Redactie
Contributie VVAM
INHOUDSOPGAVE
BIJDRAGEN
BESTUURSMEDEDELINGEN
AGENDA 44E ALV (OCHTEND)
LEZING ‘SECOND ARMY’ (MIDDAG)
MUSEUMNIEUWS / HET HOOFDKWARTIER- EN GEWONDENDIORAMA
NIEUWE TIJDELIJKE TENTOONSTELLING ‘DE PERIMETER’
OBJECTEN
DE RING VAN DE VEERMAN
WONEN OP DE RIVIER
ONOPGEHELDERD
INTERVIEW
EEN VERBINTENIS IN ROOD
BRIGADEGENERAAL CAS SCHREURS, COMMANDANT 11 LUCHTMOBIELE BRIGADE
ACHTERGROND
TUSSEN BEUKENLAAN EN OUDE KERK (DEEL II)
MINISTORY 139
HULZEN IN EEN BOOMGAARD
DUITSE HOUWITSERS IN OOSTERHOUT
DETERMINATIE
HOE KWAM DE HULS DAAR TERECHT?
EEN SS-ARTILLERIE-OPLEIDINGSEENHEID IN OOSTERHOUT
ARTILLERIEWAARNEMERS OP DE BELVEDÈRE
VUUR VANUIT OOSTERHOUT
NIJMEGEN, 20 SEPTEMBER 1944
RONDOMVERDEDIGING IN OOSTERHOUT
TANKS OVER DE BRUG
NACHTELIJKE VERPLAATSING
HET LOT VAN KRÜGER
HET OORLOGSDAGBOEK VAN VAN WOERKOM
MUSEUMCOLLECTIE
DE PRIKBRIEF
DOUWE MEIJER
EEN LAATSTE BOODSCHAP
HET THUISFRONT
RECENT VERSCHENEN
“GET AT THEM WITH THE BAYONET”
A SAPPER AT ARNHEM
AIRBORNE PADRE
PERSOONLIJK
JOHANNES LEUSDEN, EEN FOTOGRAAF IN VERWOEST OOSTERBEEK
DE RELATIE MET OOSTERBEEK
VAN FOTOGRAAF NAAR ANTIQUAIR
Hans werkte in Driebergen als freelancefotograaf voor AGFA. Hij maakte veel kinderfoto’s en fotografeerde tijdens de wederopbouwperiode in opdracht van de Nederlandse Baksteen Industrie (NBI) de nodige bouwwerken. In de jaren ‘50 maakte hij in opdracht van AGFA samen met zijn
kunst-en antiekhandel op West-Terschelling te beginnen. Weina dreef de winkel en Hans kocht door het hele land antiek op. De stukken knapte hij zelf op, om ze daarna voor de verkoop naar het eiland te brengen. Na enige tijd verhuisden Hans en Weina naar Zwolle, waar ze een grachtenpand bewoonden aan de Thor-beckegracht. Na de dood van Hans in 1989, dreef Weina tot 2000 de kunst- en antiekhandel. Het stel had geen kinderen.
HET FOTOALBUM
NIGEL SIMPSON, E.A. “THEN IT WAS TIME FOR A BREW”: THE 1ST AIRLANDING ANTI TANK BATTERY AT ARNHEM. BATTERY D TROOP (NIGEL SIMPSON, E.A.)
DE VVAM-WEBSITE
PROGRAMMA
DE ACHTERZIJDE
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
KASTEEL DOORWERTH
AIRBORNE MAGAZINE
Airborne Magazine
Jaargang 7, nr. 22, november 2021
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871.
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten Aan deze editie werkten mee Jory Brentjens, Luuk Buist, Martijn Cornelissen, Jan van Dalen, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Wim Kersten, Geert Maassen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten, Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk
Grafi Advies, Zwolle Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem
Rekeningnr (IBAN): NL 80 INGB 0004 4036 41
Contributie VVAM
Individueel lid: € 30 per jaar (jan t/m dec) Gezinslidmaatschap: € 40 per jaar (jan t/m dec) NL 80 INGB 0004 4036 41 U ontvangt een factuur voor de contributie van 2022.
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl
INHOUDSOPGAVE
3 Verenigingsnieuws
5 Museumnieuws
6 Interview – Karel Margry, hoofdredacteur After the Battle magazine
11 Airborne Museum – De Connectie revisited
13 Airborne Museum – Wandelen om te herdenken
14 Achtergrond – Tussen Beukenlaan en Oude Kerk
23 Recent verschenen boeken
24 Persoonlijk – Battlefield tour 7 KOSB
26 Objecten – Princess Mary Gift Fund Box (1914)
28 Ministory 138 – Lieutenant Philip Holt
35 Programma
BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties. We verwelkomen bijdragen aan het blad. Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: Luchtopname van de contouren van voormalig landhuis De Oorsprong in Oosterbeek.
Zie Ministory 138 op pagina’s 28-34 voor het verhaal van deze plek (foto: Jan van Dalen Fotografie).
BESTUURSMEDEDELINGEN
Op zaterdag 2 oktober hield de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum (VVAM) haar jaarlijkse algemene ledenvergadering, één met minder coronabeperkingen dan voorheen én, voor het eerst sinds enige tijd, in het Airborne Museum. In eerdere edities van dit magazine heb ik al uitgelegd dat het onze intentie is, én die van het museum, om onze samenwerking de komende jaren te intensiveren. Dit thema was ook het hoofdonderwerp van de ALV.
Het VVAM-bestuur, met vlnr: Alexander Heusschen, Joey Post, Jasper Oorthuys, Otto van Wiggen (voorzitter) en Frans Kalkhoven.
Ronnie Weijers.
De eerste ideeën voor een intensievere relatie volgden snel op het aantreden van Ronnie Weijers als nieuwe directeur-bestuurder van het museum. Op uitnodiging van het VVAM-bestuur stelde Weijers zich tijden de ALV voor en deed hij zijn visie en plannen met het museum uit de doeken. Hij schetste hoe hij het afgelopen jaar de financiële problemen als gevolg van de gedwongen sluiting van het museum heeft weten te beperken, onder andere door een oproep tot financiële steun te doen in de vorm van een ‘vriendenabonnement’. Dit leverde als snel enkele honderden abonnementhouders op: contribuanten die het museum eenmalig met € 30 steunden. Toen bleek dat er nagenoeg geen overlap was tussen deze abonnementhouders en VVAM-leden, ontstond het idee om beide categorieën samen te brengen in de VVAM. Om abonnementhouders te bewegen hun bijdrage jaarlijks voort te zetten, was het aanbod hen voor een hernieuwde jaarlijkse bijdrage van € 30 drie keer per jaar Airborne Magazine toe te zenden. Alle abonnementhouders hebben daarop in juli 2021 het eerste nummer ontvangen.
Omdat reguliere VVAM-leden ‘slechts’ € 25 per jaar betalen, heeft het bestuur in overleg met Weijers voorgesteld het jaarlijkse contributiebedrag ook te verhogen naar € 30. Afhankelijk van het aantal abonnementhouders dat besluit zijn jaarlijkse bijdrage voort te zetten en de facto lid te worden van de VVAM, kan het ledenbestand van de vereniging hierdoor aanzienlijk groeien. Op dit moment telt de VVAM 616 leden en hebben al 233 abonnementhouders positief gereageerd op het aanbod om over te gaan naar de VVAM. Tegenover de verhoging voor VVAM-leden staat een verdere kwaliteitsimpuls voor Airborne Magazine en de verstrekking van een museumpas die onbeperkt vrije toegang biedt tot het Airborne Museum. De leden hebben tijdens de ALV unaniem ingestemd met de contributieverhoging en het samenvoegen van beide categorieën vrienden.
Daarna schetste Weijers de ontwikkelingen met betrekking tot het samenvoegen van de websites van het museum en de VVAM, en het centraliseren van de ledenadministratie, iets dat nog nadere afstemming behoeft. Weijers maakte bekend dat de geplande thema-avonden in de toekomst zonder kosten kunnen worden georganiseerd in het Airborne Museum.
Zoals gebruikelijk werd de ALV gecombineerd met een middagprogramma: een presentatie over de inzet van de 8th US Air Force tijdens Market Garden (op 17 september) door drie leden van de Studiegroep Luchtoorlog 19391945: Ivo de Jong, voorzitter van de studiegroep sinds 2010, Antoon Meijers en Fredrik Paauwe.
De Jong werkt als generaal-majoor bij de Defensie Materieel Organisatie en heeft geschiedenis in brede zin als hobby. Zijn specialisme is de luchtoorlog in Nederland in WOII, een interesse die werd aangewakkerd door verhalen van zijn vader die als jongen een Amerikaanse bommenwerper zag neerstorten bij Groenekan, in de buurt van Utrecht. In zijn lezing voor de ALV schetste hij de groeistuip die de Amerikaanse Luchtmacht doormaakte en het aandeel dat zij uiteindelijk had in het verslaan van Duitsland.
Ivo de Jong tijdens zijn lezing.
Antoon Meijers werkte 32 jaar voor de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en ging in 2010 met functioneel leeftijdsontslag. Van jongs af aan was hij geïnteresseerd in de bevrijding van Nederland. Hij kreeg vanuit zijn werk bij de EOD steeds meer interesse in de luchtoorlog. In 2019 publiceerde hij het boek They were all over the sky dat de Amerikaanse luchtaanvallen beschrijft vóór en tijdens Market Garden. In een boeiende presentatie schetste Antoon Meijers hoe voorafgaand aan de inzet van de eerste lift met parachutisten op zondag 17 september, maar liefst 875 B-17-bommenwerpers en enkele honderden P-47 Thunderbolt-jachtvliegtuigen werden ingezet om de luchtlandingstroepen te beschermen en de Duitse luchtafweer vleugellam te maken. De doeltreffende wijze waarop dit is gebeurd heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat op de eerste dag slechts een gering aantal C-47’s en gliders, die de Britse Airborne Division vervoerden, is neergehaald. In contrast: die zondag ging wel een aanzienlijk aantal bommenwerpers verloren.
Fredrik Paauwe zoomde in op het verhaal van de 353rd Fighter Group en de bij Wekerom-De Valk neergestorte Amerikaanse 2nd Lieutenant Robert Greene. Greene was nog maar twintig toen hij op 17 september met zijn Thunderbolt werd neergeschoten en om het leven kwam. Paauwe deed verslag van zijn zoektocht naar Greenes herkomst en naar diens familieleden. Mede door Paauwes inspanningen is op de plaats van de crash op 17 september 2001, in het bijzijn van de zus van Greene, een monument onthuld dat de herinnering aan deze jonge vlieger levend houdt.
— Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM
— Foto’s: Erik Jellema
FINANCIËN EN CONTRIBUTIE Als gevolg van de nauwere samenwerking met het museum en de te verwachten hogere inkomsten is het mogelijk Airborne Magazine door te ontwikkelen en een hogere financiële bijdrage aan het museum te leveren. In 2019 heeft de vereniging € 4.000 geschonken aan het Airborne Museum. In het begrotingsjaar 2020 is een bijdrage verstrekt van in totaal € 5.150. Deze bijdragen zijn met name gedaan als tegemoetkoming in de kosten die zijn gemaakt ten gevolge van de co-ronapandemie. Voor het aankomende begrotingsjaar hebben we € 6.450 opgenomen als gift aan het museum. Afhankelijk van het aantal nieuwe leden kan dit bedrag verder oplopen.
Overigens zijn de contributie-inkomsten in 2020 behoorlijk achtergebleven. Tot voor kort gingen we er als bestuur vanuit dat de leden hun contributie op eigen initiatief overmaken. In praktijk blijkt deze stilzwijgende afspraak echter niet te werken: het vergt erg veel tijd en geduld van de ledenadministratie om achterblijvers met betalingsherinneringen aan te sporen alsnog te betalen. Om die reden is de vereniging in 2020 overgestapt op de geïntegreerde financiële ledenadministratie van Conscribo. Dit maakt het online innen van contributies eenvoudiger en overzichtelijker. Dat dit effect heeft, zien we terug in de inkomsten voor het verenigingsjaar 2021. Niet-betalende leden worden nu eerder gesignaleerd en uitgeschreven wanneer na twee aanmaningen geen betaling volgt. Leden met een e-mailadres krijgen deze herinneringen per mail, overige leden ontvangen deze per post. Omdat we niet precies weten wie wel en wie niet zijn/haar contributie over 2020 heeft overgemaakt, verzoek ik u dit zelf te controleren. Mocht u nog niet hebben betaald voor dit jaar, dan ontvangen wij uw bijdrage graag met spoed.
MUSEUMNIEUWS
BRONZEN BUSTE JOHN L. WADDY
— Yvette Polman
Sinds 19 september is in de salon van het Airborne Museum het bronzen borstbeeld van majoor John Llewellyn Waddy te bewonderen. De buste is gemaakt door beeldend kunstenaar Vivien Mallock, in opdracht van Alan Curtis OBE. “My hope is that the Bust finds a home that would please John”, aldus Curtis. Het borstbeeld heeft voorlopig zijn thuis gevonden in het museum en zal hier in ieder geval een jaar lang te zien zijn.
Tijdens de Slag om Arnhem was Major John Waddy de commandant van B Company, 156 Parachute Battalion, 4th Parachute Brigade. Op 18 september landde hij op de Ginkelse Heide. De volgende dag raakte Waddy zwaargewond terwijl hij door een Duitse verdedigingslinie probeerde te breken. Hij werd afgevoerd naar het noodhospitaal in Hotel de Tafelberg, waar hij op de biljarttafel werd geopereerd. Na de oorlog keerde hij regelmatig terug naar Arnhem en Oosterbeek om de slag te herdenken. Ook was hij militair adviseur voor de film A Bridge Too Far. John Waddy overleed op 27 september 2020 op 100-jarige leeftijd.
(foto: Arjan Vrieze photography).
AIRBORNE MUSEUM OP BEZOEK IN POLEN
Ieder jaar in september viert en herdenkt de Poolse 6 Brygada Powietr-znodesantowa, de 6e Airborne Brigade, in Krakau de oprichting van de 1st Polish Independent Parachute Brigade op 23 september 1941. Ronnie Weijers, directeur-bestuurder van het Airborne Museum, was hierbij aanwezig op persoonlijke uitnodiging van brigadegeneraal Grodzki. De viering ging van start met een kerkmis, gevolgd door een ceremoniële herdenking bij het beeld van generaal-majoor Sosabowski op het kazer-neterrein. De volgende dag kwam iedereen bijeen voor de brigadeparade en de jaarlijkse ‘paratrooperspicknick’. Tijdens operatie Market-Garden kreeg de Poolse parachutistenbrigade, onder leiding van Sosabowski, de opdracht de Britse 1st Airborne Division bij Oosterbeek te helpen. In 2006 ontving de Poolse eenheid hiervoor de Militaire Willems-Orde. Ronnie Weijers bezocht ook de traditiekamer van de brigade, waar o.a. de orde wordt getoond.
Brigade-generaal Grodzki (L) en Ronnie Weijers.
Met meer dan 150 uitgaves op zijn naam mag Karel Margry (1957), hoofredacteur van de kwartaaluitgave After the Battle, zich inmiddels ‘veteraan’ noemen. Het 700 pagina’s tellende standaardwerk Operation ‘Market-Garden’ Then and Now, ook van zijn hand, is volgend jaar twee decennia oud. Een aardig moment om de blik eens te richten op de verdiensten van deze uiterst gepassioneerde (militair) historicus, zijn modus operandi en de toekomst van het tijdschrift.
— Alexander Heusschen
Vingers omhoog wie nog nooit heeft gehoord van After the Battle (ATB), of van 40-’45 Toen en Nu, zoals het blad in het Nederlandse licentiegebied heet. Toen Winston Ramsey de uitgave in 1973 in Groot-Brittannië introduceerde, was de belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog of operatie Market-Garden aan deze kant van Het Kanaal nog niet zo groot als nu. Toch zou het format waarmee hij destijds kwam veel navolging krijgen en is ATB uitgegroeid tot een heus ‘instituut’ met een trouw lezerspubliek. En niet zonder reden: ATB combineert de historische fascinatie voor de plekken waar het daadwerkelijk allemaal gebeurde met het hedendaagse. De vaak uiterst gedetailleerde informatie over de militaire acties is gedegen en geeft de lezer het idee dat hij in één klap alles weet over het onderwerp. Het hart van de formule was en blijft simpel: neem de originele foto van destijds en achterhaal waar deze is genomen. Het bewijs wordt steevast geleverd met een foto van dezelfde plek nu, zelfs als deze onherkenbaar is veranderd.
ATB 1 trapte een kleine 50 jaar geleden af met D-Day, nummer 2 was gewijd aan Market-Garden. De timing had voor de jonge Karel Margry niet beter kunnen uitpakken toen hij als 16-jarige met een ontluikende belangstelling voor militaire geschiedenis de trein pakte naar Apeldoorn, om eens rond te neuzen in dat gespecialiseerde boekenzaak-je van H. de Weerd waarover hij had gelezen. Gadegeslagen door de eigenaar in z’n beige stofjas, bladerde hij door de allereerste nummers van After the Battle. Dit was informatie waar hij naar op zoek was; een eerste kennismaking die achteraf gezien het startsein zou blijken voor een legergroene schrijfcarrière. Op de verlanglijst voor Sinterklaas kwam een abonnement op het blad, een studie Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht volgde. Fast forward naar 2021, met een tussenstop midden jaren ‘80.
Margry leunt voorover op het tafeltje, terwijl achter hem twee- en driejarigen het moderne Utrechtse koffiezaakje reduceren tot iets voor in After the Battle. Onverstoorbaar en met een brede grijns vertelt hij over die ene vakantie op Sicilië, in 1986. Nou ja, vakantie… Voor zijn toenmalige vriendin misschien. Voor hem was het meer een zorgvuldig voorbereide battlefield trip met een duidelijk plan. Margry: “Waren we net ergens aangekomen op een prachtige plek, wilde ik eigenlijk alweer door. Ik had mezelf namelijk tot doel gesteld om alle locaties te fotograferen van de tientallen foto’s van de Slag om Sicilië die ik in het archief had opgediept. Niet dat mijn vriendin daar per se gelukkiger van werd, maar ik wilde deze reis gebruiken om een zo compleet mogelijke portfolio te maken van de slag, met het idee om deze daarna persoonlijk in Engeland aan uitgever Winston Ramsey in Engeland te laten zien. Bij wijze van open sollicitatie, zeg maar. “Die relatie heeft vast niet lang standgehouden?”, voeg ik toe. “Integendeel”, antwoordt Margry monter, “we zijn nog steeds bij elkaar”.
De opzet slaagde. Margry maakte een afspraak voor een gesprek bij de uitgeverij in Londen en Ramsey was onder de indruk van de wijze waarop hij te werk was gegaan. Wat volgde was een eerste proeve van bekwaamheid: Karel mocht een artikel schrijven over de aanslag bij de Woeste Hoeve op Hanns Rauter, hoofd van de SS in Nederland. Kort daarna werd ook zijn artikel over Sicilië gepubliceerd. Hij kreeg een freelance-aanstelling, in 1990 gevolgd door een vaste betrekking.
Sicilië mag achteraf gezien dan de springplank naar ATB zijn geweest, de aanloop was er al veel eerder. Margry: “Eigenlijk vanaf het ogenblik dat ik in de bibliotheek de eerste zes bladzijden vond over de Irish Guards die mijn dorp (Aalst, onder Eindhoven) hadden bevrijd, ben ik stelselmatig informatie gaan verzamelen over de oorlog in het zuidoosten, en heb ik mijn kennis steeds verder verbreed. Op mijn 18e zat ik al archiefstukken over te schrijven in The National Archives in Kew.”
Dat Margry bij zijn sollicitatie bij Winston Ramsey al een boek op zijn naam had staan over de bevrijding van Eindhoven (1982), halverwege dat decennium het Verzetsmuseum in Amsterdam opzette en al voorzichtig dacht aan promoveren aan de universiteit, zegt evenveel over zijn gedrevenheid als over zijn veelzijdigheid. Schrijven in de journalistiek-analytische traditie van historici zoals John Toland en Cornelius Ryan werd zijn drijfveer.
Dat die motivatie na 40 jaar, evenals haar drager, geen dag ouder geworden lijkt, blijkt wanneer Margry zijn enthousiasme tentoonspreidt: “Mijn werk voor After the Battle is eigenlijk het mooiste wat ik me kan voorstellen. Dat vond ik destijds al als freelancer en dat vind ik nog steeds nu ik hoofdredacteur ben. Ik krijg alle vrijheid: ik kies zelf de onderwerpen uit en maak het blad dat ik graag zelf zou willen lezen. En dan betaalt mijn werkgever ook nog eens al mijn reizen naar voormalige slagvelden. Ik ken niet veel mensen in dezelfde positie”, zegt hij zonder enige vorm van snoeverij. “Uiteraard ben ik wel gebonden aan het format: ieder nummer heeft minimaal één artikel over een veldslag of militaire operatie. En de opzet en lay-out van ATB bepaalt de lengte van een stuk; het moet wel passen. Dat is af en toe zoeken, maar maakt het juist ook uitdagend. Ik neem nooit ooggetuigenverslagen op, die nemen teveel ruimte in. De foto’s en teksten moeten goed aansluiten, en van de fotobijschriften probeer ik altijd een doorlopend verhaal te maken, dat je zelfs los van het artikel zou kunnen lezen. Let daar maar eens op als je ATB leest.”
Wat After the Battle volgens Margry tot een succes heeft gemaakt, is de onveranderlijkheid van het concept, in combinatie met de compacte historische analyses in zo’n 10.000 woorden. “Soms is het ook gewoon een kwestie van geluk hebben, zoals bij de ondergrondse fabrieken van Nordhau-sen waar V1’s en V2’s werden geproduceerd. We kwamen met een artikel toen de mijntunnels, die sinds de oorlog
Op Utah Beach in Normandië (2017).
gesloten geweest waren, net weer waren geopend. Ik was de eerste die zo het complete verhaal kon vertellen.”
De herkenbaarheid van ATB zit ‘m ook in de vormgeving. Neem het logo: geen poespas, maar gewoon de naam van het blad in lettertype Stencil, waar ook ter wereld geassocieerd met ‘het leger’. Verzonnen begin jaren ‘70 en fier overeind in 2021. Margry: “Natuurlijk heeft het blad een archaïsch uiterlijk, dat besef ik maar al te goed, maar lezers vinden dat fantastisch en willen ook niet dat dit verandert. De enige echte wijziging is dat we een kleine tien jaar geleden zijn overgegaan op kleur.”
“ATB prides herself met het in druk houden van de oude nummers voor een mondiaal publiek. Ik geloof dat van de editie over de Hammelburg Raid [de door George Patton op touw gezette operatie om zijn schoonzoon uit een Duits krijgsgevangenenkamp te bevrijden, AH] iets van 60.000 exemplaren zijn verkocht. Met name in de VS is de belangstelling voor de bekendere militaire campagnes groot. Persoonlijk vind ik kleinere verhalen over verzet, spionage of de holocaust vaak nog interessanter om te maken.” MODUS OPERANDI
Dat maakproces is in het geval van Margry een aardig intensieve bezigheid, zelfs voor een duursporter zoals hij.
Margry op dezelfde plek in 2018 tijdens de research voor een ATB-artikel over de inname van de stad.
Niet zelden is hij weken achter elkaar van huis om archiefonderzoek te doen in het buitenland, of om verder historisch recherchewerk te verrichten op locatie, gewapend met pen, fotocamera en de gevonden archiefbescheiden onder de arm. Vaak gaat de racefiets mee voor een avondlijk rondje over Duitse en Franse dreven.
Hoe Margry te werk gaat is gemakkelijk uitgelegd: “Het eerste wat ik altijd doe als ik een nieuw onderwerp heb uitgezocht is kijken of er origineel fotomateriaal beschikbaar is: negatieven, contactafdrukken, foto’s. Het begint altijd met de afbeeldingen. Het mooiste is als je weet wie de fotograaf is geweest en als er dope sheets [het ‘logboek’ van de fotograaf, AH] beschikbaar zijn. In Amerikaanse archieven is het vaak een rommeltje en is het soms behoorlijk lastig zoeken, zelfs als de inventarislijst aangeeft dat het materiaal er móet liggen. Ongeordende foto’s die in één doos zijn gestopt, slecht gerubriceerde stukken onder één globale zoekterm… Vind dan maar eens een specifieke foto.
Maar goed, heb je zo’n foto eenmaal gevonden, dan is mijn volgende stap nagaan of ik een print of afdruk kan bemachtigen. Of bij foto’s van burgers liefst de negatieven. Daarna begint het logisch redeneren. Het helpt als je bijvoorbeeld weet van welke kant een eenheid een stad heeft benaderd. Militairen volgen meestal de hoofdwegen; fotografen volgen vaak net achter de eerste aanvalsgolf. Dit soort simpele feiten zijn vaak een goed vertrekpunt voor je onderzoek terplekke. Wat je doet is de grote wegen volgen, rondrijden en kijken of je ergens een aanknopingspunt vindt. Heb je eenmaal één herkenningspunt gevonden, dan werk je van daaruit terug en vooruit, en ga je, ik neem maar even een stad als voorbeeld, de zijstraten in en dieper de wijken in.
Het helpt enorm als je een fotograaf kan volgen aan de hand van de volgorde waarin hij de foto’s heeft genomen. Dan begrijp je de context beter en is het verloop van de strijd ook gemakkelijker te volgen. In een stad als Arnhem is dat overigens vrij eenvoudig. De Slag om Arnhem is zo goed gedocumenteerd dat je kunt voortbouwen op de informatie die er al is. Waar je wel mee moet oppassen zijn de dope sheets. Fotografen willen nog weleens fouten maken in de datering of de locaties. Niet gek als je je midden in het geweld bevindt; die mannen wisten de helft van de tijd ook niet meer waar ze waren.”
Eenmaal thuis begint het betere schrijfwerk. Margry: “Als je échts iets wilt weten van een bepaalde slag, dan moet je de war diaries hebben. Die gebruik ik dan ook veel. En als het kan, leun ik op eerder verschenen werk van anderen. Het is mijn taak als historicus dié bronnen eruit te halen die ik het meeste vertrouw. Wat overigens niet wil zeggen dat ik geen fouten maak bij het schrijven. Tot echte missers in één van de publicaties heeft dat gelukkig nooit geleid. De kunst is de juiste mensen om je heen verzamelen die je kunnen behoeden voor dit soort uitglijders. “Ik streef er in
ieder geval naar een fotografisch standaardwerk te maken dat de tand des tijds kan doorstaan.”
‘Arnhem’ heeft zo’n standaardwerk: het in 2002 uitgebrachte boek Operation ‘Market-Garden’ Then and Now. Dat de voorbereidingen voor dat boek terug te voeren zijn naar begin jaren ‘70 lijkt overdreven maar is dat niet. Mar-gry daarover: “Vanaf 1973 heb ik op continue basis foto’s verzameld over deze operatie. In het pré-digitale tijdperk schreef ik alle informatie die ik maar vinden kon achter op deze platen. Zelfs als ik wist dat deze niet klopte.”
“Ik had eerder al het boek D-Day Then and Now voor een groot deel samengesteld. Die ervaring leerde me al hoe moeilijk het is om een goede selectie te maken uit het fotomateriaal. Toen het idee opkwam om iets met Arnhem te gaan doen, bleek dat niet anders. We beseften al heel snel dat we hoogstens een vijfde van de foto’s zouden kunnen opnemen in het boek. Maar dan liefst wel als complete reeksen. Dat heb ik opgelost door bijvoorbeeld contactaf-drukken [afgedrukte negatieven, AH] te gebruiken van de fotoseries van de Duitse Kriegsberichter Jacobsen en Wenzel. Dit heeft, zeker in combinatie met kaarten, als voordeel dat je precies kunt volgen hoe de strijd is verlopen en in welk tempo.”
Ieder boek is maar een momentopname, weet Margry als geen ander. Dit geldt zowel voor de informatie die op dat moment beschikbaar was, als voor de vergelijkingsfoto’s zelf: Margry’s Peugeot 204, die opduikt als stand-in voor een Panther-tank of Montgomery’s Humber, verraadt hoe snel de tijd beweegt. “Ik rijd nog steeds Peugeot”, lacht Margry, “Ik heb pas weer een nieuwe gekocht.” Gedateerd of niet, volgens Margry is het nog steeds een goed geslaagde synthese van de kennis over de slag. “Mijn hele ziel en zaligheid ligt in die twee boeken, en het was af en toe ongelooflijk hard werken naast mijn normale baan, maar ik ben wel van mening dat het het allemaal waard is geweest.
Presentatie van het boek in het Airborne Museum (2002). Rechts Aad Groeneweg, toenmalig directeur van het museum.
Ik had het geluk dat ik gebruik kon maken van de enorme kennis van experts als Robert Voskuil en anderen [zie pagina 7 van het boek voor alle namen, AH] en dat er heel veel bekend was. Zo’n affaire King Kong, over het mogelijke verraad van de operatie, daar was alles wel over gezegd. Die discussie hoefde ik dus niet dunnetjes over te doen. Mijn aandeel is geweest om evenwicht te brengen in het verhaal over Market-Garden. Waar Cornelius Ryan in zijn boek voor 70% de nadruk legt op Arnhem en Oosterbeek, is voor mij de Amerikaanse rol en de opmars vanuit België minstens zo relevant.”
Goed is goed, vindt Margry inmiddels: “Met het onderwerp Slag om Arnhem ben ik wel klaar. Ik bedoel dit overigens positief: we hebben goed naar de slag gekeken, en dat heeft een goed boek opgeleverd. In die zin is het voor mij af. Iedere eenheid heeft inmiddels wel een monument of plaquette gekregen, ook allemaal prima. Nieuwe ontwikkelingen rond Arnhem volg ik niet op de voet. Dat is ook niet nodig, want ik word er vanzelf wel mee geconfronteerd: overal waar ik rijd zie ik de Tweede Wereldoorlog doorheen schemeren. Die persoonlijke interesse blijft toch.” TOEN, NU EN STRAKS
“Over die interesse gesproken: ik krijg wel vaker de vraag of dat nou nooit eens gaat vervelen en of ik niet door mijn onderwerpen heen begin te raken. Man, ik kan nog 100 jaar voort; de Tweede Wereldoorlog bestaat uit twintig miljoen verhalen. En dan hebben we de grote gebeurtenissen niet eens allemaal behandeld: Dresden, de strijd om Caen, Operation Cobra… Het Oostfront: idem. Onze stelregel is dat we ieder verhaal maar één keer vertellen, en dan meteen goed en zo compleet mogelijk. Tenzij er echt nieuwe informatie beschikbaar komt. Mensen blijven dat toen&nu-as-pect in ieder geval interessant vinden. Dat heeft Winston Ramsey, de eerste die met dit idee kwam, goed ingeschat.” Ramsey is 81 inmiddels. Karel Margry kan met z’n 64 jaar nog vrij gemakkelijk door voor een Henny Vrienten in zijn gloriedagen en gaat, als het aan hem ligt, gewoon door met wat hij het allerleukste vindt: het verleden op de huid zitten. “Als ik mezelf zou moeten karakteriseren dan zou ik zeggen dat ik vasthoud aan het vertrouwde en het goede. Waarom veranderen wat goed is? Ik doe al 50 jaar dezelfde sporten, ben 40 jaar met dezelfde vrouw en we zijn pas één keer verhuisd in al die jaren dat we in Utrecht wonen. Ik ben gewoon een gestructureerde jongen met een fascinatie voor geschiedenis.”
Als ons gesprek ten einde is, schuift hij nog een recente ATB (nr. 187 uit februari 2020) over tafel, met daarin het verhaal over zijn moeder, Marijke Margry-Roes, die in het Haagse verzet zat en die de laatste maanden van de oorlog in gevangenschap doorbracht in het ‘Oranjehotel’ van de Gestapo. Marijke overleed in 2019 op 99-jarige leeftijd. Opvallend is dat Karel haar verleden even fijnmazig rechercheert als de strijd om Charkov of Hannover, met dezelfde ingetogen analytisch-onderzoekende stijl die ATB zo typeert. Hoe nabij de geschiedenis in dit geval ook komt. Karel staat zelf op twee foto’s: één keer als gezinslid met zijn moeder als stralend middelpunt en één keer als standin om een plek te markeren van de Frauen-Abteilung van de gevangenis. Het is de rol die hem het beste ligt: die van chroniqueur van veelkleurige verledens.
Naschrift: In oktober 2021 is After the Battle overgenomen door uitgever Pen and Sword Books. Het is daarmee “afwachten wat de toekomst brengt”, aldus Karel.
Margry op de exacte locatie van de gevangeniscel van zijn moeder (2019). De cel is er niet meer.
AIRBORNE MUSEUM
DE CONNECTIE: ONZE COLLECTIE, HUN VERHAAL. EEN PROFIEL VAN TWEE GASTCONSERVATOREN
In april 2021 werd de tijdelijke tentoonstelling De Connectie: onze collectie, hun verhaal geopend in het Airborne Museum en in Airborne at the Bridge. Inmiddels hebben de nodige bezoekers de tentoonstelling bezocht en hebben zij de persoonlijke verhalen en de objecten van negen gastconservatoren kunnen ontdekken. Hier leest u een profiel van twee van onze gastconservatoren: Ad van Liempt en generaal-majoor Ron Smits.
—Jory Brentjens
ad van liempt
Journalist, programmamaker en schrijver Ad van Liempt is geen onbekende wat betreft de Tweede Wereldoorlog. Van Liempt schreef verscheidene boeken en presenteerde meerdere programma’s over dit thema. Daarnaast is hij eerder als gastconservator actief geweest voor de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen. Met zijn toetreding tot de Raad van Toezicht van het Airborne Museum was het dan ook een voor de hand liggende keuze om hem toegang tot de collectie van het Airborne Museum te geven en een object te laten kiezen om met het publiek te delen.
