weekblad De Renkumse Koerier van 9 mei 1946 las ik het artikel met de kop ‘Het Engels bezoek. Een zeer geslaagde dag’. De verslaggever maakt melding van het bezoek aan de gemeente Renkum van afgevaardigden van de stad Wolverhampton, en daartoe behoorden Mayor William Lawley en zijn echtgenote Mayoress Lawley. Ik merk hierbij op dat een Britse Mayor niet hetzelfde is als een Nederlandse burgemeester, en dat de functie van de laatstgenoemde in het Engels het beste met Burgomaster kan worden geduid. De krant meldt dat de beide buitenlanders op de bewuste maandag (6 mei) omhangen waren met hun ambtsket-ting, en daarmee kwam de eerste foto die ik beschreef, heel duidelijk in beeld. Verderop schrijft de journalist

Ergens tussen Renkum en Wolfheze [wie weet waar precies? GM], 6 mei 1946. William Lawley, Mayor van Wolverhampton, zit in het wrak van een Britse Airborne-jeep. Zijn echtgenote staat ernaast. Volgens de krant brengt hij de Hitlergroet (?!). Geheel rechts vermoedelijk de Renkumse burgemeester Jenze Jan Talsma (Studio Renes, Arnhem. Gelders Archief, 1579 – Fotocollectie Tweede Wereldoorlog van de gemeente Renkum, aanvullingen -ongenummerd).

dat ook een dertigtal kinderen van scholen uit Wolverhampton aanwezig waren, en dat tijdens een tocht over het voormalige slagveld de heer Lawley in een verroeste jeep ging zitten, ergens tussen Renkum en Wolfheze. Zie hier, het raadsel was opgelost. De vier foto’s hadden betrekking op dit buitenlandse bezoek. Het toont maar weer eens aan dat kranten een waardevolle bron kunnen zijn voor lokaal historisch onderzoek.

GEZAMENLIJKE STRIJD

In De Renkumse Koerier werd ook geschreven over de Engelse stad “wier zonen zulk een groot aandeel hebben gehad in onze gezamenlijke strijd. Hun graven zullen blijven een eeuwige herinnering, welke de ontstane vriendschapsbanden in stand zullen houden en verstevigen.” Het gezelschap bracht uiteraard ook een bezoek aan de oorlogsbegraafplaats, waar de Engelse gasten de graven zochten (en hopelijk vonden) van hun familieleden en bekenden. Met behulp van de Roll of Honour van de Slag om Arnhem (een publicatie die door de

VVAM werd uitgegeven in 2011) en een Engelstalige website over Wolverhampton War Memorials telde ik elf (jonge)mannen, in leeftijd variërend van 19 tot 27 jaar, die tijdens of ten gevolge van de gevechtshandelingen in september 1944 het leven lieten.

Nadat het gezelschap, diep onder de indruk, de Arnhem Oosterbeek War Cemetery had verlaten, nam men afscheid van de gemeente Renkum, en vertrok met auto’s en bussen naar Arnhem, waar het diner zou plaatsvinden. De journalist eindigt zijn verhaal met: “Het is voor onze bezoekers ongetwijfeld een dag geweest om nooit te vergeten!”

Bronnen

• De Renkumse Koerier van 9 mei 1946 (Gelders Archief, 2832 – Collectie kranten van de gemeente Renkum, inventarisnummer 107).

• https://www.wolverhamptonwarmemorials.org.uk/ index.php?page=men-at-arnhem.

BOEKEN

In september verscheen van de hand van Laurens van Aggelen een boek over de geschiedenis van Villa Hartenstein en het Airborne Museum in Oosterbeek. Laurens laat zien dat zowel de villa als het museum in de loop der jaren grote en kleine veranderingen hebben ondergaan, waarbij met name de stroomversnelling aan ontwikkelingen van de afgelopen tien jaar opvalt. Het voorwoord is geschreven door Judy Urquhart, dochter van Major-General Urquhart en zweefvliegtuig piloot Sergeant Frank Ashleigh. Beiden beschrijven hun relatie met de villa en het museum. In het boek is ook een passage over de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum opgenomen. De uitgave is uitstekend verzorgd, met goede foto’s (deels in kleur), gezet in een duidelijke letter en geschreven in een vlotte stijl die uitnodigt om het werk in één adem uit te lezen. Een paar schoonheidsfoutjes en enkele onvolkomenheden in de fotobijschriften kunnen er wellicht in een volgende editie nog worden uitgehaald.
Laurens van Aggelen, Airborne Museum Hartenstein; De Oosterbeekse villa met een rijke historie (White Elephant Publishing, 2020, pp. 161, geïllustreerd, ISBN-13: 97890-797-6339-9, geïllustreerd, € 27,95). Het boek is onder meer verkrijgbaar bij Boekhandel Meijer & Siegers in Oos-terbeek en in het Airborne Museum — Wybo Boersma

Op 1 oktober is Oorlog in Lingezegen gepubliceerd. Dit boek is het resultaat van archeologisch onderzoek tijdens de aanleg van Park Lingezegen. Het bijzondere van dit werk is dat het zich specifiek richt op de Tweede Wereldoorlog en de bodemsporen- en vondsten die deze periode heeft nagelaten in het groen tussen Arnhem, Elst en Bemmel. Als basis voor de krijgshistorische achtergrond heeft de auteur gebruik gemaakt van de bekende werken van dr. J. Brouwer, H. Bollen, F. van Hemmen en B. Gerritsen. Het boek heeft 143 pagina’s in formaat A4 extra, is rijk geïllustreerd met veel grote kleurenfoto’s en kaarten. De auteur schrijft met regelmaat voor het Airborne Magazine in de rubriek Conflictarcheologie. In Airborne Magazine nr. 20 (maart 2021) zal een bijdrage van Martijn staan over het onderzoek in Park Lingezegen.
Martijn Reinders, Oorlog in Lingezegen (Greenhouse Advies Archeologie, 2020, pp. 143, ISBN-13: 978-90-90-3509-4, rijk geïllustreerd, € 25,00 excl. verzendkosten). Voor meer informatie: https:// greenhouse-advies.nl/ boek-oolog-in-lingezegen/  — Leo van Midden

PERSOONLIJK

HARD DAY’S NIGHT

VOOR EVEN ONDERGRONDS OP VOORMALIG LANDGOED DE OORSPRONG IN OOSTERBEEK
De oorlogsgeschiedenis van het voormalige landgoed De Oorsprong, aan de westkant van Oosterbeek, is goed gedocumenteerd. Geurt van de Kerk (1945) verzamelde zeven ooggetuigenverslagen van burgers die in het gebied waren ten tijde van de slag om Arnhem en bundelde ze in een boekwerkje. Het zijn waardige voetnoten bij een doorlopende vertelling die zich concentreert rond één plek: een schuilkelder in het struweel.
— Tekst en foto’s: Alexander Heusschen

Geurt van de Kerk daalt voorzichtig de trap af van de schuilkelder van Huize De Oorsprong, één hand aan de verroeste leuning. Beneden valt een smalle strook laag nazomerlicht binnen via wat ooit de nooduitgang was. Hij is voor het eerst in de ruimte die hij zo goed kent uit de verhalen van zijn ouders, en uit de verslagen die hij bijeenbracht voor een boekwerkje over de strijd op en om De Oorsprong. Hij neemt het betonnen vertrek van vier bij vijf meter zwijgzaam in zich op, een beetje overweldigd door de geringe omvang ervan en door de persoonlijke verbintenis met de plek. “Sliepen hier werkelijk 24 mensen?”, vraagt hij retorisch. “Ongelooflijk, echt ongelooflijk.”

Boswachter Ben Oosting van Geldersch Landschap en Kasteelen (GLK), beheerder van het voormalige landgoed, laat ondertussen het lampje van zijn telefoon over plafond en muren gaan. Rode verfletters op de wanden verraden wanneer de schuilplaats voor het laatst toegankelijk moet zijn geweest voor de plaatselijke jeugd. ELVIS, ROCKERS, ROLLING STONES, MODS, BEATLES… de graffiti uit de jaren ‘60 is onderdeel geworden van het historisch erfgoed van De Oorsprong. Het heeft iets aandoenlijks; eens een keer geen schuttingtaal of onleesbare ‘tags’, maar gewoon wat favoriete artiesten en een enkele prominente jeugdcultuurstroming van weleer. In de schacht bij de be-traliede nooduitgang liggen alleen wat gevallen eikels en takken. Kom daar nog maar eens om.

Oosting legt uit dat toen GLK het landgoed in 2006 voor 40 jaar in erfpacht nam de schuilkelder voor de helft gevuld was met grond en resten van het landhuis dat op 21 september 1944 afbrandde. De bruine randen op het gewapende beton laten zien dat het (grond)water er tot op kniehoogte kwam. Het is nog steeds een vochtige ruimte. “Ideaal voor vleermuizen”, weet Oosting. En voor slakken en padden, zo te zien. Van de Kerk wil weten of de stalen deuren nog origineel zijn. “Dat zijn ze zeker”, voegt de boswachter eraan toen. “Inclusief de sluitingen, hevels en

Geurt van de Kerk (links) en Ben Oosting bij de ingang van de schuilkelder.

net als de linker sluitplaat van de ingang”. Bovengronds mag er dan weinig resten van het landhuis, de kelders en de nabijgelegen ondergrondse schuilkelder zijn nog helemaal intact. Oosting doet het hangslot weer op de toegangsdeur.

KORT VERBLIJF

Gezeten op de betonnen contouren die de locatie van het landhuis markeren, worden anekdotes, losse flarden aan plaatselijke en persoonlijke geschiedenisjes en wetenswaardigheden verweven tot een veelkleurige quilt. Van de Kerk verhaalt over zijn ouders die in 1942 op last van de Duitsers IJmuiden moesten verlaten; pottenkijkers waren niet meer welkom in het Sperrgebiet van de Atlantikwall die er werd aangelegd. Jaap en Lenie kwamen terecht in Huize Overzicht, naast hotel Tafelberg. Totdat men ook daar weg moest. De volgende stop werd Huize De Oorsprong.

Oosting haalt de tragische dood aan van de negentienjarige Lieutenant Philip Sumner Holt van het 21st Platoon, D Company, The Border Regiment. Oosting: “Hij is op 21

september omgekomen. Vermoedelijk rond een uur of elf, omdat we weten dat op dat ogenblik het landhuis in brand werd geschoten. Zijn stoffelijk overschot werd gevonden tussen de schuilkelder en hier.” Dat Holt nog niet vergeten is, blijkt als ik een klein remembrance cross met zijn naam ontdek vlakbij de plek waar hij het leven moet hebben gelaten. Oosting: “Dat stond er vorige week nog niet. Geen idee wie het heeft neergezet. Dat weet je eigenlijk nooit. Van Holt is in ieder geval bekend dat hij in het landhuis kookte, samen met de burgers uit de schuilkelder, en ze voorzag van biscuits en fruitsap.”

En uiteraard gaat het over de schuilplaats die Arnhemse advocaat mr. Julius Frowein, eigenaar van De Oorsprong vanaf 1920, in al zijn voorzienigheid in de tuin liet aanleggen, vlak vóór de Duitse inval in Nederland. Opgeleverd in 1940 kon het onderdak bieden aan zo’n twintig mensen. Water en licht waren er niet, toevoer van zuurstof nauwelijks. Kennelijk werd rekening gehouden met een kort verblijf in tijden van nood.
EINDELOZE NACHT

Het noodonderkomen heeft een prominente rol in Ik heb het met eigen ogen gezien, het boekwerkje met de ooggetuigenverslagen dat een aantal maanden geleden is uitgekomen. Met name in het verslag van de vader van Geurt van de Kerk fungeert de schuilkelder als ingedikte geschiedenis, een soort container van menselijke tragiek, gebeden, gewonde Britten, sterfte, angst, oorlogslawaai en het verlies van het besef van tijd. Jaap van de Kerk: “Door de nooduitgang kregen we wat daglicht binnen in de schuilkelder, maar omdat er steeds meer granaten dicht bij ons explodeerden, moest deze nooduitgang worden gesloten. Vanaf dat moment was er voor ons geen verschil meer tussen dag en nacht. Alleen als we iemand moesten helpen staken we een kaars aan. ‘s Nachts zou elk puntje licht de aandacht kunnen trekken van de Duitsers. Het werd een eindeloze nacht.”


Diny Slagman-Jacobi woonde in 1944 op de Van Borsse-lenweg 6 (nu nr. 34). Ze herinnert zich nog dat ze vanuit de schuilkelder eten gingen zoeken in het bos, waarbij ze vooral stuitten op Engelse koeken in blik, en dat de Duitsers aan de deur van de kelder verschenen: “Op een dag werden alle mannen door een Duitse soldaat uit de schuilkelder gehaald om lichamen van omgekomen soldaten te begraven. Zij weigerden dat, waarop wij allemaal naar boven moesten komen en de Duitsers hen opnieuw opdracht gaven om mee te werken. ‘Doe je het of doe je het niet?’ Keus was er toen niet meer, kijkend naar de Duitse geweren in de aanslag.”

AMFITHEATER

Ik loop met Geurt van de Kerk naar Tuin de Lage Oorsprong, ooit de ommuurde moestuin en boomgaard van het landgoed, nu een te bezoeken particulier paradijsje met orangerie, bloembedden en een amfitheater aan de rand van het bos. Van de Kerk vertelt over de twee gele soepborden die z’n ouders mee de schuilkelder in namen (“Die hebben we nog steeds!”), over het grote aantal oorlogssporen in de tuinmuren en over het openluchtzwembad in de hoek van het terrein, dat ook voorkomt in Ik heb het met eigen ogen gezien. Dat er aanvankelijk helemaal geen sprake zou zijn van een uitgave is toe te schrijven aan corona: Van de Kerk verzamelde de ooggetuigenverslagen in eerste instantie voor een voorstelling van Muziektheater De Plaats uit Arnhem. Plaats van handeling had het amfitheater moeten worden. De productie bleef achterwege, een boekje werd het tastbare resultaat. “Deze tuin voelt ook een beetje als mijn tuin”, zegt hij tegen eigenaresse Mariëlle Kempen. “Klinkt het raar dat ik dat zeg?”, wil hij weten. Kempen vindt van niet. “Het gaat om de binding die mensen hebben of krijgen met een plek als deze. Dat vind ik alleen maar mooi.”

MINISTORY 135

MINISTORY 135 MODEL ONDERBRAK ZIJN MIDDAGMAAL
— Bob Gerritsen
Generalfeldmarschall Model was tijdens de septemberdagen in 1944 één van de hoofdrolspelers tijdens operatie Market Garden. In de literatuur is maar weinig geschreven over zijn rol tijdens deze periode. Toch is zijn bemoeienis met het strijdverloop aardig gedocumenteerd in persoonlijke verslagen. Een inkijkje in Models beslommeringen.

Otto Moritz Walter Model werd op 24 januari 1891 geboren in Genthin (Sachsen) als zoon van Otto Paul Moritz Model en zijn eenendertigjarige vrouw. Walter werd zijn roepnaam. Zijn vader kreeg in 1908 een baan in Naumburg en Walter werd hier scholier aan het gymnasium. Naumburg was een garnizoensstad, er lag een bataljon van de jagers en van de artillerie. De jonge Model leerde een stad kennen waar het militaire bestaan de toon aangaf.

Het Pruisische leger groeide en de vraag naar officieren steeg. Walter Model werd opgeleid als officier. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd hij met Kerstmis regimentsadjudant. In 1915 werd hij zwaar gewond en verbleef vier weken in een hospitaal in Sedan. In oktober 1915 kreeg hij het IJzeren Kruis I. Nadat hij nogmaals gewond was geraakt, en weer enkele maanden in het hospitaal gelegen had, werd hij in 1917 ordonnansofficier. Tussen de twee wereldoorlogen vervulde hij verschillende functies in het Duitse leger. Op 12 mei 1921 trouwde hij met Herta Huyssen. Uit hun huwelijk werden twee dochters en een zoon geboren. Vanaf 1941 was hij als bevelvoerder van Duitse legereenheden in gevecht in Rusland. In 1942 werd hij commandant van het 9.Armeekorps. Deze periode heeft het langst geduurd en hier voelde hij zich op zijn gemak. Zijn nieuwe chef-staf werd General-Major Hans Krebs.

In januari 1944 was Model aanwezig bij de besprekingen in het hoofdkwartier van Hitler, de ‘Wolfsschanze’, over de situatie aan de fronten. Voordat hij terugging naar het front in Rusland diende Model bij personeelszaken van de Wehrmacht een verzoek in om een persoonlijke

Walter Model.

adjudant te mogen hebben. Dit verzoek werd afgewezen omdat commandanten van legerkorpsen geen persoonlijke adjudanten hadden. Tijdens een afscheidsbezoek ontmoette Model toevallig SS-Reichsführer Heinrich Himmler aan wie hij zijn verhaal deed. Himmler zag kans een verbindingsofficier bij Model te plaatsen en bood hem direct een gewaardeerde officier van de Waffen-SS aan. Dit werd SS-Sturmbannführer Rudolph Maeker. In maart 1944 werd Model door Hitler tot de hoogste Duitse rang in de Wehrmacht benoemd, die van Generalfeldmarschall.

Op 22 juli 1944 vlogen Model en zijn staf met twee kleine verkenningsvliegtuigen naar het hoofdkwartier van General Graf von Rothkirch. Tijdens deze vlucht werden ze door Russische jagers aangevallen. Model kon

bij de landing nog snel uit het vliegtuig springen en in dekking gaan, maar het tweede toestel waarin SS-Sturm-bannführer Maeker zat, kreeg de volle laag. Maeker raakte zwaar gewond.

OBERBEFEHLSHABER HEERESGRUPPE B

Op 16 augustus 1944 kreeg Model het bevel dat hij zich om 12.00u bij Hitler in de ‘Wolfsschanze’ diende te melden. Hitler wilde Generalfeldmarschall von Kluge, die hij na de aanslag op zijn leven van 20 juli 1944 niet meer vertrouwde, vervangen door Model. Laatstgenoemde bepleitte tevergeefs zijn positie aan het oostfront. Dezelfde middag verleende Hitler Model de briljanten bij zijn Ridderkruis. Hij vertelde hem daarbij dat hij benoemd was tot Oberbefehlshaber West, ter vervanging van von Kluge. Hiermee werd hij tegelijk Ober-befehlshaber der Heeresgruppe B.

Aangezien zijn ordonnansofficier gewond was, vroeg Model om een vervanger. Dit werd SS-Sturmbannführer Heinrich Springer. Op 29 augustus meldde deze zich op het hoofdkwartier van Model in Havrincourt ten westen van Cambrai, in Noord-Frankrijk.

Springer: ”Op 27 augustus na de dagelijkse middagbespre-king meldde ik me af bij de Führer. Hij zei: ‘Ik wens de Feldmarschall veel geluk en succes bij zijn nieuwe zware opgave’. Ik meldde me op 29 augustus op het hoofdkwartier van Heeresgruppe B in het ‘Weissen Schloss’ in Havrincourt ten westen van Cambrai. De eerste dagen als Begleitoffizier waren werkelijk turbulent. Na een paar dagen wist ik al waar het op aan kwam, de Feldmarschall door verstopte of geblokkeerde straten heen leiden, er voor zorgen dat de verbindingen goed waren en zorgen dat op de stafkaarten alle recente informatie was aangegeven.”

Vanaf het moment dat Model het commando overnam trachtte hij zijn aangeslagen troepen te hergroeperen en een nieuwe frontlinie op te bouwen. Op 5 september werd Generalfeldmarschall Gerd von Rundstedt Ober-befehlshaber West. Model behield het commando over Heeresgruppe B. Op dat moment stootte het Britse Second Army van Major-General Dempsey naar Antwerpen en Brussel door. Model gaf zijn 15. Armee opdracht over de Schelde naar het noorden uit te wijken. Door hun lange aanvoerlijnen waren de geallieerden gedwongen een adempauze in te lasten. Deze tijd gebruikte Model om zijn posities te consolideren en zijn chaotisch teruggetrokken troepen te herschikken.

OOSTERBEEK

Model vestigde op 15 september zijn hoofdkwartier in Oosterbeek en betrok met zijn staf de hotels Harten-stein en Tafelberg. Hier bezocht de Höhere SS- und Polizeiführer Niederlande, SS-Gruppenführer Rauter Model en zijn staf. Rauter was van mening dat een geallieerde aanval van luchtlandingstroepen zou plaats vinden. Model en zijn chef-staf Hans Krebs waren zeer sceptisch want, zo dachten ze, Montgomery was een voorzichtige bevelvoerder.

SS-Sturmbannführer Heinrich Springer.

Heinrich Springer werd op 3 november 1914 geboren in Kiel. Op 1 juni 1936 trad hij toe tot de Alge-meine SS, waarna hij in november 1937 overging naar de Waffen-SS. Hij kreeg bij de 3.Kompanie SS-Regiment Germania zijn infanterie-opleiding. Eind 1938 ging hij naar de officiersopleiding bij de SS-Junkerschule Tölz. Hij kreeg nog een opleiding voor pelotonscommandant
in Dachau en werd commandant van het tweede peloton van de Leibstandarte SS Adolf Hitler. Met de Leibstandarte maakte hij in de eerste oorlogsjaren vele veldtochten mee. Tijdens deze ondernemingen raakte hij diverse keren gewond en in 1943 in Rusland zelfs zéér zwaar gewond. Op 10 september 1943 werd hij overgeplaatst als divisie-adjudant naar de SS-Panzer-grenadier-Division Hitlerjugend om aan de opbouw van deze divisie mee te werken. Hij kreeg op 27 mei bericht dat hij per 1 juni 1944 verbindingsofficier voor de Waffen-SS werd bij het Oberkommando der Wehrmacht in de Wehrmachtsführungsstab. Deze staf bevond zich op dat moment in Berchtesgaden. Eind augustus kreeg hij te horen dat hij 1.Ordonnanz-und Begleitoffizier bij Walter Model zou worden.