Het selectieproces voor een voorwerp begon voor Van Liempt, net als voor alle andere gastconservatoren, met een interview. De collectie van het Airborne Museum telt bijna 20.000 stukken; om hieruit één voorwerp te selecteren moest eerst de zoekrichting worden bepaald. Van Liempt wilde een voorwerp dat op het eerste oog weinig voorstelt, maar dat bijzonder wordt door het verhaal dat erachter schuilgaat. Zijn oog viel uiteindelijk op het dagboek van Anje van Maanen want, zoals Van Liempt vertelt: “Dagboeken behoren tot de belangrijkste bronnen over het verleden. En dat geldt zeker voor het dagboek van Anje van Maanen. Zij was erbij, en ze beschrijft wat ze meemaakt, open en eerlijk. Ze geeft daarmee inzicht in wat gewone burgers meemaakten van de verschrikking die oorlog heet.”
Anje van Maanen hielp tijdens september 1944 bij de verzorging van gewonden in Hotel de Tafelberg. In haar dagboek beschreef ze haar ervaringen. Het dagboek is rijkelijk versierd en geeft een bijzondere weergave van de gebeurtenissen in de Tafelberg. Wat Van Liempt enorm aansprak was het observatievermogen van Van Maanen: “Het bijzondere van Anje is dat ze ondanks haar jonge leeftijd oog heeft voor details, voor bijzondere momenten. Op zondag 24 september nemen de Duitsers bezit van De Tafelberg, waar dan nog Britse soldaten verblijven. De ontgoocheling is groot, en dan ziet Anje een Duitser en een Engelsman in heftige discussie. Ze begrijpen elkaar niet. Anje komt erbij als tolk. Blijkt dat de Duitser een vuurtje wil hebben voor zijn sigaret. Opgelost. Anje schrijft: ‘Het ene ogenblik schieten ze elkaar dood en moet alles ausgerottet worden en het andere ogenblik roken ze sigaretten met elkaar en staan ze erbij alsof er geen oorlog is.’”
Uit zijn keuze voor het dagboek van Van Maanen spreekt de voorkeur die Van Liempt voelt voor microgeschiedenis en aangrijpende persoonlijke verhalen. Het is een trend die hij zelf ook terugziet in zijn werkveld waar er naast het grote militaire verhaal steeds meer oog komt voor bur-gerperspectieven en kleine verhalen.
Het dagboek van Anje van Maanen.
GENERAAL-MAJOOR RON SMITS
Ten tijde van de ontwikkeling van De Connectie was generaal-majoor Ron Smits de commandant van de 11 Luchtmobiele Brigade. Vanwege zijn functie voelt Smits een
grote verbondenheid met de Britse luchtlandingstroepen die in september 1944 bij Arnhem en Oosterbeek hebben gevochten. Zijn keuze voor een object uit de collectie van het Airborne Museum was dan ook snel gemaakt: het werd een rode baret. De rode baret die Smits heeft gekozen is niet zomaar een exemplaar. Het is de baret van soldaat William Easton van C Company van het 3rd Parachute Battalion. Easton was één van de circa 45 mannen van deze eenheid die de Rijnbrug wist te bereiken. Hij werd ingezet aan de oostzijde van de brug, op het terrein van de huidige Cober-co-fabriek. Easton verloor één de gevechten. Hijzelf raakte gewond en werd krijgsgevangen gemaakt.
Voor Smits is de rode baret het symbool van operatie Market Garden en de Slag om Arnhem. Daarnaast ziet hij duidelijke parallellen tussen de militairen zoals William Easton en de troepen van de Luchtmobiele Brigade: “De vasthoudendheid, vastberadenheid en het doorzettingsvermogen van soldaat William Easton staan vandaag de dag nog steeds model voor de eigenschappen die elitesoldaten dienen te bezitten. Dat geldt ook voor de militairen van de Luchtmobiele Brigade. De opleiding om de rode baret in Nederland te mogen dragen, is na de commando-opleiding de fysiek en mentaal zwaarste infanterieopleiding die wij kennen.”
Smits ziet zijn mannen als de opvolgers van de Britse troepen die bij Oosterbeek en Arnhem hebben gevochten. Dit wordt tijdens de opleiding van de Luchtmobiele Brigade op krachtige wijze onderstreept: “Voordat mijn militairen de rode baret na de opleiding ontvangen, houden wij een ceremonie om middernacht op de begraafplaats in Ooster-beek. We vertellen daar het verhaal van hun voorgangers, de mannen van de Slag om Arnhem, van wie zij vandaag de dag de fakkel overnemen.”
Het verhaal van Smits laat duidelijk de connectie zien die hij en zijn mannen voelen met de geschiedenis van de Slag om Arnhem en sluit daarmee perfect aan bij het doel van de expositie: het tonen van uitzonderlijke collectiestukken én persoonlijke verhalen van degenen die de geschiedenis van de Slag om Arnhem een warm hart toedragen.
De Connectie: onze collectie, hun verhaal is nog t/m februari 2022 te zien in het Airborne Museum en t/m maart 2022 in Airborne at the Bridge.
De rode baret van Private William Easton.
AIRBORNE MUSEUM
WANDELEN OM TE HERDENKEN
Het erfgoed van de Slag om Arnhem, operatie Market Garden en de Tweede Wereldoorlog nemen nog steeds een belangrijke plek in onze collectieve herinnering in. De gedachtenis aan deze historische gebeurtenissen wordt levend gehouden met musea, monumenten, plaquettes én binnenkort ook met een internationale wandelroute.
—Jory Brentjens
De Liberation Route Europe Foundation is actief in elf Europese landen en is in 2021 begonnen met het aanleggen van de eerste regionale, nationale en internationale wandelroutes. Ondanks het grootschalige en internationale karakter van de organisatie, werd de LRE Foundation in 2007 geboren in de Airborne Regio.
De Liberation Route begon als een samenwerking tussen Toerisme Veluwe Arnhem Nijmegen, het Airborne Museum in Oosterbeek en het Vrijheidsmuseum in Groesbeek. In eerste instantie legde de Liberation Route zich toe op het zichtbaar maken van de lokale oorlogsgeschiedenis door audiospots te creëren. Deze spots werden gemarkeerd door grote veldkeien met daarop informatiebordjes die bezoekers de mogelijkheid bieden audioverhalen over de betreffende locatie af te spelen. Ondertussen zijn er in Nederland ruim 200 audiospots, waarvan circa vijftien in de Airborneregio. In 2013 werd de Liberation Route internationaal en werd ‘Europe’ aan de naam van de toegevoegd. Vanaf het prille begin van deze Europese uitbreiding was er de ambitie om bezoekers in staat te stellen in de voetsporen van de westelijke geallieerde mogendheden te treden en de opmars van de troepen vanuit Zuid-Engeland tot aan Berlijn te volgen. Vanaf 2021 wordt deze ambitie realiteit.
De perimeterroute bij Oosterbeek. De route en bijbehorende verhalen kunnen op de website van de Liberation Route worden bekeken.
De eerste Vector of Memory van de LRE Foundation is onlangs geplaatst op de Vlagheide bij Eerde. Deze Vectors markeren belangrijke punten op de wandelroute.
LRE FOUNDATION IN DE AIRBORNE REGIO Regionale wandelroutes kunnen aan de lange-afstand-wan-delroute worden gekoppeld. In de Airborneregio zijn vier van deze regionale routes ontwikkeld. In de gemeente Ede kunnen bezoekers wandelen langs de dropzone op de Ginkelse heide. Bij Driel wordt het verhaal gevolgd van de 1st Polish Independent Parachute Brigade. In Arnhem loopt de route langs de belangrijkste punten van de strijd in de stad. En rond Oosterbeek is de bestaande perimeterwandeling volledig herzien en geüpdatet. Samen met het Airborne Museum heeft de gemeente nieuwe verhalen toegevoegd en de noordelijke en de zuidelijke wandelroute samengevoegd tot één nieuwe perimeterwandelroute. Al deze routes zijn te ontdekken via de website van de LRE Foundation: www.liberationroute.com. DE WANDELROUTE IN HET MUSEUM
De ontwikkeling van de nieuwe perimeterroute in Ooster-beek is aanleiding geweest voor een nieuwe tijdelijke tentoonstelling die vanaf het voorjaar van 2022 te zien zal zijn in het Airborne Museum. In deze tentoonstelling zal het verhaal van de perimeter worden verteld aan de hand van een aantal egodocumenten en persoonlijke verhalen van personen die de slag van dichtbij meemaakten. Op deze wijze kan de bezoeker de authentieke locaties langs de wandelroute bezoeken en de prachtige persoonlijke verhalen en objecten die hier verband mee houden, in het museum bekijken.
ACHTERGROND
TUSSEN BEUKENLAAN EN OUDE KERK
Jacobsen en Wenzel waren niet de enige Duitse Kriegsberichter die tijdens of na de Slag om Arnhem opnames hebben gemaakt. Luuk Buist heeft een vijftigtal andere Kriegsberich-ter-foto’s uit Oosterbeek onder de loep genomen. In zeven delen worden zijn bevindingen gepubliceerd onder de titel Kriegsberichter in Oosterbeek: tussen Beukenlaan en Oude Kerk.
— Luuk Buist en Leo van Midden
In 1969 bezocht de gemeentearchivaris van Arnhem, Piet van Iddekinge, het Bundesarchiv in Koblenz. Hij was benieuwd of er ook Duitse foto’s waren die in Arnhem waren genomen. Hij kreeg twee series foto’s te zien die tijdens de Slag om Arnhem waren gemaakt. Dit waren de nu bekende series gemaakt door Jacobsen en Wenzel, twee Luftwaffe Kriegsberichter. In 1969 publiceerde Van Iddekinge het boek Arnhem, September 1944 waarin een selectie van deze foto’s is gepubliceerd. Jacobsen en Wenzel waren echter niet de enige Kriegsberichter ter plaatse. Regelmatig duiken onbekende afbeeldingen op die tijdens de septemberdagen van 1944 zijn gemaakt. Ze worden gevonden in archieven, bij persagentschappen of komen uit nalatenschappen, en worden dan vaak voor veel geld verkocht. Dat deze foto’s nog steeds de aandacht trekken blijkt uit het feit dat op diverse internetfora levendige discussies worden gevoerd over wanneer een foto is gemaakt, wie of wat er op te zien is en om welke locaties het gaat. Luuk Buist is één van de experts die deelnemen aan deze gedachtewisselingen.
De Emmastraat in Oosterbeek, met de corresponderende huisnummers. Zie pagina’s 15 t/m 17 voor de Kriegsbe-richter-foto’s die hier zijn genomen.
Op de middenpagina van dit magazine zijn de locaties van de zes fotoseries met rechthoeken aangegeven op de Scha-dekaart van de gemeente Oosterbeek uit 1948. De redactie heeft, om ruimte te besparen, geen hedendaagse foto’s geplaatst voor toen&nu-vergelijkingen. We waarderen het als lezers vergelijkende foto’s maken die ze met de redactie willen delen. De resultaten komen in aanmerking voor publicatie op de verenigingswebsite. Van veel foto’s zijn de fotografen onbekend. Als u weet wie de foto heeft genomen, dan vernemen we dat ook graag.
In dit eerste deel begint Luuk met tien foto’s die zijn gemaakt nadat de Britse troepen uit het westelijke deel van Arnhem waren teruggetrokken en de perimeter in Oos-terbeek de frontlijn vormde. We zien Sturmgeschütze op de Emmastraat tussen de Beukenlaan en de Vogelweg (op 20 september of later). Duitse soldaten sleutelen aan een buitgemaakte jeep en verzamelen door de geallieerden afgeworpen brandstofvoorraden. De opnames geven een goed beeld van het gebied vlak achter de frontlijn.
Foto 1. Beukenlaan, ter hoogte van nummer 31. De fotograaf heeft zijn camera naar het noordwesten gericht. Het huis op nummer 29 bestond nog niet, de eerstvolgende woning was nummer 27. Op de achtergrond is de door artillerievuur beschadigde watertoren zichtbaar die tussen de Molenweg en de Beukenlaan stond. Het Watertorenpad herinnert nog aan dit bouwwerk.
Foto 2. Een Sd.Kfz. 142/2 Sturmhaubitze 42G en haar bemanning van Sturmgeschütz-Brigade 280, voor Emmastraat 14. Het tuinhek is platgereden om zoveel mogelijk gebruik te maken van de schaduw en beschutting van het huis. Vandaag de dag is nog steeds te zien waar het hekwerk is gerepareerd.
Foto 3. Een Sd.Kfz. 142/1 Sturmgeschütz III Ausf. G, ter hoogte van de kruising Emmastraat – Molenweg.
Het oorspronkelijke pand, Emmastraat 24, is in de septemberdagen van 1944 verwoest. De gemechaniseerde artillerie trok op in tweetallen die elkaar bij het voorwaarts gaan dekking boden.
Foto 4. Deze foto is net als de voorgaande genomen ter hoogte van huisnummer 24 en toont een buitgemaakte jeep. De mannen die er omheen staan, vermoedelijk ondersteunende troepen van de Sturmgeschütz-Brigade 280, zien we terug op foto 6. Met name de man in het overhemd met korte mouwen is goed te herkennen (fotograaf: KB Hermann).
Foto 5. We zien dezelfde jeep, onder andere herkenbaar aan het registratienummer M5558741 op de motorkap. Op de achtergrond is huisnummer 28 zichtbaar, het hoekhuis van de Emmastraat en de Vogelweg. De drie muurankers zijn nog steeds aanwezig (fotograaf: KB Hermann).
Foto 6. Genomen tussen Emmastraat 22 en 24. De manschappen die eerst bij de jeep stonden, zijn nu in de weer met benzineblikken die tijdens de herbevoorradingsmissies door de RAF in speciale containers zijn gedropt (fotograaf: KB Hermann).
Foto 7. Foto genomen voor Heuveloord, zie o.a. de staken in de grond op foto 10 als referentie. De mannen die op de vorige foto te zien zijn met de jeep zijn volgens het bijschrift bezig met dodelijke Britse ‘Liebesgaben’.
Vertaling van de afbeelding links: In de manden die de Tommy in Arnhem dropte en waarvan slechts een klein deel de omsingelde Britten bereikte vonden onze mannen o.a. een bijzondere springstof met de naam Plastex die gebruikt kon worden voor valstrikken. Het is een zachte kneedbare massa met explosieve werking. Op de foto bekijken soldaten van het SS-Panzer-Regi-ment ‘Hohenstaufen’ de ‘liefdevolle’ gift van de vijand.”
Foto 8. Regimental Quarter Master Sergeant Dave Morris wordt voor Heuveloord ondervraagd door een Duitse officier. Dave Morris komen we later ook nog tegen op De Dam in Oosterbeek.
Foto 9. De Poolse militair op de foto is Lieutenant Colonel Marcin Rotter, de Assistant Adjutant & Quartermaster General van de Poolse parachutistenbrigade. Hij wordt ondervraagd door een Duitse officier die we later ook op De Dam zien. Mogelijk is dit SS-Obersturmführer A. Harder. Foto genomen bij Heuveloord.
Foto 10. Villa Heuveloord aan de Emmastraat. Dit was ooit het huis van de burgermeester. Tijdens de Slag om Arnhem was het een Duitse commandopost, mogelijk van Harder.
HORST BRINK, EEN DUITSE PK-BERICHTER?
— Geert Maassen
Toen in 1980 het boekje Oosterbeek Verwoest – Oosterbeek Destroyed 1944-1945 verscheen, maakten de lezers kennis met de Duitse militair Horst Brink. Althans, met zeven foto’s (zonder naamsvermelding) die van zijn hand zouden zijn, en waarvan originele fotografische afdrukken in het bezit waren gekomen van de samenstellers: vader en zoon Gerard en Geert Maassen uit Oosterbeek. Tot de collectie behoorden nog zes foto’s, maar omdat die niet in het genoemde dorp waren genomen werden ze niet gebruikt voor de uitgave. Sommige plaatjes waren al bekend toen ze gepubliceerd werden. Andere echter waren uniek omdat ze voor het eerst werden getoond. Alle kiekjes kunnen inmiddels worden bekeken op de website van het Gelders Archief (GldA), onder de nummers 1560-2043 t/m 1560-2049, 1560-2051, 1560-2053, 1560-2054, en 1560-2056 t/m 1560-2058. De verzameling was oorspronkelijk afkomstig van een heer uit Arnhem, die vader Maassen vertelde dat hij ze ooit gekregen had van de maker, ene Horst Brink. De laatstgenoemde was een Duitser, en de Arnhemmer leerde hem kennen op een congres in dat buurland. Meer was niet bekend. Een lange speurtocht begon om te proberen de fotograaf te vinden. Elk spoor echter liep dood.
Inmiddels mag worden aangenomen dat Horst Brink (zie GldA-foto 1560-2055) geen PK-Berichter was (PK = Pro-pagandakompanie), en dat hij de foto’s van een ander (de maker?) had gekregen. Afbeeldingen waarvan we zeker weten dat ze vervaardigd werden door Duitse legerfotografen en die de laatste paar jaar via eBay de weg vonden naar vele liefhebbers. Dit leidde tot de voorzichtige conclusie dat genoemde afbeeldingen van de hand van PK-Berichter Seuffert zijn. Vergelijk bijvoorbeeld eens een foto van hem (GldA 1560-5494) met GldA 1560-2044. Hoewel bekend is dat de betrokken fotografen soms met z’n tweeën op pad gingen, gaan we ervan uit dat in dit geval Seuffert in z’n eentje actief was, en dat hij in september 1944 op dezelfde plek aan de Weverstraat in Oosterbeek twee keer afdrukte. Samengevat: vergeet Horst Brink als PK-Berichter, en vul in zijn plaats de naam Seuffert in. Als iemand een afwijkende verklaring heeft, laat dan van je horen via magazine@vriendenairbornemuseum.nl
RECENT VERSCHENEN
ARNHEM, EEN VERLATEN STAD (WILLEM LOOIJS)
Willem Looijs, als geschiedschrijver verbonden aan Rijkswaterstaat, was tijdens de evacuatie van Arnhem vier jaar oud; samen met zijn moeder liep hij naar Apeldoorn. De evacuatie liet een diepe indruk achter. In de jaren ‘80 interviewde hij ruim honderd overlevenden van deze historische gebeurtenis. Hun verhalen verwerkte hij tot dit boek. Bij het uitbreken van de Slag om Arnhem gaf de Duitse bezetter het bevel voor de evacuatie van de stad: meer dan 100.000 mensen vertrokken, waarvan zo’n 40.000 richting Apeldoorn. In Arnhem, een verlaten stad lees je de persoonlijke, erbarmelijke verhalen van deze mensen; evacués die met de kinderen op de arm en een zak eten over de schouder een onbekend doel tegemoet gingen.
Dit derde boekje in de ‘anitankersreeks’ gaat over de 6-pounderkanonnen die waren toegevoegd aan het 3rd Battalion, The Parachute Regiment. Helaas bevat ook dit werk enkele fouten die hadden kunnen worden voorkomen. Neem Waverstraat in plaats van Weverstraat, of de foto op pagina 41: hiervan is bekend dat deze is genomen op 18 september. Ook de beschrijving van de gevechten in Lombok is niet erg uidelijk, net als de posities van de kanonnen van A Troop: deze wijken af van de genoemde locaties in het boekje over A Troop. Ergens anders staat een kanon van E Troop wel érg ver vóór de posities van het 11th Battalion. Na het terugtrekken naar Oos-terbeek blijft het onduidelijk waar de kanonnen in stelling zijn gegaan. Hoe het ook allemaal zij, “Then our gun brewed up” geeft wel een duidelijk beeld van de situatie tijdens de slag.
ISBN-13: 978-90-827-8936-2, pp. 392, geïllustreerd, 18.02 Publishing, € 29,95.
“Then Our Gun Brewed Up”: The 1st Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem. Battery C Troop Nigel Simpson, e.a.), ISBN-13: onbekend, pp. 142, geïllustreerd, Engels, € 20.
Verkrijgbaar via: www.aviation-warbooks.nl
PERSOONLIJK
BEHEERSENDE TERREINDELEN, LEVENDE GESCHIEDENIS
BATTLEFIELD TOUR 7 KING’S OWN SCOTTISH BORDERERS
Op 28 augustus vond de VVAM-battlefield tour plaats over de verrichtingen van het 7th (Galloway) Battalion, King’s Own Scottish Borderers (7 KOSB) in september 1944. De tocht van bijna 30 kilometer werd afgelegd per fiets, in drie groepen van zo’n tien personen: één groep op mountainbikes, de andere twee op, al dan niet elektrisch ondersteunde, conventionele stalen rossen. Zelf volgde ik de tour op een ‘gewone’ fiets. Wel jammer, omdat je met een mountainbike net wat dieper kunt doordringen in het operatiegebied van het bataljon rond de Ginkelse Heide en de bossen ten westen van Oosterbeek.
— Rob van Putten
7 KOSB had, na met gliders geland te zijn op landing zone S (LZ ‘Sugar’ bij Wolfheze), als eerste taak drop zone Y (DZ ‘Yoke’) op de Ginkelse heide te beveiligen voor de latere landing van de para’s van de 4th Parachute Brigade. De vervolg-taak van 7 KOSB was het innemen van, zoals dat in militaire termen zo mooi heet, ‘beheersende terreindelen’ noordwestelijk van Arnhem.
De battlefield tour voerde vanaf Fletcher Hotel-Restaurant Wolfheze naar de Ginkelse Heide, waar verschillende stops werden gehouden. De tocht ging daarna via Planken Wambuis richting het huidige Papendal, waar 7 KOSB op 19 september betrokken raakte bij de gevechten op en rondom landing LZ L (‘Love’), om via de Johannahoeve en de bossen bij Hotel Wolfheze te eindigen op het eerdere vertrekpunt. De groep waar ik deel van uitmaakte, werd geleid door Erik Jellema. Erik is een enthousiast amateurhistoricus die regelmatig zijn eigen militaire achtergrond inzet om zaken te verduidelijken, en om ‘vreemde’ gebeurtenissen tijdens de operatie onder de aandacht van de deelnemers te brengen. Daarnaast wist hij zijn verhaal uitstekend te ondersteunen door een veelvoud aan kaarten en luchtfoto’s. Het geheel werd verder verfraaid met foto’s van Britse en Duitse militairen. Het was geen verhaal waarin de gevechten en gevecht-servaringen met grove streken werden weergegeven. Juist de verhalen en ervaringen van de mannen die erbij waren in september 1944 maakten de tocht persoonlijk en diepgaand. De uitgereikte documentatie, met de organisatie van 7 KOSB en nog meer kaarten en luchtfoto’s, vormde daarbij een prima omlijsting.
Tijdens de tour kwam een aantal zaken boven die bijzondere aandacht verdienen. Zo blijken de meesten onder ons al tijden het verkeerde spelalfabet te hebben gebruikt voor de aanduiding van de landing en drop zones. Zo werd er, zover mij bekend, altijd gesproken over drop zone ‘Sierra’. De Britten spraken vóór de introductie van het NAVO-alfabet niet over ‘Sierra’. Voor hen was dit ‘Sugar’, ‘Yankee’ was ‘Yoke’, ‘Lima’ was gewoon ‘Love’.
Ook bleek dat 7 KOSB eerder geen gevechtservaring had opgedaan. Hun inzet tot 1943 bleef beperkt tot het beveiligen van RAF-bases in Oost-Engeland en van de marinebases op de Orkneyeilanden. Daarna zou de eenheid worden opgeleid tot een luchtmobiele eenheid, in te zetten met gliders, en werd er alleen geoefend.
In tegenstelling tot de Duitsers is niet geanticipeerd op dit gebrek aan gevechtservaring. Waar bij de Duitsers onervaren eenheden doorgaans werden versterkt met gevechtservaren elementen, gebeurde dat bij de Britten niet. Zo leerden de deelnemers van de battlefield tour dat 7 KOSB in de nacht van 17 op 18 september 1944 opstellingen betrok rond de Ginkelse Heide die gericht waren op het controleren van de bossen, terwijl enkele honderden meters verder Duitse eenheden ongestoord konden passeren op de Verlengde Arn-hemseweg. Ter verduidelijking: zeker in het donker, in een tijd zonder nachtzichtapparatuur, werden meestal paden en wegen gevolgd. En was dit niet geval, dan volgde men vaak de berm of de bosschages in de onmiddellijke omgeving. Hieraan kleefde wel het risico eerder te worden gehoord en het risico op vertraging. Ook in 1944 zou, net als nu, de aandacht op de belangrijkste naderingen moeten zijn gericht. Dat wil zeggen: primair op de hoofdverbindingen, zoals in het geval van 7 KOSB op de Verlengde Arnhemseweg en, wat meer naar het zuiden, op de spoorlijn en het tracé van de A12, die toen in aanleg was. En secundair op de kleinere verbindingen, zoals bospaden. Duidelijk was dat de Britten op meerdere niveaus flinke steken hebben laten vallen qua terreinstudie, voorafgaande aan de operatie.
De battlefield tour was verrassend, met name ook door de li-ving-history-ensceneringen door de vereniging War Department: een doedelzakspeler in krijgstenue die de Regimental March Blue Bonnets over the Border speelde op de plek waar de 7 KOSB zich op 17 september ‘44 daadwerkelijk verzamelde bij hun piper, en soldaten in schuttersputten. Tour-tochtdeelnemers konden vragen stellen over de uitrusting, inclusief wapens, over de voertuigen en andere aspecten van de inzet van het bataljon.
De battlefield tour gaf een goede indruk van de verrichtingen van 7 KOSB. Ook was de tocht door de toewijding en bena-derbaarheid van de gidsen, zeer toegankelijk voor diegenen die minder militair onderlegd zijn. Wat mij betreft smaakt deze kennismaking, zeker in deze unieke vorm, naar meer.
OBJECTEN
GEWOON EEN OUD DOOSJE
EEN PRINCESS MARY GIFT FUND 1914 BOX IN EEN SCHUTTERSPUT
Op onze oproep om een object met een bijzonder verhaal met ons te delen, maakte Rob Janssen ons attent op een voorwerp dat hij in bezit heeft. Het is een Princess Mary Gift Fund 1914 Box. Dit doosje is in 1993 samen met een helm door Hans van der Velden gevonden in een veldgraf (een oude schuttersput) aan de bosrand bij de tennisbaan achter Hartenstein. De helm is terechtgekomen in het depot van het Airborne Museum. Rob heeft de gift box overgenomen.
— Bob Gerritsen
Het verhaal rond het geschenkdoosje begint in de eerste maanden van de Eerste Wereldoorlog. Prinses Mary (18971965) vond dat elke soldaat en marineman die op dat moment aan het front vocht een kerstcadeau moest krijgen. Dit geschenk werd in oktober 1914 ontwikkeld; het was een metalen doosje met daarin een pakje tabak, een pakje
sigaretten, een kerstkaart en foto’s van koning George, koningin Mary en prinses Mary.
Fast forward met dertig jaar, en we komen uit bij de schut-tersput van Laurence James Burton in het park achter Har-tenstein. Barton behoorde bij het Headquarters 1st Airborne Division Defence Platoon. Dit peloton bestond uit soldaten van The Oxforshire and Buckinghamshire Light Infantry. Oorspronkelijk behoorde dit regiment bij de 1st Airlanding Brigade; op 1 juni 1943 ging de eenheid over naar de 6th Airlanding Brigade. In september 1944 waren nog steeds 27 of 28 man van de Ox & Bucks aanwezig in het Defence Platoon van de 1st Airborne Division dat onder bevel stond van Lieutenant Alfred Butterworth.
Op 17 september 1944 vertrok een deel van het peloton in een Horsa-glider, getrokken door een Stirling-bommen-werper, vanaf RAF Fairford richting Nederland. Het zweefvliegtuig met nummer 434 werd gevlogen door Captain
Lieutenant Alfred Butterworth (IWM, H 40970).
Deksel van de Princess Mary Gift Fund 1914 Box.
Parachutistenhelm met het embleem van The Oxforshire and Buckinghamshire Light Infantry (foto: Hans van der Velden).
Peter Fletcher, adjudant van No.1 Wing, The Glider Pilot Regiment, en Sergeant Tony Streeter. Er bevonden zich dertien man, een jeep en drie motorfietsen in het zweefvliegtuig. Naast vijf man van het Defence Platoon, vloog ook Lieutenant-Colonel Graeme Warrack, de divisie-arts, mee.
Resten van een brief met postzegel die zich in het blikje bevond.
Na een rustige overtocht landde het zweefvliegtuig op LZ ‘Z’ en voegden de mannen van het Defence Platoon zich bij de rest van het Divisional Headquarters. Op het moment dat het hoofdkwartier bij Hotel Hartenstein aankwam, ging het Defence Platoon in stelling, bij de tennisbaan even ten zuiden van Hartenstein. In de dagen erna zouden drie van de vijf Defence Platoon-mannen die met glider 434 aankwamen, sneuvelen in het park bij Harten-stein. Eén van hen was Laurence Barton.
Waarom Barton een Princess Mary Giftbox bij zich had, zullen we nooit te weten komen. Aangenomen wordt dat hij het doosje gebruikte om persoonlijke, waardevolle papieren of foto’s in te bewaren.
Met dank aan: Rob Janssen, Hans van der Velden, Graham Francis en Bob Hilton.
Bronnen:
• Hey, J.A. (compiled by), Roll of Honour, Battle of Arnhem, September 1944 (Society of Friends of the Airborne Museum Oosterbeek, Oosterbeek 1999).
• Warrack, Graeme, Travel by dark (revised & enlarged edition, R.N. Sigmond Publishing, Renkum 2014).
• The National Archives (TNA), WO 361/645, H.Q. 1 A/B DIV OBLI.
Heeft u een aan de Slag om Arnhem gerelateerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl. Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgende editie van dit blad.
MINISTORY 138
EEN ONUITWISBARE INDRUK
Het is het najaar van 1944: de soldaten van het 21st Platoon D Company, 1st Battalion The Border Regiment, zitten al weken ingekwartierd in een mooi Victoriaans hotel in Burford in het heuvelachtige gebied van de Cotswolds. Het peloton was al die weken paraat en klaar voor actie. Op 17 september is het opnieuw zover.
— Martijn Cornelissen
Na een briefing, en ontvangst van Nederlands geld om uit te geven in bevrijd gebied, vertrekken ze in vrachtwagens naar het nabijgelegen vliegveld RAF Broadwell, samen met de rest van de compagnie. De vrachtwagens zijn beschilderd met nummers die corresponderen met het nummer op de aan D Company toegewezen zweefvliegtuigen. Op het vliegveld staat ook het toestel van 21st Platoon klaar, de voorgaande dagen geladen met de handcart en de voorraden van het peloton. Een aantal soldaten koopt nog een Sunday newspaper voordat ze in de Horsa-glider stappen, in afwachting van vertrek. Tot dusver hebben ze een soortgelijke procedure al zestien keer eerder doorlopen, waarbij het vertrek steeds werd afgeblazen. Deze zeventiende keer echter niet. Om 10.45u vertrekt 21st Platoon naar hun bestemming bij Arnhem.
Na een rustige vlucht van tweeëneenhalf uur komen de gliders van het Border Regiment aan bij hun Landing Zone (LZ). Tijdens de landing nemen de Duitsers de glider van 21st Platoon onder vuur. Een soldaat van het peloton wordt daarbij in het been getroffen. De landing verloopt goed tussen alle andere glijvluchten waarbij verscheidene gliders in botsing komen met bomen of met elkaar. De commandant van het peloton, Lieutenant Philip Sumner Holt, geeft direct na de landing opdracht de gewonde soldaat naar een verbandplaats te brengen.
CSM H. E. Thyer fouilleert Duitse krijgsgevangen op de Telefoonweg/Bennekomseweg (foto via L. Buist).
Na de landing op LZ ‘Z’ nabij Wolfheze, meldt Lieutenant Holt zich eerst op het rendezvouspoint van het bataljon. Na een kort gesprek met zijn commandant, Captain Hodgson, krijgt hij de opdracht het kruispunt Telefoonweg / Benne-komseweg in Renkum te bewaken. De twee scherpschutters van het peloton worden op de eerste verdieping van een huis geplaatst, terwijl de rest van het peloton schutter-sputten graaft, iets ten zuiden van de huidige rotonde Te-lefoonweg / Bennekomseweg. Hier wachten ze de landing van de parachutisten af die voor de volgende dag gepland staat. De rest van de 17e verloopt relatief rustig, al worden al wel de eerste Duitse soldaten krijgsgevangen gemaakt.
In de avond stuurt Holt een patrouille naar B Company, die bij de steenfabriek nabij de Rijn in Renkum ligt. Bij terugkomst van de patrouille blijkt dat deze compagnie al enige gevechten met de Duitsers heeft geleverd maar zich verder prima redt.
De volgende dag begint al vroeg met aanvallen van de Duitsers. Holt en zijn Platoon Sergeant William (Bill) Thompson spotten al snel een sectie van tien Duitsers die onder dekking van een heg 21st Platoon naderen. Thompson herinnert zich later nog duidelijk dat een Duitser, waarschijnlijk een onderofficier, rechtop stond en maar bleef roepen: “Tommy komm her”.
Als de Duitsers tot op zo’n 90 meter zijn genaderd, geeft Holt het bevel te vuren. Helaas schieten de Britten te hoog, waardoor de kogels net over de hoofden van de Duitsers vliegen. Na een snelle correctie worden de Duitsers naar alle waarschijnlijkheid uitgeschakeld.
Lieutenant Philip Sumner Holt en Corporal A. Fischer, hier als Sergeant gefotografeerd in Arnhem.