Oberleutnant Gustav Sedelhauser voerde het bevel over de transportsectie en tevens over de beveiliging van Models staf. Hij herinnerde zich: ”Op vrijdag de 15de september kwamen we in Oosterbeek aan. Het leek wel een paradijsje alles was zo schoon en mooi. Iedereen kon nu zijn was laten doen en het zou vier dagen duren voordat we deze terug zouden krijgen. Uiteindelijk hebben we het wasgoed nooit terug gehad. Op zaterdag maakte Model een tocht door de omgeving. Iedereen van de staf bleef zaterdagavond binnen en er was een feestje om enkele promoties te vieren. Zondagmorgen ging Models chauffeur koffiedrinken in het officierscasino en tegen elf uur sprak ik Model nog.”

 

Feldmarschall Walter Model (links) in gesprek met zijn chef-staf, General der Infanterie Hans Krebs.

 

Hans Ertl, filmer van een Propagandakompanie [zie Ministory 72], meldde zich op 16 september in Ooster-beek bij de inlichtingenofficier, op het hoofdkwartier van Heeresgruppe B. In zijn boek schrijft hij hierover het volgende: ”Op het moment dat ik de trap van het hotel op liep verscheen Model met monocle en begeleiders om waarschijnlijk te vertrekken. Ik meldde me, terwijl ik op de middelste trede stond, plichtmatig terwijl de commandant van de Heeresgruppe mij van boven af gedetailleerd bestudeerde. ‘Waarvan kennen we elkaar?’ kwam zijn vraag. ‘Van de noodlanding met de Fieseler Storch bij Rhsew — winter 1942.’ ‘Ja, dat is juist’ antwoordde Model geamuseerd. ‘U was die ongeluksvogel die daarbij in een hoge boog over mij en de piloot in een sneeuwhoop vloog — ha ha ! Blij u hier weer te zien’ Met deze woorden gaf hij mij kort een hand om in het voorbij gaan zijn chef staf generaal Krebs en zijn adjudant Oberst von Freyberg het verhaal van de aanval van het Russische jachtvliegtuig en de gevolgen te vertellen.”

Op zondag 17 september 1944 hield Model een stafbe-spreking in hotel Hartenstein; tegen twaalf uur schoof men aan voor de lunch in hotel Tafelberg. Er was de hele ochtend al veel bedrijvigheid in de lucht, maar dat was men wel gewend. Heinrich Springer schrijft hierover het volgende: ”Op weekdagen aten wij in principe in de avond warm maar op zondag werd tussen de middag een warme maaltijd genuttigd. Model en enkele stafofficieren zaten op deze zonnige herfstdag in de veranda van het hotel ‘Tafelberg’ te eten toen opeens de lucht donker werd en een onheilspellend geluid door de ramen drong. Een officier stormde naar binnen en riep: ‘Vijandelijke luchtlandingen in grote getalen direct in de buurt’.”

Tegen één uur kreeg de Ia [chef-operaties] Oberst Hans-Georg von Tempelhoff een dringend telefoongesprek.

Von Tempelhoff schrijft hierover aan de auteur Cornelius Ryan: ”De officier aan de telefoon vroeg mij om uit het raam te kijken. Toen ik bij het raam stond zag ik tot mijn verbazing parachutisten naar beneden komen. Ik riep Model en Krebs naar het raam en zei: ‘Kijk naar buiten’. Model stond links van mij en Krebs rechts. Beide mannen droegen een monocle en deze lieten ze van verbazing vallen. Krebs zei: ‘Dit wordt de beslissende slag van deze oorlog’. Waarop Model antwoordde: ‘Doe niet zo dramatisch, het is duidelijk genoeg en verbaast me niets’.” Model wendde zich tot von Tempelhoff en gaf hem opdracht om iedereen te alarmeren. Von Tempelhoff ging naar boven waar zijn kantoor was en alarmeerde via de telefoon en radio alle eenheden, in het bijzonder die van de Waffen-SS. Oberleutnant Sedelhauser: ”Er kwamen veel bommenwerpers over en we dachten dat deze naar Duitsland gingen. Op een gegeven moment ging de telefoon en meldde een van mijn mannen uit Wolfheze dat er zweefvliegtuigen aan het landen waren. Ik dacht dat hij gek geworden was. Daarna ben ik naar Oberst von Tempelhoff gerend en hem het nieuws verteld. Toen ik uit het kantoor van von Tempel-hoff kwam liep Model zijn kantoor binnen.”

Er was een zware explosie waardoor iedereen op de grond dook. Daarna verlieten Model en Krebs hotel Tafelberg. De veldmaarschalk gaf opdracht naar Terborg te gaan; hier lagen de kwartiermakers van zijn staf. Het kasteel

Oberst Hans-Georg von Tempelhoff.

 

‘t Zonnehuis, Paasberglaan in Terborg.

Even buiten Terborg staan drie villa’s aan de Paasberg. Vanaf de weg gezien werden de twee rechtse villa’s bewoond door de broers Deurvorst. In het meest rechtse huis, ‘t Zonnehuis’, woonden Frank en zijn vrouw Els met hun moeder (‘ma’ in het dagboek van Claire Deurvorst). Daarnaast woonden Claire Deurvorst en haar echtgenoot Mel, Franks broer. Claire Deurvorst-Yeates was geboren in Londen. Aangezien er voor haar geen communicatie mogelijk was met Engeland hield zij vanaf 1940 een dagboek bij in het Engels. Voor het verblijf van Walter Model in Terborg zijn haar aantekeningen interessant. In 2012 heeft Lied Deurvorst dit dagboek in boekvorm uitgegeven onder de titel: Imagine a perfect, cloudless May day. Enkele passages uit dit boek worden aangehaald. De villa’s waren erg in trek bij de Duitsers en begin september waren er verschillende ‘hoge’ officieren ingekwartierd. Op 17 september schrijft Claire in haar dagboek dat ma bij haar kwam om te vertellen dat nog een generaal zijn intrek in ’t Zonnehuis wilde nemen en dat daarom de eerste generaal nu hun gast zou worden, samen met zijn chauffeur en oppasser.
Wisch van graaf Van Schuylenburg werd hiervoor gekozen en tegen 17.00u was de staf weer aan het werk.

Oberleutnant Sedelhauser sprong op zijn motorfiets en ging naar zijn troepen die in de bossen gelegerd waren. Hier kreeg hij de eerste meldingen binnen dat er zes gewonden waren gevallen en dat drie vrachtwagens in brand stonden. Hij trok al zijn voertuigen en manschappen terug en begon de verplaatsing van de staf te organiseren. Krebs vergat behalve zijn pet en pistool de stafkaart met de complete frontsituatie van Nederland tot Zwitserland. Toen Sedelhauser als laatste vertrok griste hij deze nog van de tafel. Ze vertrokken richting Zutphen en overnachtten in Doetinchem.

SS-Sturmbannführer Heinrich Springer schreef: ”Ik geloof dat er nog nooit zo snel een hoofdkwartier ontruimd

werd. Na een half uur stoven we naar het hoofdkwartier van SS-Obergruppenführer Bittrich in Doetinchem. Zijn hoofdkwartier lag goed verborgen in een bosgebied [kasteel

Kasteel Wisch (briefkaart).

Bespreking op 26 september 1944 in Villa Heselbergh. Van links naar rechts: Feldmarschall Walter Model, Generaloberst Kurt Student, SS-Obergruppenführer Willi Bittrich, Major Knaust, SS-Brigadeführer Heinz Harmel (Bundesarchiv, Bild 146-1971-033-49, fotograaf: SS-KB Peter Adendorf).

Slangenburg, BG]. De eerste woorden die Model tegen Bittrich zei waren ‘Bijna hadden de Engelsen mijn gehele staf gevangengenomen’. Nu was de veldmaarschalk in zijn element. Vanaf nu gold, snel handelen en veel improviseren.” Models eerste doel was het hoofdkwartier in Doetin-chem van SS-Obergruppenführer Bittrich die het

II. SS-Panzer Korps leidde. In Doetinchem was het chaotisch en Model snelde direct naar Bittrich toe. SS-Obergruppenführer Bittrich schrijft hierover in zijn verslag: ”Tegen 15.00u arriveerde de Oberbefehlshaber der Heeresgruppe B Feldmarschall Model met zijn chef-staf General-Major Krebs op mijn hoofdkwartier in Doetinchem. Hij gaf in het kort een verslag van zijn persoonlijke indrukken van de luchtlandingen die vlak bij zijn hoofdkwartier hadden plaatsgevonden. Beiden luisterden naar de inmiddels genomen noodmaatregelen en Model ging hiermee akkoord. Hij plaatste het II. SS-Panzer Korps direct onder Heeresgruppe B en gaf mij het bevel.”

In het dagboek van Claire Deurvorst wordt op 23 september voor het eerst melding gemaakt dat Walter Mo

del zijn intrek heeft genomen in ’t Zonnehuis:”Els went over to ’t Zonnehuis and they said that they were also leaving and that Graf von Stolberg would want an interview with her concerning their coming back into the house. He also mumbled something about the Feldmarschall coming here.”

Model gaf opdracht de bruggen over de Waal en de Rijn zeker te stellen. Generaloberst Student, die zijn hoofdkwartier in Vught had en te midden van de luchtlandingen zat, wilde direct de brug over de Waal opblazen. Model verbood hem dat omdat hij geen voorstander was om bruggen direct te vernietigen. In dit geval bleek hij geen gelijk te hebben. Wilhelm Bittrich zegt hierover het volgende: ”Ik realiseerde mij dat het Britse Tweede Leger via Nijmegen de 1st Airborne Division wilde versterken. Ik hoopte op de eerste dag van de gevechten troepen via de Rijnbrug naar Nijmegen te sturen. Dit mislukte echter aangezien de noordzijde van de Rijnbrug al in Britse handen was. Hierdoor was het niet meer mogelijk om troepen naar Nijmegen te sturen en de Waalbrug in handen te houden. Daarom heb ik op de 18de of 19de met het hoofdkwartier

Van links naar rechts: Generalfeldmarschall Walter Model, SS-Brigadeführer Heinz Harmel, Generaloberst Kurt Student, SS-Obergruppenführer Willi Bittrich, achter Bittrich staat SS-Obersturmbannführer Walter Harzer die zojuist het ridderkruis heeft ontvangen (Fotograaf SS-KB Peter Adendorf).

van Model gebeld met het verzoek om de bruggen te mogen opblazen. General-Major Krebs antwoordde: ‘We hebben de bruggen nog nodig voor onze tegenaanvallen’. Omdat de situatie mij erg veel zorgen baarde was ik hierover gefrustreerd. Ik ging ervan uit dat de staf van de Heeresgruppe B een beter overzicht van het gehele front had dan ik mijn hoofdkwartier.”

De bruggen bij Grave en Nijmegen werden uiteindelijk intact door de Geallieerden veroverd. Dat Model zich graag voorin de linies begaf was alom bekend. Zijn adjudant, SS-Sturmbannführer Heinrich Springer schrijft: ”Major Hans-Peter Knaust was een oudgediende. Voor Moskou had hij een been verloren en was nu commandant van het Panzergrenadier-Ersatz- und Ausbildungs Battalion 64 dat werd samengevoegd met het Panzer-Ersatz Abteilung 11, hierdoor ontstond Kampfgruppe Knaust. Op donderdag de 21ste was de Arnhemse brug heroverd en kon Knaust met zijn pantservoertuigen over de brug naar het zuiden doorstoten. Hij moest de opmars van de geallieerden vanuit Nijmegen via Elst naar Arnhem verhinderen. Model wist de inzet van Knaust te waarderen en heeft hem

voorgedragen voor een Ridderkruis. De voordracht werd telefonisch bevestigd en Model kon niet wachten om Knaust het nieuws te vertellen.”

Op 26 oktober 1967 interviewde Cornelius Ryan Wilhelm Bittrich. Eén van de vragen ging over het verlenen van het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes aan Hans-Peter Knaust. Bittrich verklaarde hierover het volgende: ”Op 26 september had ik met mijn commandanten, waaronder Knaust, een overleg. Model bezocht onverwacht deze vergadering en het eerste wat hij vroeg was ‘Bittrich wanneer is het hier gebeurd?’. Waarop ik antwoordde: ‘Veldmaarschalk, gisteren en de vorige dag hebben we gestreden als nooit tevoren. We hebben alles wat we hebben in de strijd geworpen, dat is nu de situatie’. Op dat moment kwam er een ordonnans binnen die direct zei: ‘De luchtlandingstroepen hebben zich overgegeven’. Het eerste dat ik deed was aan veldmaarschalk Model vragen om twee van mijn officieren te decoreren. Dit hield in dat hiermee aan de offici-ele formaliteiten, zoals een schriftelijke verklaring wat de reden was voor een decoratie, werd voorbijgegaan. Model

Model vertrekt bij Villa Heselbergh (Gelders Archief, 3D-0055, fotograaf: SS-KB Peter Adendorf)

vroeg zijn ordonnans of hij ridderkruizen bij zich had en hing deze om Knaust en Harzer hun nek.”

Het aparte van deze uitspraak is dat er voor Walter Har-zer weldegelijk een aanvraag, ondertekend door Bittrich, was gedaan om het Ridderkruis aan hem toe te kennen. Deze aanvraag was al op 21 september 1944 door Berlijn goedgekeurd. Bittrich wist van dit verzoek op het moment dat hij aan Model vroeg om zowel aan Knaust als ook aan Harzer een Ridderkruis te verlenen. De onderscheiding was nog niet uitgereikt en het is aannemelijk dat Bittrich van het moment van de aanwezigheid van Model heeft gebruikt om ook aan Harzer de medaille uit te reiken.

In een telegram van 21 september van de Ia van Hee-resgruppe B werd al bepaald dat het 1.Fallschirm-Armee op 22 september zijn hoofdkwartier naar Terborg moest verplaatsen. Dit hield in dat het hoofdkwartier van Hee-resgruppe B verplaatst werd naar Osterath in de buurt van Krefeld. Kasteel Wisch bleef voorlopig de vooruitgeschoven commandopost van Walter Model.

Op 22 september maakt Claire de volgende notitie in haar dagboek: ”There is a grand dinner party at Wisch [het kasteel , BG]. Seyss Inquart is the guest of honour, a pause in his flight from Holland we hope. Tante Mie [Mie Sas-sen-Vonk, BG] is in a terrible state because she has a general (Air Force) billeted on her. His name is Student and is only less in rank to Field Marshal Göring.”

Claire Deurvorst noemt op 29 september in haar notitie de adjudant van Model, Heinrich Springer: According to Ma, General Model seems to have been at ‘t Zonnehuis last night. There was great feasting there and guards all-round the house. The Adjutant of our guest a Sturmbannführer [Heinrich Springer, BG] has been in Russia and told Mel that nearly all the provisions that they captured in Russia were American. He also told Mel that their life was a difficult one. Sometimes they have to drive hundreds of kilometres on end, often a night through strange countries and completely strange roads. He never knows if he finds a bed and at what hour of the night he has to get up, pack and be off on one of these long journey.”

Walter Model begroet op 3 oktober 1944 propagandaminister Joseph Goebbels bij de villa ’t Zonnehuis in Terborg. Rechts achter Goebbels staat SS-Sturmbannführer Heinrich Springer (still uit de Wochenschau)

Op 9 oktober 1944 bezoekt Walter Model de vooruitgeschoven commandopost van de 246. Volksgrenadier-Division in de buurt van Aken. Op de achterbank zitten links de divisiecommandant, Oberst Gerhard Wilck, en naast hem SS-Sturmbannführer Heinrich Springer. (Bundesarchiv, Bild 183-1992-0617-506, fotograaf: KB Theodor Scheerer).

HOOG BEZOEK

Minister Goebbels bracht een bezoek aan een fabriek in Keulen waar hij een toespraak hield en Model nodigde hem uit voor diner, waarbij hij probeerde om o.a. betere bevoorrading te krijgen. Op 3 oktober bemerkte Els dat er iets speciaals in ’t Zonnehuis stond te gebeuren: ”The furniture was being moved about from one room to another. Every moment they wanted something from the ‘genadige Frau’… ”

De ceremoniemeester wilde van alles hebben zoals donker gekleurde doeken om over de boekenkast te hangen en vroeg of er ook zilveren kandelaars waren. Alles was al door de bewoners verborgen en de Duitsers moesten zich dus behelpen. ”The hall was a sea of flowers and there also was a long table laid out for lunch. Els had one friend amongst the staff who just says anything he likes. She carefully asked him who the important guest should be. ‘Ach dass ist Reichsminister Goebbels’, he answered. This afternoon at 1.30 he arrived and at 3 o’clock he departed again.”

Na de gevechten in Nederland heeft de Heeresgruppe B zware gevechten geleverd in de Ardennen. De Hee-

resgruppe vond tenslotte haar einde in de Ruhrkessel. In de middag van 21 april 1945 vroeg Model nog eenmaal aan zijn adjudant, Oberst Pilling, om met hem mee te gaan. Aangekomen bij een paar hoge eiken in een bos tussen Lintdorf en Wedau pakte hij zijn pistool en zette deze tegen zijn slaap en drukte af. Model werd onder de eikenboom begraven. Later is hij bijgezet op de begraafplaats Vossenack in de Eifel.
Bronnen:

• Görlitz, W., Model Strategie der Defensive

(Limes Verlag, Wiesbaden 1975).

• Springer, H., Stationen eines Lebens in Krieg und Frieden, Zeitgeschichtliches Zeugnis des SS-Sturm-bannführers und Ritterkreuztragers der Leibstandarte SS. Adolf Hitler (D.V.G., Rosenheim 1996).

• Deurvorst, L., en Deurvorst-Yeates, C.,Imagine a perfect, cloudless May day (eigen beheer, Zutphen 2012).

• Ertl, H., Hans Ertl als Kriegsberichter 1939-1945 (Steiger Verlag, Innsbruck 1985).

• Cornelius Ryan Collection, diverse verslagen.
Met dank aan: Marcel Anker, Hans Houterman en Leo van Midden.

HISTORISCH PERSPECTIEF

ONDERZOEK NAAR DE MISSENDE FOTO’S

VAN JACOBSEN EN WENZEL
Zonder twijfel zijn de door de Duitse fotografen Jacobsen en Wenzel op 19 en 20 september 1944 gemaakte foto’s de belangrijkste visuele bron van de Slag om Arnhem. Eerder is een aantal individuele foto’s uit deze serie in Ministories behandeld, vooral om vast stellen waar ze zijn gemaakt. Inmiddels kunnen we de exacte plek van alle 150 foto’s duiden en in Airborne Magazine 18 stond een artikel waarin zelfs het tijdstip van het maken van deze foto’s wordt bepaald. Wat overblijft is dat we een kleine 40 foto’s uit deze serie missen. Wat zou daarop staan? En wat zou deze inhoud toevoegen aan ons beeld van de slag? Dit artikel beschrijft een zoektocht naar de ontbrekende afbeeldingen.

— Paul Meiboom
We weten dat er foto’s missen omdat we de beschikking hebben over afdrukken van de negatieven, zoals gebruikt door Margry in Market Garden Then and Now, en de nummering verschillende gaten laat zien (tabel 1).

Filmnr. Fotograaf Negatieven aanwezig Aantal
3526 Wenzel 1 2A-13A, 20A-25A 18
3527 Wenzel 2 1A-23A 23
3528 Jacobsen 3 9A-26A 18
3529 Jacobsen 4 3-32 30
3530 Jacobsen 1 2A-19A, 26A-35A 28
3531A Jacobsen 2 3-35 33

Tabel 1. Negatieven Arnhem/Oosterbeek van Wenzel en Jacobsen in het Bundesarchiv.
Het exacte aantal missende negatieven is niet goed vast te stellen. De meeste lezers van dit magazine zijn nog wel bekend met het gedoe van het plaatsten en uitnemen van

Afb 1. Krijgsgevangen op Bovenover, vlak na de splitsing met Onderlangs, ter hoogte van de huidige adressen Utrechtseweg 242-248 (www.pegasusarchive.org).

Afb 2. Krijgsgevangenen bij het Gemeentemuseum op de Utrechtsestraat (www.pegasusarchive.org).

kleinbeeldfilmrolletje uit je camera, waardoor een ontwikkeld filmpje niet altijd bij 1 begint en/of bij 36 eindigt. Daarnaast zijn door de jaren heen via diverse bronnen een aantal foto’s opgedoken die, naar we aannemen, door Jacobsen of Wenzel in Arnhem zijn gemaakt, maar die niet in de serie in het Bundesarchiv (BA) zitten. Op dit moment zijn dat er vijf (afbeeldingen 1 t/m 5). Afbeelding 5 bevindt zich weliswaar ook in het archief van het BA, maar het betreft hier de afdruk van de foto en niet het negatief. Dit soort afdrukken komt meestal uit de archieven van persagentschappen (zie kader).