In de nacht van 18 op 19 september vertrekt het bataljon naar de al in Engeland bepaalde fase 2-posities in Oosterbeek. Met touwen trekken de manschappen hun zware handcart mee naar Oosterbeek. Tijdens de tocht worden de soldaten opnieuw geconfronteerd met de ruwe werkelijkheid als ze de gevolgen zien van de gevechten van de voorgaande dagen: Britse en Duitse gesneuvelden die langs de kant van de weg liggen. Via de Utrechtseweg komen ze in Oosterbeek aan waar D Company de afslag Van Borsse-lenweg neemt. Bij aankomst op hun nieuwe positie krijgt 21st Platoon een plek achter landhuis De Oorsprong toegewezen.
Naarmate de dag vordert, wordt de tegenstand steeds heviger: ook vanuit het zuiden wordt nu op het peloton geschoten. Juist op dit kritieke moment, terwijl het peloton van beide zijden onder vuur ligt, landen de parachutisten van de tweede lift en trekken de Duitsers zich terug.
Van hieruit hebben ze over open terrein en prachtige tuinen zicht op het zuiden, richting de Rijn.
Een tijdelijke bewoner van De Oorsprong, Jaap van de Kerk, vermeldt hierover: “Mijn vrouw en ik werden inge-kwartierd in het prachtige landhuis ‘De Oorsprong’ in de
Holt werd op 15 februari 1924 geboren in Wilmslow, Cheshire. Zijn moeder, Dorothy Sumner, was in 1920 met Harold Holt getrouwd. Hun huwelijk heeft niet lang standgehouden. Philip groeide op bij zijn moeder in Wilmslow; de twee woonden op de eerste verdieping van 28 Grove Street, boven de zaak van zijn opa: ‘Arthur Sumner Family Boot and Shoe Maker’. Zijn moeder Dorothy werkte daar na de scheiding als verkoopster. Philip heeft een goede en gelukkige jeugd.
In 1943 gaat hij het leger in. Tijdens zijn opleiding ontmoet hij Joan Holmes uit Hull, waarmee hij een serieuze relatie krijgt. Het Britse leger heeft officieren nodig en in 1943 krijgt Philip Holt een Emergency Commission, een versnelde aanstelling als officier. Na het behalen van die opleiding treedt Philip op 10 oktober in dienst bij het Royal Armoured Corps. Korte tijd later wordt hij naar het 23rd Hussars overgeplaatst, maar al snel meldt hij zich vrijwillig aan voor een opleiding voor de Airborne Division.
Holt verkast als versterking naar het Border Regiment, dat onderdeel is van de 1st Airlan-
ding Brigade, en direct na het afsluiten van zijn glidertraining in januari 1944 krijgt hij, nog maar negentien jaar oud, de leiding over de ervaren soldaten van het 21st Platoon van D Company. Deze compagnie had tijdens de gevechten in Noord-Afrika en Italië ernstige verliezen geleden, onder wie de voormalig commandant van het peloton.
Corporal A. Bagnall en Private A. Gorman.
herfst van 1943. De eigenaar Mr. J. Frowein woonde met zijn vrouw in het westelijke deel van het huis en wij kregen het oostelijke deel toegewezen. In september 1944 bestond ons gezin uit mijn vrouw en ik, beide 33 jaar oud, ons zoontje Peter van drie en ons dochtertje Lowien van een half jaar oud. Op de dinsdag (19 september) was ik buiten bij het huis, toen een jonge luitenant naar mij toe kwam. Hij stelde zich voor als luitenant Philip Holt en vroeg: Ik heb een goede opstelling nodig voor mijn peloton met zijn anti-tankkanon aan de zuidkant van uw huis. Hebt u er bezwaar tegen dat er in uw tuin ingegraven wordt? Ik was stomverbaasd over zo’n beleefd gedrag. Gedurende de bezettingsjaren waren we gewend geraakt aan het ruwe, brutale, intimiderende en vernederende optreden van de Duitsers. Deze luitenant Holt leek een menselijk wezen uit een andere wereld.” Spoedig wordt door de compagniescommandant opdracht gegeven een sectie op patrouille te sturen. De drie sectiecommandanten bij 21st Platoon zijn de Corporals Albert Bagnall, Gordon Shepherd en Alan Fisher. Na de patrouille veilig te hebben volbracht rapporteert Shepherd aan Holt: “Vijand in de buurt, verder weinig te melden, alleen heeft de patrouille een enorme hoeveelheid munitie gekost.” Direct na terugkomst wordt een andere sectie op woningcontrole, een ‘house clearing’, gestuurd. Holt geeft aan de overige manschappen de opdracht om zichzelf weer toonbaar te maken na de gevechten van de afgelopen dagen. korporaal Fisher vertelt: “Drie spoelen met garen gingen in het rond met de mededeling dat onze gescheurde uniformen gemaakt moesten worden. Dit ging uiteraard gepaard met de nodige vloeken.” Nadat Holt zeker weet dat er geen Duitsers meer in de directe omgeving liggen, geeft hij opdracht in te graven in de tuin van het landhuis. De eerste sectie op de linkerflank, de tweede op de rechterflank en in het midden sectie nummer 3. Links van de derde sectie is Luitenant Holt samen met zijn batman ingegraven, rechts ernaast bevindt zich Platoon Sergeant Thompson met Holts chauffeur Corporal Frederick Leaver.
Vroeg in de ochtend van 20 september verhevigt het artillerie- en mortiervuur vanuit het bos aan de westzijde. De bewoners van de omliggende huizen brengen zich die nacht in veiligheid in de schuilkelder die zich bevindt aan de oostzijde van huis De Oorsprong. Deze schuilkelder had de familie Frowein in 1939 laten bouwen van gewapend beton. De ruimte biedt plaats aan een aantal families. De dag verloopt, naast het Duitse vuur, zonder grote incidenten.
De ochtend van 21 september begint rustig volgens Jaap van de Kerk: “Het leek rustig genoeg om vanaf de schuilkelder naar ons huis te lopen. Mijn vrouw, die wat etenswaar uit onze keuken wilde halen, bereikte veilig het huis. In de keuken kookte ze pap in een grote pan om voor ieder wat te eten te hebben. Daar was luitenant Holt ook aan het koken en mijn vrouw gaf hem ingeblikt vlees om een goede voedzame stamppot voor zijn mannen te kunnen maken. Met twee grote borden ging mijn vrouw terug naar de schuilkelder en liet de pap nog even in de keuken staan. Toen ze die wilde gaan ophalen, bleek het door het granaat-vuur niet meer mogelijk om de schuilkelder te verlaten.”
Bill Thompson herinnert zich: “Vlak voordat wij werden aangevallen had de bewoonster van het huis aardappelen voor ons gekookt. Zij opende de tuindeur en gaf het aan ons. Het was maar iets kleins, maar zoiets vergeet je niet!”
Door de Duitse artillerie- en mortierbeschietingen vat de rieten kap van De Oorsprong vlam en begint hevig te branden. De druk op het peloton wordt flink opgevoerd met de Duitse beschietingen. Het huis biedt geen beschutting meer, maar vormt omdat het in brand staat, juist een extra bedreiging. Ook in de schuttersput van luitenant Holt wordt het nu erg zwaar: het Duitse vuur is vol op de schut-tersputten gericht.
Jaap van de Kerk: “Even na het middaguur vloog huize ‘De Oorsprong’ in brand. Vanuit de ingang van de schuilkelder zag ik het huis fel branden. Een kleine groep van tien gewonde soldaten kwam toen naar onze schuilplaats. In de kelder van het grote huis waren ze veilig geweest voor het granaatvuur, maar de brand dreef hen naar buiten. Bij het huis zag ik het dode lichaam van luitenant Holt liggen.” Tijdens een korte pauze in de beschietingen kruipt Thompson uit zijn schuttersput en ziet Philip Holt dood liggen. Thompson: “Mijn schuttersput was recht voor de achteringang van het huis. Toen ik links van mij luitenant Holt zag liggen, lag hij met zijn schouders en hoofd boven op de rand van zijn schuttersput. Hij moet dodelijk getroffen zijn tijdens het observeren van verplaatsingen van de tegenstanders. Ik was niet bewust van beweging of geluid van mijn linker flank waar Holt zich bevond. Bedenk wel dat tijdens de beschieting niets meer te horen was, de enige die het gezien kan hebben was degene die de schuttersput met hem deelde.” Robert Waugh, de batman van Holt, was tijdens de beschietingen zwaargewond geraakt en heeft de directe aanleiding van de dood van Holt niet gezien.
Thompson heeft de taak om het verlies van Holt aan hun commandant, Captain Hodgson, te melden. Thompson krijgt de leiding over de overgebleven mannen van 21st Platoon die nog in staat zijn te vechten, en krijgt ook het bevel een tegenaanval te doen met het peloton. Thompson: “Waarom hij dit wilde, zal ik nooit weten. Wij konden de vijand nog steeds niet waarnemen. Het enige wat zij deden was het vuren vanuit hun veilige stellingen als zij dit nodig vonden. Ik ben teruggegaan naar mijn schuttersput. Dit bevel heb ik maar genegeerd.” In de schuilkelder van het huis is het inmiddels overvol. Naast twaalf volwassenen en vier kinderen zijn er de nodige gewonden van het Border Regiment die daar in veiligheid zijn gebracht. De hospik van het peloton, Private Hugh McGuinness, probeert hen zo goed en kwaad als hij kan te helpen. Hij biedt ook hulp aan de gewonden in het nabijgelegen huis van de familie Beumer, op Van Borsselenweg 36. Van het huis De Oorsprong is inmiddels niet veel meer over dan een smeulende ruïne. Sergeant Thompson besluit zich met de overgebleven manschappen terug te trekken richting D Company’s hoofdkwartier in de lange boerderij op Van Borsselenweg 32. Hier aangekomen worden de mannen in de reeds aanwezige maar onbemande schuttersputten geplaatst. 21st Platoon blijft deze positie tot op de laatste dag van de slag bezetten. Een aantal keren worden kleine groepen soldaten van het peloton op patrouille gestuurd. Tijdens één van deze verkenningen, onder leiding van Bill Thompson, komen ze terecht op het bataljonshoofdkwartier op Van Lennepweg 3, een route die ze vaker zullen gebruiken. Zo ook in de vroege ochtend van 23 september. Duitse soldaten zijn overal in de Britse perimeter en de patrouille van Thompson, die zelf bij het bataljonshoofdkwartier is, kan niet meer terugkeren naar zijn eigen stelling. De rest van 21st Platoon zullen ze niet meer terugzien.
1st Airborne Division trekt zich in de nacht van 25 op 26 september terug over de Rijn. Dit bevel heeft de manschappen van D Company, die op positie liggen bij de Van Borsselenweg, echter nooit bereikt. Zij zijn in de veronderstelling dat de gevechten nog steeds in volle gang zijn. Pas
Corporal F. H. Leaver en Private R. N. Waugh.
in de ochtend van 26 september horen zij hierover. Van de 150 man van de compagnie zijn op dat moment nog maar negentien in staat hun wapen vast te houden, de rest is gewond geraakt of gesneuveld. Slechts vier man van 21st Platoon slagen erin de Rijn over te steken. Dit zijn de vier van Sergeant Thompsons patrouille.
Enkele dagen na de terugtocht zijn de overlevenden weer terug in Engeland. Er wordt uitgebreid onderzoek naar de gevechten in Oosterbeek gedaan en de soldaten krijgen vragenlijsten over wie er zijn gesneuveld of gevangen genomen. Voor de officieren en onderofficieren is het nu de taak om de families van de gesneuvelde militairen in te lichten. Sergeant Thompson schrijft ook enkele familieleden waaronder familie van Philip Holt. Zijn moeder en vriendin sturen hem beiden een bedankbrief terug.
Na afloop van de strijd in Oosterbeek schrijft de heer Beumer, de opzichter van landgoed Hoog Oorsprong die op Van Borsselenweg 36 woont: “Tot half oktober ben ik gebleven aan de Van Borsselenweg. De Engelse gesneuvelden heb ik samen met mijn buurman begraven. Wij hebben ze op mijn houten ladder getrokken met puthaken en met
HOLT.—Killed in action in North-West Europe, in Sept., 1944. Lieut. PHILIP SUMNER HOLT (Border Regt., Airborne), aged 20. clearly-loved only son ot Dorothy Holt and grandson ot the late Arthur Sumner.—28. Grove-street, Wilmslow.
8 a 9 in een groot graf gelegd. Ook luitenant Holt heb ik begraven. Ik ben drie maal door de Duitsers opgepakt maar zonder gevolgen. Daarna ben ik op de fiets naar Rheden vertrokken. De officiersfluit van Philip Holt heb ik nog altijd in mijn bezit en zijn foto staat nog steeds bij ons op de schouw.”
Na de oorlog is het veldgraf van Philip Holt opgegraven. Zijn stoffelijke resten zijn geïdentificeerd en op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery in Oosterbeek begraven onder nummer 22.C.8. De tekst op zijn grafsteen luidt: “At the going down of the sun and in the morning we will remember him.” De jonge luitenant Philip Sumner Holt maakte een onuitwisbare indruk op de bewoners van De Oorsprong. Ook zijn mannen van 21st Platoon zijn hem nooit vergeten. Ondanks zijn jonge leeftijd, zijn onervarenheid in oorlogssituaties en de korte tijd bij het Border Regiment, was hij zeer geliefd, mede door zijn vriendelijke, menselijke en kordate manier van leidinggeven.
Met dank aan: Iris Cornelissen, Bob Gerritsen, Marcel Anker en Ken Greenough.
Bronnen
• Correspondentie familie Beumer
• Kerk, G. van de, Ik heb het met eigen ogen gezien (ISBN 978-90-762-2430-5)
• Verslagen A. Fisher, ir. J. van de Kerk, W.C. Thompson
Lieut. PHILIP SUMNER HOLT 1st. Btln. The Border Regiment (Airborne) Killed in Action at Arnhem, 21st September, 1944.
Aged 20 years.
His Mother Dorothy Holt and his Uncle J. A. Sumner, sincerely thank you for your kindness and sympathy in their great loss.
In oktober 1944 werd in Wilslow, de geboorteplaats van Holt, een herdenkingsdienst voor hem gehouden.
28 Grove Street, Wilmslow. October. 1944.
Bedankbrief geschreven door de moeder van Philip Holt aan Sergeant Thompson.
PROGRAMMA
Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
Gepland 2021
• Zaterdag 3 dec: Lezing in het Airborne Museum at Hartenstein. Het onderwerp wordt bekend gemaakt op de VVAM-website en via Facebook
Gepland 2022:
• Eerste kwartaal (Q1): Thema-avond operaties Comet / Linnet
• Q2: Lezing ‘Opmaat naar operatie Market Garden’, door Johan van Doorn
• Q2: Battlefield tour ‘XXX Corps advance’
• Q3: Battlefield tour 101st Airborne Division –
‘Sonse bossen’, door Edwin Popken
• Q4: Battlefield tour 82nd Airborne Division & Advanced HQ Frederick Browning
DE ACHTERZIJDE
Luchtopname van Tuin de Lage Oorsprong, met rechtsonder de contouren van voormalig landhuis De Oorsprong, waar het 21st Platoon D Company, 1st Battalion The Border Regiment onder Lieutenant Philip Holt standhield. Vergelijk deze opname met de foto op pagina 32 (foto achterzijde: Jan van Dalen Fotografie).
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE NUMMER 23 – MAART 2022 NUMMER 24 – JULI 2022
OPROEP
Wie zou zich willen ontfermen over de laatste rustplaats van arts Alexander Lipmann Kessel op de Algemene Begraafplaats ‘Noord’ in Oosterbeek?
Lipmann Kessel, jood en van Zuid-Afrikaanse afkomst, diende als arts bij de 1st Airborne Division. Tijdens de Slag om Arnhem was hij actief op de medische post in het St. Elisabeths Gasthuis. Hij verwierf bekendheid omdat hij het leven redde van Brigadier John Hackett, commandant van de 4th Parachute Brigade.
Woont u in de buurt en zou u bijvoorbeeld één of twee keer per jaar de groene aanslag van de witte grafsteen willen verwijderen en het graf kunnen onderhouden, dan draagt u bij aan de instandhouding van deze persoonlijke gedenkplek die verbonden is aan de slag.
Airborne Magazine Jaargang 7, nr. 21, juli 2021
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee
Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Roland de Kwant, Jan van Lohuizen, Paul Meiboom, Leo van Midden, Daan van Oort, Yvette Polman, Hans van der Velden, Otto van Wiggen
Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk
Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM
www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL80 INGB0 0044 036 41
Contributie VVAM
Individueel lid: € 25,- per kalenderjaar Gezinslidmaatschap: € 35,- per kalenderjaar NL 80 INGB 0004 4036 41,
o.v.v. Contributie 2021
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl
INHOUDSOPGAVE
3 Verenigingsnieuws 4 Interview – Geert Jonker, Bergings- en Identificatiedienst 8 Actueel – ‘Ashes at Oosterbeek’ 11 Museumnieuws – Airborne Museum in de prijzen 12 Objecten – Britse rantsoenen 16 Achtergrond – Luchtoorlog Gelderland 22 Museumcollectie – Amfetaminen 24 Conflictarcheologie – Vondsten bij Museum Arnhem 28 Ministory 137 – Arnhem en de Grebbeberg 33 Persoonlijk – Poolse sergeant op foto 35 Programma
BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: De verrekijker van Lieutenant-Colonel David Dobie, bevelhebber van 1st Parachute Battalion, in de ten-toonstelling De Connectie, Airborne Museum Hartenstein.
Te zien tot en met maart 2022 (foto: Daan van Oort).
BESTUURSMEDEDELINGEN
In onze brief van 21 mei informeerde het bestuur van de VVAM u over het verschuiven van de geplande Algeme-ne Ledenvergadering. Deze vindt nu plaats op 2 oktober 2021. Eén van de hoofdonderwerpen van deze vergadering zal de voorgestelde intensivering van de samenwerking tus-sen het Airborne Museum en de Vereniging Vrienden zijn.
Wij willen deze stappen persoonlijk aan u toelichten, en dat gaat nu eenmaal eenvoudiger als we elkaar in levende lijve kunnen zien en spreken. De nieuwe directeur van het museum, Ronnie Weijers, zal dan ook zijn visie en stand-punten met u delen. Met het oog op deze verdere samen-werking hebben we besloten de ALV in het Airborne Muse-um te houden. Het programma voor 2 oktober is als volgt:
• 09.00-10.00u: Ontvangst • 10.00-12.00u: Algemene Ledenvergadering • 13.30-15.00u: Middagprogramma – nader te bepalen.
Houd de VVAM-website in de gaten voor de laatste up-dates over de ALV en over de verenigingsactiviteiten in de tweede helft van 2021. – Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM
VERENIGINGSNIEUWS
In voorbereiding op de voorgestelde intensievere samenwerking tussen het Airborne Museum en de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum is momenteel onder andere de verenigingswebsite onderwerp van gesprek. Medewerkers van het mu-seum en vrijwilligers van de vereniging onderzoe-ken de mogelijkheid om de functionaliteiten van de VVAM-website volledig te integreren in die van het museum. Dit zóu bijvoorbeeld kunnen beteke-nen dat de VVAM-activiteiten worden aangekon-digd via de Hartenstein-website of dat het museum de inschrijvingen en de ticketafhandeling voor de VVAM afhandelt.
Gespreksonderwerpen in deze verkenning zijn ook de ledenadministratie, de boekenshop, nieuwsbe-richten en natuurlijk de ‘kroonjuwelen’ van de ver-eniging: veertig jaar aan Nieuwsbrieven en Ministo-ries. Er zal nog wel wat overleg nodig zijn om hierin samen te gaan optrekken. • Eén van de meest gewaardeerde VVAM-produc-ten is de ‘Roll of Honour’- Battle of Arnhem
September 1944. Het laatste exemplaar van de vijfde druk is vorige maand naar Engeland ver-zonden. Hiermee is dit boek volledig uitverkocht. • Airborne Magazine wordt met ingang van dit jaar ook verkocht in Airborne at the bridge, de depen-dance van het museum bij de John Frostbrug. De verkoop komt volledig ten goede aan het muse-um en de vereniging. • Ons lid Rick van der Hoef heeft vorig jaar alle Nieuwsbrieven gedigitaliseerd en is daarna aan de slag gedaan met de Ministories, de leidende artikelen uit Airborne Magazine. Bernhard Dee-terink helpt de vereniging om alle gedigitaliseerde documenten te publiceren op de website: num-mers 1 t/m 100 worden vanaf eind juni 2021 publiekelijk gedeeld. Hiermee stellen we veertig jaar aan vergaarde kennis laagdrempelig beschik-baar aan iedereen met een interesse in de Slag om Arnhem. Naar verwachting rondt Rick nog dit jaar zijn project af, waarmee álle Nederlandstalige Nieuwsbrieven en Ministories online raadpleeg-baar zullen zijn.
INTERVIEW
GEERT JONKER, COMMANDANT VAN DE BERGINGS- EN IDENTIFICATIEDIENST
– Jory Brentjens
Urenlang kan hij vol enthousiasme praten over zijn werk. Ondanks het feit dat sommige zaken waar hij aan werkte ondertussen al meer dan 20 jaar oud zijn, geven ze hem nog steeds kippenvel als hij er over spreekt.
Geert Jonker kwam op 1 september 1969 ter wereld in het Militair Hospitaal in Utrecht. Als kleine jongen was hij geïnteresseerd in begraafplaatsen, archeologie en ge-schiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Zijn beide groot-vaders dienden in het leger, zijn vader bij de marine en zelf wist hij al op jonge leeftijd dat hij in dienst zou gaan.
Soms vallen alle puzzelstukjes op hun plek; sinds 2009 is Geert commandant van de Bergings- en Identificatie-dienst (BIDKL).
Waar ben je opgegroeid?
Ik ben geboren in Utrecht, maar ik ben eigenlijk een vol-bloed Groninger. Met mijn ouders ben ik in 1973 verhuisd van Groningen naar ’t Harde op de Veluwe, en in 1978 naar Rheden. Daar maakte ik kennis met het Airborne-fenomeen.
Als je daar woont krijg je dat met de paplepel ingegoten. Wij woonden aan de voet van de Posbank, dus ik speelde daar met vriendjes in oude legerpakken in de bossen. Sommige vrienden hadden Airborne-helmen, want die hadden ze van hun ooms gekregen die deze zelf weer ergens hadden opge-raapt na de slag. Die helmen zijn tegenwoordig een vermo-gen waard, maar toen werd daar gewoon mee gespeeld.
Is dat ook waar je interesse voor geschiedenis vandaan komt?
Ik kan niet precies uitleggen waar die interesse vandaan komt. Waarom is iemand anders verzot op vogelspotten?
Wat ik weet is dat ik van jongs af aan altijd een geschiede-nisfreak geweest ben. Ik heb ook altijd een merkwaardige fascinatie gehad met oude begraafplaatsen. Dat is de plek waar het heden en het verleden samenkomen. Ik was altijd benieuwd naar wie die mensen waren die daar begraven la-gen, en hoe hun levens waren verlopen. Het verhaal achter die grafstenen heeft me altijd enorm gefascineerd en daar heb ik uiteindelijk mijn vak van kunnen maken.
Wanneer heb je de BIDKL leren kennen?
Dat was in 1988 tijdens mijn opleiding aan de Konink-lijke Militaire School. Ik was bestemd voor het Regiment Intendance Troepen, het logistieke regiment. De Graven-dienst, zoals de BIDKL toentertijd nog heette, viel onder dat regiment, maar dat wist ik toen helemaal niet. Toen ik vanuit de Koninklijke Militaire School in Weert naar een kennismakingsdag ging op mijn nieuwe kazerne, de Kolo-nel Palmkazerne in Bussum, kregen we daar een presentatie van de Gravendienst. Het was toen nog een heel klein club-
je met maar twee man en dat sloeg in als een bom. Ik had meteen het gevoel “dit is wat ik wil, dit ga ik doen”.
Je kwam het dus eigenlijk toevallig tegen?
Nou ja, dat zeg jij nu, maar ik heb in dit werk ook vaak genoeg gezien dat sommige dingen gewoon te toevallig zijn om toevallig te zijn. Wij zijn wetenschappers, maar soms zijn dingen gewoon te toevallig, alsof die dingen zo hadden moeten zijn.
Hoe ben je uiteindelijk bij de BIDKL terechtgekomen?
Na die presentatie ben ik de bibliotheek van de Koninklijke Militaire School helemaal leeg gaan trekken over de Gra-vendienst, terwijl ik daar nog geen voet had binnengezet.
Ik wilde er alles over weten, want ik wist dat dit was wat ik wilde doen. Op mijn legeringskamer in Weert noemden ze me al lijkenpikker, de bijnaam voor iemand bij de Gra-vendienst. In mei 1989 werd ik in Bussum op de kazerne geplaatst waar ook de Gravendienst zat en ben ik daar de deur gaan platlopen.
Kon je toen ook al direct bij de BIDKL terecht?
Nee, zeker niet. Ik moest eerst een bepaald carrièretraject doorlopen en daarin was op dat moment nog geen plek
voor de Gravendienst. Maar tijdens die eerste jaren heb ik me wel steeds aangemeld voor tijdelijke plaatsingen, detacheringen tijdens grote projecten of bij tijdelijke personeelstekorten, ook toen ik niet meer op de Kolonel Palmkazerne werkzaam was. Ik werd daar een soort vijfde wiel aan de wagen. Uiteindelijk kwam er in 1995 een extra functie bij de BIDKL en werd ik uitgenodigd om te sollici-teren. Mede omdat ik al jaren meeliep, had ik de mazzel dat ze mij kozen voor de functie. Ik werkte van januari 1995 tot eind 2000 bij de BIDKL maar, zoals dat vaak werkt binnen defensie, moest ik daarna naar een andere post toe.
Ik werd plaatsvervangend pelotonscommandant in Garde-ren. Maar ja, er zijn maar weinig mensen met de vereiste vakkennis voor het werk van de Gravendienst, dus na twee jaar kreeg ik een telefoontje of ik terug wilde komen. Sinds januari 2003 werkte ik weer voor de BIDKL en daarna ben ik nooit meer weggegaan. Sinds 2009 ben ik commandant van de eenheid.
Kun je wat vertellen over je eerste opgraving?
Mijn eerste opgraving was in 1991 in de buurt van Over-loon. Het ging om een Britse soldaat van het vierde ba-taljon King’s Own Shropshire Light Infantry (KSLI). We konden vaststellen dat het om Frederick Harrington uit Onibury in Shropshire ging. Hij was paardenhandelaar van beroep en reservist. Je eerste opgraving is altijd het meest AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
6
bijzonder, en blijft je de rest van je leven bij. Freddy en zijn compagnie hadden zich ingegraven aan een bosrand en werden daar ’s nachts met mortieren onder vuur genomen.
Freddy is daarbij in zijn schuttersputje overleden. Door-gaans werk je bij een opgraving van boven naar beneden en leg je de gesneuvelde van bovenaf bloot. Freddy zat echter geknield in zijn schuttersputje in zijn lange wollen jas en we hebben hem vanaf de zijkant opgegraven. Die jongens hadden in de dagen daarvoor deelgenomen aan de bevrij-ding van het zuiden, waaronder Asten. Op Freddy’s jas zat een speldje van Dubbelkwartet Excelsior Asten. Hij heeft dat waarschijnlijk tijdens de bevrijdingsfeesten aldaar ge-kregen. Dit zijn van die momenten waarop je realiseert: dit is gewoon iemand. Dit zou mijn buurjongen kunnen zijn.
Hoe hebben jullie Harrington geïdentificeerd?
We hebben twee soorten primary evidence: DNA en gebit.
Al het andere, zoals ooggetuigenverklaringen, is secondary evidence. In die tijd was er alleen nog geen DNA-onderzoek mogelijk. We identificeerden mensen daarom vooral aan de hand van gebitsgegevens. We hadden enkele kandidaten van het vierde bataljon KSLI die het konden zijn, maar voor Freddy klopte alles: zijn lengte, zijn leeftijd en zijn cap badge. Er was alleen één probleem: de jongen die wij hadden opgegraven had een gedeeltelijke prothese in zijn bovengebit en deze stond niet op de tandartskaart van Har-rington. Uiteindelijk zijn we in contact gekomen met een neef van Freddy die zich wist te herinneren dat hij weldege-lijk een prothese had. Freddy plaagde het neefje vaak door zijn gebit uit zijn mond te halen. Dat neefje was de sleutel tot een positieve identificatie. Zo zie je, zonder geluk kun je geen zaak oplossen. Je kunt het een beetje afdwingen, maar je hebt altijd geluk nodig.
Is de opkomst van DNA-onderzoek de belangrijkste ontwikkeling binnen jullie werk?
Ja, DNA-onderzoek is de grootste verandering geweest.
Wellicht een aardig verhaal om kort daarbij te vertellen; ik ben daar zoals je merkt niet goed in, in dingen kort vertel-len. Op 8 maart 1945 zijn bij de Woeste Hoeve 117 Neder-landers geëxecuteerd als represaille voor de aanslag op Rau-ter. Twee daarvan zijn na de oorlog nooit geïdentificeerd, waarvan er bij één van hen het vermoeden was dat het ging om de Poolse jachtvlieger Czesław Oberdak. Hij moest een noodlanding maken bij Ommen, werd door Duitse troepen gearresteerd en op 8 maart samen met 116 andere mensen geëxecuteerd. Sinds 1982 waren wij betrokken bij dit onderzoek en bij de heropening van het dossier in 1996 stond DNA-onderzoek nog in de kinderschoenen. We heb-ben toen, ondanks het feit dat DNA-onderzoek nog niet echt tot onze opties behoorde, van zijn oudere zus in Kra-kau DNA laten afnemen. Dat hebben we hier in het archief bewaard. In 2007 hebben we het DNA-onderzoek uit laten voeren en daar kwam vervolgens een volledige match uit.
Na de positieve identificatie hebben we Oberdak in 2009 zelf teruggereden naar Krakau waar hij een soort staatsbe-grafenis kreeg. Hij was in 1939 van huis gegaan en zeventig jaar later kwamen wij hem terugbrengen. Daar krijg je wel kippenvel van wanneer je na al die jaren de Poolse grens passeert. Czesław was weer thuis.
Zijn er ook mindere kanten aan je werk?
Het ergste wat je als onderzoeker hier kan overkomen, is dat je moet opgeven. Los van al het vele werk dat je erin hebt gestoken, krijg je het gevoel dat je de slachtoffers in de steek laat. Daar kunnen we heel slecht tegen. Dat druist te-gen onze beroepseer in. Er moet heel wat gebeuren voordat wij een zaak afronden als niet identificeerbaar. Die enkele keer dat dat gebeurt, blijft het knagen. Ik heb altijd een database in mijn hoofd van dat soort zaken die ergens op de achtergrond in mijn hoofd zitten. Eén van de zaken in mijn database is een opgraving van een Britse Airborne bij de Westerbouwing in 1995. Ik heb hem later de ‘teaspoon man’ genoemd omdat hij wat ‘souvenirs’ verzameld had in Oosterbeek waaronder een collectie zilveren theelepeltjes.
Die zaak zat vol met onlogische merkwaardigheden en heb ik nooit kunnen oplossen. Ik zei al dat je een gezon-de dosis geluk nodig hebt in dit werk en in deze zaak had ik telkens pech. We vonden restanten van een baret maar geen embleem, daarnaast zag je aan zijn uitrusting dat hij waarschijnlijk niet tijdens de gevechten was omgekomen, maar tijdens de Britse terugtocht in de nacht van 25 op 26 september. Elk spoor liep dood. Deze jongen droeg bij voorbeeld ook een gebitsprothese met een malnummer en het nummer van een tandheelkundig centrum. Dat nummer is uniek voor één persoon maar de tandtechnische registers waarin dit terug te vinden zou zijn, bestaan niet meer. Hij is als ‘Known unto God’ op de Airborne-begraafplaats bijgezet.
Je hebt onlangs als gastconservator deelgenomen aan De Connectie: onze objecten, hun verhaal, de nieuwe wisselexpositie in het Airborne Museum. Als voorwerp heb je de schoenen van korporaal George Froud van C Company van het Border Regiment gekozen. Waarom heb je deze schoenen gekozen?
Ik heb voor de schoenen van George gekozen omdat schoe-nen zo persoonlijk zijn. Het maakt iemand menselijk. Ik zie hem zo zijn veters strikken, zittend op de rand van zijn bed, voordat hij uit Engeland vertrok. George landde op 17 september en heeft zijn schoenen daarna waarschijnlijk niet meer uitgedaan. Dat hele onderzoek bestond uit stille getuigen. George is op 21 september gesneuveld en je leest in de gevechtsverslagen dat ze zich al dagenlang niet heb-ben gewassen of geschoren omdat er een gebrek aan water was. George droeg een helm met leren kinstuk en daarin konden we zijn zwarte baardstoppels nog zien. Hij had ook een zilveren sigarettenkoker bij zich met de initialen G.F.
De sigarettenkoker was leeg, op één sigaret na. Dat is een rare vondst. Als je je daar dan in verdiept, kom je bij de Engelse legertraditie dat je je laatste sigaret nooit oprookt, want dat is je lucky cigarette. Om hem te onderscheiden van de andere deed je hem ondersteboven in het pakje of in je sigarettenhouder. Het ontrafelen van dit soort mysteries is zo mooi om te doen. Soms vallen alle puzzelstukjes op hun plek.
De schoenen van George Froud zijn momenteel te zien in de tentoonstelling ‘De Connectie: onze objecten, hun verhaal’ in het Airborne Museum te Oosterbeek.