Aan de makers van de foto’s hoeven we meestal niet te twijfelen. Het mooiste voorbeeld is afbeelding 2. Op een foto van Jacobsen die wel in de serie van het Bundesarchiv zit (afbeelding 6), zien we Wenzel deze maken! Voor twee foto’s geldt deze twijfel wel, iets dat ik bij het onderzoek voor de foto van O’ Sullivan (Ministory 118) over het hoofd heb gezien. Er blijkt een foto te bestaan (afbeelding 7) van

 

linksboven: Afb 3. Portret van Captain O’Sullivan, 1st Parachute Battalion – zie Ministory 118 (collectie Peter Vrolijk, EBay-aankoop in de jaren ’90), rechtsboven: Afb 4. Duitsers met fietsen tegenover het Gemeentemuseum (Berliner Zeitung / collectie Karel Margry), onderaan: Afb 5. Krijgsgevangenen bij het Station. Afdruk van een foto van Wenzel -waarschijnlijk uit het archief van ‘Berliner Verlag’ (Bundesarchiv, Bild 146-2005-077).

Afb 6. Jacobsen maakt een foto van de fotograferende Wenzel (Bundesarchiv, Bild 101I-497-3531A-32).

PK-Adendorf die qua tijd en plaats perfect past in de route van Jacobsen en Wenzel op 19 september. Dat betekent dat de ‘onbekende’ foto’s waarvan we de fotograaf niet kennen (afbeeldingen 3 en 4) ook van hem zouden kunnen zijn. Adendorf kennen we vooral van de foto’s van de Duitse commandanten Model, Harmel, Knaust, Student, Harzer en Bittrich die hij genomen heeft op 28 september op Harzers hoofdkwartier van de 9. SS-Panzer-Division in Villa Heselbergh (zie Margry, pp. 716 en verder).

Het bijzondere is dat afbeelding 7 de enige bekende foto is van Adendorf in Arnhem tijdens de slag. Er zijn meerdere foto’s van hem bekend: Margry heeft twaalf andere afgedrukt, maar deze zijn allemaal van 26 september of later. Dit gegeven en de perfecte plaats in de Wenzel/Jacob-sen-serie doet twijfelen of de toewijzing aan Adendorf wel correct is. Daartegen valt in te brengen dat er überhaupt maar heel weinig foto’s van Adendorf bekend zijn. Hij heeft er ongetwijfeld veel meer gemaakt. De nummering van de foto laat zien dat ook deze uit een archief van een uitgeverij komt; het BA bezit het originele negatief niet. De foto belandde na de oorlog via het persagentschap Scherl in ‘hard copy’ in het Oost-Duitse ADN-archief dat na de Duitse hereniging opging in dat van het BA. Wellicht dat er ergens in die omzwervingen een verwisseling heeft plaatsgevonden. Maar Duitsers zijn echt gründlich, een foute toewij-

Afb 7. Krijgsgevangen Britten voor de deur van het huidige adres Utrechtseweg 70 in Arnhem. De exacte plaats kennen we door de typische reling – zie ook Margry p. 423 (Bundesarchiv, Bild 183-J27785).

Afb 8. Achterkant van afbeelding 1. De tekst van de gemarkeerde en daardoor donkere regel onder de propagandatekst luidt: “PK-Aufnahme Kriegsberichter Jacobsen …” (Ullstein / collectie Karel Margry).

zing maken ze niet zomaar. Verder onderzoek zal dit moeten uitwijzen. Hoe dan ook, als blijkt dat het wel degelijk een Adendorf-foto is, dan zijn er ongetwijfeld nog meer foto’s door hem gemaakt tijdens de cruciale beginfase van de slag en ligt er misschien nog ergens een te ontdekken ‘schat’ in de archieven.

OP ONDERZOEK

Duidelijk is dus dat de serie negatieven, zoals bewaard in het BA, niet compleet is. De door Margry afgebeelde zogenaamde ‘positiv Kleinbild-Kontactstreifen’ bevinden zich in de vestiging van het Duitse Bundesarchiv in Koblenz, die voor het publiek toegankelijk is. Een onderzoeksmis-sie daarheen in 2014 leverde niets op voor wat betreft de missende foto’s. Wel werd duidelijk hoe het archief in elkaar zit. In Koblenz zijn op briefkaartformaat afdrukken beschikbaar van alle PK-foto’s waarvan het Bundesarchiv de negatieven heeft, gegroepeerd in 24 afdrukken per briefkaart. Een snelle rekensom op basis van de omvang leverde op dat het inderdaad om zo’n miljoen negatieven gaat. Daarnaast zijn de door Margry gebruikte afdrukken van

de originele negatieven aanwezig, maar de originele negatieven zelf worden niet bewaard in Koblenz. Ze bevinden zich in een niet voor het publiek toegankelijke vestiging van het BA in Berlijn waar ze geklimatiseerd en beveiligd bewaard worden in een soort bunker, vooral vanwege hun brandbaarheid.

De volgende stap moest dus een bezoek aan deze vestiging in Berlijn zijn. Maar op de vraag daarnaar gaven de archief-medewerkers in Koblenz aan dat dat zelfs voor hen niet toegankelijk is. Uiteindelijk na lang aandringen en vele verzoeken lukte het via bemiddeling van Geert Maassen en de directeur van het Gelders Archief, Fred van Kan, om toestemming te krijgen voor een onderzoek ter plaatste. Op de achteraf voor Berlijn dramatische 19e december 2016 (de aanslag op de kerstmarkt) bracht ik dit bezoek. Op voorstel van het BA werden alle bewaarmappen ter beschikking gesteld die ook maar enigszins betrekking hebben op Jacobsen en Wenzel en Arnhem en Nederland. Dit waren in totaal negen bewaarbanden (afbeelding 9). De nummering van de negatieven werd nu ook duidelijk: het tweede nummer in een negatiefnummer is de verwijzing naar de betreffende bewaarband. Als voorbeeld neem ik afbeelding 6 in dit artikel: 101I (propaganda Kompaniën Heer und Luftwaffe) – 497 (bewaarband nummer) – 3531A (filmnummer) – 32 (negatiefnummer).

Helaas is de conclusie dat ook in deze verzameling geen missende negatieven zijn gevonden. Wel werd een vermoeden verhelderd: de originele negatieven zijn gesneden in stroken van zes negatieven (zie afbeeldingen 10 en 11), behalve aan het einde als er een rest overbleef. Op basis van tabel 1 kunnen we dan vijf plekken identificeren waar precies zes negatieve missen en mogelijk een paar andere aan het einde van films met minder dan zes (tabel 2). Daarbij kunnen we ook de vijf foto’s waarvan geen negatieven zijn een mogelijke plek geven, ervan uitgaande dat Adendorf niet de maker is.

Filmnr. Fotograaf Negatieven aanwezig Missende stroken Aantal missende (minstens)
3526 Wenzel 1 2A-13A, 20A-25A 14A-19A, 26A-31A, (32A-?) 12 Afb2. 26A-31A Afb3. 14A-19A Afb4. 26A-31A? Afb5. 26A-31A
3527 Wenzel 2 1A-23A 0
3528 Jacobsen 3 9A-26A 3A-8A, 27A-32A,(33A-?) 12 Afb1. 27A-32A Afb4 3A-8A?
3529 Jacobsen 4 3-32 0
3530 Jacobsen 1 2A-19A, 26A-35A 20A-25A 6
3531A Jacobsen 2 3-35 0

Tabel 2. Ontbrekende negatieven in de Wenzel/Jacobsen-serie in het BA.

Afb 9. Onderzochte bewaarbanden in BA Berlin Hoppegarten.

Bij het bepalen van de gaten ga ik ervan uit dat van een aantal films geen verdere opnames in Arnhem zijn gemaakt, ondanks dat er nog ruimte was op de film. Dat volgt uit het verloop van de afgebeelde onderwerpen. Op 20 september maken ze beiden uitgebreid foto’s van krijgsgevangenen in Oosterbeek. Jacobsen sluit die dag af met foto’s van de voormalige oude watertoren aan de Molenweg in Ooster-beek en daarna de Willemskazerne in Arnhem (3529-31 en -32). Wenzel sluit die dag af met een panorama vanaf Bovenover in Arnhem (3527-23A) na zeven opnames in Oosterbeek. Voor de films 3530 en 3531A ga ik ervan uit dat opnames 35A en 35 de laatste waren op deze films. Van de overige twee films zouden nog een paar negatieven kunnen missen na de laatste missende strook van zes. Dus we kunnen redelijk zeker zeggen dat we minimaal 30 negatieven missen en mogelijk nog een stuk of vijf meer.
CONCLUSIE

De vragen uit de inleiding over wat er te zien is op de missende foto’s kunnen we nu helaas niet beantwoorden. Het niet aantreffen van de negatieven in Berlijn, wil niet zeggen dat deze er niet zijn; ik heb alleen op de logische plekken gezocht. Gegeven de reis die de negatieven gemaakt hebben (zie kader) kunnen ze heel goed per ongeluk ergens anders terecht zijn gekomen. Een verzameling van een miljoen foto’s is meer dan een spreekwoordelijke hooiberg, maar wellicht dat er in de toekomst per toeval nog iets boven water komt. Zo vond ik tijdens mijn onderzoek twee, op de betreffende pagina van de bewaarband, missende stroken van zes Jacobsen-negatieven uit film 3529 later terug bij PK-Röder, zo’n tien pagina’s ervoor in dezelfde klapper. Ik heb ze zelf maar op de goede plek gestopt…

Reacties: pemeiboom@gmail.com

Afb 10. Pagina met drie originele negatiefstroken van Jacobsen 3528.

Afb 11. Pagina met vier originele negatiefstroken van Wenzel 3527 op lichttafel.

De Odyssee van de PK-negatieven en andere bronnen

(deels ontleend aan Fotograferen tijdens de Slag om Arnhem van Robert Voskuil.)

De collectie van ruim twee miljoen PK-negatieven moest kort voor het einde van de oorlog van hogerhand worden vernietigd. Met twee vrachtwagens werden ze naar een steengroeve gebracht om ze daar te verbranden. Een van de twee wagens bleef steken en viel in de handen van Amerikaanse troepen. Wat er met de andere vrachtwagen en zijn inhoud van ongeveer een miljoen negatieven is gebeurd is niet bekend. In 1962 gaven de Amerikanen de negatieven terug, maar die waren ondertussen uit hun beschermhoes-jes gehaald en geheel door elkaar gehusseld. In het Bun-desarchiv in Koblenz had men jaren nodig om ze opnieuw te catalogiseren naar plaats en datum. Ongeveer één miljoen negatieven zijn op die manier voor documentatiedoe-len ter beschikking gekomen.* Daarbij zit dus de serie van Jacobsen en Wenzel, die in 1967 daarin ‘ontdekt’ zijn door Dhr. Iddekinge, de voormalige directeur van het Gemeentearchief in Arnhem.