ASHES AT OOSTERBEEK
EEN DIGITAAL MONUMENT VOOR ARNHEM-VETERANEN MET EEN LAATSTE RUSTPLAATS IN NEDERLAND
Meer dan 150 Arnhem-veteranen kozen er de afgelopen decennia voor om hun as na hun dood door familie bij te laten zetten in het land waar zij in september 1944 de gruwelijke gevechten tegen een Duitse overmacht meemaakten; de plaats waar veel van hun kame-raden het leven lieten en achterbleven. Deze bijzettingen vonden in de meeste gevallen plaats op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery. Maar ook op de landingsterreinen of op plekken waar felle strijd tegen de Duitsers geleverd is, is de as van veteranen bijgezet of uitgestrooid. Zij worden sinds kort geëerd met een digitaal monument op internet. – Roland de Kwant
Tot en met september 2019 werd operatie Market Garden, in het bijzonder de Slag bij Arnhem, groots herdacht of zelfs bijna ‘gevierd’. In Oosterbeek waren dat jaar honder-den mensen getuige van het ontroerende ritueel van de ‘bloemenkinderen’, in aanwezigheid van de eerste bloe-menkinderen uit 1945. Tijdens de COVID-pandemie in 2020 gingen de herdenkingsdiensten gewoon door, zij het op gepaste en meer ingetogen wijze: de bloemen en teke-ningen van regionale schoolkinderen werden neergelegd vóór de meer dan 1.500 natuurstenen grafmonumenten van geïdentificeerde slachtoffers, en vóór de bijna 250 graf-stenen met alleen een ‘Known Unto God’, maar niet erach-ter. Dat dit laatste in sommige gevallen even logisch zou zijn als ervóór, verdient enige toelichting.
Sinds het midden van de jaren ‘70 is de as van meer dan 100 veteranen, en soms ook andere familieleden zoals echtgenotes of moeders, op de begraafplaats bijgezet of verstrooid. Vaak gebeurde dit in besloten kring of met een omvangrijkere ceremonie tijdens de drukbezochte septem-berdagen. De gekozen plekken voor verstrooiingen bevon-den zich in het begin meestal links en rechts van de ingang op de begraafplaats. Later vonden bijzettingen doorgaans plaats aan de achterkant van een bestaand graf. In alle gevallen zonder een permanent herdenkingsteken: geen kruis, geen registratie, geen teken, niets. Voor toekomstige generaties onvindbaar, zeker wanneer familieregistraties of herdenkingen door directe nabestaanden in de vergetelheid zijn geraakt. Wie vindt dan nog zijn of haar grootvader, overgrootvader of zelfs over-overgrootvader terug?
POSITIEF RESULTAAT VAN DE LOCKDOWN
Met behulp van de Nieuwsbrieven van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum heb ik de afgelopen
jaren een namenlijst van veteranen samengesteld die vanaf de jaren ‘80 hun as na hun overlijden op de begraafplaats van Oosterbeek hebben laten bijzetten. In een aantal an-dere gevallen ging het om veteranen die kozen voor een laatste rustplaats elders op het slagveld. Bijna altijd werden de stoffelijke resten bijgezet met militaire eer, en vaak onder grote (publieke) belangstelling. Deze lijst met namen werd groter en groter en kon ook worden aangevuld met infor-matie uit het Gelders Archief. Via Philip Reinders kreeg ik AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
9
in 2018 een kopie van een dossier uit het Oosterbeekse ar-chief, met de namen van veteranen en familieleden die tus-sen 1974, één van de eerste keren dat de gemeente Renkum en de Commonwealth War Graves Commission (CWGC) toestemming gaven om de as van een Britse veteraan uit te strooien op de begraafplaats in Oosterbeek, en 1990 wa-ren bijgezet. Genoeg materiaal om tijdens de lockdown in 2020 een poging te wagen dit alles om te zetten in een di-gitaal monument: een blijvende herinnering aan alle vete-ranen die hun laatste rustplaats uitzochten zo ver van huis, en die in volledige anonimiteit aan de Gelderse aarde zijn toevertrouwd. Een gemakkelijk toegankelijke herdenkings-plaats ook voor de families van veteranen, nabestaanden en andere geïnteresseerden, waar veteranen opnieuw een naam en gezicht hebben gekregen. Iets dat door de CWGC op hun oorlogsbegraafplaatsen niet wordt toegestaan.
In 2018 zocht ik contact met de gemeente Renkum en met de CWGC, om te zien of er nog meer veteranen met een anonieme rustplaats in Oosterbeek konden worden gevon-den. Al snel werd duidelijk dat van beide kanten geen me-dewerking zou worden verleend. De gemeente liet weten geen enkele rol te spelen in het proces van bijzettingen: “Deze zijn los van de gemeente uitgevoerd”. In het Gelders Archief berust een dossier vol met besluiten, in dit geval te lezen als “Toestemming om de as te begraven in een daartoe bestemd graf op de oorlogsbegraafplaats, onder de voorwaarde, dat aan dit feit geen publiciteit wordt gegeven”. Deze beslui-ten uit de jaren 1974-1989 zijn getekend door of namens de toenmalige burgemeester van de gemeente Renkum. De CWGC liet mij in 2019 weten dat er vanaf begin jaren ‘90 bijzettingen plaats hebben gevonden op de Arnhem (Oosterbeek) War Cemetery, maar dat op grond van ver-trouwelijkheid geen nadere mededelingen konden worden gedaan: “All the information we have on veterans or family members whose ashes were deposited in one of our cemeteries is confidential and cannot be shared publicly. The tradition at Arnhem Oosterbeek War Cemetery started in the early nine-ties.”Onderzoek wijst uit dat deze traditie dus veel eerder is gestart. Het privacy-argument moet worden gerespecteerd.
Echter, de slachtoffers uit de periode 1944-1945 staan wel met naam en toenaam op de graven.
HET DIGITALE MONUMENT
Gesterkt met de gedachte dat ook op basis van publieke informatie en bestaande publicaties, en met de bereidheid van vele families die actief zijn in diverse Facebookgroe-pen, een digitaal monument opgezet kon worden, is in juni 2020 de website Ashes-interred-Oosterbeek – Ashes interred at the Arnhem Oosterbeek War Cemetery and other places near-by – A Digital Monument live gegaan. Al zou met de digi-tale gedenkplaats maar één familie geholpen worden om de laatste rustplaats van hun dierbare familielid (terug) te vinden, dan was dit project voor mij al geslaagd.
Eén week nadat de website openbaar werd, gebeurde het volgende: 21 juni 2020 – een bericht van Gerrit Pijpers.
Een bekende naam uit de kring van Airborne-herdenkin-gen, zelf militair, maar mij persoonlijk niet bekend. Hij schreef in het Engels op de site: “Since 1998 I am respon-sible for organising some of the interment of ashes of Arnhem veterans. I still have all the order of services and many photo-graphs.” Wat zou dat mooi zijn voor de website. Het con-tact met Luitenant-Kolonel b.d. Pijpers van de Koninklijke Luchtmacht was eenvoudig en heel snel gelegd. Een schat aan gegevens bleek beschikbaar om met toestemming op de website geplaatst te worden. Pijpers woont in Oosterbeek en heeft van 1998 tot 2019 zo’n 40 ceremonies georgani-seerd en vele families bijgestaan op de momenten dat zij definitief afscheid namen van hun dierbaren. Hij deed dit meestal in het bijzijn van een geestelijke die verbonden was aan het Parachute Regiment of de Airborne Forces en in aanwezigheid van een hoornblazer. Ik mocht alle liturgieën, gegevens en foto’s die hij de afgelopen eenentwintig jaar had bewaard gebruiken voor de nieuwe website. Zo kon ik zoveel mogelijk namen en gegevens aan de tot dan toe bestaande lijst toevoegen. Een onverwacht, maar zeer ge-waardeerd aanbod, dat ik met beide handen heb aangepakt.
BIJ ZIJN KAMERADEN
In aansluiting hierop gebeurde eind juli 2020 het volgende: een zekere Rosie Currie reageerde op een berichtje dat ik op 21 juni 2020 had geplaatst op de Facebookpagina van Arn-hem Veterans Merseyside. Dit is de internetstek van Mar-garet Shaw, zelf dochter van een veteraan genaamd Frank Collopy, wiens as ook is bijgezet in Oosterbeek. Rosie: “My grandads grave is on there it is so amazing and emotional to see his memory captured this way. Thank you with all my heart.” Ik zocht contact met Rosie; ik had op dat moment niemand met de achternaam Currie op de website staan, dus moest iemand anders haar grootvader zijn. Het bleek Corporal Richard Jo-seph (‘Sammy’) Black te zijn, van het 1st Battalion, The Border Regiment.
Het werd een verrassend verhaal, en precies dat wat wij met het digitale monument voor ogen hadden: een plek waar families verbonden kunnen worden en blijven. Hier de rest van het verhaal in een notendop: Rosie was al sinds 2005 door omstandigheden het contact met haar dierbare grootvader kwijtgeraakt. Met het overlijden van haar ou-ders, met wie ze in de laatste periode van hun leven niet meer sprak, was volgens haar de laatste mogelijkheid om achter de laatste rustplaats van haar grootvader te komen
verloren gegaan. Zij wist niet of haar grootvader ergens in Engeland was begraven of dat hij, zoals altijd zijn wens was geweest, zijn as was bijgezet in de nabijheid van zijn kameraden in het door hem geliefde Oosterbeek. Op 25 april 2006 heeft Gerrit Pijpers de dienst geleid waarin de as van Sammy Black werd bijgezet, achter de grafsteen van de op 21 september 1944 overleden Lieutenant Joseph MacLean Hunter, 7th (Galloway) Battalion King’s Own Scottish Borderers (graf 21.B.03). Bijna vijftien jaar later vond Rosie eindelijk haar grootvader terug.
Het is best bijzonder om in het jaar van de lockdown, op deze wijze mensen weer bij elkaar te brengen. Als gevolg van de in- en uitreisbeperkingen door de pandemie, heeft Rosie nog geen gelegenheid gehad het graf van haar groot-vader te bezoeken. Wel brachten wij in augustus 2020 een persoonlijke brief van Rosie naar de laatste rustplaats van Sammy Black. Deze heeft, voor iedereen leesbaar, een tijdje achter de grafsteen van Joseph Hunter gestaan.
Rosie schreef iets later ook een mooie tekst voor op de web-site, waarin zij haar waardering uitspreekt voor het digitale monument. Het kan worden beschouwd als een oproep aan de CWGC om iets van een permanente registratie van de bijgezette veteranen openbaar te maken voor toekomsti-ge generaties. De volledige tekst van deze brief van Rosie is integraal opgenomen op de website Ashes-interred-ooster-beek.jimdosite.com.
TRADITIE
Per 30 juni 2021 bevat de website de namen van 116 ve-teranen van wie de as op de begraafplaats van Oosterbeek of in de nabije omgeving is uitgestrooid of bijgezet. Waar mogelijk zijn aanvullende gegevens, een foto van de vete-raan of de liturgie op de website opgenomen en, indien voorhanden, een foto van de ceremonie. Veel families heb-ben bijgedragen om dit digitale monument op te richten en uit te breiden.
Uit de op de website opgenomen analyse van bijzettingen in de afgelopen jaren is geconcludeerd dat er zeker sprake is van een traditie. Gezien de huidige leeftijd van de nu nog levende veteranen, zullen bijzettingen niet vaak meer voorkomen, maar wie weet… Uit de periode 1974-2018 ontbreken op de website nog behoorlijk wat namen van veteranen die het ‘Airborne-kerkhof’ als laatste rustplaats uitkozen. Mocht u in de gelegenheid zijn een bijdrage te leveren door een ontbrekend puzzelstukje met ons te delen, dan zou dat geweldig zijn.
Met dank aan Gerrit Pijpers voor zijn hulp bij het opzetten van het digitale monument en aan Rosie Currie voor haar inspirerende woorden.
MUSEUMNIEUWS – INTERNATIONALE ERKENNING VOOR DE AIRBORNE EXPERIENCE
Het afgelopen half jaar heeft de Airborne Experience veel internationale erkenning genoten. Zo heeft de tentoon-stelling een Muse Design Award gewonnen in de categorie ‘Interior Design’; meer dan 42.000 partijen uit 102 landen hadden zich voor deze prijs aangemeld, in de jury zitten maar liefst 108 mensen. Daarnaast is de Airborne Expe-rience tevens genomineerd voor de Museums + Heritage Awards en de European Design Awards.
In de ondergrondse Airborne Experience doorloop je, stap voor stap, het verhaal van de Slag om Arnhem. De geschie-denis komt tot leven in de realistische reconstructies terwijl je door de opeenvolgende hoofdstukken van de slag loopt.
Levensgrote filmfragmenten en geluid maken de ervaring overweldigend. Na de vlucht met de glider kom je aan op de landingsterreinen en bevind je je ineens te midden van de felle gevechten in de Arnhemse straten om de Rijnbrug in handen te krijgen.
Het Airborne Museum bedankt Tinker Imagineers, Kloos-terboer Decor, Walvisnest, Rapenburg Plaza & Mike Bink fotografie.
M
DE CONNECTIE: ONZE COLLECTIE, HUN VERHALEN
In het museum zijn honderden objecten, voorwerpen en verhalen te bewonderen. Dit is slechts een fractie van de to-tale collectie – het topje van de ijsberg. De totale verzame-ling telt duizenden bijzondere stukken, ieder met een eigen geschiedenis, die in depots wachten tot het moment dat ze in een tentoonstelling mogen pronken. In de selectie voor ‘De Connectie’ heeft niet het Airborne Museum, maar een aantal gastconservatoren die het museum een warm hart toe-dragen de keuze gemaakt. Met welke stukken uit de collectie voelen zij deze connectie met de geschiedenis van de Slag om Arnhem het sterkst? Deze intieme invalshoek zie je te-rug in ‘De Connectie: onze collectie, hun verhaal’. Onder de gastconservatoren bevinden zich onder andere journalist en programmamaker Ad van Liempt, staatssecretaris van De-fensie Barbara Visser en kapitein bij de Bergings- en Iden-tificatiedienst van de Koninklijke Landmacht Geert Jonker.
OBJECTEN – GOED VOOR 48 UUR
DE RANTSOENEN VAN BRITSE LUCHTLANDINGSTROEPEN
In de jaren ‘80 en ‘90 voerde ik opgravingen uit in de gemeente Renkum. Met mijn metaal-detector vond ik restanten van voedselblikken die door de Airborne-troepen zijn gebruikt tijdens de Slag om Arnhem. De biscuitblikken, emergency rations en boiled-sweets-doosjes zaten soms nog vol, verkeerden meestal in zeer slechte staat, maar konden altijd worden gedetermineerd. Mijn verzameling bevat een aanzienlijke hoeveelheid verschillende soor-ten. Een greep uit de collectie.
– Hans van der Velden Speciaal voor het leger werden rantsoenen vervaardigd die erg lang mee konden gaan en die bol stonden van de ener-giewaarde. Een Airborne-militair kreeg kort voor de start van een operatie een rantsoen mee dat bestond uit twee compacte 24 hour rations om minimaal 48 uur te over-bruggen, een cruciale tijdsspanne bij luchtlandingsinzetten.
Om ruimte en gewicht te besparen waren deze pakketten verpakt in een waterdichte en gasdichte kartonnen doos.
De één paste in de mess tin [etensblik]. De ander werd ergens in de uitrusting weggestopt, samen met het blikje sigaretten dat standaard werd uitgereikt aan iedere militair.
De 48 hour ration bestond uit: • corned beef (1 tin) • dripped spread: varkens- of rundervet voor op brood of crackers (1 tin) • processed cheese (2 tins) • tea and dried milk (1 tin) • matches (1 box) • biscuits De 24 hour rations leverden zo’n 4.000 kcal aan energie en bestonden uit: • biscuits (10 stuks) • blocks of oatmeal (2) • bocks of tea, sugar and milk • meat block (1) • raisin chocolate slabs (2) • chocolate slab (1) • boiled sweets • chewing gum (2 packets) • meat extract cubes • packet of salt (1) • sugar (4 tablets) • latrine paper (4 pieces)
Een composite ration pack. Omdat de met de luchtlan-dingen meegevoerde voedselvoorraden maar 48 uur mee-gingen, was een herbevoorrading via de lucht binnen dit tijdsbestek noodzakelijk. Hiervoor werden zogenaamde ‘compo rations’ gebruikt: samengestelde dagelijkse rantsoe-nen voor veertien man, die werden afgeworpen in manden.
Ze bevatten geconserveerd voedsel om te bereiden op één centrale plek. De compo rations zaten in zeven verschil-lende kratten, gelabeld van A tot en met G: iedere letter stond voor een dag van de week. In een droppingsmand zaten drie kisten met een totale inhoud van 42 rantsoenen.
Een ronde CLE dropping container [van ‘Central Landing
Establishment’, het Airborne-ontwikkelcentrum in Manchester] kon 28 rantsoenen bevatten.
Inhoud van een D Ration: • cooked meat and vegetables (10 tins) • bacon (3 tins) • sardines (8 tins) • concentrated soup (2 tins) • cigarettes box (50 sigaretten) • margarine (1 tin) • vitamin enriched chocolate (14 bars) and sweets (2 cans) • sweets and matches (1 packet) • salt (bags)
• tea, sugar, and powdered milk (3 cans) • preserved vegetables (3 cans) • biscuits (1 tin) • pudding (3) • soap (1 packet) • toilet paper (84 sheets) In andere rantsoenkratten zaten onder meer: • canned beans without pork • meat and vegetable ration (48 cans) • meat and vegetable ration with beans • milk (48 tins) • carrots
De bevoorrading van de troepen vanuit de lucht was in handen van het Royal Army Service Corps (RASC). Ster-lings en Dakota’s, met aan boord soldaten van 48 en 49 Air Despatch Column RASC, dropten deze voor-raden boven Oosterbeek.
Op de grond werden de kratten, manden en dozen
verzameld door de RASC; de verdeling was in handen van het Royal Army Ordnance Corps. Helaas vielen veel voor-raden in handen van de Duitsers, zoals op beelden van de Deutsche Wochenschau is te zien. Een Engelse bevoorra-dingsmand met rantsoenen is in Duitse handen gevallen.
Te zien is hoe een zogeheten composite ration uit een rieten bevoorradingsmand wordt gehaald. Links een blik choco-late & boiled sweets dat was bedoeld voor een lange over-bruggingsperiode.
De emergency ration zat in een blikje en bevatte een blok chocolade met veel calorieën. De chocolade kon zo worden gegeten of worden gemengd met heet water om er cacao van te maken. De inhoud was bedoeld om de honger te stillen en uitputting te voorkomen en moest genoeg zijn voor zo’n 24 uur. Het rantsoen mocht alleen geopend worden met toestem-ming van een officier.
Biscuits waren erg voedzaam en werden om deze reden vaak en in grote getalen met de troepen meegestuurd. Bij herbevoorradingen, zo ook tijdens de Slag om Arnhem, werden ze in manden afgeworpen.
Bronnen: • Die Deutsche Wochenschau (4 oktober 1944). • Steer, F., Arnhem, The Fight to Sustain; The Untold Story of the Airborne Logisticians (Barnsley 2000). • Tanner, J., RAF Airborne Forces Manual: The official Air Publications for RAF Paratroop Aircraft and Gliders, 1942-1946 – RAF Museum Series, vol. 8 (New York 1979).
VERLOREN GETALLEN
ONDERZOEK NAAR DE LUCHTOORLOG BOVEN GELDERLAND, SEPTEMBER 1944
Kerstavond 2016 – bij het plaatsen van lichtjes op de oorlogsgraven van begraafplaats Hei-dehof in Apeldoorn zag ik een in memoriam met foto bij één van de graven. De vergeelde afbeelding trok mijn aandacht; ik vroeg me af welk verhaal erachter schuil ging. Mijn vader wakkerde mijn interesse verder aan toen hij me 55 namen op de Heidehof gaf, een boek over de lotgevallen van de daar begraven vliegers. Deze twee aanleidingen waren het begin van mijn inmiddels vijf jaar durende onderzoek naar de luchtoorlog boven Nederland. De ver-liezen aan mensen en materieel boven Gelderland tijdens operatie Market geven een sober maar indringend beeld.
– Jan van Lohuizen
ZOEKTOCHT NAAR BRONNEN
In de speurtocht naar bruikbare informatie over krijgshan-delingen in Nederland kreeg ik de indruk dat van operatie Garden, het gronddeel van Market Garden, eigenlijk alles wel zo’n beetje is beschreven. Voor het luchtaspect van de operatie (Market) geldt dat in veel mindere mate, dacht ik
op basis van mijn internetzoektochten te kunnen conclude-ren. Totdat ik stuitte op de digitale database van de Studie-groep Luchtoorlog 1939-1945 (SLGO). Deze kwalitatief hoogwaardige en ongelooflijk uitgebreide gegevensverza-meling werd al snel de basis voor mijn deelonderzoek naar de luchtoorlog boven de provincie Gelderland in septem-
Afb4_MIA_KIA_POW_perdag_10x10
ber 1944. Door gegevens van de SGLO te combineren in zoekopdrachten vond ik lokale organisaties die specifiekere gegevens bleken te hebben over vliegtuigcrashes, betrokken vliegtuigen en de lotgevallen van bemanningsleden. Na veel lees- en spitwerk, het nauwgezet bijhouden van de ver-zamelde informatie en het terugrelateren van gegevens naar gebieden en plekken, kon ik opvallende conclusies trekken.
TOPOTIJDREIS
Het kostte veel tijd om alle stukjes informatie bijeen te sprokkelen en samen te stellen tot een zo compleet en ac-curaat mogelijk beeld van iedere crashlocatie. Daarbij bleek de website Topotijdreis van het Kadaster erg handig, van-wege de stafkaarten uit de periode 1940 -1945. Alle gege-vens legde ik vast in het programma ArcGIS-Pro, wat me de mogelijkheid gaf de geografische data in 2D of 3D te presenteren, de verzamelde gegevens te doorzoeken en de resultaten visueel weer te geven.
HET VERHAAL ACHTER DE GEGEVENS
Een voorbeeld van een verhaal dat schuilgaat achter een simpele reeks van gegevens in de database is het relaas van Dakota KG-328 van No. 575 Squadron RAF, op dag twee van operatie Market Garden. Toen het vliegtuig de front-lijn in Nederland passeerde, werd het getroffen door Duits luchtafweergeschut. De piloot, Flying Officer George Ed-gar Henry, was op slag dood. De copiloot, Warrant Officer Albert (Bert) Smith, wist ondanks een bloeding aan zijn rechterarm, het zwaarbeschadigde toestel onder controle
te krijgen, onbewust van het feit dat een groot deel van de staart en het roer niet meer aanwezig waren. De piloot van de aangehaakte glider gaf over de radio aan dat hij zijn toestel wilde ontkoppelen van de Dakota, maar Smith adviseerde te “blijven hangen” totdat ze zich weer boven geallieerd gebied bevonden. De combinatie van een beschadigd toestel en een ‘dood’ glidergewicht maakte de vliegcondities aanzienlijk
lastiger, maar het lukte om te keren en de glider een veilige noodlanding te laten maken.
Nadat de Dakota vrij was van zijn last moest deze nog terug zien te geraken naar Engeland. Boven Duinkerke werd het gehavende toestel opnieuw beschoten door Duits luchtaf-weergeschut. Op voorgaande vluchten had bemanningslid Sergeant Bill Fowlers vanuit de deuropening de flaps be-diend en het landingsgestel laten zakken. Ook nu herhaal-de hij deze acties. Smith bracht de Dakota aan de grond bij Martlesham Heath, ten oosten van Ipswich.
Na deze gebeurtenissen zou Smith nog een paar keer naar Arnhem vliegen, waarschijnlijk op 20 en 21 september. Zo-wel Bert Smith als de navigator, Flying Officer Henry Mc-Kinley, zijn voor hun kordate optreden op 18 september gedecoreerd met het Distinguished Flying Cross.
MATERIËLE VERLIEZEN 17-26 SEPT 1944
Tijdens operatie Market Garden gingen in de provincie Gelderland 89 transport- en gevechtstoestellen verloren, gliders uitgezonderd. Het aantal gecrashte vliegtuigen bevat met 25 Dakota’s en 27 Stirlings opvallend veel ‘werkpaar-den’: zij vormen 58% van de totale verliezen. Gedurende de negen dagen van strijd werden gemiddeld tien vliegtui-gen per dag neergehaald. In deze periode zitten slecht twee dagen die er ‘positief’ uit springen: zondag 22 september (geen verliezen) en dinsdag 24 september, waarop slechts één toestel verloren ging.
PERSONELE VERLIEZEN 17-26 SEPT 1944
Bij (in)directe luchtacties zijn 240 geallieerden om het le-
ven gekomen, 206 overleefden een crash. Veel militairen zijn na de oorlog herbegraven. Britse militairen kwamen in de regel terecht op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery, Amerikaanse slachtoffers op de Netherlands American Ce-metery in Margraten of op de Ardennes American Ceme-tery in Neupré (België). Canadese slachtoffers werden vaak herbegraven op de Groesbeek Canadian War Cemetery.
VERMISTEN
Tot op de dag van vandaag worden nog steeds 28 personen vermist uit 89 crashes. Het kan zijn dat deze militairen als on-bekende soldaat op één van de vele begraafplaatsen ter aarde zijn besteld of nog in een anoniem veldgraf rusten. De namen van de vermisten staan vermeld op herdenkingszuilen zoals de Wall of the Missing van Margraten, de memorial panels in Groesbeek en op het Runnymede Memorial in Engeland.
SAMENVATTEND
Een nadere analyse van de luchtstrijd boven Gelderland in de septemberdagen van 1944 brengt enkele opvallende za-ken aan het licht: • De meeste vliegtuigen die tijdens Market Garden in de provincie zijn gecrasht, waren van het type Dakota en Stirling. Bij deze crashes vielen de meeste slachtoffers en werden de meeste gevangenen gemaakt. Negentien be-manningsleden worden nog steeds vermist. • 21 september was met achttien verloren toestellen de dag met de grootste verliezen. • De meeste slachtoffers hadden de Britse nationaliteit: 149 mannen lieten het leven.
Bronnen: • Meijer, A., Vijf en vijftig namen op Heidehof (Gemeente-Archief Apeldoorn 1980). • Middlebrook, M., Arnhem: Ooggetuigenverslagen van de slag om Arnhem (Baarn 1994). • Paradata.org.uk/people/albert-e-smith • Pegasusarchive.org/arnhem/albert_smith.htm • Pegasusarchive.org/arnhem/frames.htm • Studiegroepluchtoorlog.nl • Topotijdreis.nl • Tracesofwar.com/persons/35152/Smith-Albert-Edward. htm?c=aw • Zwanenburg, G., En nooit was het stil… Kroniek van een Luchtoorlog, Luchtaanvallen op doelen in en om Neder-land (delen 1-3, ‘s-Gravenhage 1990-1992).
Boeken – LINIECROSSERS
Operatie Market Garden is vervlochten met de geschiede-nis van de liniecrossers van Groep Albrecht, een landelij-ke spionageorganisatie die personen en berichten van be-zet naar bevrijd gebied bracht. Het lot van de Airbornes speelt een belangrijke rol in het onlangs verschenen boek Liniecrossers, Frontkoeriers van het verzet. Auteur Jelle Si-mons richt zijn pijlen eerst op het ontstaan van de spiona-gegroep en oprichter Henk de Jonge, een Engelandvaarder die zich in Londen liet rekruteren door de Nederlandse inlichtingendienst. Hij werd in maart 1943 gedropt met de opdracht een ondergrondse organisatie op te zetten om de Nederlandse en Britse inlichtingendiensten van militaire inlichtingen te voorzien. En met succes. Hoewel De Jonge zes maanden na zijn aankomst in Nederland werd gear-resteerd, groeide het groepje medewerkers dat hij om zich heen verzamelde uit tot een landelijke en buitengewoon ef-fectieve spionageorganisatie. Het waren dan ook de spion-nen van Groep Albrecht die in september 1944 elementen van de 9. SS-Panzer-Division ‘Hohenstaufen’ waarnamen in de omgeving van Arnhem. Deze informatie werd vanuit het huis van een Rotterdamse commandant van de groep naar Londen verzonden. Net op tijd om alarmbellen te la-ten rinkelen onder de geallieerde generale staf, maar te laat om Montgomery op andere gedachten te brengen. De rest is geschiedenis. Na zijn beschrijving van het ontstaan en de ontwikkeling van Groep Albrecht neemt Simons zijn lezers mee naar de Biesbosch, waar eenentwintig mannen vanaf november 1944 verbindingslijnen tussen bezet en bevrijd Nederland onderhielden. Deze zogenaamde linie-crossers, die deel uitmaakten van de groep, doorkruisten de frontlijn honderden keren in roeiboten en kano’s. De verbindingslijnen, ‘crosslines’, waren aanvankelijk bedoeld om militaire inlichtingen naar bevrijd Nederland te vervoe-ren, maar werden al snel ingezet voor andere doeleinden, zoals de evacuatie van Britse Airbornes die na de Slag om Arnhem op de Veluwe waren ondergedoken. Zo werd de Britse brigadegeneraal John Hackett door een keten van sa-menwerkende verzetsgroepen afgeleverd in Sliedrecht. Van daar vervoerde Groep Albrecht hem naar het reeds bevrijde dorpje Lage Zwaluwe, of ‘Low Swallows’, zoals de Britten deze bestemming noemden.
Jelle Simons, Liniecrossers, frontkoeriers van het verzet, EAN: 9789401917742, pp. 328, geïllustreerd, uitgeverij Omni-boek, € 27,50.
MUSEUMCOLLECTIE – SPEED: HET GEBRUIK VAN AMFETAMINEN DOOR
DE DUITSE EN GEALLIEERDE STRIJDKRACHTEN
Ze stonden bij de brug en zagen aan de overkant de geallieerde tanks naderen. Het enige probleem was dat er geen tanks waren. De Britse troepen die onder John Frost bij de brug in Arnhem vochten, hadden niet of nauwelijks geslapen sinds ze op 17 september Engeland hadden verlaten. Om wakker en alert te blijven gebruikten sommigen van hen Benzedrine, een drug die vergelijkbaar is met speed (amfetamine). Benzedrine behoorde tot de stan-daarduitrusting van het Britse leger, maar Britse militairen waren zeker niet de enigen die tijdens de oorlog drugs verstrekt kregen. – Jory Brentjens
Amfetamine en methamfetamine werden tegen het einde van de 19e eeuw voor het eerst in laboratoria geproduceerd. De middelen werden door chemici bestudeerd en kenden geen praktische toepassingen, totdat een aantal Duitse far-maceuten er in de jaren ’30 mee gingen experimenteren.
Het was de Duitse arts en chemicus Fritz Hauschild die als één van de eersten de stimulerende werking van metham-fetamine ontdekte. Hij had het middel getest op dieren, maar ook op zichzelf en zijn collega’s. In 1937 vroeg de firma Temmler, waar Hauschild werkzaam was, een patent aan op het middel dat onder de naam Pervitin werd uitge-bracht. Andere bedrijven volgden het voorbeeld van Temmler en al snel kwamen meer soortgelijke producten op de markt. In eerste instantie was methamfetamine vrijelijk verkrijgbaar, maar nadat berichten over misbruik en versla-ving Duitse artsen bereikten, werd het middel alleen nog maar op doktersrecept verstrekt.
GEBRUIK IN HET DUITSE LEGER
De farmaceutische bedrijven hadden hun middelen ook bij de Duitse krijgsmacht aangeboden, vanwege de potentieel grote afzetmarkt. De hoogste medische officier, dr. Wald-man, was in eerste instantie terughoudend, maar gaf in 1938 opdracht om Pervitin en Benzedrine te testen. De AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
23
eerste experimenten werden op vermoeide kadetten uitgevoerd door de Duitse leger-arts Otto Ranke. Ranke moest zijn eerste proeven echter staken omdat de kadetten de middelen misbruikten in aanloop naar hun examens. Desondanks hadden de eerste fases van het experiment bemoedi-gende resultaten opgeleverd. Pervitin en Benzedrine hielden de kadetten alert en hielpen tegen vermoeidheid. Ranke merk-te wel op dat langdurig gebruik tot fysieke uitputting kon leiden en gaf aan dat de middelen alleen onder toezicht van artsen verstrekt mochten worden.
In april 1940 werd Pervitin, met de eerder genoemde voorbehouden, opgenomen in de uitrusting van het Duitse leger. Voor-afgaand aan de invasie van West-Europa werden circa 30 miljoen tabletten Per-vitin aan het leger geleverd. Ranke nam zelf deel aan de veldtocht en merkte op dat legerartsen de pillen, vaak op bevel van hun meerderen, veel te gemakkelijk verstrekten.
Daarnaast zag hij ook hoe officieren Pervitin gebruikten om hun katers te bestrijden. Na verovering van Frankrijk hamerde Ranke er dan ook op dat zijn eerdere waarschu-wingen in acht werden genomen en Pervitin veel terughou-dender moest worden gebruikt. Dit advies werd opgevolgd: in 1941 werden ‘slechts’ tien miljoen tabletten aan het le-ger verstrekt. Daarnaast werd het gebruik van amfetamine en methamfetamine door burgers strafbaar gesteld. Vanaf 1942 zijn er geen officiële cijfers meer bekend over het ge-bruik van Pervitin door het leger, maar uit vele anekdotes en brieven blijkt dat het middel nog altijd met grote regel-maat door de troepen werd gebruikt.
GEALLIEERDE REACTIE
De militaire successen van nazi-Duitsland in 1940 hadden de Britse en Amerikaanse overheid diep geschokt. Er gin-gen geruchten rond over ‘wonderdrugs’ die door Duitse soldaten werden gebruikt en die mogelijk hun successen konden verklaren. Zowel de Britse als Amerikaanse leger-leiding zetten onderzoeken op om deze ‘wondermiddelen’ te testen en te zien of ze ook door hun eigen soldaten kon-den worden gebruikt. Beide landen gebruikten amfetami-nen onder de naam Benzedrine.
De experimenten met Benzedrine werden in laboratoria en in het veld uitgevoerd. De laboratoriumtesten toonden aan dat Benzedrine de prestaties van troepen in sommige geval-len verbeterde. Deze resultaten kwamen echter voorname-lijk voort uit het feit dat de proefpersonen de tests met een groter gevoel van zelfvertrouwen ondernamen en langer ge-concentreerd bleven bij het uitvoeren van repetitieve taken.
Zowel de Britse als Amerikaanse onderzoekers constateer-den, net als hun Duitse tegenhangers, dat het gebruik van middelen zoals Benzedrine risico op fysieke uitputting en verslaving met zich meebrachten en dat cafeïne een werk-baarder alternatief was.
De resultaten uit de veldtesten bleken echter zowel voor de Britse als Amerikaanse legerleiding doorslaggevend. Militairen die de pillen gebruikten, ervaarden een euforisch gevoel en kregen meer zelfvertrouwen. Daarnaast hielpen ze tegen vermoeidheid. Dit leidde ertoe dat, ondanks de waarschuwingen van de wetenschappers, de Britse en Ame-rikaanse krijgsmacht tegen het einde van 1942 besloten amfetaminen aan hun troepen gingen verstrekken. Interes-sant genoeg viel de beslissing van de geallieerden om Ben-zedrine in de standaarduitrusting van het leger op te nemen bijna precies samen met het moment waarop het Duitse leger het gebruik begon terug te dringen.
De Britten en Amerikanen bleven amfetamine geduren-de de rest van de oorlog gebruiken. De Britse para’s die bij Arnhem en Oosterbeek vochten, maakten er tijdens de strijd dankbaar gebruik van. Zo ook de troepen bij de brug. In de nacht van dinsdag op woensdag deelde Captain Eric Mackay Benzedrine-tabletten uit aan zijn troepen in de Van Limburg Stirum School; alle manschappen kregen er twee. Zoals bedoeld hielp de Benzedrine tegen de ver-moeidheid, maar het middel had ook de nodige bijwerkin-gen. Sommige mannen begonnen dubbel te zien en wer-den prikkelbaar. Anderen begonnen zelfs te hallucineren.
Wederom bleek dat Benzedrine, ondanks de stimulerende werking, geen wondermiddel was.
Na de oorlog nam de wetenschappelijke kritiek op het gebruik van deze middelen toe terwijl de noodzaak van gebruik juist afnam. Desondanks werden tijdens latere oorlogen in Korea, Vietnam en het Midden-Oosten nog altijd stimulerende middelen gebruikt door het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en andere landen.
CONFLICTARCHEOLOGIE – SPOREN VAN GEVECHTEN IN DE
TUIN VAN MUSEUM ARNHEM
Het Museum Arnhem wordt rigoureus verbouwd. Na een lange periode van onduidelijk-heid over de locatie en ontwerp wordt er nu hard gewerkt aan de Utrechtseweg. In dezelf-de nieuwbouw wordt ook het archeologiedepot van de gemeente gevestigd. Vanwege de grote kans op achtergebleven conventionele explosieven is een opsporingsbedrijf betrok-ken bij de grondwerkzaamheden. Dat dit niet voor niets was bleek even geleden. In dit ar-tikel probeer ik enkele niet explosieve vondsten van het opsporingsbedrijf te determineren en in de tijd te plaatsen. – Leo van Midden
Het Museum Arnhem aan de Utrechtseweg is gebouwd in 1873-1875. Het gebouw verving toen een houten theehuis dat daar rond 1820 was geplaatst nadat de ‘Zandberg’ zijn militaire functie had verloren. In de 16e eeuw was de locatie onderdeel van een vestingwerk dat de stad beschermde. In 1912 kwam het gebouw in handen van de gemeente, die het na een verbouwing in 1920 opende als het Gemeente Museum. Het museum lag in mei 1940 aan de opmars-route van het Duitse leger en kwam ongeschonden uit de openingsfase van de oorlog. In de daarop volgende periode werden verschillende panden in de buurt van het museum gevorderd, maar het gebouw zelf werd ontzien. Het Ge-meente Museum behield haar culturele functie en ontving bezoekers voor tentoonstellingen van zowel de eigen collec-tie, als over meer nationaalsocialistisch getinte onderwerpen.
HEVIGE WEERSTAND
Op zondagmiddag 17 september volgde de luchtlanding en al snel trokken Britse eenheden onder andere via de Utrecht-seweg naar Arnhem. Vroeg in de avond trok C Company van het 2nd Battalion onder Major Victor Dover via Bovenover langs het Gemeente Museum om de Ortskommandantur te veroveren. Een paar honderd meter verder strandde de opmars in Duits mitrailleur vuur; C Company liep vast op Duitse weerstand. Vroeg in de ochtend van 18 september trok de eenheid terug in westelijke richting. In de gevechten rond de villa’s ter hoogte van het museum bleek dat ze geen kant meer op konden en restte alleen nog de overgave. In de vroege ochtend van 19 september probeerden vier bataljons door de Duitse linies te breken in een ultieme poging de Britse troepen bij de verkeersbrug te bereiken. De route via
de Utrechtseweg is toegewezen aan het 2nd Battalion The South Staffordshire Regiment, gevolgd door de mannen van het 11th Parachute Battalion.
De Staffords startten de aanval vanuit de wijk Lombok. De Duitse weerstand was hevig, waardoor ze moeizaam terrein konden winnen. Tegen 07.00u hadden ze het Gemeente Mu-seum en de tegenoverliggende huizen in handen. Het lukte echter niet om verder op te rukken. Duitse Sturmgeschütze, begeleid door infanterie, ondernamen een tegenaanval over zowel Onderlangs als Bovenover en heroverden meter voor meter terrein. Hierna gaven de Staffords het Gemeente Muse-um op. Het 2nd Battalion The South Staffordshire Regiment en de mannen van het 11th Parachute Battalion werden vroeg in de middag teruggedrongen tot in de wijk Lombok.
MOLSHOOP
Na deze drie dagen van zware gevechten in september keer-de de rust terug rond het museum. De bevolking werd na de slag geëvacueerd. Voor hen in de plaats kwamen dui-zenden dwangarbeiders van verschillende nationaliteiten om verdedigingslinies aan te leggen in de verlaten stad. De dwangarbeiders veranderden de zorgvuldig aangelegde en verzorgde museumtuin in een molshoop. Loopgraven lie-pen zigzag door de tuin en verbonden kleine gevechtsop-stellingen met het loopgraafsysteem dat langs de Utrecht-seweg over de stuwwal liep. Ruim een half jaar werkten de dwangarbeiders in het uitgestorven Arnhem en veran-derden de tuin van het Gemeente Museum in een mili-tair landschap. Op 12 april 1945 stak de Britse 49th (West
De graafmachine met extra beschermde cabine aan het werk (foto: Leo Smole).
Riding) Infantry Divison (Polar Bears) de IJssel over bij Westervoort. In de ochtend van de 13de bereikte de divisie Arnhem. Het Gemeente Museum had de oorlog, weliswaar gehavend, doorstaan. Toen de bevolking terug kon naar de stad begon het ruimen en werden uiteindelijk ook de stel-lingen in de tuin dichtgegooid met het puin van de stad.
GEVECHTSSPOREN
Voor het nieuwe Gemeente Museum en de nieuwe loca-tie van het gemeentelijk archeologiedepot, moesten flinke stukken van de stuwwal afgegraven worden aan de west-kant van het gebouw. Eind april 2020 zijn hier, zoals ver-wacht, sporen aangetroffen van de gevechten in september 1944. Naast kleinkaliber- en geschutmunitie zijn ook enkele objecten gevonden die te relateren zijn aan de strijd rond het markante gebouw, evenals een loopgraaf. Het team Archeologie van de gemeente werd op de hoogte gesteld. De munitie is afgevoerd en de objecten werden door de gemeentelijk archeologen gereinigd en nader onderzocht.
Een aantal voorwerpen is geconserveerd door een gespecia-liseerd bedrijf. Deze zijn aangetroffen op de plaats van het nieuw te bouwen archeologiedepot en verdienen daarin een plaats. Het zijn immers tastbare getuigen van de geschie-denis van de locatie. Enkele van de gevonden voorwerpen:
RUGPLAAT VAN EEN SCHERFVEST
Een vondst die direct verbonden is met de 1st Airborne Division is de rugplaat van een MRC (Medical Research Council) body armour. Bijna twaalfduizend exemplaren zijn verstrekt aan de 21th Army Group. Het grootste deel kwam terecht bij de Airbornes. Ook eenheden van de SAS en de Independent Polish Parachute Brigade kregen deze vesten verstrekt.
KOKEN EN ETEN
Kook- en eetgerei van beide zijden werd gevonden. Dui-delijk herkenbare, maar zwaar verroeste Britse mess tins en een deksel van een Duits Kochgeschirr met stempel en fabrikantcode uit 1944.
VERPAKKINGSMATERIAAL MUNITIE
De gestapelde ronde verroeste deksels zijn afkomstig van verpakkingsmateriaal voor granaten van een Britse 2”-mortier, een wapen dat werd gebruikt door de parachutisten, en dat zeer waarschijnlijk veelvuldig is gebruikt op deze plek op de ochtend van 19 september.
GASMASKER
Er werden meerdere Britse gasmaskers en toebehoren ge-vonden. Het getoonde exemplaar op de volgende pagina is nog niet gereinigd, maar is herkenbaar als een Light An-ti-Gas (LAG) respirator, vermoedelijk type MKII. Bij de resten werd ook een tube ontsmettingsvloeistof gevonden.
TOEKOMST VAN DE PLEK
Sinds 2014 zijn de Archeologische Werkgemeenschap Ne-derland en de stichting Menno van Coehoorn actief in de tuin van het Gemeente Museum. Ze verrichten onderzoek naar de resten van de Duitse verdedigingswerken uit de laatste fase van de oorlog. Ze proberen de zichtbare res-ten van deze Duitse verdedigingswerken te beschermen en hopen door hun activiteiten aandacht te krijgen voor het verhaal achter deze bijzondere restanten. Hopelijk zorgen deze activiteiten ervoor dat de Duitse verdedigingswerken in de nieuwe museum tuin terugkomen en de bouwwerken toegankelijk blijven voor publiek.
Bronnen
• Reinders, M., Kochbunkers in de tuin van museum Arnhem (via martijnreinders.com). • https:/mp44.nl • https://nmm.nl • https://gasmaskandrespirator.fandom.com
SEPTEMBER 2019: DUITSE BUNKERS IN DE TUIN VAN HET MUSEUM
In de herfst van 2019 kregen vrijwilligers van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) de kans om onderzoek te verrichten in de tuin van het Gemeente Museum. De aandacht was gericht op een klein Duits verdedi-gingswerk waarvan alleen een ronde betonnen deksel boven het maaiveld uit stak. Aan het einde van de dag bleek dat het om een Kochbunker uit de periode oktober-november 1944 ging. Het unieke van dit exemplaar was de aanwezig-heid van een betonnen voorruimte die was gemaakt van keerwanden. Via een loopgraaf kwam je in het onderkomen en kon je de Kochbunker betreden. De ruimte en toegangsloopgraaf lagen vol met puin (gebruik de QR-code om het rapport over het AWN-onderzoek uit 2016 te downloaden).
Ministory 137 – VAN ARNHEM NAAR DE GREBBEBERG (EN TERUG) – Paul Meiboom
Het merkwaardige aan deze vaak gepubliceerde foto, is dat tot op heden geen van de af-gebeelde Britse krijgsgevangenen is geïdentificeerd. Soms zijn er details in dit soort foto’s aanwezig die toch een aanknopingspunt blijken te zijn. Dit artikel is een verslag van het vinden van zulke details, waarbij de identiteit van één van de afgebeelde Britten is achter-haald. Daarnaast is er op deze foto nog veel meer te zien!
De locatie van de foto’s is al langer bekend dankzij de goed zichtbare gevelrij op de achtergrond: we kijken vanaf de Velperbuitensingel in oostelijke richting de Arnhemse Steenstraat in. Rechts achter ons bevindt zich Musis Sa-crum. De fotograaf is de Duitse Marine-Kriegsberichter Willi Höppner, die verscheidene foto’s heeft gemaakt aan de oostkant van het bruggenhoofd bij de Rijnbrug tussen 19 en 21 september. We kennen hem ook van de uitge-breide serie foto’s aan de Dreijenseweg in Oosterbeek op 20 of 21 september. Gegeven de plaats en tijd van de foto is het duidelijk dat het gevangengenomen Britten betreft, die deel uitmaakten van de eenheden die de noordelijke brugoprit bezet hielden. Van de voorste drie mannen kunnen we aan het baretem-bleem zien dat de linker twee behoorden tot een Royal En-gineers-eenheid en de rechter tot het Royal Army Ordnan-ce Corps (RAOC). Het RAOC is wat in het Nederlandse leger de Intendance was: verantwoordelijk voor de bevoor-rading van de troepen. Het is opvallend dat deze man niet eerder is geïdentificeerd; slechts een klein groepje van zes RAOC’s maakte deel uit van de troepen die de noordelijke brugoprit bezet hielden: Captain Manley, Sergeant Walker en Privates Pugh, Mordecai, Heaney en McCarthy. Van vijf van hen zijn portretfoto’s bekend. Vier van deze vijf (Manley, Pugh, Mordecai en McCarthy) vertonen geen ge-lijkenis. Dit geldt wél voor Sergeant Harry Walker (afbeel-ding 2). Alleen lijkt de man op de foto van Höppner geen sergeantstrepen te hebben. Lijkt, want nadere bestudering laat deze wel zien (zie afbeelding 3)! Waarschijnlijk heeft het niet zichtbaar zijn van deze strepen ertoe geleid dat het verband met Harry niet eerder is gelegd. Inmiddels is na een zoektocht op internet zijn kleinzoon opgespoord. Hij en zijn familie zijn het erover eens dat dit Harry is.
Zijn gevangenname wordt beschreven in het verslag van Ted Mordecai:“Just after I left them, the Germans poured down a heavy barrage of mortar bombs which I had witnes-sed. To the troops left under the bridge an attack by infantry
seemed imminent and Kevin Heaney remembers being ordered to fix bayonets to their Sten guns to repel the attack. Whilst this was taken place, Harry Walker remembers that he and a Lance corporal were ordered to cover an engineer officer who wanted to do something in the lower part of the blockhouse stanchion, possibly to defuse the charges as it was never our intention to blow the bridge. To get to the doorway in the bottom of the stanchion meant crossing an exposed position, so the officer cra-wled forward on his stomach followed by Harry and the cor-poral. As he entered, Harry and the corporal opened fire with their Sten guns to draw any fire away from him. After a few minutes, the officer dashed out of the doorway shouting ‘right’ and was immediately shot in the legs. Harry and the corporal grabbed a leg each and started to drag him back under the bridge arch. They were joined by two other men who took an arm each. Harry does not remember much after that incident as another mortar stomp took place and he was knocked out.
When he came too, it was dark and there was no firing at the bridge and he was on his own. Leaving the bridge he saw two men in a slit trench and joined them. By a strange coincidence, one of the men was a Sergeant Les Phillips of the Royal Engi-neers whom he had known in North-Africa. The two of them were subsequently captured by the Germans in the early hours of Thursday morning.” Daarmee is het duidelijk dat de afbeelding van Höppner op 21 september is gemaakt, vermoedelijk ‘s ochtends. Het is verleidelijk te denken dat één van de twee engineers op de foto de genoemde Les Phillips is, maar in de namenlijs-ten van de RE-eenheden die bij de brug waren, komt hij niet voor. De enige Lesley Phillips die te boek staat in de uitgebreide namenlijsten van Arnhem 1944 fellowship-lid Graham Francis, is van het 11th Parachute Battalion.
Bekend is ook dat de bij de brug gevangengenomen Brit-ten werden afgevoerd naar Velp; de locatie Steenstraat sluit prima daarbij aan. De Steenstraat gaat verderop over in de Velperweg, destijds de belangrijkste route van Arnhem naar Velp. Van andere Duitse fotografen zijn ook foto’s bekend met Britse krijgsgevangenen op exact dezelfde plek: de serie van Seeger met twee Britten die worden afgevoerd in een
buitgemaakte jeep en ook één in de onlangs opgedoken se-rie waarover in Airborne Magazine 20 verslag is gedaan.
Harry was niet zomaar een RAOC-militair, op zijn por-tretfoto zien we aan zijn baretembleem dat hij ook heeft gediend bij het Army Physical Training Corps (APTC).
Voordat hij bij de RAOC kwam was hij dus sportinstruc-teur, en in de beginperiode van de Britse Airborne forces ook een periode parachute instructor op Ringway. Hij had dus meer sprongen achter zijn naam dan de meeste van zijn collega’s van het Parachute Regiment. En nogmaals kijkend naar de foto: wie anders dan een RSM, CSM of APTC instructor ziet er na vier dagen vechten nog zo uit? Zijn achtergrond was ook de reden dat hij was uitgekozen voor het ‘forward detachment’ van de RAOC, dat als parachutis-tensectie was toegevoegd aan het HQ van de 1st Parachute Brigade op 17 september 1944. De rest van RAOC-troe-pen zouden per glider landen.
WEGWIJZERS
Wat is er nog meer te zien op Höppner’s foto? De splitsing van de Velperbuitensingel naar de Steenstraat was blijkbaar een belangrijke verkeersroute voor de Duitsers: het staat er vol met wegwijzers. Onder andere een bord met hoofdlet-ter ‘F’ in een diamant, dit verwijst naar een verbindings-post: de ‘F’ is van ‘Fernmelde’. Linksonder tussen de twee engineers is een ander handgeschreven bord zichtbaar met de tekst ‘Flor’ en een pijl wijzend in de richting Steenstraat/ Velperweg. Ten tijde van de Slag om Arnhem maakte Hauptsturmführer (kapitein) Magnus Flor deel uit van de 9. SS-Panzer-Division ‘Hohenstaufen’. Als compagnies-commandant was hij de hoogst overgebleven officier van het SS-Panzer-Regiment 9 na de terugtocht uit Normandië.
In Arnhem waren de schamele restanten daarvan onderge-bracht in de Menno van Coehoornkazer-ne. Vandaag de dag stuurt Google Maps je vanaf de Rijn-brug nog steeds via de Steenstraat daar-heen.
Een verwijzing naar een Duitse eenheid met de naam van de commandant zien we wel vaker, bijvoorbeeld in de bekende berichten
van de verzetsgroep Albrecht aan Engeland waarin melding werd gedaan van waarneming van een ‘Meldekopf Har-zer’. Maar in de verslagen van en over de Slag om Arn-hem komt Flor niet voor. Dat hoeft niet vreemd te zijn, de Hohenstaufen had geen tanks meer en het restant aan tankbemanningen dat in Oosterbeek werd ingezet als in-fanterie werd aangevoerd door een lagere commandant, Obersturmführer (eerste luitenant) Harder. Bij de Frunds-berg (10. SS-Panzer-Division) zien we iets vergelijkbaars met Obersturmbannführer Paetsch, de commandant van het Panzer-Regiment van die divisie. Zijn hoofdkwartier bevond zich aan het begin van de slag in Vorden in de Ach-terhoek. In zijn dagboek beschrijft hij hoe hij op 24 sep-tember op dienstreis gaat naar Duitsland om afspraken te maken over de ‘Auffrischung’ van de divisie. Hij kon dus bij Arnhem gemist worden en had daar ook niets om aan te voeren op zijn niveau. Datzelfde gold voor Flor. Hoewel niet gedocumenteerd is het aannemelijk dat ook hij bezig was met de herinrichting van de divisie, en dus niet meer in Arnhem was. Maar daarom kan zijn naam begin september nog wel op een bord staan in Arnhem, misschien om de terugtrekkende troepen de weg te wijzen.
DE GREBBEBERG
We maken even een sprongetje van slechts een kleine twin-tig kilometer vanaf de Rijnbrug, om uit te komen bij een andere zware slag op Nederlandse bodem: van 11 t/m 13 mei 1940 verdreven de Duitsers de Nederlanders bij Rhe-nen van de Grebbeberg, de cruciale schakel in de gelijkna-mige linie. Bij deze strijd vielen 417 Nederlandse en 275 Duitse dodelijke slachtoffers.
Tijdens de Slag om de Grebbeberg maakte Magnus Flor als Ordonnanz Offizier deel uit van het derde bataljon van de SS-Standarte ‘Der Führer’. Op afbeelding 5 staat hij tegenover een aantal Nederlandse krijgsgevangenen.
De aanwezigheid van de Luftwaffe-man (helm zonder ca-mouflagecover) en die van Flor en Wäckerle duiden erop dat het hier gaat om de hoofdkwartiergroep van het derde bataljon van Der Führer. De foto komt volgens het Ne-derlands Instituut voor Militaire Historie uit de collectie Vroemen. Het bijschrift staat op de achterkant van de foto in het Nederlands. De complete tekst luidt: “Nederlandse krijgsgevangenen worden door Duitse militairen onder-vraagd. De militair tweede van rechts is de Duitse Luftwaf-fe officier Flor, de anderen zijn SS-Standarte Der Führer.
Vooraan rechts Wäckerle. Rhenen, mei 1940.” Vanuit het originele bijschrift is dan door Vroemen de naam Flor ge-hangen aan de verkeerde Duitser; hij is de tweede zichtbare Duitser van rechts, met de ‘Karten/Document-tasche’ van de ordonnansofficier.
Op deze prachtige foto (kijk naar die Hollandse koppen!) is de beruchte Obersturmbannführer Hilmar Wäckerle de spraakmakendste persoon. Hij was in 1933 de eerste
commandant van concentratiekamp Dachau maar werd uit die functie ontheven vanwege zijn wrede en geweld-dadige bewind. Ja, u leest het goed! Maar daaraan moeten we toevoegen dat dit was in een tijd dat de Nazipartij nog niet volledig tot in alle vezels van het Duitse bestuur was doorgedrongen en er nog tegenkrachten waren, in dit ge-val de regering van Beieren. In de SS kon hij zijn carrière gewoon vervolgen en dat bracht hem als commandant van het derde bataljon van Der Führer in mei 1940 naar de Grebbeberg. Zijn optreden daar sluit aan bij zijn reputatie.
Met name zijn bataljon lijkt een spoor van wreedheden en schendingen van het oorlogsrecht te hebben getrokken tus-sen Wageningen en Rhenen. Bekend zijn (zie o.a. de web-site www.grebbeberg.nl): gebruik van Nederlandse krijgs-gevangenen als schild, het laten vervoeren van het zware materiaal door krijgsgevangenen onder vijandelijk vuur, het zich vermommen in Nederlandse uniformen om door te dringen in de linies en ook mishandeling en executie van krijgsgevangenen. Eén van zijn compagniescom-mandanten, die we vier jaar later tegenkomen in ‘Arnhem’, was Hauptsturmführer Heinz Har-mel. Hij maakte deel uit van de kleine groep onder Wäckerle die in de avond van 12 mei door de Nederlandse linies brak. Harmel moet geweten hebben van de misstanden, en heeft zich er mis-schien zelf schuldig aan gemaakt.*
Een ander interessant gegeven is de aanwezigheid van Duitse commandanten op het slagveld in de meidagen van 1940 én hun latere rol en aanwezigheid in hetzelfde gebied tijdens de Slag om Arnhem. Op dat punt hadden ze ook een voorsprong op de Britse tegenstanders die in voor hen wildvreemd gebied moesten afspringen. Naast Harmel wa-ren er nog anderen. Neem Hauptsturmführer Hans Möller, commandant van de genie-afdeling van de Hohenstaufen: in zijn gevechtsverslag van Arnhem maakt hij melding van een bezoek, begin september, aan de voor hem bekende omgeving tussen Arnhem en de Grebbeberg uit de mei-dagen 1940. Hij wist dus precies wat waar lag, toen hij op de avond van 17 september als één van de eerste com-mandanten in het strijdgebied aankwam. Er zullen wellicht zo nog een aantal zijn geweest. Bob Gerritsen suggereert dat ook Georg-Waldemar Rösch, stafofficier (1b) van de
Frundsberg in 1944, in 1940 in Wageningen aanwezig zou zijn geweest.
TERUG NAAR ARNHEM
Of eigenlijk: terug naar Oosterbeek. In Mi-nistory 127 (Airborne Magazine 11) is de plek bepaald waar onder andere afbeelding 6 is gemaakt, namelijk villa Heuveloord aan de Emmastraat in Oosterbeek. Naar de identiteit van de afgebeelde Duitse officier hebben we wel gegist, maar deze is nooit overtuigend vast-gesteld. In hetzelfde artikel hebben we vastge-steld dat villa Heuveloord vermoedelijk de commandopost was van de eerdergenoemde Obersturmführer Harder, naamgever van de juist in die omgeving actieve Kampfgruppe, georganiseerd rond de tankloze bemanningen van het SS-Panzer-Regiment 9. Dus… zou deze andere Duitse officier Flor kunnen zijn, die aan het eind van de slag op bezoek gaat bij zijn ondercommandant aan het front? Er is gelijkenis, zie behalve afbeelding 4 ook afbeelding 7, maar of deze overtuigend ge-noeg zijn…? *Vergelijk voor een complete analyse van de vermeende dubieuze rol van het bataljon de informatie op www.grebbeberg.nl eens met het onlangs verschenen Tot de laatste man en de laatste patroon – Gevechtsveldgedrag en hel-dendom, 11 mei 1940 van Harmen Hoogen-boom.
Reacties: pemeiboom@gmail.com
Bronnen: • Fürbringer, H., La Hohenstaufen (Editions Heimdal, Saint-Martin-des-Entrées 1998). • Gelderen, J. van, Historische schetsen van en over Maas-sluis (zie nr. 61, mei 2012, voor meer informatie over Jan van Rij). • Gelders Archief, 1379 Slag om Arnhem (verslag Möller). • Gelders Archief, 2867 Collectie L.P.J. Vroemen (dagboek Paetsch). • Mordecai, T., Arnhem! A Soldiers account (niet gepubli-ceerd). • Ruissen, dr. C.J., Geschut op de Wagenings Berg, de Duitse Artillerie bij Wageningen mei 1940 (Amersfoort 2012).
• Steer, F., Arnhem the fight to sustain (Pen & Sword, Barnsley 2000).
PERSOONLIJK – VERBONDEN MET MARKET GARDEN
Wie over de Otterloseweg langs de legerplaats Harskamp rijdt en links naast de ingang de lange rij garages ziet, heeft vermoedelijk geen idee wat zich hier tijdens de Slag om Arn-hem heeft afgespeeld. Vóór deze garages werden namelijk gevangengenomen Airbornes, voordat ze verder op transport gingen, ontdaan van niet-persoonlijke bezittingen. Tot voor kort was ik hier niet mee bekend; dit is recent naar boven gekomen doordat op internet een aantal Kriegsberichter-foto’s verschenen. Op de foto zien we een Duitse militair tegenover een krijgsgevangene met niet-Britse ranginsignes. Wat weten we over deze man?
– Leo van Midden
werd vervoerd met drie Airspeed Horsa’s die de LZ bij de Johannahoeve als bestemming hadden. Glider 143 haalde de overtocht naar het Europese vasteland niet, waardoor twee van de vijf jeeps met aanhangers verloren gingen. Gliders 142 en 144 wisten succesvol te landen te midden van de verwoede gevechten op en rond het terrein.
Ondanks de gevechten en het hevige vuur wist Blažej de jeep met kostbare lading uit de Horsa te rijden. Hij wilde met zijn lading naar een Brits veldhospitaal gaan, maar zijn jeep wordt onderweg uitgeschakeld door vijandelijk vuur. Hij griste zoveel mogelijk verband uit het vernielde voertuig en meldde zich bij de dichtstbijzijnde medisch hulppost. Hier verzorgde hij gewonden totdat de Duitsers de post innamen en Blažej in gevangenschap werd afgevoerd. Zijn moed en gedrag waren zo uitzonderlijk dat Lt. Col. Doctor Golba, Chief Physician van de 1st Polish Independent Parachute Brigade en Capt. Doctor Janusz Moździerz, commandant van de Parachute Medical Company, hem voordroegen voor een onder-scheiding. Blažej ontving het Bronzen Kruis van Verdienste met zwaar-den. Wat er met Blažej is gebeurd na zijn gevangenschap is mij onbe-kend. Vermoedelijk is hij na zijn gevangenschap direct naar Polen gegaan en heeft daar zijn werkzame leven doorgebracht. Als er lezers zijn die nog details kunnen bijdragen over Blažej, dan zien we deze graag tegemoet.
Glidernummers en personeel van de geneeskundige eenheid: • 142 (149) sierż. B. Szpetnar, strz. S. Marszałek, strz. E. Jaroszc-zuk 2x Willys MB Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling LZ „L”, 19 IX 1944 r. • 143 (150) st. strz. Cz. Michalak, st. strz. B. Ziemba, strz. J. Ba-kun 2x Willys MB Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling Wodo-wanie w Morzu Północnym, 19 IX 1944 r (stortte neer in de Noordzee). • 144 (151) st. strz. T. Chruściel, strz. A. Abramczyk Willys MB, 2x przyczepka Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling LZ „L”, 19 IX 1944 r.
In dit artikel is gebruik gemaakt van informatie van de Facebook-pagina van Mateusz Mroz. Bart Belonje, Luuk Buist en hij stonden aan de basis van de identificering van Blažej.
RECENT VERSCHENEN Arnhem a Few Vital Hours; SS-Panzergrena-dier-Ausbildungs- und Ersatz Bataillon 16 at the Battle of Arnhem, September 1944 (Scott Revell, Niall Cherry en Bob Gerritsen)
In 2013 verscheen Arnhem, A Few Vital Hours, het uitstekende werk over het Duitse SS-opleidings-bataljon dat op 17 september 1944, in een tijds-bestek van een paar uur, een cruciale rol speelde in het hinderen van de opmars van 1st Airborne Division. Door deze acties werd het verloop van operatie Market Garden beïnvloed. Zeven jaar later heeft uitgever Robert Sigmond een gewijzigde herdruk uitgebracht met de uitdrukkelijke bedoe-ling de informatie in het werk beschikbaar te houden voor een breed publiek. Dat met de herdruk wat wind uit de zeilen wordt gehaald van internethandelaren die inmiddels gepeperde prijzen vragen voor de eerste druk, zou een aar-dige bijkomstigheid zijn. De nieuwe versie heeft net zoveel pagina’s als de eerste en bevat naast enkele tekstuele cor-recties ook nieuwe informatie. Het team dat verantwoor-delijk is voor Arnhem, A Few Vital Hours is erin geslaagd om tot dusver onbekende foto’s te vinden van bijvoorbeeld Krafft in politie-uniform, van de commandant van de 2. Kompanie en de ongelukkige Günther Leiteritz die op zondagmiddag het bevel kreeg over de Alarmkompanie. Naast de foto’s zijn documenten toegevoegd die gerelateerd zijn aan de dood van General Kussin met zijn ge-zelschap op de kruising van de Utrechtseweg met de Wolfhezer-weg. Tenslotte is een annex opgenomen met namen en type onderscheidingen die zijn toegekend aan de mannen van het opleidingsbataljon. In de vorige versie was dit beperkt tot vermelding van het aantal IJzeren Kruisen 1e en 2e klasse. In de nieuwe annex staan 71 namen met de bijbehorende onderscheidingen.
ISBN-13: 978-90-831-4220-3 (tweede druk, 2021), pp. 152, geïllustreerd, Engels, Robert Sigmond Publishing, € 27,50. Verkrijgbaar bij Meijer & Siegers in Oosterbeek.
PROGRAMMA 2021
Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
GEPLAND 2021
• Zaterdag 28 aug: 7 KOSB-battlefield tour (op de fiets) • Zaterdag 9 okt: Recce Squadron-battlefield tour (op de fiets) • Zaterdag 6 nov: Perimeter Noord-battlefield tour (wandeling) • Zaterdag 3 dec: Lezing over de opmars van 21st Army Group (opmaat naar Market Garden)
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 22 – NOVEMBER 2021
NUMMER 23 – MAART 2022
NUMMER 24 – JULI 2022
OPROEP
Heeft u een aan de Slag om Arnhem gerelateerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgen-de editie van dit blad.
DE ACHTERZIJDE
Rosandepolder Oosterbeek, augustus 1945: het staartstuk van de op 23 september 1944 gecrashte Dakota KG-370. Zie pagina’s 16-21 in dit blad voor een analyse van de luchtoorlog in Gelderland (Gelders Archief: 1579-108, fotograaf: D. Renes, CC-BY-4.0 licentie).
NB: Het inkleuren van zwart-witfoto’s en -filmbeelden (waaronder deze afbeelding) kan details zichtbaar maken die anders verscholen zouden blij-ven. Zo leidde deze toepassing niet lang geleden tot de identificatie van een aantal (joodse) gedeporteerden die in 1943 via Westerbork naar de concentratie-/vernietigingskampen in Duit-sland en Polen werden getransporteerd.
Toch blijft voorzichtigheid geboden bij deze goedkope (vaak kosteloze) en gemakkelijke manier om de geschie-denis ‘dichterbij te halen’. Waar een paar muisklikken
op internet genoeg zijn om een aantrekkelijk plaatje te maken, gaat het in bijna alle gevallen om een bewerking van een historische bron en is het een interpretatie van de werkelijkheid met behulp van algoritmen. Zelfs handma-tige inkleuring kent de nodige mitsen en maren. Met deze ‘disclaimer’ plaatsen we een door Hotpot.ai ingekleurde uitsnede van deze redelijk bekende foto uit 1945.