Naast de negatieven in het BA zijn ook veel foto’s naar boven gekomen uit archieven van persagentschappen of uitgeverijen die in de oorlog al actief waren, zoals bijvoorbeeld Scherl en Ullstein, of de erfopvolgers daarvan. De PK-fotografen leverden hun films in bij de censoren van hun onderdeel. Deze maakten vervolgens een selectie van foto’s die ze voorzagen van een bijgevoegde (propagandis

tische) tekst en, meestal de naam van de fotograaf (zie afbeelding 8). Daarna gingen de afbeeldingen naar de persagentschappen voor publicatie in kranten en tijdschriften. Hard copy zouden we dat tegenwoordig noemen; foto’s in contemporaine publicaties zijn dus foto’s van foto’s. Van deze foto’s, die meestal als eenling uit de archieven komen, is de onderlinge samenhang niet met zekerheid vast te stellen. Je moet er dus maar van uit gaan dat het bijgeleverde commentaar het juiste is en niet ergens verklutst is geraakt.

Aan de nummering is de herkomst van foto’s te achterhalen. De aanduiding van de in het bezit van het BA zijnde negatieven begint met 101I (Heer en Luftwaffe), 101II (Marine) of 101-III (Waffen-SS). Vandaar dat we bijvoorbeeld weten dat PK Höppner die op 20 september een serie foto’s aan de Dreyenseweg heeft geschoten tot de marine behoorde; zijn negatieven beginnen met 101II. Foto’s uit de archieven van persagentschappen hebben een afwijkende nummering, in geval van afbeelding 5 is dat bijvoorbeeld 146-2005-077. Afbeeldingen die uit het Oost-Duitse staatsarchief komen beginnen met 183 (zoals afbeelding 7).

* Daarbij moet opgemerkt worden dat lang niet alle negatieven gedigitaliseerd zijn en voorhanden op de website van het BA. Wel is het mogelijk om tegen geringe vergoeding foto’s die men gevonden heeft in het archief te Koblenz te laten digitaliseren. Deze zijn daarna voor iedereen beschikbaar op de website.

ACTUEEL

WARSCHAU 2017, DRIEL 2020
Op vrijdag 18 september vond een bescheiden ceremonie plaats in Driel. Op het plantsoen tegenover het voormalige Poolse hoofdkwartier was, keurig volgens de coronarichtlijnen, een kleine groep mensen verzameld voor de onthulling van een kunstwerk. Onder het doek dat de initiatiefnemers verwijderen, kwam de bronzen beeltenis tevoorschijn van generaal-majoor Sosabowski. Het bijzondere aan dit kunstwerk van Martin Abspoel is dat drie jaar geleden, 1.200 kilometer naar het oosten, een identiek beeld werd onthuld in Warschau.

Het verhaal van de oprichting van het Drielse gedenkteken begint twee jaar geleden, tijdens een regenachtige herdenking. Kunstenaar Martin Abspoel zit op het Van Leeuwenplein in Driel naast gemeenteraadslid Cécile de Boer. Ze raken in gesprek en Martin vertelt over de indrukwekkende onthulling van het borstbeeld van generaal-majoor Sosabowski in Warschau, een jaar eerder. Ook memoreert hij een expositie in de kerk van Driel, lang geleden, waar menig Pool ontroerd raakte van een sculptuur van Sosabowski in klei. Dit verhaal en de bijzondere en warme relatie tussen Polen en Driel zorgen ervoor dat De Boer en mederaadslid Hanno Krijgsman de raad van gemeente Overbetuwe voorstellen een borstbeeld van de generaal-majoor in het dorp te plaatsen bij gelegenheid van de 75e herdenking van Market Garden. Niet alleen om het motto ‘herdenken, beseffen en beleven’ ook voor jonge generaties letterlijk beeldend te maken, maar evengoed om de commandant en de 1st (Polish) Independent Parachute Brigade te bedanken voor hun bijzondere inzet en om verhalen over de Tweede Wereldoorlog door te blijven geven. Het voorstel werd op 19 juli 2019 aangenomen. Het beeld zou nog datzelfde jaar worden onthuld, maar de ceremonie werd

De onthulling door Cécile de Boer en Hanno Krijgsman (foto: Gerard Burgers, www.gerardburgers.nl).

 

Sosabowski, kijkend in de richting van zijn hoofdkwartier tijdens de slag.

doorgeschoven naar 2020 vanwege het overvolle herden-kingsprogramma waarin de generaal onvoldoende aandacht zou krijgen. Het is jammer dat een wereldwijde pandemie dit plan vervolgens onmogelijk maakte en de familie Sosabowski, veteranen en publiek ontbraken. De Boer sprak tijdens de onthulling haar wens uit bij de volgende herdenking in 2021 samen met hen bloemen te kunnen leggen bij het beeld. Daarnaast hoopte ze dat veel jongeren de ‘Liberation Route’ zullen volgen, het borstbeeld in Driel zullen bezoeken en zich realiseren dat we onze vrijheid te danken hebben aan moedige mensen zoals Sosabowski.

PROGRAMMA 2020 / 2021

Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:

GEPLAND 2020

Vrijdag 18 december: Thema-avond Kreta 1941, door Erik Jellema, in Lebret, Oosterbeek

GEPLAND 2021

Maart / april: Algemene Ledenvergadering en lezing over de Eight Airforce

Voorjaar: KOSB-fietstocht

Voorjaar: RECCE-fietstocht

September: battlefield tour (wandeling) Perimeter Noord

Najaar: Lezing opmars 21st Army Group (Falaise t/m 17 september)

VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE

NUMMER 20 – MAART 2021

NUMMER 21 – JULI 2021

NUMMER 22 – NOVEMBER 2021

Nader te bepalen: lezing over de rol van herdenken Nader te bepalen: lezing over de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL), door Kapitein Geert Jonker

VVAM-WEBSITE BETER TOEGANKELIJK Door een administratieve wijziging in de ledenadministratie en de wens van het VVAM-bestuur om digitale content via reguliere zoekmachines vindbaar te maken voor niet-leden, zijn alle persoonlijk accounts van de VVAM-website verwijderd. De site is hiermee niet meer exclusief voor leden; het grootste gedeelte van de informatie is nu publiek toegankelijk.

Rick van der Hoef heeft aangeboden de VVAM-nieu-wsbrieven van de afgelopen veertig jaar te digitaliseren, zodat we ook deze hoogwaardige kennis van de Slag om Arnhem online kunnen aanbieden. De eerste vijftig nummers zijn al opgeleverd en staan op de site. Het streven is om vóór januari alle nieuwsbrieven online te hebben. De nieuwsbrieven van de vereniging zijn momenteel uitgeleend aan het museum. De brieven bevatten informatie over de achtergrond en herkomst van museale stukken waardoor in sommige gevallen ontbrekende informatie gekoppeld kan worden aan een museaal object.

PUBLICATIES TE KOOP

Sinds kort worden VVAM-publicaties verkocht in de museumwinkel. De opbrengst wordt gedeeld met het museum.
CORRECTIES

Is er toch nog een slordigheidje in Airborne Magazine nr. 18 geslopen: op pagina 28 wordt in de tekst gesproken over figuren 5 en 6.

Dit had moeten zijn: figuren 11 en 12.
*
DE ACHTERZIJDE Op 27 september jongstleden overleed Colonel John Llewellyn Waddy. Hij is 100 jaar geworden.

Foto: www.berrydereusfotografie.nl

Als Major leidde hij tijdens de Slag om Arnhem B Company van het 156 Parachute Battalion. Met zijn verscheiden verliest ‘Arnhem’ de laatste Britse officier. Een uitgebreid overlijdensbericht is te vinden op de VVAM-website.

Jaargang 6, nr. 18, juli 2020

Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Muse-um Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie:
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Bob Gerritsen, Leo van Midden, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee:
Wybo Boersma, Alexander Heusschen, Arjan Jansen, Bob Gerritsen, Rolf Hensel, Willem Kleijn, Frans Maes, Paul Meiboom Bob Gerritsen, Leo van Midden, Daan van Oort, Rob van Putten, Natalie Rosenberg, Hans Timmerman
Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk:
Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM: www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Archivering & losse nummers: info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE

3 Bestuursmededelingen

4 Interview – Sarah Heijse

8 Nieuws – Impressies Airborne Museum

12 Reacties – Geen Quad maar Tractor

14 Ministory 134 – Heldenfriedhof Velp

26 Tijdsbepaling van foto’s

32 Historisch perspectief – ‘Shut up shop’

35 Programma

BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.

Omslag: Het nieuwe Airborne Museum at Hartenstein (foto: Daan van Oort).

BESTUURSMEDEDELINGEN
Het Airborne Museum is in zwaar weer terecht gekomen.
De coronacrisis resulteerde in een geannuleerde heropening op 13 maart en veroorzaakte financiële problemen. In eerste instantie werd uitgegaan van een sluiting tot 1 juni met een verlies van € 300.000. In de afgelopen periode heeft het be-stuur van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum (VVAM) een aantal keren contact gehad met het Airborne Museum om, indien nodig, financieel bij te springen.
Om de geldelijke gevolgen het hoofd te bieden heeft het Museum een aantal maatregelen getroffen. Eén hiervan was het aanbieden van een Vriendenabonnement van €30, dat recht geeft op een jaar lang gratis museumbezoek, 10% kor-ting op alle artikelen (m.u.v. boeken) en een lagere entree-prijs bij lezingen. Samen met garantstellingen van o.a. de gemeente Arnhem, het Ministerie van OCW wist het Muse-um hiermee de schade van bijna drie maanden sluiting bijna geheel op te vangen.
De Vriendenabonnement-oproep heeft bij sommige VVAM-leden tot verwarring geleid. Zo kregen wij de vraag of houders van een Vriendenabonnement na nu: automatisch lid zijn van de VVAM, en of er nu twee verschillende verenigingen zijn. Op beide vragen is het antwoord ‘nee’.
Voor een jaarlijkse contributie van €25 ontvangen VVAM-leden: gratis toegang tot het Airborne Museum (teruggave van het entreegeld achteraf), 3 x per jaar Air-borne Magazine, gratis toegang tot verenigingsbijeenkom-sten, waaronder lezingen en thema-avonden, en korting op verenigingsactiviteiten, zoals battlefield tours.