Airborne Magazine
Jaargang 7, nr. 20, maart 2021
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar. Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee
Wybo Boersma, Luuk Buist, Jory Brentjens, Martijn Cornelissen, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Patrick Jalhay, Erik Jellema, Leo van Midden, Martijn Reinders, Ton Timmer, Otto van Wiggen
Ontwerp en lay-out: Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk: Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM
www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Contributie VVAM
Individueel lid: € 25 per jaar (jan t/m jan) Gezinslidmaatschap: € 35 per jaar (jan t/m jan) NL 80 INGB 0004 4036 41, o.v.v. Contributie 2021
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl
INHOUDSOPGAVE
3 Verenigingsnieuws
4 Museumnieuws – Albert Deuss en wisselexpositie
6 Interview – Reineke Kramer
10 Persoonlijk – Para’s in de Betuwe
14 Ministory 136 – Vondst van unieke foto’s
19 Objecten – Schoudertitels van 1st Battalion, The Border Regiment
22 Achtergrond – 7th Battalion, The King’s Own Scottish Borderers
26 Conflictarcheologie – Oorlog in Lingezegen
30 Analyse – Urquharts plan voor Market Garden
35 Programma en boeken
BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: Snapshot gemaakt tijdens de filmopnames voor A Bridge Too Far op de Wilhelminabrug in Deventer, zomer1976 (foto: Bob Gerritsen).
BESTUURSMEDEDELINGEN
2020 was vanwege de coronamaatregelen voor de VVAM, maar nog meer voor het Airborne Museum, een jaar om snel te vergeten. Hoewel we ook het eerste kwartaal van 2021 nog weinig hebben kunnen ondernemen, en we nog enige tijd last zullen ondervinden van de beperkingen, gloort er perspectief. Dit alles ingegeven door de beschik-baarheid van een vaccin en de verwachting dat we rond de zomer mogelijk weer activiteiten kunnen ondernemen.
Om deze nare periode af te sluiten, hebben het museum-bestuur en het bestuur van de VVAM begin dit jaar toe-komstgericht gekeken hoe we samen sterker uit deze crisis kunnen komen. Op 2 februari sprak een afvaardiging van het VVAM-bestuur in het Airborne Museum met directeur Ronnie Weijers en de voorzitter van de Raad van Toezicht, Fred de Graaf. Besloten is onze samenwerking te intensive-ren. Een belangrijke stap daarin vormt het samenbrengen van het ledenbestand van de VVAM en de begunstigers van het Airborne Museum, bekend als ‘vrienden van het Muse-um’. Met deze stap vergroten wij het ledenbestand tot een totaalaantal van circa 1.100 leden. Om de service aan beide ‘vriendenverenigingen’ op hetzelfde niveau te brengen, ont-vangen alle leden voortaan driemaal per jaar het Airborne Magazine en een lidmaatschapspas voor vrije toegang tot het museum. Omdat het Airborne Museum deze lidmaat-schapspassen verstrekt en het efficiënter is de administratie bij één partij te beleggen, ligt het voor de hand de ledenad-ministratie van alle vrienden te laten uitvoeren door het museum.
De VVAM blijft verantwoordelijk voor het driemaal per jaar verzorgen van Airborne Magazine. Ook werd ge-sproken over het integreren van de VVAM-website in die van het museum, en over het organiseren van een aantal thema-avonden in Hartenstein, met gratis toegang voor vrienden. Tenslotte spraken wij over het financieel onder-steunen van het museum door de VVAM. Met een groter ledenbestand kan onze vereniging in de nabije toekomst een Vriendenfonds realiseren dat deel uitmaakt van de boekhoudkundige balans van het museum. Op verzoek van het Airborne Museum kunnen zo projecten, activiteiten en andere initiatieven worden gefinancierd.
De voorstellen zullen in de volgende Algemene Ledenver-gadering worden geconcretiseerd.
– Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM
VERENIGINGSNIEUWS
• Vorig jaar zijn de Nieuwsbrieven (de voorloper van Airborne Magazine) gedigitaliseerd en op de website geplaatst. Het Airborne Museum verwijst sinds kort in zijn objectbeschrijvingen in het col-lectiebeheerprogramma Adlib naar deze gescande documenten. Op deze manier wordt informatie die de VVAM in haar inmiddels 41-jarige bestaan voortbracht en -brengt, nu direct gekoppeld aan objecten in de museumcollectie. • Met enige regelmaat worden Airborne Magazines nabesteld via de boekenshop op de website. De volgende nummers zijn uitverkocht: 1 (Engels), 2 (Nl/Eng), 9 (Nl), 10 (Nl), 11 (Nl), 12 (Nl/Eng)
en 15 (Eng). De uitverkochte nummers, vanaf nr. 9, zijn wel digitaal te koop via de boekenshop. • De VVAM-website werd in januari en februari zo’n 55.000 keer bezocht, door 20.000 verschil-lende bezoekers. Het artikel ‘Schuttersputten in de perimeter’ van Martijn Reinders is met 116.000 lezers het populairste sinds de lancering van de ver-nieuwde site. • Zoals bekend zijn delen van de VVAM-website al-leen zichtbaar na registratie. Omdat elke registratie apart moet worden beoordeeld en verwerkt, kan het 24 uur duren voordat u toegang krijgt tot de besloten content.
MUSEUMSTUKKEN
VIJF LITER LEVENSELIXIR
ƒ6,50, dat was het bedrag dat Albert Deuss moest betalen om de laatste van drie kogels uit zijn lichaam te laten verwijderen. Deuss was lid van het Arnhemse verzet en verspreidde tijdens de oorlog illegale kranten, nam deel aan sabotageacties en bespioneerde Duitse vliegvelden. Op 8 februari 1945 was hij in Barneveld voor een bespreking met andere ver-zetsleden. Hij had geen persoonsbewijs bij zich omdat deze in Velp lag om van een speciale stempel te worden voorzien.
De Grüne Polizei voerde die dag razzia’s uit bij Barneveld en Deuss moest voorzichtig zijn niet te worden gepakt.
Toen het donker was, en andere leden van het verzet hadden aangegeven dat het gevaar was geweken, ging Deuss op pad. Hij sprong op zijn fiets, maar toen hij een overweg overstak liep hij recht in de armen van de Grüne Polizei. Hij werd gearresteerd en naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdient (SD) in Lunteren afgevoerd.
Vier dagen na zijn arrestatie probeerde Deuss te ont-snappen. Tijdens zijn vluchtpoging werd hij neerge-schoten, en zwaargewond teruggebracht naar het hoofd-kwartier voor verhoor. De opgeroepen dokter verbond zijn wonden en zag hem graag zo snel mogelijk naar een ziekenhuis vervoerd. Dit gebeurde echter niet. De SD wilde eerst informatie van Deuss hebben over het verzet; de auto die arriveerde om hem naar het ziekenhuis te brengen, werd weer weggestuurd. Pas de volgende dag kreeg hij medische hulp.
Deuss kwam terecht in kamp Amersfoort, waar hij werd onderzocht door twee doktoren die er gevan-gen zaten. Hij bleek getroffen te zijn door drie kogels. Twee wa-ren dwars door zijn li-chaam gegaan, de der-de zat nog altijd vast bij zijn ribben. Omdat de artsen niet over de juiste instrumenten beschikten om te opereren, werd besloten de kogel te laten zitten. Deuss’ familie en vrienden hadden ondertussen bericht gekre-gen dat hij overleden was. Een kennis van hem die ook bij het verzet hoorde, was op het SD-hoofdkwartier in Velp, waar hij een gesprek opving tussen de SD-com-mandant van Lunteren en de lokale SD. Hij hoorde de commandant over Deuss zeggen “Der geht kaputt” [Die gaat dood]. Dit bericht bereikte Alberts broer Jan, die daarop naar Kamp Amersfoort afreisde om het stoffelijk overschot van zijn broer op te halen. Eenmaal aangeko-men bleek gelukkig dat de reis niet nodig was geweest.
Deuss bleef in het kamp en herstelde langzaam van zijn verwondingen, totdat andere verzetsstrijders er op on-gelofelijke wijze in slaagden hem ‘vrij te kopen’. Name-lijk door het hoofd van de SD in Lunteren twintig liter jenever te bieden in ruil voor Deuss’ vrijheid. De SD-man stemde hiermee in. Er werd een bevel opgesteld om Deuss vanuit Amersfoort terug naar het SD-hoofdkwar-tier te vervoeren. Daar volgde zijn vrijlating, in ruil voor een aanbetaling van de eerste vijf liter van de beloofde jenever. In het ziekenhuis van Velp werd de kogel uit zijn lichaam verwijderd. De rest van de jenever is nooit geleverd.
Deuss was als verzetsman betrokken bij de ontsnappingsope-ratie Pegasus I, waarbij 138 Airbornes die waren onderge-doken na de Slag om Arnhem, van achter de Duitse linies wisten te ontsnappen naar geallieerd gebied.
DE CONNECTIE: ONZE OBJECTEN, HUN VERHAAL
DE NIEUWE WISSELEXPOSITIE VAN AIRBORNE MUSEUM AT HARTENSTEIN
De vaste opstelling van het Airborne Museum ligt vol indrukwekkende stukken over operatie Market Gar-den en de Slag om Arnhem, zoals de jachthoorn van John Frost, de teddybeer van Arnoldus Wolters en het Ridderkruis van Heinz Harmel. Toch is het grootste deel van de collectie opgeslagen in ons depot dat niet toegankelijk is voor de bezoeker. Duizenden voorwer-pen liggen hier te wachten op het moment dat ze in een tentoonstelling worden opgenomen.
In de nieuwe wisselexpositie van het museum De Con-nectie: onze objecten, hun verhaal hebben negen gast-conservatoren hun keuze uit deze bijzondere collectie gemaakt. Onder meer staatssecretaris van defensie Barbara Visser, commandant van de Luchtmobiele Brigade Ron Smits, journalist en onderzoeker Ad van Liempt, Geert Jonker van de Bergings- en Identifica-tiedienst en basisschoolleerling Jelle Vos, werken mee aan deze nieuwe tentoonstelling.
Luister naar hun persoonlijke verhalen in een specia-le tweetalige audiotour, waarin de gastconservatoren deze bijzondere objecten beschrijven en uitleg geven over hun objectkeuzes en over hun persoonlijke con-nectie met de Slag om Arnhem.
De Connectie: onze objecten, hun verhaal is vanaf 2 april 2021 t/m maart 2022 te zien in het Airborne Museum at Hartenstein.
ROOK EN TOESTANDEN
HERINNERINGEN AAN HET FILMEN VAN A BRIDGE TOO FAR
INTERVIEW
45 jaar geleden begonnen in Gelderland de opnames voor A Bridge Too Far, de grootse film-productie op Nederlandse bodem ooit. Reineke Kramer (70), de destijds piepjonge produc-tie-assistente van regisseur Richard Attenborough, haalt herinneringen op aan haar aan-deel in de totstandkoming. “Daar liep ik dan door een wei in Bronkhorst met 1.000 gulden
in een envelop.” – Alexander Heusschen
Of A bridge Too Far een anti-oorlogsfilm is, zoals net iets te vaak aangehaald in het boekje The Arnhem Report; The story behind A Bridge Too Far, valt te bezien. Feit is dat het epos van operatie Market Garden het nog steeds aardig doet in film-minnende krin-gen. De Internet Movie Database komt tot een keurige 7,4.
De verrichtingen van Sean Connery in de rol van Ma-jor-General Roy Urquhart en Anthony Hopkins als Lieu-tenant-Colonel John Frost doen het met een waardering van 8,2 het beste bij mannelijke tieners.
Waar de enkele criticus de film van producent Joseph E. Levine een samenraapsel van nonsens of een ronduit slaapverwekkend geval noemt, is meer dan 80% van mening dat het op z’n minst een behoorlijke weerga-ve is van de gebeurtenissen in september 1944. Goed, de Arnhemse brug mag in 1976 dan die van Deventer zijn geweest, en de ‘Nederlanders’ in de film mogen dan onverstaanbaar koeterwaals spreken, de productie zette het oosten van het land internationaal op de kaart. Iets waarvan ik persoonlijk nog steeds de vruchten pluk als ik aan een Amerikaan of Brit moet uitleggen waar mijn woonplaats Nijmegen zo’n beetje ligt: “Have you seen A Bridge Too Far, Robert Redford…? Well, in thát part of the world.”
DYNAMIET
In datzelfde deel van de wereld, maar dan in het wat noord-oostelijker gelegen dorp De Steeg, bladert Reineke Kramer op deze wintermiddag door wat call sheets (de dagelijkse oproeplijst voor cast en crew), notulen en plattegronden van opnamelocaties. “Hier, deze moet je hebben”, zegt ze terloops.
Ze schuift een lijst over tafel met de namen en adresgegevens van de sterrencast die deelnam aan A Bridge Too Far. Heel even is het weer 1976 als we samen door de vergeelde stencils gaan die een inkijkje geven in hoe een film nou eigenlijk wordt gemaakt. “ARTISTE TRANS-PORT, MR REDFORD required on location 6.45 am” staat er op het call sheet voor de draaidag in Lent op zondag 26 september, waarin de ‘Waaloversteek’ van 82nd Airbor-ne Division wordt geënsceneerd. Kramer, verantwoordelijk voor het betere regelwerk rond de filmopnames, wisselt anekdotes af met getallen en bloopers, soms van haarzelf: “Die opnames bij Lent, en later op zondagochtend 3 ok-tober bij de Waalbrug in Nijmegen, herinner ik me goed.
Heel vroeg opstaan, catering regelen, figuranten in bussen zien te krijgen, en er weer uit. En al die explosies, rook en toestanden toen de oversteek werd gefilmd. Eén ding weet ik in ieder geval: er moet nog behoorlijk wat dynamiet in de Waal liggen”, merkt ze op terwijl ze haar keurig uitge-werkte aantekeningen napluist op meer vertellenswaardigs.
Een budget van fl. 75 miljoen, 3.200 figuranten en 3.000 parachutisten, 140 filmdagen in het gebied tussen Raalte (Schoonheten) en Grave, één miljoen kilometer aan beeld-materiaal… Kramer is duidelijk gewend haar verhaal te doen. De feiten zijn her en der terug te lezen op aan de film gewijde webpagina’s, meer dan eens ook ‘met dank aan Reineke Kramer’. De historische wetenswaardigheden uit A Bridge Too Far zijn, zoals bij alle non-fictie-verfilmingen, voer voor factcheckers, die Dakota-troepentransportvlieg-tuigen in een verkeerde kleur zien en eigentijdse Leopard 1-tanks vermomd als Duitse Panther V’s. Kramer kan er, met gevoel voor geamuseerde zelfkritiek, wel om lachen: “Er zijn inderdaad wel een paar dingen die niet helemaal kloppen. Het was onder andere mijn taak om bewoners in de buurt van de Wilhelminabrug in Deventer over te halen hun tv-antennes van het dak te halen voor de opnames. Ui-teraard tegen vergoeding. Dat ik niet iedereen heb kunnen overhalen, blijkt wel uit het feit dat in de film nog best wat antennes te zien zijn, als je goed kijkt. Ach, ik was jong en deed dit voor het eerst.”
KLM
Hoe een 26-jarige vrouw ‘adjudant’ werd in Attenboroughs productieteam, is in enkele zinnen uitgelegd. “Ik werkte in 1974 bij de provinciale VVV in Arnhem en sprak, na een verblijf in Londen van twee jaar, goed Engels. Op een dag kwam Cornelius Ryan [oorlogsverslaggever, historicus en auteur van het standaardwerk A Bridge Too Far] met z’n vrouw bij ons langs, op zoek naar locaties voor de verfil-ming van zijn boek. Dus ik met het echtpaar naar de omge-ving van de brug. Daar bleek snel dat Arnhem niet de idea-le omgeving was. Maar toen ik maanden later een vacature zag voor een Engelssprekende productieassistent voor een filmploeg, met een goede kennis van de omgeving, wist ik dat hij het voor elkaar had gekregen zijn plannen postuum [Ryan overleed in november 1974] door te laten gaan. Ik heb meteen gereageerd.” En zo geschiedde.
Kramer mocht beginnen als tolk-vertaalster, maar kreeg al ras meer verantwoordelijkheden. “Van het regelen van
vergoedingen voor de figuranten, 68 gulden per dag, tot het compenseren van terreineigenaren voor het gebruik van hun terrein. Zo was er een boer in Bronkhorst, waar het huis van Kate ter Horst en de Oude Kerk in Oosterbeek zijn nagebouwd, die een aardig bedrag kreeg voor het ter beschikking stellen van zijn grond. Daar liep ik dan door een wei in Bronkhorst met 1.000 gulden in een envelop.
Het geld werd overhandigd, maar wat ik natuurlijk vergat, was hem te laten tekenen voor ontvangst. Hoorde ik later dat hij zich bij de producenten had gemeld dat hij nog geen compensatievergoeding had gekregen. Ik kon natuurlijk niet bewijzen dat dat wél zo was. Weet je wat mijn chef vervolgens zei? ‘Ah joh, kan gebeuren’. Hij haalde 1.000 gulden uit een lade en zei: ‘Hier geef deze maar aan hem’.
Daar werd totaal niet moeilijk over gedaan.” Ook persoonlijke verzoeken van de filmsterren behoorden tot het werkdomein van Kramer: van het regelen van een tennisbaan in Beekhuizen voor Robert Redford (“baan 8, dat weet ik omdat ik daar zelf tennis”) tot de vraag van Ryan O’Neill [Lieutenant-General James Gavin in de film] of ze misschien iemand wist die een spacecake voor hem kon bakken. “Dus ik naar onze kok, die twee van die din-gen bakte. Ik heb geen idee of Ryan er iets van heeft gehad.
Wat ik wel weet is dat de cakes behoorlijk in de smaak zijn gevallen bij wat figuranten. En dan kon ik vervolgens met ze naar het ziekenhuis omdat ze om ‘onverklaarbare rede-nen’ uit het niets ziek waren geworden. Tja, dat hoorde er allemaal bij.” Ze vertelt over Sean Connery, die het op de set en daar-buiten goed deed bij het vrouwelijk publiek, zelfs met z’n haar in militaire snit, coupe 1944. Aan vriendinne-tjes in het Rijnhotel zou het ook niet hebben ontbroken.
Over de wat bekakt sprekende location manager, Norton Knatchbull, 3rd Earl Mountbatten of Burma, waarmee ze veel samenwerkte en wiens naam ze uitspreekt met een lekker vet aangezet ‘knetsj’. En over figuranten met een zogenaamd KLM shot. “Een KLM shot betekende dat de figurant, soms per ongeluk, met z’n gezicht in beeld was gekomen, waardoor hij niet meer in een ander uniform kon worden gestoken of een andere rol kon krijgen in de opnames. Het KLM sloeg op het vliegticket dat hij dan kreeg. Of om het anders te zeggen: dan was het ophoe-pelen.”
FERME JONGENS
A Bridge Too Far heeft na de première in 1977 een geheel eigen plek veroverd in de herinneringscultuur rond ope-ratie Market Garden. Foto’s en stills uit de film worden gebruikt als covers voor boeken over de slag. Soms duiken ze zelfs op als bron, als zou het gaan om archiefmateriaal uit 1944. De band van The Parachute Regiment heeft de bekende ouverture uit de film opgenomen in haar vaste repertoire; zelfs bij herdenkingen. De langspeelplaat met de soundtrack van de film is een collector’s item gewor-den, net als gebruikte rekwisieten. En op gezette tijden wordt de film uitgezonden als zich weer eens een lustrum aandient. De in Nijmegen geboren Bas Heijne, publicist, omschreef de film bij zo’n gelegenheid (1994) in NRC Handelsblad met de hartstochtelijke woorden: “Neder-landse figuranten blijken ook in 1979 [sic] niet te kunnen acteren, terwijl ze hier toch alleen zichzelf hoeven na te doen: Hollandse burgers. Driekwart van de film ademt de ferme-jongens-stoere-knapen heroïek van eerdere oor-logsfilms, echte mannen met een gulle lach die de race tegen de tijd winnen, aangespoord door de infantiele marsmuziek van de soundtrack.” “Vreemde film” (Bas Heijne) of niet, de herinneringen aan 1976 dienen zich vanzelf aan bij Kramer. Al was het maar dat ze altijd nog naar A Bridge Too Far kijkt als deze wordt uitgezonden. “Ik ben nou eenmaal gek op oorlogs-films. Ik kan er niks aan doen. Wat ik me wél iedere keer weer afvraag als ik A Bridge Too Far zie is waarom Eisen-
hower en Montgomery er eigenlijk niet in zitten”, zegt ze. Aan scriptschrijver William Goldman kan ze het niet meer vragen; hij overleed in 2018.
Haar blijvende interesse in de Tweede Wereldoorlog is ook voor een groot deel terug te voeren naar de 140 dagen in A.P.A.. Kramer hervatte na de opnames voor A Bridge Too Far haar werk bij de VVV, werd later onder andere woordvoerster voor de Nijmeegse Vierdaagse, trouwde met een generaal-majoor bij de Landmacht en houdt zich nog steeds bezig met het levend houden van het verleden.
Zo was ze actief in de werkgroep die een joods monument oprichtte in Ellecom, ter nagedachtenis aan 139 Joodse mannen die in 1942 als dwangarbeider te werk werden gesteld op Avegoor, het opleidingsinstituut voor Neder-landse SS’ers. “De geschiedenis van het lijden”, noemt ze deze rode draad in haar interesses. “Ik ben nog niet zo lang geleden ook op de killing fields van Cambodja en in Auschwitz geweest. Om mezelf eraan te blijven herinne-ren dat de prijs voor vrijheid een hoge is. Lest we forget!” Kramer stopt de memorabilia van 45 jaar geleden terug in dozen. Ze kijkt even in de verte en zegt dan: “Ik zie me nog staan in Lent, die vroege zondagochtend in oktober 1976. Sherman-tanks op de Griftdijk, de filmploeg met hun apparatuur en de laatste auto’s die nog over de brug mochten, voordat ik deze liet sluiten voor de opnames.
Een vriendin van me, op weg naar haar werk in het Sint Radboud Ziekenhuis, was de laatste die ik doorliet. Dat is me altijd bijgebleven.”
Raadpleeg voor meer kijkjes achter de schermen van A Bridge Too Far vooral eens de uitgebreide Facebook-pa-gina van Patrick Jalhay ‘A Bridge too Far / Een Brug te Ver’, de website beeldarchiefgildedeventer.nl/Deventer-Algemeen/A-Bridge-Too-Far/ of strijdbewijs.nl/mar-ket-garden/arnhem.htm
PERSOONLIJK
DUISTERE MANNEN DIE ‘S NACHTS RONDTREKKEN
PARA’S VAN 10TH PARACHUTE BATTALION IN DE BETUWE
– Tekst en foto’s: Alexander Heusschen
Zijn naam roept nog steeds emotionele reacties op in het Betuwse plaatsje Kesteren. Waar de één, zelfs na wetenschappelijk bewijs, zelf tóch meer zegt te weten over zijn vermeen-de rol bij een liquidatie, ziet de ander hem het liefste geëerd met een speelfilm. Feit is dat de verzetsdaden van Johannes van Zanten (1911-1944) behoren tot de belangrijkste onder-grondse acties in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de septemberdagen van 1944 hielp hij de inzittenden van een bij Dodewaard gecrashte Dakota ontsnappen naar geallieerd gebied. Hoe hij dat deed, reconstrueren we aan de hand van acht plekken in NederBetuwe.
Zelden zul je enthousiaster horen praten over iemands han-del en wandel, dan Conny van der Heyden-Versnel over die van Johannes van Zanten. Breng een half uurtje door met Van der Heyden, auteur van het vorig jaar verschenen boek Ten onrechte beschuldigd; In de schaduw van Market Garden, en tien tegen één dat je binnen de kortste keren het internet afstroopt naar meer informatie over deze vergeten verzetsman.
Om dat ene hardnekkige gerucht maar meteen uit de weg te ruimen: nee, het was niet Van Zanten (verzetsschuil-naam: Van Buren) die de 77-jarige NSB’er Cornelis Dirk Leccius De Ridder, een rijke steenfabrikant, in koelen bloe-de liquideerde. Hij was niet eens in de buurt, concludeer-de Conny op basis van archiefonderzoek. Als leider van de Betuwse Knokploeg was hij namelijk op datzelfde ogenblik vijf kilometer zuidelijker bezig met het coördineren van een actie om zestien man van B Company van het 10th Parachute Battalion terug te brengen naar veilig gebied. De Ridder had samen met deze overlevenden van de crash over de Waal gezet moeten worden. Hij verzette zich bij zijn ‘aanhouding’ door het verzet, en kwam om in de schoten-wisseling.
De stellige aanname dat Johannes van Zanten ook hier de trekker had overgehaald, spreekt boekdelen over de reputa-tie die hij na de Duitse inval opbouwde als sleutelfiguur in het verzet. Hij hielp onderduikers, distribueerde wapens, vervalste persoonsbewijzen en leidde tal van acties. De meest in het oog springende, door historicus Lou de Jong zelfs één van de belangrijkste Nederlandse verzetsdaden in de Tweede Wereldoorlog genoemd, was een door Knok-ploeg Soest uitgevoerde overval op het stadhuis van Til-burg, op 25 januari 1944. Bij deze actie, met Van Zanten aan het hoofd, werden 7.000 blanco persoonsbewijzen en 105.000 zogenaamde Rauterzegels (zegels die bewezen dat een identiteitskaart aan een bepaalde persoon was gekop-peld) buitgemaakt. Eind mei voerde Van Zanten een klein team van de Betuwse Knokploeg aan bij een overval op het Huis van Bewaring in Arnhem om een aantal verzetskame-raden te bevrijden. Deze dappere poging mislukte.
En toen was daar die 18e september, Van Zantens ‘finest hour’. De Slag om Arnhem was ruim 24 uur onderweg en meer Britse versterkingen waren op komst. Tussen de vlieg-tuigen met bestemming Ginkelse Heide zat er één die het luchtruim bij Ede niet zou halen, net als 22 andere C-47’s die dag. Geraakt door Duits luchtafweervuur, stortte de Dakota na enkele bange minuten neer tussen Dodewaard en Opheusden. Het was Johannes van Zanten met zijn ver-zetsgroep die zich ontfermden over de Britse para’s en de Amerikaanse bemanningsleden die de crash overleefden.
Wat volgde laat zich het beste vertellen aan de hand van de plekken waar de gebeurtenissen plaatsvonden. De rond-gang begint bij enkele resten van het vliegtuig.
OMMEREN, STREEKMUSEUM BARON VAN BRAKELL
In de collectie van dit fraaie museum bevinden zich on-der andere vliegtuigonderdelen van de neergestorte C-47 (waarover hieronder meer), het flak-vest van co-piloot Se-cond Lieutenant Edward Fulmer en de stafkaart met pot-lood van stick commander Albert Spring, geschonken door
diens zoons, Dan en Phil. Het hele verhaal van Spring is beschreven op p. 219 van Desert Rise – Arnhem Descent; The 10th Parachute Battalion in the Second World War.
Er is ook een tijdelijke expositie ingericht over Johannes van Zanten, met foto’s van zijn begrafenis met militaire eer en diverse originele stukken die hij bij zijn verzetsdaden heeft gebruikt.
KESTEREN, NEDEREINDSESTRAAT 19
Het huis waar Jo-hannes van Zanten woonde met zijn vrouw en vijf kinde-ren, en van waaruit hij menig verzetsac-tie leidde of onder-nam. Van Zanten gebruikte de graf-kelder op de Oude Algemene Begraaf-plaats naast zijn huis als wapenop-slag. De grafkelder bevindt zich meteen rechts bij de ingang.
KESTEREN, OUDE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS (NAAST NR. 19)
Het graf van Van Zanten bevindt zich halverwege de be-graafplaats, even voorbij het ‘lijkenhuisje’ waar tijdens de oorlog onderduikers verborgen zaten. Het is haast onnodig om te zeggen dat Van Zanten ook betrokken was bij het verbergen en in leven houden van deze mensen.
Van Zanten was één van de Knokploegleiders die op 22 november 1944 door de Sicherheitsdienst werden gearres-teerd, tijdens een vergadering in de Kamer van Koophan-del aan de Maliesingel in Utrecht. Op 2 december 1944 werd hij door een Duits vuurpeloton gefusilleerd op het terrein van de Kazerne Willem III te Apeldoorn. Op 10 juli 1945 vond een herbegrafenis met militaire eer plaats in zijn woonplaats.
DODEWAARD, PIJENKAMPSE VELDWEG
Tussen de lichtgrijze fabriekshal van Agro de Arend en de A15 lag in 1944 een kwekerij. Dit is de plek, zo’n 200 meter ten noorden van de snelweg, waar de Douglas C-47
Skytrain met registratienummer 43-16032 op 18 septem-ber rond 14.20u, in een zee van vlammen, neerstortte.
De C-47 was met eenentwintig inzittenden, zeventien Brit-se para’s en de vier Amerikaanse bemanningsleden, op weg naar DZ Y op de Ginkelse Heide. Bij Den Bosch werd het vliegtuig geraakt door Duits luchtafweergeschut. De pi-loot, First Lieutenant James Spurrier, werd dodelijk getrof-fen, waarna de co-piloot het toestel in de lucht hield om de parachutisten en de bemanning de gelegenheid te geven het vliegtuig te verlaten. Twee para’s verloren hierbij het leven, net als radio operator Corporal William Hollis. Co-piloot Edward Fulmer raakte zwaargewond. Crew chief Corpo-ral Russell Smith, die zich had verstopt in een boomgaard, werd door het verzet naar een houthandel aan de dijk in Dodewaard gebracht.
De andere mannen landden veilig in een straal van drie kilometer. Ze wisten zich te hergroeperen en volgden de spoorlijn in westelijke richting. In de buurt van Opheus-den kwamen ze uiteindelijk in contact met Van Zanten en zijn verzetsgroep.
Even ten noorden van de crash site bevindt zich, aan de Linge en de spoorlijn, het monument ‘Vliegers in het vuur’, voor de omgekomen bemanningsleden van de zes-tien geallieerde vliegtuigen die tijdens de Tweede Wereld-oorlog neerstortten in Neder-Betuwe.
KESTEREN, HOEK MARKTSTRAAT-PARALLELWEG
Het bosje waar de overlevenden van de crash zich schuil-hielden is nu een weiland met bomen in potten. De zestien parachutisten hadden zich hier in een cirkelvormige verde-digingspositie opgesteld en schoten op iedereen die in de buurt kwam. Ook de vier verzetsleden, onder wie Johannes van Zanten, die hun hulp kwamen aanbieden, werden on-der vuur genomen. Totdat Van Zanten aan Hans Vervoorn vroeg het ‘God save the King’ te fluiten, ten teken van hun goede bedoelingen. Wat volgde was een mars naar de Tiel-sestraat in Opheusden die door menig Kesterenaar werd gadegeslagen. Niemand lichtte de Duitsers in.
KESTEREN, BOERDERIJ DE HAZENHOF, BOVENEINDSESTRAAT 20
Na aanvankelijk te zijn ondergebracht in het huis van ge-meentesecretaris Van Brakel aan de Tielsestraat in Opheus-den, werden de zestien parachutisten door Van Zanten in de vroege ochtend van de 19e naar de herenboerderij aan de Boveneindsestraat gebracht. Dat ook deze nachtelijke bewegingen niet onopgemerkt bleven, blijkt uit het feit dat de plaatselijke dominee in één van z’n preken sprak over “De duistere mannen die ‘s nachts rondtrekken”.
Alle zestien vonden een veilig heenkomen op de eerste ver-dieping van De Hazenhof. Diezelfde ochtend zou ook Rus-sell Smith zich bij hen aansluiten, met de fiets opgehaald door Van Zanten. De boerderij fungeerde in de dagen erna als uitvalsbasis voor diverse verkenningsoperaties, uitge-voerd door Spring, Vervoorn en Van Zanten. Totdat de Duitsers boerderijen in de onmiddellijke omgeving begon-nen te vorderen. De Hazenhof bleef vervolgens gespaard voor Duitse vordering, wat onherroepelijk tot ontdekking van de onderduikers zou hebben geleid, dankzij het kordate ‘toneelspel’ van verzetsman Hanje van der Voort. Hij deed zich voor als bewoner van het pand en veinsde een difte-riebesmetting op het erf. Met een betraand gezicht vertelde hij dat zijn dochter die nacht aan de uiterst besmettelijke ziekte was overleden. Dit voorval en de prominentere Duit-se aanwezigheid leidde tot het besluit de mannen van B Company van 10th Parachute Battalion naar veilig gebied ten zuiden van de Waal te brengen.
Bij de toegangspoort bevindt zich een plaquette met de na-men van de zeventien mannen.
IJZENDOORN, KEIZERSTRAAT 9-11, HUIZE WELTEVREDEN
De voorbereidingen voor de Waaloversteek werden getrof-fen in Huize Weltevreden, waar de kopstukken van het Betuwse verzet elkaar ontmoetten, en waarbij ook Albert Spring aanwezig was. Van hieruit werd telefonisch contact gelegd met de ondergrondse aan de andere kant van de ri-
vier om de oversteek van de para’s in goede banen te leiden.
De Waaloversteek vond plaats in de nacht van 21 op 22 september. Alle para’s werden, na ternauwernood te zijn ontsnapt aan Duitse patrouilles, veilig overgezet met roei-boten. Alleen Russell, de Amerikaanse crew chief, bleef achter in de Betuwe omdat hij nog te zwak was om de voet-tocht vanuit Kesteren te maken.
IJZENDOORN, WAALSTRANDJE (BIJ OUDE STEENFABRIEK)
Het strandje bij de steenfabriek van Hesteren & Janssens, vanwaar de para’s met een roeiboot werden overgezet, is tegenwoordig zeer lastig te bereiken. Het is nu onderdeel van het terrein van Dekker Groep, een groot zand- en grindwinningsbedrijf. De plek waar de zeventien overle-venden van de crash werden overgezet naar veilig gebied is het meest westelijk gelegen gedeelte van de L-vormige landtong die begint ter hoogte van de dorpskern. Vanaf de Waalbandijk kun je Huize Weltevreden zien liggen en krijg je een goed idee van de route die de para’s volgden in zuid-zuidwestelijke richting.
Met dank aan Conny van der Heyden-Versnel en aan Joke Honders van Streekmuseum Baron van Brakell.
MINISTORY 136
IN EEN NIEUW LICHT
UNIEKE VONDST VAN ONBEKENDE FOTO’S UIT DE SLAG OM ARNHEM
– Luuk Buist en Leo van Midden
In Airborne Magazine nr.19 (november 2020) schreef Paul Meiboom over zijn zoektocht naar de ontbrekende foto’s van Kriegsberichter Jakobsen en Wenzel. Dat een week na het uitkomen van het blad een hele serie, tot dan deels onbekende foto’s van de Slag om Arn-hem, te koop aangeboden worden lijkt haast geen toeval. Al snel doken afbeeldingen uit deze reeks op op social media. De discussies over de locaties en datums van deze foto’s willen we graag met jullie delen.
In 2014 werden zo’n 36 reproducties van foto’s, genomen door een Kriegsberichter, uit een nalatenschap door een handelaar op eBay verkocht. Achter op enkele van deze repro’s had de verkoper een afdruk van de originele noti-tie geplakt. Op zo’n notitie staan de datum, de plaats van opname, het negatief nummer, de naam van de fotograaf en zijn eenheid. Helaas had verkoper de naam van de fo-tograaf doorgestreept. Doordat enkele van deze foto’s al uit ander bronnen bekend waren en de naam van de foto-graaf bekend was, konden opvolgende negatiefnummers aan deze fotograaf verbonden worden. De fotograaf was Leutnant Seuffert. Leutnant Seuffert was als oorlogsfoto-graaf (Bildberichter) ingedeeld bij de Luftwaffe Kriegsbe-richter-Zug 16. Tijdens de Slag om Arnhem werd hij naar het strijdgebied gestuurd om foto’s te maken. Wanneer Seuffert precies ter plek-ke was, is niet bekend. De foto’s die van hem bekend zijn, zijn voornamelijk in Oosterbeek gemaakt.
De ruim honderd afdruk-ken die door Jeroen Zegelaar zijn gevonden in een collectie in Engeland zijn in december op zijn web-shop oorlogsspullen.nl te koop aangeboden. Uit de beschrijving op zijn web-shop blijkt dat het gaat om opnames uit ‘Arnhem’, ge-maakt door de Propagan-dakompanie van de Duitse Wehrmacht. De afdrukken uit deze serie zijn niet door het Propagandaministerium
uitgegeven maar waarschijnlijk heeft de fotograaf deze zelf laten afdrukken. Er staan geen stempels of negatief num-mers op de achterkant van de foto’s vermeld. Een groot aantal van de afbeeldingen op de foto’s sluiten aan bij de foto’s die al bekend waren. Het betreft o.a. de serie foto’s waarop de aanval met Sturmgeschütze is gefotografeerd.
Deze foto’s zijn zeker door Leutnant Seuffert genomen.
Helaas is van veel andere foto’s de fotograaf niet bekend.
Wanneer er nog meer foto’s uit de collectie beschikbaar komen is het fijn om te weten dat Jeroen Zegelaar in het vervolg ons eerst informeert. Zo krijgen we de kans het materiaal aan te schaffen om het te kunnen delen met het publiek. Jammer genoeg is dat te laat voor deze serie die nu is verdwenen in privé collecties.
ONDERZOEK OP SOCIAL MEDIA
De foto’s waren al snel zichtbaar op Facebook. Daar werd fanatiek gediscussieerd over verschillende as-pecten van de foto’s. Vooral de vraag ‘waar is de foto genomen’ hield de betrokkenen bezig. Van sommige foto’s was meteen duidelijk in welke omgeving de lo-catie gezocht moest worden omdat ze onderdeel zijn van een al “bekende” serie. Maar sommige foto’s zijn geheel nieuw en konden niet gelokaliseerd worden omdat karakteristieke gebouwen of landschappelijke kenmerken ontbraken. In dat geval kan de compositie helpen. Zijn er voertuigen afgebeeld en is het type her-kenbaar? Zijn er nummers of letters zichtbaar op het afgebeelde materieel? Wat voor een uniform dragen de soldaten op de foto’s en zijn emblemen zichtbaar? Op basis hiervan kan vaak het gebied beter worden afge-bakend. Maar ook andere kenmerken, zoals wegdek, tramlijnen, hekjes en zelfs straatverlichting spelen een belangrijke rol in het onderzoek. Bronnen zoals lucht-foto’s en oude ansichtkaarten kunnen cruciale informa-tie verstrekken. Ook social media speelt tegenwoordig een belangrijke rol om een hypothese te toetsen en de gevonden informatie te verrijken. Last but not least is enige kennis van de Slag om Arnhem ook wel handig.
Enkele voorbeelden:
Twee foto’s gemaakt op dezelfde locatie met een verschillend blikveld, zoals aangegeven op de kaart.
Beide opnames zijn in noordelijke en noordoostelij-ke richting genomen. Op foto 1 is de achterzijde van Hartenstein zichtbaar. De bomenrij bij de jeep om-zoomt het pad dat van noord naar zuid loopt. Tussen
de rommel is onder andere een geopende biscuit tin zichtbaar.
De tweede foto geeft het zelfde tafereel weer, maar dan vanuit een iets andere hoek. In een grofweg oos-telijke richting is een gebouw zichtbaar dat bekend stond als de bibliotheek. Op die plaats, bij het fietspad, staat tegenwoordig een 17pdr-antitankkanon.
Op de trailer is ‘117’ zicht-baar. Dit nummer was in gebruik bij 181 Airlanding Field Ambulance, maar ook bij 13 Light Aid Detachment, REME (Royal Electrical Me-chanical Engineers). Volgens
het boek With spanners decending kwam 13 LAD met het Seaborne Echelon naar Nijmegen. In REME Glider No.4 zaten echter een jeep en trailer met lasmateriaal van 13 LAD met Craftsman Younghusband als lasser die onderdeel was van het airborneelement…
Hoek Steenstraat en Velperplein, Arnhem
Met hulp van deze bekende foto (3) was het mogelijk de locatie van de ‘nieuwe onbekende’ foto (4) te be-palen. De tramrail kwam goed van pas, maar de doorslag gaf de lantaarnpaal met aanwijsbord: de foto is gemaakt op het Velperplein, bij Musis Sacrum in Arnhem.
Kerkpad Oosterbeek
Deze foto (6) is gemaakt op de kruising van het Kerk-pad met de Benedendorpsweg. Het verkeersbord en de lantaarnpaal op foto’s 6 en 7 gaven hier de door-slag. Deze foto is genomen vanuit het Kerkpad in de richting van Benedendorpsweg.
Op foto 6: de drie mannen links dragen alle drie een Zeltbahn (tentzeil) voor camouflage over het uniform, en – voor zover zichtbaar – daaromheen de koppel. Ze dragen hoge schoenen met enkelstukken. De tweede man van links draagt een verrekijker en een Britse pis-tooltas voor een seinpistool. Op de helm van de mili-taire rechts naast hem is een vliegende adelaar van de Luftwafffe te zien en de mannen lijken bij elkaar te horen. De meest rechtse soldaat op de foto is een Waffen-SS-soldaat en hij draagt een buitgemaakte kaartentas. De tweede man van rechts valt op door een adelaar op de mouw. Het is een SS-Untersturm-führer van de Waffen-SS. Hij draagt een kaartentas, een pistooltas en een verrekijker (let ook op het Britse benzineblik, rechts op de foto)
Weverstraat, Oosterbeek
De locatie is gevonden op basis van een hek, een paal van het hek en een verkeersbord. Foto 9 laat de re-cent gevonden foto zien. Foto’s 10 t/m 14 laten de verschillende puzzelstukken zien waardoor de locatie is gevonden.
OBJECTEN
DE O’S IN ‘BORDER’
ONOFFICIËLE SCHOUDERTITEL VAN 1ST BATTALION, THE BORDER REGIMENT 1942
In 1941 werd 1st Battalion van The Border Regiment, tot dan onderdeel van de 31st Inde-pendent Infantry Brigade, toegevoegd als glider-borne infanterie binnen de 1st Airborne Division. De toenmalige commandant van 1st Battalion, Lieutenant-Colonel Roger Bower, en zijn staf zochten naar een manier om hun eenheid te onderscheiden van ‘normale’ in-fanteristen door de bestaande schoudertitel aan te passen. Iets dat bij gespecialiseerde of elite-eenheden oogluikend werd toegestaan.
– Tekst en foto’s: Martijn Cornelissen
Tot 1941 toe gebruikte het hele regiment als schouderti-tel het woord Border, met witte letters op een rode on-dergrond (afb. 1), of de ouderwetse schuifpassant met het woord Border in het zwart met een kaki ondergrond (afb. 2a). Bower en zijn staf hadden voor ogen om een schouder-titel te ontwerpen waarop het bataljon trots kon zijn en die de lange historie van het regiment zou eren.
Het Border Regiment werd in 1881 gevormd door de sa-menvoeging van het 34th (Cumberland) en het 55th (West-morland) Regiment of Foot. Hun manchetten bestonden uit respectievelijk Lonsdale Yellow (geel) en Kendal Green (groen). Deze twee kleuren vormden de basis van de nieu-we schoudertitel. Daarnaast kozen ze voor de paarse kleur die het eerst gebruikt werd door het regiment in 1881. De keuze voor paars is niet direct te herleiden, maar naar ver-luid werd toentertijd voor paars gekozen als verwijzing naar de heide rondom de plaatsen van oorsprong van het regi-ment. Daarnaast is het een kleur die zich onderscheidt van andere regimenten die de kleuren geel en groen gebruikten.
Zover bekend is deze schoudertitel de enige Britse titel met drie kleuren.
Na het voltooien van de airborne-training in 1942 kregen de manschappen en officieren van het 1st Battalion naast de rode baret, het Pegasus-embleem en de rechte Air-borne-titel ook de onofficiële, nieuw ontworpen Border schoudertitel uitgereikt (afb. 2b).
Eind 1942, begin 1943 werd het gebruik van schouderti-tels teruggedraaid door het Britse leger. Formatie-emble-men mochten wel worden gedragen, maar niet de individu-ele bataljonsdistinctieven zoals de ‘straatjes-/naambandjes’.
Het blijft gissen waarom, maar de meest plausibele reden is dat dit te maken had met het feit dat de 1st Airborne Divi-sion in zijn geheel zou worden ingezet in het Middellandse Zeegebied, waar de 1st Parachute Brigade van de divisie al actief was. Men wilde niet aan tegenstanders prijsgeven welke onderdelen naar het zuiden zouden vertrekken. Het verwijderen van de schoudertitel werd gedaan met grote tegenzin van alle manschappen en officieren. Veel van deze eerste type schoudertitels zijn in deze periode verloren gegaan.
Ondanks dat bleef het embleem bij de oude lichting van het Border Regiment onverminderd populair. Spoedig na terugkomst uit Noord-Afrika en de gevechten in Sicilië, begin 1944, besloot de nieuwe commandant van 1st Bat-talion de nog niet vergeten titel weer in te voeren.
Het verhaal gaat dat de commandant, Lieutenant-Colo-nel Tommy Haddon, de kosten van het maken van deze
Border-schoudertitels uit eigen zak heeft betaald, omdat dit niet uit de bataljonskas kon.
Het bataljon had tijdens de gevechten in Sicilië veel ver-liezen geleden en spoedig kwam er nieuwe aanwas bij. De groentjes kregen bij toetreding tot het bataljon nog de of-ficiële rode schoudertitel met witte letters. Pas na te heb-ben bewezen een goed ingeburgerd lid van het bataljon te zijn, ontvingen ook zij de onofficiële, maar veel gekoesterde schoudertitel. De driekleurige titel is door het regiment ge-dragen van 1942 tot de samensmelting van het regiment met het Kings Own Royal Regiment (Lancaster) in 1956.
Afb 3a t/m 3f: de eerste versie: stoffen titel met schuin (oblique) gestikte ronde O (afb. 3c). De materialen bij de vroege titel zijn van hoge kwaliteit. Het garen van zijde, de stof van laken (melton) en de groene ondergrond is met groen katoengaren op de paarse ondergrond gestikt.
Afb. 4a en 4b: de tweede versie: stoffen titel met recht gestikte, ronde O. De ge-bruikte groene en paarse stof is vilt, het gebruikte garen is katoengaren. De ti-tel uit 1944 is gemaakt met kwalitatief mindere materialen. De stof (laken) en het garen (zijde) waren toen niet meer beschikbaar. Deze titel is daardoor bekend komen te staan als de ‘austerity title’, oftewel de sobere titel.
De eerste en tweede versie van de schoudertitels zijn nooit doorgestikt, en daarmee niet zichtbaar aan de achterzijde. De paarse ondergrond is pas na het stikwerk aan de groene ondergrond vastgezet. Deze twee versies zijn beide in WO2 gemaakt en gebruikt.
Afb. 5a en 5b: de derde versie: stoffen titel, doorgestikt. Deze is gemaakt na WO2, en gebruikt tot 1956.
Afb. 3a-d • De letter O van ‘Border’ is, heel herkenbaar, schuin ge-stikt. Dit is een duidelijke herkenning van het vroegste type van de titel (let op de verschillen bij afb. 6). • Het tweeslagsgaren van de letters ‘Border’ is altijd van zijdegaren. • De gestikte letters zijn handwerk, de volgende versies in de regel machinaal. • De groene en paarse stof zijn laken (melton). • De letters zijn nooit doorgestikt op de paarse onder-grond. • De groene stof is met groen katoengaren op de paarse stof gestikt.
Afb. 4a-b: • De letter O is rond en recht gestikt met katoengaren. • De groene en paarse stof is van vilt. • De letters zijn nooit doorgestikt op de paarse onder-grond.
Afb. 5a-b: • De letter O is op de naoorlogse titel is ovaal van vorm. • De letters zijn gestikt met katoengaren. • De groene en paarse ondergrond zijn aan één stuk gestikt en dus zijn de letters “Border” zichtbaar op de achterzijde van de titel.
Afb. 6a-c: • De letter O is schuin gestikt, zoals bij de eerste versie (afb. 3), maar dan van katoengaren. • De titel is dikker en de losse draden aan de achterzijde zijn geknoopt en voelbaar. • De kleur is wat flets.
Met dank aan: I.B. Cornelissen-Willemsen en A. Junier
OPROEP
Heeft u zelf een aan de Slag om Arnhem gerela-teerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgende editie van dit blad.
ACHTERGROND
GO WEST
7TH (GALLOWAY) BATTALION KING’S OWN SCOTTISH BORDERERS IN GEVECHT
– Erik Jellema | foto’s: Collectie Robert Sigmond
De VVAM organiseert in 2021 de battlefield (fiets)tour ‘7th (Galloway) Battalion KOSB in de Slag om Arnhem’. De felle strijd van de ‘7 KOSB’ is het navertellen waard; een korte introductie op de gevechtshandelingen gedurende de eerste drie dagen op het noordwestelijke deel van het strijdtoneel.
Het 7th (Galloway) Battalion King’s Own Scottish Bor-derers (7 KOSB) werd vóór operatie Market onder bevel gesteld van de 1st Airlanding Brigade. Het bataljon landde op 17 september 1944 in gliders op LZ S en kreeg als initi-ele taak het beveiligen van de Ginkelse Heide bij Ede, waar een dag later de 4th Parachute Brigade voet aan de grond zou zetten. Op dag drie van de operatie had het bataljon de opdracht landingszone LZ L bij Papendal (Johannahoeve) veilig te stellen voor de komst van het zware materiaal van de 1st Independent Polish Parachute Brigade. Na het eerste treffen met de vijand konden voorgaande plannen voor een deel overboord. Wat bleef was de uitzonderlijke opdracht om als één van de weinige eenheden in westelijke richting op te trekken, zoals beschreven in het boek Off at Last.
ORGANISATIE
Op 16 september werden de briefings afgerond. 7 KOSB zou met het Battalion Headquarters Company, een deel van Support Company en A Company vertrekken vanaf vliegveld RAF Blakehill Farm, niet al te ver van Oxford. B, C, D Company en de rest van Support Company ston-den gereed in Broadwell transit camp voor vertrek van RAF Down Ampney, zo’n 7 kilometer noordelijk van Blakehill Farm. 7 KOSB vertrok op 17 en 18 september met 765 man in 56 Horsa’s en 1 Hamilcar, vanaf vliegveld RAF Tarrant Rushton. De eenheid bestond uit: Battalion Headquarters Commanding officer: Lieutenant-Colonel R. Payton-Reid Second-in-command: Major J.S.A. Coke Headquarters Company: Major A.V. Cochran Signals Platoon: Lieutenant W.J.M. Lamond Pioneer Platoon: Lieutenant J. Chrystal Support Company: Major H.R. Hill Mortar Group: Captain G.W. Steer Medium Machine Gun Group: Captain J.W. Coulthard Anti-Tank Group: Captain R. Bannatyne A Company: Major R.G. Buchanan B Company: Major M.B. Forman C Company: Major G.M. Dinwiddie D Company: Major C.G. Sherriff
Na een vlucht van zo’n tweeëneenhalf uur bereikten slechts 46 van de 56 gliders om 13.15u de landingsterreinen ten noorden van Wolfheze. Van de zestien ‘infanteriepelotons’ kwamen er twee niet aan: één vanwege een crashlanding bij Dreischor in Zeeland (zie Ministory 31 ‘’Scallywags’, de noodlanding van glider 283 / ‘Scallywags’) en een an-der, No.7 Platoon van B Coy, werd de volgende dag pas ingevlogen.
LZ S was gemarkeerd door No.3 Platoon van de Pathfin-ders, onder leiding van Lieutenant Ashmore. De 46 gliders landden met hun neus in de westenwind. Bij het verzamel-punt aan de westkant van de landingszone, net naast de huidige snelweg A12, speelde Piper Lance-Corporal Willie Ford de regimental march Blue Bonnets over the Border.
DE GINKELSE HEIDE
Een uur na de landing was het A Coy, onder leiding van Major Buchanan, die als eerste naar haar opstelling langs de weg Ede-Arnhem vertrok. De Nederlandse commando Adriaan Beekmeijer was aan 7 KOSB toegewezen om op te treden als gids, tolk en ondervrager van krijgsgevangenen.
Aangekomen bij Planken Wambuis ging het gros van A Coy in stelling. No.4 Platoon liep in de richting van Ede, waar het zich in de bosrand aan de oostkant van de Ginkelse Heide ingroef. A Coy zag zich al snel geconfronteerd met vrachtwagens en/of ziekenauto’s vol met gewapende Duitsers. In de avond waren er schermutselingen bij No.4 Platoon, later in de nacht zelfs gevolgd door vuurgevechten met de vijand die in compagniessterkte aanviel. Het pelo-ton had een 6-pdr-antitankkanon onder commando.
De overige compagnieën van 7 KOSB hadden aan het ein-de van de middag van de 17e ook opstellingen betrokken rondom de Ginkelse Heide. De aankomst van de 4th Para-chute Brigade werd de volgende dag verwacht om 10.00u.
De twee pelotons van D Coy werden aangewezen als batal-jonsreserve. No.16 Platoon van D Coy kreeg de opdracht een aantal barakken op de heide in bezit te nemen.
De Duitse eenheid die in de nacht van 17 op 18 september op de Ginkelse Heide infiltreerde was SS-Wachbataillon 3, met een sterkte van zo’n 600 man. Het bataljon bestond uit Duits kader en Nederlandse Waffen-SS-soldaten die in Amersfoort de buitenzijde van Polizeiliches Durchgangsla-ger Amersfoort bewaakten. Rauter, als chef van de politie- en SS-bewakingseenheden in Nederland had dit bataljon onder leiding van SS-Sturmbannführer Helle onder bevel gesteld van General von Tettau. Von Tettau had het batal-jon opgedragen op te trekken richting Oosterbeek, om de gelande Britse parachutisten vanuit het westen aan te val-len.
MAANDAG 18 SEPTEMBER
Gedurende de nacht waren er kleine schermutselingen. Ge-brekkige verbindingen maakten echter dat de Britten geen idee hadden van wie tegenover hen stond. Bij het ochtend-gloren vermoedde de bataljonscommandant dat het bos aan de noordoostkant van de heide in Duitse handen was, waarop hij D Coy opdroeg het gebied in te nemen.
Gedurende de nacht was het Wachbataillon erin geslaagd over de heide uit te waaieren. No.16 Platoon, bij de barak-ken, werd overrompeld. Het bataljon moet daarvoor on-gezien de posities van B Coy gepasseerd zijn, over de weg Ede-Arnhem.
Toen het licht werd kwamen alle compagnieën van 7 KOSB in gevecht met de SS. B Coy rapporteerde zelfs dat zij een pantservoertuig hadden uitgeschakeld met een 6pdr-anti-tankkanon. C Coy had een rustige nacht en zond alleen patrouilles uit in de bossen aan de westkant van de heide.
De resterende pelotons van D Coy, onder leiding van Ma-jor Sherriff, trokken om de betwiste barakken heen, in de richting van het bos aan de noordzijde. Bij die gevechten is de Canadese Lieutenant Kipping gesneuveld. Lt. Col.
Payton-Reid had zijn reserve al ingezet toen hij geconfron-teerd werd met de vijand aan de oostzijde van de heide.
Een ad hoc samengestelde eenheid onder leiding van Major Hill, de commandant van Support Coy, werd ingezet om hiertegen op te treden. Tegen de middag is Major Hill bij het oversteken van het zandtracé gesneuveld.
Om 15.00u arriveerde de 4th Parachute Brigade, vijf uur
later dan gepland. No.3 Platoon van de Pathfinders, de-zelfde groep als op LZ S, verzorgde opnieuw de markering van de dropzone. 7 KOSB trachtte vlak voor de landing de vijand aan te vallen; een aantal man van Wachbataillon 3 werd in het gevecht uitgeschakeld, en het gros nam de benen.
A Coy is na de landing vermoedelijk onmiddellijk vertrok-ken in de richting van de opstellingen bij Johannahoeve.
Toen zij de Schweisserhöhe bereikten, zo’n 900 meter ten westen van de Dreijenseweg, werden ze onder vuur geno-men. De bataljonsleiding had geen verbinding met deze compagnie. Tegen 19.00u vertrok ook 4th Parachute Bri-gade naar de Dreijenseweg. Vanwege de gewijzigde tacti-sche situatie werd Brigadier Hackett opgedragen zijn 11th Battalion af te staan aan 1st Parachute Brigade, waarvoor hij 7 KOSB in ruil kreeg. Laatstgenoemde eenheid moest echter nog steeds LZ L beveiligen voor de aankomst van gliders op 19 september. Na het invallen van de duisternis vertrok de rest van 7 KOSB richting LZ L. B Coy werd even na het passeren van boerderij Johannahoeve bescho-ten, waarop de eenheid zich terugtrok op dit complex dat eveneens dienstdeed als tijdelijk bataljonshoofdkwartier.
DINSDAG 19 SEPTEMBER
Aan het begin van de dag werd C Coy, vanuit hun stellin-gen in het bos tussen de boerderij en het spoor, gevraagd een vuurbasis te vormen voor de aanval van het 156 Para-chute Battalion. Deze offensieve actie was gericht op het innemen van de hoger gelegen gronden ten oosten van de Dreijenseweg, om van daaruit door te stoten in de richting van Arnhem, waar 1st Parachute Brigade ter hoogte van het Sint Elisabeths Gasthuis om steun verlegen zat. Het gevecht van 4th Parachute Brigade in de omgeving van de Dreijenseweg duurde tot in de middag. Tegen 12.00u werden de posities van 7 KOSB zelfs door Duitse Messer-schmitt 109- en Focke-Wulf 190-jachtvliegtuigen onder vuur genomen.
De aanval van 4th Parachute Brigade mislukte. Generaal Urquhart, net teruggekeerd op zijn divisiehoofdkwartier in Hartenstein, begreep dat Wolfheze ieder moment door de Duitsers kon worden ingenomen. Hij gaf Brigadier Hac-kett opdracht om terug te trekken. B Coy van 7 KOSB kreeg orders om met een aantal man een overgangslocatie over de spoorlijn veilig te stellen. Deze werd gevonden bij station Wolfheze. Een aantal onderdelen stak oostelijker het spoor over. HQ Coy, D Coy en A Coy kregen te maken met aanvallen van Duitsers uit noordelijke richting. Na een verlaat vertrek uit Engeland landden tegen 16.00u 26 van de geplande 35 gliders, te midden van deze gevechten. A Coy had problemen om terug te keren naar de eigen linies en Major Buchanan werd krijgsgevangen gemaakt. Tijdens deze terugtrekking viel 7 KOSB uiteen. Major Forman en zijn manschappen trokken terug over de spoordijk en door een tunnel onder het spoor. Forman kreeg van Hackett bevel om bij hem te blijven. De volgende morgen, woensdag, kon hij gaan met een peloton van B Company. Hij bereikte hotel Wolfheze en hergroepeerde daar ongeveer 100 man, inclusief parachutisten. Hij wist niet waar hij heen moest, en besloot de beek te volgen richting de Rijn. Aan de over-kant van de Wolfhezerweg is de hele groep krijgsgevangen genomen. De rest van 7 KOSB liep van de verzamelplaats in Wolfheze terug naar Oosterbeek, waar ze in het donker terecht kwamen in de omgeving van Hotel Dreijeroord, dat al snel te boek kwam te staan als het ‘White House’.
LAATSTE STRIJD EN EVACUATIE
Met het verlies van A en B Coy was 7 KOSB gedurende de laatste dagen van de strijd in Oosterbeek aangewezen op de restanten van voornamelijk HQ Coy, Support Coy, B (één peloton), C en D Coy. Toen de situatie niet langer houd-baar was, volgde terugtrekking in de richting van de Paul Krugerstraat. 4 officieren en 70 man wisten te ontkomen tijdens de evacuatie over de Nederrijn.
Het gros van het bataljon, merendeels gewond, eindigde in krijgsgevangenschap. Van de in totaal 44 officieren en 721 manschappen die bij Arnhem landden, zouden 119 man de slag en de nasleep ervan niet overleven. Major Coke vond
de dood tijdens operatie Pegasus II. Een aantal mannen overleed als krijgsgevangene.
Bronnen • Sigmond, R., Off at Last, an illustrated history of the 7th (Galloway) Battalion The King’s Own Scottish Borderers 1939-1945 (Wageningen 1997). Een prachtig geïllus-treerde uitgave van R.N. Sigmond Publishing. Dit boek is inmiddels herdrukt. • Nattrass, G., Door de hel van Oosterbeek 1944 (Kruiningen 1984). • Verhoef, C., De slag om de Ginkelse Heide (Soesterberg 2002).
Met dank aan Robert Sigmond.
Aanmelden voor deze battlefield tour kan te zijner tijd via de VVAM-website. De gevechten in Oosterbeek, bij hotel Dreijeroord, zullen onderwerp zijn van de later te plannen battlefield tour ‘Noordelijke perimeter’.
CONFLICTARCHEOLOGIE
OORLOG IN LINGEZEGEN – Martijn Reinders
In de jaren ’90 raakte het gebied tussen Arnhem en Nijmegen steeds meer bebouwd. Als tegenhanger werd een groene bufferzone aangewezen. Dit is het huidige Park Lingezegen: een veelzijdig gebied van ruim 1.700 hectare, dat grenst aan Arnhem-Zuid, Huissen, Elst en Bemmel en dat doorloopt tot aan Nijmegen-Lent. Het is anno 2021 een eldorado van woongenot, recreatie, speelplezier en natuurschoon. De Tweede Wereldoorlog heeft hier echter een vernietigende uitwerking gehad.
De gevechten in Lingezegen hebben lange tijd in de scha-duw gestaan van de Slag om Arnhem en operatie Market Garden, maar doen hier niet voor onder wat betreft men-selijk leed en materiële schade. Onlangs verscheen hierover Oorlog in Lingezegen: een oorlogsboek met een archeolo-gisch karakter. De grote lijnen van militaire bewegingen worden afgewisseld met persoonlijke en lokale verhalen, verteld aan de hand van in de bodem gevonden objecten.
Deze vondsten geven een indringend beeld van de volledi-ge vijf oorlogsjaren in Park Lingezegen.
Met de aanleg van Park Lingezegen en nieuwbouwwijken als Schuytgraaf, Westeraam, Visveld en De Stelt kwamen de littekens uit deze tijd weer naar boven. Bij de archeo-logische en explosievenonderzoeken werden talloze voor-werpen gevonden zoals wapens, munitie, militaire uitrus-ting en persoonlijke stukken. Tevens zijn enkele tientallen vermiste soldaten teruggevonden, zowel Britten als Duit-sers. Een deel van hen heeft door het onderzoek van de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Land-macht een naam, gezicht en rustplaats (terug)gekregen. In Oorlog in Lingezegen worden hun verhalen voor het eerst gepresenteerd. Dit artikel geeft een voorproefje op deze niet eerder vertelde levenslopen.
OVER-BETUWE IN DE FRONTLINIE
De globale schets van de krijgsverhandelingen start met het mislukken van Market Garden, met een kantelpunt op 21 september 1944. Het lukte de geallieerden de voorgaande dag de Nijmeegse bruggen ongeschonden in handen te krijgen. De Arnhemse verkeersbrug werd ech-ter weer in gebruik genomen door de Duitsers nadat zij John Frost en de mannen onder zijn commando hadden verdreven. Later op die dag landde de 1st Independent Polish Parachute Brigade, waar nu de Arnhemse wijk
Schuytgraaf ligt. Op hun beurt plaatsten de Duitsers weer een afweerscherm in het Elderveld en langs de hoge spoordijk tussen de Nederrijn en Elst.
De Duitsers en geallieerden troffen elkaar in eerste instan-tie zuidelijk en westelijk van Elst, zoals bij Oosterhout en Bemmel. Na harde gevechten kwam het gebied rond Elst en Bemmel in geallieerde handen. Zo gebeurde het dat het front hier eind september enige dagen stabiliseerde. Maar niet voor lang. Ondertussen had Hitler aan Model (de commandant van Heeresgruppe B) het bevel gegeven om een tegenoffensief te organiseren. Hiervoor zouden twee pantserdivisies vanuit Aken naar de Over-Betuwe worden verplaatst. Ook de restanten van de 10. SS-Panzerdivision ‘Frundsberg’ zouden hier een rol gaan spelen. Het doel: via Elst de Nijmeegse bruggen heroveren.
SPOORWEGOVERGANG DE LAAR
De verhuizing van de Duitse divisies kende enige vertra-ging. Het startschot voor de tegenaanval werd dan ook pas gegeven in de vroege, mistige ochtend van 1 oktober 1944. Over een breed front bestookten de Duitse infan-terie en tanks de inmiddels goed ingegraven geallieerden van de Britse 43rd (Wessex) en 50th (Northumbrian) infanteriedivisies, gesteund door de tanks van de Guards Armoured Division.
Eén van de bloedigste veldslagen vond plaats bij de spoor-wegovergang bij de toenmalige boerderij De Laar. Een deel van het vijfde bataljon van het Wiltshire Regiment had zich hier verschanst. Zij zouden het opnemen tegen het eerste bataljon van het Panzergrenadier-Regiment 156. De overgang bestaat niet meer: er is een fietstunnel voor in de plaats gekomen. Tegenwoordig is dit het zuidelijkste puntje van de wijken Schuytgraaf en De Laar-West, op de rand van Park Lingezegen.
De intensiteit van de gevechten kan in eerste instantie wor-den uitgedrukt in cijfers. Twee Britse compagnieën, zo’n
500 man, vochten hier tegen een grote Duitse overmacht, die werd gesteund door tanks en gemotoriseerd geschut.
Rond de spoorwegovergang sneuvelden in minder dan een week tijd meer dan zeventig Britten. Onder hen zijn tot op heden nog zeventien vermisten. Na de eerste twee dagen waren er bij het Duitse 156ste regiment tussen De Laar en Elst al meer dan honderd man uitgevallen (gewond, gesneuveld, vermist). Hun totale verliezen zullen dan ook veel hoger hebben gelegen. Tijdens de werkzaamheden voorafgaand aan de nieuwbouw van Schuytgraaf werden niet minder dan twaalf vermisten teruggevonden: vier ‘Wiltshires’ en acht Duitsers.
De getallen spreken voor zich. De verhalen die schuilgaan achter de gevonden voorwerpen zoals in de veldgraven ge-ven een indringender beeld van de strijd.
“A BRAVE CORNISHMAN”
Eén van deze vermisten werd in 2003 tijdens onder-zoek naar niet-gesprongen explosieven gevonden. Zijn veldgraf lag binnen de na de oorlog gesloopte boerderij De Laar, alwaar B Company zich had ingegraven. Het stoffelijk overschot lag ondiep, op zijn rechterzij en met opgetrokken knieën. Bij de stoffelijke resten lag een groot deel van zijn uitrus-ting. De persoon droeg een helmtype Mark II bij zich (ook wel Brodie genoemd), een set eetketels (mess tins genaamd) en militaire enkelschoenen. Dit was de eerste aanwijzing dat het om een Britse gesneuvelde ging. Zijn persoonlijke bezittingen bestonden uit onder andere twee scheermessen, een scheerkwast, tandenborstel, haarkam en munten.
Het onderzoek van de BIDKL wees uit dat het om de negentienjarige Private Lewis James Curtis ging. Hij was tijdens de gevechten bij het huidige Park Lingezegen als vermist opgegeven. Curtis werd op 21 december 1924 ge-boren in Liskeard in Cornwall, het uiterste zuidwesten van Groot-Brittannië. Als hij het wereldconflict zou hebben overleefd, dan was hij waarschijnlijk nog steeds kleermaker van beroep geweest. Blijkbaar had hij deze bezigheid nog niet helemaal losgelaten, aangezien hij in zijn graf vinger-hoedjes bij zich droeg. Mogelijk repareerde hij (tussen de gevechten door) de kleren van zijn kameraden.
In maart 1943 ging Curtis in militaire dienst. Zijn vuur-doop kreeg hij in Normandië, bijna een maand na D-Day.