SCHENKING MEDAILLES
De weduwe van de Nederlandse commando Tom Italiaander (1914-2000) heeft onlangs zijn medailles aan het Airborne Museum geschonken: de Bronzen Leeuw en het Oorlogsherinneringskruis met de gespen ‘Krijg te land 1940 1945’ en ‘Arnhem-Nijmegen-Walcheren 1944’. Het is voor het eerst, en zonder twijfel ook voor het laatst, dat een Nederlandse set medailles wordt toe-gevoegd aan de collectie.
Italiaander behoorde bij No. 2 (Dutch) Troop, No. 10 (Inter-Allied) Commando. Tijdens de slag om Arnhem maakte hij deel uit van de liaison party. Hij was toege-voegd aan het 1st Airborne Reconnaissance Squadron en landde op 17 september 1944 in dezelfde glider als Major-General Urquhart. Op 25 september zag hij kans over de Rijn te ontsnappen. Italiaander nam ook deel aan de herovering van Walcheren. In Ministory 68 vertelde Italiaander over zijn aandeel in de strijd rond Wolfheze en Oosterbeek.
– Wybo Boersma

18 september 1944, Duitsekampweg, Wolfheze.
De dames Ch. Tjoonk-Nengerman (links) en M.
Van der Poel hebben de Nederlandse vlag voor de dag gehaald. De Nederlandse commando’s zijn Private Jef van der Meer (links) en Corporal Tom Italiaander (rechts). De foto werd gemaakt door sergeant Dennis Smith van de Army Film and Photographic Unit (bron: IWM, BU 1153, maker: Sgt. D.M. Smith, AFPU).

 

“IN MIJN OPENINGSSPEECH ZOU IK HEBBEN GEZEGD: HET HART
VAN HARTENSTEIN KLOPT NU WEER STERKER DAN OOIT!”
SARAH HEIJSE, DIRECTEUR-BESTUURDER VAN HET AIRBORNE MUSEUM

Sarah Heijse (39) is gepokt en gemazeld geraakt in de vijf jaar die ze nu directeur-bestuur-der is van het Airborne Museum. Ze praat in sneltreinvaart, springt behendig van antwoord naar antwoord en weet precies wat ze doet. Maar op die ene vraag is het antwoord nog niet zo gemakkelijk gegeven: hoe bezweer je een crisis? Pandemie of niet, het museum oogt mooier dan ooit. De verdienste van vijf jaar noeste arbeid. Een terugblik.
– Tekst: Alexander Heusschen – Foto: Rolf Hensel

Als ik Sarah Heijse bel voor een telefonisch inter-view moet de coronacrisis de piek van de curve nog slechten. Alle medewerkers van het Airborne Museum werken thuis tot 1 juni; een persoonlijke ontmoe-ting is niet mogelijk. Wat een gesprek had moeten worden over de feestelijke opening van het museum, die was ge-pland voor half maart, en de euforie van de weken erna, begint met een cursus crisismanagement voor gevorderden: hoe je een museum overeind houdt in bange tijden. En de vraag of er straks überhaupt nog een Airborne Museum is.
Hoe is het? Waarmee vul je je dagen? “Om je een eerlijk antwoord te geven”, zegt Heijse met een diepe zucht: “Ik ben alleen maar bezig met het regelen van kredietmaatrege-len om de toekomst van het museum veilig te stellen. Ik bel de hele dag met leden van de Raad van Toezicht, de notaris, de bank en fondsen. We werken op dit moment allemaal thuis. Dat is niet altijd even gemakkelijk met een zoontje van net zeven, maar die overbruggingen móeten worden geregeld. Het museum verliest dagelijks een hoop geld en ik probeer de schade zoveel mogelijk te beperken.” Houd je rekening met het ergste? “Dat het Airborne Mu-seum failliet gaat? Ja. Maar ik zal er alles aan doen om dát scenario te voorkomen. Ik hoop dat de overheid ons tege-moet kan komen. En ik hoop vooral dat iedereen alvast een kaartje koopt voor na de heropening.” Van de geestelijke achtbaan wens ik me niet eens een voorstelling te maken. Het contrast met de vooravond van de heropening van het nieuwe Hartenstein had niet groter kunnen zijn. “Wat je zegt, ja. Die eerste momenten waren zó ongelóóflijk heftig. We hebben de eerste drie da-gen alleen maar zitten janken op kantoor. Echt.
We hadden vijfendertig buitenlandse gasten in het Bilder-berghotel zitten en de cateraar was letterlijk bezig met de allerlaatste voorbereidingen voor de opening in de tent vóór het museum. En dan komt die mededeling: alle eve-nementen zijn per direct afgelast. Op donderdagmiddag ben je nog een laag risico evenement, een paar uur later bel je met de Britse ambassade en de reisorganisatie om je Brit-se gasten veilig thuis te krijgen. We hadden zo ongelooflijk hard gewerkt om er het mooist denkbare museum van te maken, we stonden er nog nooit zo goed voor, ook financi-eel, en dan overkomt je dit. Ik hoop zoiets nooit, maar dan ook echt nooit meer mee te maken”.
En dan bel ik om je te interviewen over de vijf jaar dat je nu directeur bent van het museum. Ik kan me voorstellen dat je daar momenteel bijzonder weinig trek in hebt. “Ah joh, dat hadden we afgesproken en dat is prima. Ik ben gewoon hartstikke trots op wat we de afgelopen jaren heb-ben bereikt. Daar verandert zo’n crisis niks aan.”
Goed. Kun je ons allereerst eens mee terug nemen naar vijf jaar geleden: hoe ben je bij het Airborne Museum te-recht gekomen? “In 2015 werd ik benaderd door een head-hunter, waar ik een heel leuk gesprek mee had. Ze maakte me enthousiast om weer eens in Oosterbeek te gaan kijken.
Het was ook de periode waarin het museum op zoek ging naar een nieuwe toekomstvisie na de eerdere grootschalige verbouwing van 2009. Mij leek het leuk om juist op dát moment bij het museum betrokken te raken, omdat ik dan ook echt persoonlijk zou kunnen bijdragen door het stimu-leren van het museale ondernemerschap.” Kende je het museum vóór je aanstelling? ”Ik was er wel-eens geweest, maar dat was lang, lang geleden. Vooral die grote diorama’s zijn me bijgebleven van dat bezoek toen.” Wat viel je op bij de nieuwe kennismaking in 2015? “Nou, dat er te weinig gebruik werd gemaakt van de in-tegrale mogelijkheden. Het museum zit in een Rijksmo-nument met een eigen verhaal maar dat bleek destijds nergens uit. De collectie was volledig gescheiden van de historische buitenplaats die Hartenstein ook is. En dat ter-wijl het pand, als het hoofdkwartier van de Britten, haast een mythische status heeft. De plek biedt daarmee zoveel kansen. En had tot voor kort zoveel onbenut potentieel.
De bedoeling van het masterplan wat we hebben ontwik-keld was om ‘next level’ te gaan. Om zowel het museum als de organisatie te laten groeien en bloeien. Het imago ver-sterken en tegelijk zorgen voor een sterke merkidentiteit.
Er een echt merk van maken, dat wilde ik. En daarin zijn we zeker geslaagd de afgelopen jaren. De heropening is de kroon op dit werk.” Was het museum eerder te militair-historisch? “Laat ik me-teen zeggen dat ik geen Tweede Wereldoorlog-expert ben. Ik ben kunsthistoricus en was in een vorige functie bij de pro-vincie Noord-Holland verantwoordelijk voor de subsidiebud-getten voor musea. In die zin is het inhoudelijke onderwerp van het Airborne Museum nooit van mij geweest. Snap je wat ik daarmee bedoel? Ik wil geen oordeel geven over het mili-tair-historische karakter van de oude opzet. Wat ik wel zag was dat bezoekers behoefte hadden aan het beleven van meer per-soonlijke verhalen. Voor de doelgroepen met een verregaande militair-historische interesse ontbrak de echte diepgang.
Ook was er te weinig te zien van de collectie. Sommige doel-groepen waren misschien dus wel teleurgesteld na een bezoek aan Hartenstein. Het breed geïnteresseerde publiek, de dagjes-mensen waarvan we het hoofdzakelijk moeten hebben, kregen wel waar voor hun geld in de Airborne Experience, dat las je ook terug in de reviews. Maar daar stond dan weer tegenover dat het verhaal van de slag om Arnhem amper beklijfde. Bele-ving heeft, wat mij betreft, alleen zin als het educatief is én tot de verbeelding spreekt. Juist op die combinatie zetten we nu in het ‘nieuwe’ museum in.”

En niet zonder succes, als ik naar de afgelopen periode kijk. “Deze stijging is niet alleen het gevolg van de nieuwe visie, maar ook van de markt. Het is een gunstig geprijsd uitje, we hebben publieksvriendelijke tentoonstellingen en mensen gunnen ons ook echt iets. Dat merk je.
We hebben het geluk dat ons soort musea, de historisch georiënteerde musea, heel laagdrempelig zijn. Dat neemt écht een vlucht in de recreatieve markt, merk je. Die hoge vlucht zie je terug in de bezoekersaantallen. 80.000 in 2009, 97.000 in het herdenkingsjaar 2014, in 2015 weer 86.000 en in de eerste maanden van 2019, waarna het mu-seum dichtging voor verbouwing, hadden we al 105.000 bezoekers in Oosterbeek. En nog eens 55.000 in onze de-pendance Airborne at the Bridge. En deze stijgende lijn zou verder zijn doorgetrokken als we niet in die coronacrisis terecht waren gekomen. Hoe terecht de sluiting van het museum ook, dat is echt ongelooflijk balen.” Het verhaal van de slag om Arnhem waarover je het net had, wat is dat in jouw optiek? “Dat is het verhaal over relevantie: waarom herdenken we 75 jaar later nog steeds een verloren slag? Het verhaal van het lot van de burgers, van Pegasus 1 en 2. Maar het is ook het begrip van de ge-volgen van de strijd, van de verandering van een idyllische plek vóór de oorlog, met de landhuizen, het toerisme en de kunstenaars die zich in Oosterbeek vestigden, tot een lege streek. De totale verwoesting van dorpen en steden, de verdrijving en de terugkeer van de bevolking in ‘44 en ‘45, de betrekkelijke vreugde van de bevrijding…” Is dat ook wat het museum uniek maakt in z’n soort? “Dat inderdaad en de herdenkingstraditie hier in de regio, die veel verder gaat dan de jaarlijkse pelgrimage in septem-ber of het herdenken op andere plaatsen in Nederland. Het gaat over het doorgeven van de verhalen over de slag, over de verbinding tussen de Britse gemeenschap die van Arn-hem-Oosterbeek. Deze is overgegaan van de veteranen en hun familie op hun kinderen, op hun kleinkinderen en in-middels op hun achterkleinkinderen. En is zelfs daarbuiten getreden: die speciale bestand bestaat tussen organisaties, verenigingen, families… Daarmee zijn we als plek én als museum uniek in de wereld.” Op een fusie tussen de diverse militair-historisch geori-enteerde musea in de regio zal het niet snel meer gaan komen, vermoed ik. “Refereer je aan dat plan van een aan-tal jaar geleden om een regionaal vrijheidsmuseum te ma-ken? Daar was ik niet bij betrokken. En ik kan alleen maar zeggen dat ik daar heel blij mee ben. We hebben als musea te weinig gedeeld verhaal, en dat moet je ook niet gefor-ceerd willen doorvoeren. Ieder museum heeft een sterke binding met zijn achterban of heeft een totaal ander doel voor ogen: Groesbeek heeft de Canadees-Amerikaanse con-nectie en focust zich meer en meer op het Duits perspectief,
Overloon richt zich veel meer op evenementen met zijn grote collectie voertuigen en grote terrein. Wij hebben met Hartenstein en de brug in Arnhem één van de historische bucketlistplekken in huis. Hartenstein heeft voor een grote groep mensen een urgentie om gezien te worden. Het ge-bouw wordt meer centraal gesteld in het nieuwe museum en daardoor spelen we in op deze latente behoefte en zal dit gevoel van urgentie alleen maar versterken.” Je mag je gelukkig prijzen met zo’n achterban of dit soort potentiële doelgroepen. “O, zeker! Wat ik daarbij kenmer-kend vind voor de mensen die Hartenstein een warm hart toedragen is de enorme welwillendheid van bezoekers en contribuanten: het wordt ons echt gegund. Ik zal daar een voorbeeld van geven. Toen we in 2016 naar Groot-Brittannië gingen om te bespreken of we de vijf Arnhem Victoria Cros-ses mochten lenen in 2018 voor een tijdelijke tentoonstelling in het museum, gingen we echt met knikkende knieën langs de vijf locaties. We dachten ‘wat zullen ze gaan zeggen en wat als we ze niet mochten lenen?’ Zeker als je weet dat zelfs The Staffordshire Regiment Museum [die twee Crosses in bezit had: die van Major Robert Henry Cain, VC en Lance Sergeant John Baskeyfield, VC, AH] alleen de replica’s op zaal had hangen. Toen we vroegen of we ze tijdelijk mochten lenen, zeiden ze: ‘But of course, you are the Airborne Mu-seum!’ Dat is ook iets dat ik me eigenlijk pas sinds enkele jaren realiseer: dat ons bestaansrecht niet regionaal is, maar internationaal. We hebben écht een plek verworven in die internationale herinnerings- en herdenkingscultuur.” Wordt de nieuwe visie voldoende begrepen in wat ik maar even de Nederlandse Airborne-gemeenschap noem? “Ik begrijp waar je op doelt. Het zijn vaak de wat oudere mannen met een diepgaande interesse in de slag om Arnhem die zich persoonlijk heel nauw betrokken voelen bij het mu-seum. Die kunnen zich inderdaad op hún manier bijzonder druk maken over de nieuwe koers die we een paar jaar gele-den hebben ingezet. En daar hebben ze vanuit hun persoon-lijke belang ook heel goede redenen voor. Toch heb ik in-middels wel het gevoel dat onze visie inmiddels begrepen én gerespecteerd wordt. Dat merk ik aan alles: aan de trots bij de vrijwilligers, bij onze medewerkers en bij oudgedienden.” Dat zeg je heel netjes. In hoeverre heb je last van drukte-makers? “Ik ervaar ze niet als lastig. Ik zie vooral dat er aar-dig wat mensen in een ruime kring om het museum heen bezig zijn om in hun persoonlijke behoeften te voorzien.
Of om hun persoonlijke belangen veilig te stellen. Dat kan erkenning zijn voor een jarenlang onderzoek naar een krijgshistorisch detail. Of het voor het nageslacht vast laten leggen van een familiegeschiedenis die niet verloren mag gaan. Terwijl deze vaak minder uniek is dan ze denken. Dat soort activiteiten. Dan begrijp ik de boosheid wel als we in hun ogen als museum te weinig aandacht besteden aan

deze individueel gedreven interesses. Ben je jaren bezig met het uitpluizen van een onderwerp en dan komt opeens zo’n 34-jarige, of inmiddels 39-jarige, aanzetten met haar kijk op de zaak.” En dat blijkt ook nog eens een vrouw. Ze lacht. “Ja, ook dat nog. Toen ik op mijn 34e directeur van het museum werd, werd me dat heel vaak fijntjes duidelijk gemaakt: ben jij de directeur?! Of dan kreeg ik van veteranen te horen: ‘Are you the new director?! No way, you are far too beautiful!’” Dat lijkt me niet altijd even plezierig. Inmiddels scha-terlachend: “Ach, het voordeel ervan was wel dat ze in het begin heel weinig van me verwachtten.” Moest je je in het begin vaak verdedigen voor je handelen? “Dat gevoel had ik destijds zeker, ja. Maar dat raakt me inmiddels niet meer. Vrouwen in het leger zijn nog niet mainstream, een vrouw in een militair-historische omgeving evenmin. Het is mijn verantwoordelijkheid op een zakelijke manier te kijken hoe we zo goed mogelijk kunnen voldoen aan een vraag en de bedrijfsvoering verantwoord in kunnen richten. Anderen zijn van de in-houd. Begrijp me overigens niet verkeerd; ik verdiep me grondig in onderwerpen. Ik vertegenwoordig het Airborne Museum en dan wil je geen flater slaan. Maar de rol-verdeling is heel bewust. Het nieuwe be-sturingsmodel dat we sinds 2019 hanteren [Heijse is sinds vorig jaar directeur-bestuur-der, AH], overigens heel gebruikelijk in de museumwereld, is ook ingegeven door deze zakelijkere benadering. En bovendien zijn er maar weinig bestuurders die de mogelijkheid hebben om dagelijks op de werkvloer aanwezig te zijn.” Wat drijft je in dit dagelijkse werk? “O, dat zijn een aan-tal dingen. Het esthetisch verbeteren van deze plek, mensen enthousiast krijgen voor onze visie, maar bijvoorbeeld ook het uiteindelijk tevreden stellen van belangrijke criticasters.
Ik heb een hekel aan negativisme, en ik denk wel eens ‘jon-gens, jullie zijn er wel ten faveure van het museum, hoor’.
Maar daarin zit ook meteen een heel belangrijke persoonlij-ke drijfveer: er is niks fijners dan het mee krijgen van de ou-dere garde. Een medewerker die je een nauwelijks hoorbaar compliment geeft, ‘Ik vind het toch wel knap hoe je al geld regelt’, of iemand tot tranen geroerd krijgen omdat zijn le-venswerk een plaats heeft gekregen in de nieuwe opzet.
Het museum kijkt in zijn in 2015 opgestelde beleids-stukken vooruit tot 2021. Blijft dat, met de coronacrisis in gedachten, zo? “Met de recente verbouwingen kan het
museum weer tien jaar vooruit. De opzet is zo flexibel dat we gemakkelijk kunnen wisselen met collecties en tentoon-stellingen.
Niet veel andere oorlogsmusea kunnen het gebouw verbin-den aan hun museale verhaal. Zij presenteren hun verhaal binnen: een kale, functionele ruimte voor het exposeren van met name grote tentoonstellingen. Wij kiezen voor een integrale aanpak, waarmee ik mijn verhaal al begon.
Het moet een aparte ervaring zijn om in Hartenstein te zijn. Bij ons ervaar je wat oorlog met mensen en een om-geving doet. En voel je dat je op een historisch belangrijke plek bevindt, die aangenaam is, die vertelt en die meer dan ooit lééft. Of zoals ik in mijn openingsspeech zou hebben gezegd, als ik die op 13 maart had gegeven: het hart van Hartenstein klopt nu weer sterker dan ooit!”
Op 6 mei werd via een persbericht bekend dat Sarah Heijse per 1 september uit dienst treedt bij het Air-borne Museum. Ze verruilt haar functie voor die van directeur-bestuurder bij Cultuur Oost, het kennis- en expertisecentrum voor Kunst en Cultuur van de provincie Gelderland. Naar eigen zeggen had ze de keuze om te stoppen ná oplevering van het ‘master-plan’ al geruime tijd eerder genomen. Heijse: “De afgelopen vijf jaar is het museum op de eerste plaats gekomen en is het voor alles gegaan, ook voor mijn privéleven. Alles wat ik kan, zit in de ontwikkeling en uitvoering van dit plan. Ik ben er ongelofelijk trots op dat ik met het team van medewerkers, de Raad van Toezicht en de vrijwilligers dit masterplan heb kunnen verwezenlijken. Ik zie het als doel om vóór mijn vertrek alle coronaproblematiek voor het museum in goede banen te hebben geleid, zodat mijn opvolger samen met het team kan genieten van het nieuwe museum.”

MUSEUMNIEUWS IMPRESSIES VAN HET NIEUWE AIRBORNE MUSEUM

Het Airborne Museum is gloednieuw! Vanaf 14 maart 2020 zou het museum weer open gaan voor publiek, maar vanwege de coronacrisis werd dit uitgesteld tot 1 juni. Bent u nog niet in de gelegenheid geweest naar Oosterbeek te gaan, neem dan hier alvast een kijkje aan de hand van een korte fototour door de nieuwe themaruimtes.
– Tekst: Airborne Museum | – fotografie: Daan van Oort

De idylle van Oosterbeek. De villa en het landgoed Hartenstein zijn binnenkort de laatste getuigen van wat er zich in Oosterbeek afspeelde in het najaar van 1944. In deze ruimte begint de audiotour door Ad van Liempt, programmamaker, auteur van oorlogsboeken en journalist, en wordt het verhaal verteld van het rustige, idyllische Oosterbeek als vestigingsplek voor welgestelden en kunstenaars.
Kunstenaarskolonie Oosterbeek. In de negentiende eeuw gold Oosterbeek als het ‘Nederlands Barbizon’, een verwijzing naar de beroemde kunstenaarskolonie ten zuiden van Parijs. De schilder Johannes Warnardus Bil-ders vormde de spil waar omheen andere kunstenaars, zoals Anton Mauve, zich verzamelden. Met Operatie Market Garden werd het romantische Oosterbeek als kunstenaarskolonie weggevaagd uit het cultureel geheugen.

Hartenstein tijdens de bezetting. Dat het leven voor veel mensen gewoon doorging tijdens de Duitse over-heersing, blijkt ook uit de functie die Villa Hartenstein in deze periode had. In 1940 was er een verzorgings-huis gevestigd en in 1941 en 1942 werd de villa als kraamkliniek gebruikt. In 1942 werd het gebouw een hotel, want zelfs tijdens bezettingsjaren werd Oosterbeek nog gezien als idyllisch vakantieoord. Toch werden de bezettingsjaren voor veel mensen een angstige, onzekere tijd. In deze zaal komt het leven in Oosterbeek en Arnhem in de jaren ‘40-’44 aan bod.

Optimisme. In deze zaal staat het optimisme van de geallieerden centraal. Wat waren precies de plannen doelen van operatie Market Garden en waarom dachten de militairen met kerst weer thuis te zijn?

Chaos. In deze zaal staat de chaos centraal: de ontwikke-ling van de strijd, de weerstand van de Duitsers die harder was dan verwacht, hoe de Britse plannen zich ontrafelden en hoe Hotel Hartenstein het mid-delpunt werd van een dagen-lange, voor de Britten steeds uitzichtlozere strijd.