Als onderdeel van de 43rd (Wessex) Infantry Division landde het 5th Battalion The Wiltshire Regiment eind juni 1944 in Frankrijk. Vanaf dat moment maakten zij hevige gevechten mee in Noord-Frankrijk en trokken zij als één van de eerste eenheden over de Seine. Na Market Garden kwamen zij in Lingezegen terecht, waar zij in de hardste gevechten tot dat moment verzeild raakten.
Lewis James Curtis werd in het bijzijn van enkele van zijn nabestaanden in 2012 ceremonieel ter aarde besteld. Hij rust nu op de militaire begraafplaats in Oosterbeek. Zijn persoonlijke bezittingen zijn overgedragen aan zijn familie.
EEN JONGE MONTEUR
Ook Duitsers die hier zijn gesneuveld hebben een naam teruggekregen. Eén van hen is Grenadier Herbert Erbe.
Hij werd in 2002 bij de boerderij oostelijk van De Laar teruggevonden. Dit eerste grote gebouw westelijk van de spoorwegovergang was door D Company van de 5th Wilt-shires ter verdediging ingericht, maar werd ook enige keren veroverd door Duitse soldaten. Bij deze gevechten bevond de derde compagnie (3./Panzergrenadier-Regiment 156) zich regelmatig in de voorhoede. Hun verliezen waren dan ook extreem hoog.
Erbe moet de oorlog tot dan toe echter heel anders hebben ervaren dan Curtis. Deze achttienjarige jongen uit Sterkel-shausen in Midden-Duitsland was nog niet lang in militai-re dienst. Thuis, in het burgerleven, was hij monteur. Als dienstplichtige kwam hij terecht op een militair vliegveld.
Hij behoorde daar tot het Flieger-Ersatz-Bataillon VII, en dus tot de Luftwaffe. Na de geallieerde invasie zagen de Wehrmacht en Waffen-SS zich genoodzaakt steeds vaker minder goede, tot zelfs niet opgeleide mannen en jongens naar het front te sturen. Vanwege het tekort aan manschap-pen kwam luchtmacht- of marinepersoneel zo aan het westfront terecht.
Het is gezien zijn achtergrond en leeftijd evident dat Erbe geen enkele ervaring had in zware grondgevechten. Toch kwam hij, honderden kilometers van zijn thuis, aan zijn einde aan het front. Het osteologisch onderzoek van de BIDKL was duidelijk: zijn schedel bleek versplinterd. Hij moet op slag dood zijn geweest.
Een opvallende vondst uit zijn veldgraf is een aluminium speldje met een geel, vierkant banier met in de hoeken ha-kenkruizen en in het midden een Luftwaffe-adelaar. Het is geen militaire onderscheiding, maar een verzamelobject. Er bestonden twintig varianten, elk van één legeronderdeel. Al deze speldjes konden worden gekocht in het kader van het Winterhilfswerk. De opbrengst van deze inzamelacties ging naar arme Duitse burgers. De achttienjarige Erbe droeg het speldje (bij gebrek aan echte onderscheidingen zoals die van zijn oudere kameraden) mogelijk om zijn Luftwaffe-trots te tonen.
Herbert Erbe werd met een eenvoudige dienst in 2003 bij-gezet in een graf op de Duitse militaire begraafplaats van Ysselsteyn. Nabestaanden werden niet getraceerd.
LEVENSLOPEN
De hierboven beschreven veldgraven geven een inkijkje in het leven van de gezichten achter de vele gesneuvelden.
Beide jongemannen zouden waarschijnlijk een heel andere levensloop hebben gehad.
De verhalen van de vele slachtoffers laten zien hoe een con-flict op mondiale schaal zich kan manifesteren op een relatief klein stukje grond. Er werden geharde, ervaren frontsoldaten teruggevonden maar (aan Duitse zijde) ook onervaren oude-re mannen en zelfs kindsoldaten. Aan geallieerde zijde kwam de infanterie oorspronkelijk uit alle windstreken van het Ver-enigd Koninkrijk, van Londen tot Wales en Noord-Ierland.
De Duitsers kwamen uit alle hoeken van het voormalige Reich, zelfs uit wat nu Tsjechië en Polen is. Een opvallend groot aandeel van de teruggevonden vermisten was afkom-stig van de Luftwaffe of Kriegsmarine.
Archeologisch onderzoek, wetenschappelijk, gravend en specifiek gericht op het tijdvak Tweede Wereldoorlog, was tijdens de ontwikkeling van Schuytgraaf en Park Lingeze-gen nog onderbelicht. De resultaten in dit boek laten ech-ter, hetzij voorzichtig, de potentie zien van de waarde die gedegen archeologisch onderzoek kan toevoegen. Ook kan het pleiten voor meer samenwerking tussen diverse discipli-nes, zodat verhalen zoals die hierboven een groter publiek kunnen bereiken.
Uiteindelijk kleeft aan alle objecten dezelfde constatering: welk leed oorlog teweegbrengt. Met (de productie van) dit boek is gebleken dat het bodemarchief de zeggingskracht heeft om op intieme en confronterende wijze deze bittere ernst aan het licht te brengen. Deze rol zal in de toekomst waarschijnlijk alleen maar groter worden.
De hier besproken en andere lotgevallen kunnen worden gelezen in het boek Oorlog in Lingezegen. Dit is verkrijg-baar op internet: https://greenhouse-advies.nl/boek-oor-log-in-lingezegen/ Martijn Reinders is als archeoloog, met een specialisatie in onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog, werkzaam bij Greenhouse Advies Archeologie.
Geraadpleegde literatuur voor het historische deel van dit artikel: • Brouwer, J., Strijd om Elst (Elst 1984). • Gerritsen, B., Revell, S., Retake Arnhem bridge. An illustrated history of Kampfgruppe Knaust, September-October 1944 (Renkum 2010). • Guderian, H.G., Das letzte Kriegsjahr im Westen. Die Geschichte der 116. Panzer-Division – Windhund-Division, 1944-1945 (Aachen 2010).
Met dank aan de BIDKL voor het beschikbaar stellen van hun rapporten.
ANALYSE
EEN MAN IN ZIJN CARAVAN
EEN BESCHOUWING VAN URQUHARTS KEUZES EN BESLUITEN (12-17 SEPTEMBER ‘44) – Otto van Wiggen, met medewerking van Erik Jellema
Het falen van de gevechtsacties ten noorden van de Nederrijn tijdens Market Garden wordt met name aan Britse zijde toegeschreven aan een veelheid van factoren. De afstand tot de brug, de onverwachte Duitse tegenstand, het slechte weer en de langzame opmars van XXX Corps zijn enkele van de meest bekende. Maar welke invloed had het plan van de divi-siecommandant van 1st Airborne Division nou eigenlijk op het strijdverloop?
Hoewel meestal gebruikt als korte introductie voor be-schrijvingen van de slag, blijft Urquharts planvorming, en de ontplooiing van zijn plannen bij het begin van de strijd, meestal buiten beschouwing. Dit artikel beoogt Urquharts besluitvormingsproces te beoordelen en poogt aan te tonen dat binnen de aan de divisie opgelegde restricties weldege-lijk andere keuzes mogelijk zouden zijn geweest.
Op zondag 10 september 1944 stemt opperbevelhebber Eisenhower op het vliegveld Melsbroek bij Brussel in met Montgomery’s operatie Market Garden. De divisiecom-mandanten in Engeland worden diezelfde dag nog door Browning geïnformeerd over hun rol in de operatie. Een dag later, nadat detailafstemming met de Royal Air For-ce en de IX US Air Force heeft plaatsgevonden over het beschikbare luchttransport, worden de implicaties voor de 1st Airborne Division duidelijk. Op advies van de RAF is besloten af te zien van luchtlandingen bij duisternis. Daar-naast besluit de Amerikaanse commandant van het First Allied Airborne Army, Lieutenant-General Brereton, dat slechts één lift per dag mogelijk is. Vanwege de verwachte aanwezigheid van sterke Duitse luchtafweer rond de ver-keersbrug bij Arnhem en vliegveld Deelen wijst de RAF landings- en droppingsgebieden toe op zo’n tien kilometer van de verkeersbrug. Als gevolg van de beperkte beschik-baarheid van (zweef)vliegtuigen en de opgelegde restricties, zijn drie dagen nodig om de gehele divisie in te vliegen.
URQUHARTS PLAN
Major-General Roy Urquhart is 42 jaar als hij op 7 januari 1944 de nieuwe divisiecommandant wordt van de 1st Air-borne Division. Urquhart is een officier van The Highland Light Infantry en is als buitenstaander verrast wanneer hij door Lieutenant-General Browning voor deze positie wordt gevraagd. Field Marshal Montgomery moet daarin een rol hebben gespeeld. Montgomery hield een notitieboekje bij van officieren die in zijn ogen geschikt waren voor bevor-deringen. Urquhart was in Sicilië als brigadecommandant positief opgevallen.
Hoewel hij geen airborne-achtergrond heeft, maakt dat volgens hem op de grond niet zoveel uit: ”Once the airborne troops are on the ground, the rules of war that I’m accustomed to are largely the same”, luidt zijn opvatting, hierbij voor-bijgaand aan het gegeven dat luchtlandingseenheden van nature de vuurkracht, mobiliteit en bescherming ontberen die reguliere gepantserde eenheden nu eenmaal wel heb-ben. Urquhart is niet echt blij met de opgelegde beperkin-gen, maar accepteert het aantal aan zijn divisie toegewezen vliegtuigen, dat veel lager is dan bij de 82nd en 101st Air-borne Divisions. Ook legt hij zich neer bij de onwil van de RAF om zweefvliegtuigen in de directe omgeving van de verkeersbrug te laten landen. Dat Browning twee dagen voor de start van de operatie maar liefst 38 zweefvliegtui-gen opeist voor het transport van zijn hoofdkwartier zorgt voor verdere beperkingen. Ook dat accepteert Urquhart zonder morren. Met de gegeven opdracht en het beschik-bare bestand aan vliegtuigen in het achterhoofd trekt hij zich op 11 september terug in zijn commandocaravan, die hij had neergezet naast het hoofdkwartier van Brownings 1st Airborne Corps in Moor Park in Hertfordshire, aan de noordwestrand van Londen. Urquhart vertoeft daar al enkele weken met zijn planningsstaf om samen met het hoofdkwartier van Browning de verschillende operaties te plannen.
Urenlang zit hij daar in alle eenzaamheid gebogen over kaarten en luchtfoto’s. Nadat hij zijn besluiten heeft ge-nomen, informeert hij op 12 september om 17.00u zijn stafofficieren, die zijn plan zullen omzetten in brigade-opdrachten.
ANALYSE: BESCHIKBARE ALTERNATIEVEN
• Vreemd genoeg heeft Urquhart, ondanks zijn onervaren-heid en onbekendheid met het luchtlandings-optreden, besloten de analyse van de opdracht geheel in zijn eentje te doen. Hij betrekt zijn staf noch brigadecommandan-ten, waar ‘parallel planning’, zeker gezien zijn onervaren-heid met luchtlandingen, logisch en wenselijk zou zijn geweest. Een divisiecommandant van een parachutisten-divisie zonder airborne-ervaring had op zijn minst Lath-bury als zijn meest ervaren brigadecommandant bij zijn initiële beslissingen kunnen, en misschien wel moeten betrekken. • Zijn voorstel, door tussenkomst van Colonel George Chatterton (commandant van The Glider Pilot regi-ment) bij Browning om een ‘coup de main-macht’ te gebruiken om de verkeersbrug in Arnhem bij verrassing in te nemen, wordt door Browning van tafel geveegd: “George it’s too late. It has all been decided.” Wellicht zag Browning het niet zitten terug te gaan naar Brereton.
Major-General Gale, commandant van de 6th Airborne Division in Normandië, zou tegen Browning hebben ge-zegd dat zo ver van de brug landen ‘desastreus’ zou zijn voor het slagen van de operatie. Volgens Gale worden ook zijn opmerkingen terzijde geschoven. • In tegenstelling tot de Amerikaanse 82nd en 101st Air-borne Divisions reserveert Urquhart op de eerste dag een derde van zijn capaciteit aan zweefvliegtuigen voor divi-sietroepen. De commandanten van de Amerikaanse di-visies, Brigadier-General James Gavin en Major-General Maxwell Taylor, hadden op basis van eerdere gevechts-operaties het belang vastgesteld om direct vanaf het begin van een luchtlanding zo veel mogelijk gevechtseenheden beschikbaar te hebben. Zij besluiten dan ook om hun organieke drie Parachute Infantry Regiments, in sterkte vergelijkbaar met een Britse parachutistenbrigade, direct bij de eerste lift in te vliegen. Taylor eist dat zijn troepen bij elkaar landen, en niet verspreid over een aantal klei-nere DZ’s en LZ’s, zoals aanvankelijk wordt voorgesteld. • Urquhart had, vergelijkbaar met zijn Amerikaanse colle-ga’s, op de eerste dag drie van zijn infanteriebrigades kun-nen inzetten. De 153 C-47 Dakota’s van No.46 Group, die in zijn plan waren voorbestemd om de Airlanding Brigade met zweefvliegtuigen te vervoeren, hadden (in retrospect) ook de gehele 4th Parachute Brigade kunnen inzetten. Met 206 omgebouwde bommenwerpers van No.38 Group bleven er voldoende vliegtuigen over om de 153 zweefvliegtuigen van de voltallige 1st Airlanding Brigade te vervoeren. De capaciteit van de overige circa 40 zweefvliegtuigen zou dan beschikbaar kunnen wor-den gesteld ten behoeve van het eerste deel van de divi-sietroepen. Urquhart had met deze indeling van de aan zijn divisie toegewezen vliegtuigen op 17 september over drie infanteriebrigades kunnen beschikken.
• Een andere, eenvoudigere oplossing had kunnen zijn om, uitgaande van het door Urquhart opgestelde plan, met alle eenheden op dag 1 (1st Parachute Brigade, 1st Airlanding Brigade en divisietroepen) direct de aanval op de bruggen in te zetten. Deze beperkte strijdmacht zou, ten noorden en zuiden van de verkeersbrug over de Rijn, een sterk bruggenhoofd hebben kunnen vormen, met daarbinnen een DZ voor het droppen van verster-kingen en voorraden op dag 2. Beveiliging van DZ’s en LZ’s op grote afstand van de brug was dan niet nodig geweest. Deze keuze zou tot een kleinere ‘footprint’ heb-ben geleid: er zouden minder zweefvliegtuigen nodig zijn geweest om het zwaardere materiaal van de divisie-troepen te transporteren. Niet een voltallig Light Artil-lery Regiment met 24 houwitsers, maar slechts twaalf.
Misschien zou één field ambulance-hospitaal voldoende zijn geweest. Ook zouden er niet, zoals in het plan van Urquhart, 83 antitankkanonnen nodig zijn geweest om twaalf infanteriebataljons te versterken, maar nog maar 36 6-pounder-antitankkanonnen (zes per bataljon) voor zes bataljons. Met deze footprint zouden ruim voldoen-de Horsa-zweefvliegtuigen beschikbaar zijn geweest om én het voltallige 2nd Battalion, The South Staffordshire Regiment in te zetten én gelijktijdig 38 zweefvliegtuigen af te staan voor het invliegen van het hoofdkwartier van Browning. Als daarnaast zou zijn gekozen voor één DZ (DZ L, het dichtst bij het aanvalsdoel), dan had het ver-trek van Recce Squadron geen twee uur gekost, maar zou driekwartier haalbaar moeten zij geweest.
LANDING EN ONTPLOOIING VAN 1ST AIRB. DIV.
De gevolgen van de transportplanning van 1st Airborne Division voor Market Garden zijn algemeen bekend: alleen 1st Parachute Brigade en 1st Airlanding Brigade landen op 17 september. Omdat laatstgenoemde eenheid de opdracht krijgt een aantal DZ’s en LZ’s te beveiligen, zijn bij het be-gin van de operatie slechts drie parachutistenbataljons van de brigade en één Reconnaissance Squadron beschikbaar om de aanvalsdoelen in Arnhem te overmeesteren.
1st Airborne Division kreeg voor haar deel van de operatie op 17 september 502 vliegtuigen en 359 gliders toegewe-zen. 143 van de 502 vliegtuigen, C-47 Dakota’s droppen 1st Parachute Brigade. De overige 359 vliegtuigen van de RAF waren voorbestemd om op de eerste dag evenzoveel zweefvliegtuigen te transporteren met daarin: de Airlan-
ding Brigade, het Reconnaissance Squadron, de voltallige capaciteit aan antitankwapens, evenals een groot deel van de divisietroepen.
Wanneer even na 12.30u op 17 september de eerste 180 valschermen van de pathfinders van 21st Independent Parachute Company in de lucht hangen tussen Renkum en Wolfheze, hebben de Duitsers een duidelijke indica-tie dat er iets op handen is. Tussen 13.00u en 13.18u landen 153 Horsa zweefvliegtuigen met de drie in-fanteriebataljons van de Airlanding Brigade op LZ S. Om 13.40u geeft het II. SS-Panzerkorps van Bittrich algeheel alarm en stuurt daarna een waarschuwingsbevel naar de 9.SS Panzer-Di-vision. Die alarmeert om 14.00u een aantal Alarm-Einheiten die zich in de omliggen-de dorpen bevinden. Zo snel zelfs dat de eerste Alarm-Einheiten al vanaf 15.00u in de richting van Arnhem vertrekken. Ondertussen ontbreekt het bij de ontplooiing van Urquharts plan en de Britse opmars aan snelheid en doelge-richtheid. Omdat de voertuigen van het Reconnaissance Squadron en hun bemanningen gescheiden zijn geland op res-pectie-velijk LZ Z en DZ X, moe-ten eerst de jeeps uit de Horsa’s worden gehaald. Pas daarna kunnen de bemanningen worden opgehaald die met parachutes zijn geland op DZ X. Hierdoor gaat veel tijd verloren. Pas om 15.35u, twee uur nadat zij zijn geland op LZ Z, vertrekt de verkenning-seenheid naar de verkeersbrug bij Arnhem. Er is nu zoveel tijd verstreken dat Krafft’s bataljon de gelegenheid heeft gekregen om in opstelling te komen langs de Wolfhezer-weg. Van daaruit weten ze om 15.45u het Reconnaissance Squadron te stoppen. Ook de parachutistenbataljons van 1st Parachute Brigade verliezen direct na de landing al veel tijd. De brigadecommandant wil eerst zeker weten of alle eenheden van de brigade compleet zijn, voordat ze mogen vertrekken. Hoewel alle bataljons om 14.45u vertrekge-reed zijn op de verzamelplaats, geeft de brigadecomman-dant van 2nd en 3rd Parachute Battalions pas om 15.10u toestemming voor de opmars. 1st Parachute Battalion kan zelfs pas om 15.30u vertrekken. De uitkomst van de eerste gevechtsdag in Arnhem is bekend: alleen 2nd Parachute Battalion weet rond 20.00u de verkeersbrug in Arnhem te bereiken.
Aan Duitse zijde gebeurt het volgende: SS-Panzer-Auf-klärungs-Abteilung 9 van SS-Sturmbannführer Viktor Gräbner bevindt zich op zondagmiddag in een afwach-tingsgebied in Hoenderloo. Rond het middaguur is ook de commandant van de 9. SS-Panzer-Division, SS-Stand-artenführer Walter Harzer, daar aanwezig. Om 14.40u verstrekt Harzer daar een waarschuwingsbevel aan zijn divisie. De Aufklärungs-Abteilung heeft op dat moment zijn ongeveer 30 overgebleven pantservoertuigen gereed gemaakt om met de trein naar Duitsland te laten vervoe-ren. Dat plan wordt nu razendsnel aangepast. Voordat Harzer teruggaat naar zijn commandopost in Beekbergen geeft hij Gräbner opdracht zo snel mogelijk en zo veel mo-gelijk voertuigen verplaatsingsgereed te maken. Gräbners bataljon vormt op die zondagmiddag de enige mobiele en gepantserde eenheid waarover de 9. SS-Panzer-Division kan beschikken. Vlak voor zijn vertrek krijgt Gräbner om 16.30u een gedetailleerdere opdracht: 1) verken met een deel van de eenheid in de richting van de landingsterreinen, 2) verken met het gros van de beschiakbare middelen de Waalbrug bij Nijmegen.
Rond 17.00u komen de eerste elementen van de Aufklä-rungs Abteilung met hoge snelheid aan in de buurt van Arnhem. Via de Koningsweg verplaatsen de eerste tien half-tracks van Gräbner zich in kolonne over de Schelmseweg, en naderen de kruising met de Amsterdamseweg. Van daar zullen zij hun verkenningen uitvoeren in de richting van de DZ’s en LZ’s. Het gros van zijn eenheid rijdt rond 18.00u over de Arnhemse verkeersbrug naar Nijmegen om daar in-derdaad de Waalbrug te verkennen. Tegen 20.00u slaagt hij erin de Nijmeegse kant van de Waaloever te bezetten.
ANALYSE: WHAT IF?
• Met meer focus op de opdracht, hoe wankel ook, én snelheid, is het niet ondenkbaar dat als de 1st Airborne Division met alle eenheden die op dag 1 (1st Parachute Brigade, 1st Airlanding Brigade en divisietroepen) direct de aanval op de bruggen zou hebben ingezet al in zijn geheel bij het invallen van de duisternis op zondag 17 september in Arnhem zou zijn aangekomen. Het Recon-naissance Squadron en de bataljons van de 1e Airlan-ding Brigade, die tussen 13.00u en 13.18u waren geland op de LZ’s S en L hadden uiterlijk om 1400 uur met hun opmars naar Arnhem kunnen beginnen. Een een-heid die met zweefvliegtuigen landt, een zweefvliegtuig transporteert een organiek peloton infanterie, is binnen enkele minuten marsgereed. Het tijdstip 1400u is on-geveer hetzelfde tijdstip dat de 9. SS-Panzer-Division het waarschuwingsbevel krijgt om zijn Alarmeinheiten gereed te stellen. Op dat moment bevonden er zich nog geen Duitse eenheden tussen de LZ’s en de bruggen in Arnhem. Het Ersatz- und Ausbildungs-Battalion 16 van SS-SturmbannführerKrafft bevindt zich dan wel in de bossen tussen Wolfheze en Oosterbeek maar zijn 2. en 4.
Kompanie kunnen pas om 15.30u opstellingen innemen langs de Wolfhezerweg. • Met een opmarssnelheid van drie kilometer per uur zouden de infanteriebataljons van de Airlanding Briga-de rond 15.30u al vijf km gevorderd zijn in oostelijke richting. Zij zouden, voordat het bataljon van Krafft in opstelling staat, al in de buurt van de Schelmseweg en Mariëndaal bij Arnhem aangekomen zijn. Ook het Reconnaissance Squadron zou, als de verplaatsing rond 14.00u was ingezet, al voor 15.00u met twee pelotons in jeeps de verkeersbrug kunnen bereiken. • Ook de parachutistenbataljons van 1st Parachute Briga-de zouden, met uitzondering van 1st Parachute Batta-lion, het bataljon Krafft te snel af zijn geweest. Als zij direct na te zijn aangekomen op hun rendezvous point om 14.45u met de opmars zouden zijn begonnen, en geen kostbare tijd hadden verloren met wachten op toe-stemming van hun brigadecommandant, zouden ook zij het bataljon Krafft hebben omtrokken. Het is dan ook niet ondenkbaar dat beide brigades met hun zes batal-jons rond 20.00u een aaneengesloten verdediging rond de verkeersbrug hadden kunnen inrichten (zie tekening).
TER AFRONDING
Bij het ontvouwen van Urquharts plan op de eerste dag van Market Garden heeft het volledig aan snelheid en doel-gerichtheid ontbroken. Dit is evident in de wijze van op-treden door de divisie, maar vooral ook in het optreden van 1st Parachute Brigade en het Reconnaissance Squadron tijdens de eerste uren van de slag.
De divisiecommandant besloot in zijn eentje, zonder zich te laten adviseren door ervaren stafofficieren of onder-commandanten, tot een wijze van optreden waarbij de bedoelde strategische verrassing binnen enkele uren tac-tisch verloren ging. Niet alleen omdat hij een te geringe strijdmacht ter beschikking stelde voor het overmeesteren van de verkeersbrug, maar ook omdat hij het zwaartepunt van het optreden van zijn divisie legde bij het beveiligen van LZ’s en DZ’s voor de landingen van de daaropvolgende dagen. Luchtlandingseenheden ontberen immers van natu-re de vuurkracht, mobiliteit en bescherming die reguliere gepantserde eenheden nu eenmaal wél hebben. Dat nadeel kan alleen worden vermeden door verrassing en snelheid.
Ondanks de opgelegde beperkingen had hij meerdere mo-gelijkheden tot zijn beschikking om op de eerste dag meer gevechtseenheden beschikbaar te maken voor de verove-ring van de verkeersbrug. Zo had hij binnen de beschik-bare transportvloot van 502 vliegtuigen moeiteloos drie infanteriebrigades kunnen invliegen op dag 1. Ook had hij kunnen kiezen voor een geconcentreerde aanval op de brug met slechts twee infanteriebrigades. Als hij zich zou hebben laten adviseren door ervaren stafofficieren of ondercommandanten, dan zouden deze oplossingen waarschijnlijk wel onder de aandacht van Urquhart zijn gebracht.
Het verlies van de strategische verrassing op 17 septem-ber werd nog eens versterkt door de trage uitbraak vanaf de LZ’s en DZ’s door 1st Parachute Brigade en het Recce Squadron. De gescheiden inzet van laatstgenoemde een-heid, waarbij de bemanningen landen op DZ X en de voer-tuigen op LZ Z, kost twee kostbare uren en leidt ertoe dat ze reeds in een vroeg stadium door Kraffts bataljon worden gestopt. Ook de parachutistenbataljons van de brigade verliezen direct na de landing al veel tijd omdat de com-mandant eerst zeker wil weten of alle eenheden compleet zijn. Het geeft de Duitsers voldoende tijd om het initiatief over te nemen van 1st Airborne en de Britten in een vroeg stadium beslissend de pas af te snijden.
Otto van Wiggen schreef deze analyse op basis van zijn mi-litaire achtergrond en zijn interesse voor krijgshistorie. Van Wiggen was in zijn 40-jarige loopbaan actief binnen de pant-serinfanterie, de special forces en de air assault-infanterie. Hij was commandant van het Korps Commandotroepen en van 11 Luchtmobiele Brigade. Erik Jellema diende eveneens in verschillende functies bij zowel het Korps Commandotroepen als de Luchtmobiele Brigade.
PROGRAMMA 2021
Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
GEPLAND 2021
• Zondag 9 mei: KOSB-fietstour (max. 3 groepen van 10 personen) • Zaterdag 5 juni: Algemene Ledenvergadering en lezing over de Eighth Air Force • Augustus: RECCE-fietstour (3 groepen van 10) • Oktober (gewijzigd): battlefield tour (wandeling) Perimeter Noord (3 groepen van 10) • Najaar: Lezing opmars 21st Army Group: Falaise t/m 17 september • Nader te bepalen: lezing over de rol van herdenken
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 21 – JULI 2021
NUMMER 22 – NOVEMBER 2021
NUMMER 23 – MAART 2022
DE ACHTERZIJDE
In 1947 schonken Poolse parachutisten een substantieel bedrag én een glas-in-loodraam aan de Drielse gemeen-schap voor de wederopbouw van de in 1944 vernietigde school. Dit raam is recent gerestaureerd, met de steun van de lokale voetbalvereniging (foto: Ton Timmer).
• Nader te bepalen: lezing over de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL), door Kapitein Geert Jonker
BOEKEN
Nigel Simpson, e.a., ‘Hitched up and ready to move’; The First Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem, Battery A Troop | ‘Standby – Steady – Fire!’, The First Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem, Battery B Troop Deel 1 en 2 van een reeks van uiteindelijk zeven over de anti-tankers van Arnhem. Beschrijving van de inzet van ieder kanon (aan de hand van luchtfoto’s en platte-gronden), en waar dit – voor zover bekend – tijdens de slag actief was. Een aardige aanvulling op de bekende literatuur over The First Airlanding Anti-Tank Battery.
A Troop: ISBN-13: 978-90-826-4753-6, pp. 106, geïl-lustreerd, Engels, € 17,50. B Troop: ISBN-13: 978-90-826-4758-7, pp. 144, geïllustreerd, Engels, € 20,-. Beide zijn verkrijgbaar via: www.aviationwarbooks.nl.
Ook onlangs verschenen: Judy Urquhart, Memoir of a Major General’s Daugth-er. From the second world war to the 60’s social war’ Judy Urquhart, de jongste dochter van Roy Urquhart beschrijft in dit eerste deel van haar memoires haar lev-en van 1942 tot de jaren ’60. Inzicht in het leven van de familie Urquhart en de invloed van de upper class in Groot-Brittannië op de kinderen.
ISBN-13: 979-86-533-7884-3, pp. 256, geïllustreerd, Engels, € 12,50.
Christer Bergström, Mythes rondom Market Garden ontkracht – deel 1.
Een boek volgens de klassieke opzet: Slag bij Arnhem – Amerikaanse Airborne-divisies – XXX Corps. Met ge-bruik van ongepubliceerd materiaal uit de Cornelius Ryan Collection. Saillant: Urquharts luchtziekte op dag één van de slag als verklaring voor het uitblijven van snelle beslissingen. In Airborne Magazine nr. 21 een recensie.
ISBN-13: 978-90-830-8600-2, pp. 400, geïllustreerd, Nedvision Publishing (te reserveren via www.nedvision. com), € 32,50. Deel 2 (Nederlands) wordt medio mei 2021 verwacht.
Jaargang 6, nr. 19, november 2020
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar. Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871 Voor meer informatie: www.kb.nl/issn Redactie Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Rob van Putten Aan deze editie werkten mee Marcel Anker, Wybo Boersma, Jory Brentjens, Gerard Burgers, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Geert Maassen, Paul Meiboom, Leo van Midden, Berry de Reus, Arjan Vrieze, Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst Druk Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem
Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Contributie VVAM
Individueel lid: € 25 per jaar (feb t/m feb) Gezinslidmaatschap: € 35 per jaar (feb t/m feb) NL 80 INGB 0004 4036 41, o.v.v. Contributie 2021
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl
INHOUDSOPGAVE
3 Verenigingsnieuws
4 Museumnieuws – Haal Hartenstein in huis
6 Interview – Robert Sigmond
10 Achtergrond – Bruneval en Arnhem
16 Bits and pieces – In een verroeste jeep
18 Persoonlijk – Hard day’s night
20 Ministory 135 – Walter Model
28 Historisch perspectief – Missende foto’s Jacobsen en Wenzel
34 Actueel – Monument Sosabowski
35 Programma 2020 / 2021
BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties. We verwelkomen bijdragen aan het blad. Vraag naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl
Omslag: “Samen herdachten we thuis”, aldus de Stichting Airborne Herdenkingen. Lege stoelen op de Arnhem-Oosterbeek War Cemetery, voorafgaand aan de herdenking op 20 september (foto: Arjan Vrieze).
BESTUURSMEDEDELINGEN
Met Airborne Magazine 19 ontvangt u het derde verenigingstijdschrift van dit jaar. Een jaar dat we door de invloed van het coronavirus niet snel zullen vergeten. De gevolgen van de getroffen maatregelen om dit virus de baas te kunnen worden, zijn voor onze vereniging gelukkig beperkt gebleven. We hebben weliswaar een aantal thema-avonden moeten afgelasten, maar na de zomer hebben we op bescheiden schaal toch weer een aantal geplande activiteiten kunnen uitvoeren. Zo hebben we in oktober de battlefield tour B & C Company, 2nd Battalion, The Parachute Regiment kunnen organiseren.
Ook de initieel afgelaste Algemene Ledenvergadering van maart hebben we naar oktober kunnen verschuiven. Tijdens deze ALV hebben we twee nieuwe bestuursleden gekozen. Herman van Ingen heeft, na twee jaar als penningmeester actief te zijn geweest, deze verantwoordelijkheid overgedragen aan Frans Kalkhoven. Herman heeft met veel inspanning en in zijn eigen tijd de financiën van de VVAM verzorgd; hij laat een financieel gezonde vereniging na aan zijn opvolger. Ik wil hem daarvoor hartelijk danken.
Daarnaast is de functie van hoofd activiteitencommissie overgedragen van Erik Jellema aan Joey Post, voormalig lid en bestuurslid van Border Regiment Living History. Erik heeft deze functie vanaf december 2017 ingevuld. Mede door zijn achtergrond en brede kennis van operatie Market Garden, hebben we nieuwe aspecten van de Slag om Arnhem kunnen belichten in onze tours en thema-avonden. Erik blijft actief en behouden voor de activiteitencommissie. Hij krijgt nu meer tijd en gelegenheid zich te verdiepen in de inhoud.
Vielen de gevolgen van de pandemie voor ons als vereniging zoals aangehaald mee, beduidend anders was dat voor het Airborne Museum. Niet alleen werd de geplande heropening op 13 maart een dag van te voren geannuleerd, de virusuitbraak veroorzaakte ook aanzienlijke financiële problemen. Tot begin juli was het museum gedwongen gesloten. Ook daarna kon slechts een beperkt aantal bezoekers per dag worden toegelaten. Door garantstellingen van het Ministerie van OCW, de gemeente Arnhem en een door het museum geïnitieerde oproep tot financiële steun in de vorm van een Vriendenabonnement is de geleden schade van de eerste drie maanden beperkt gebleven. De VVAM heeft het museum het afgelopen jaar ondersteund met haar reguliere periodieke schenkingen. Daarnaast hebben we ons bereid getoond daar waar nodig financieel bij te springen, mocht de situatie daarom vragen. Tot op dit moment is dat nog niet nodig gebleken. Maar die situatie kan snel veranderen. In dit opzicht is het goed te weten dat al direct na het aantreden van Ronnie Weijers als nieuwe directeur-bestuurder van het Airborne Museum, op 11 september een eerste overleg heeft plaatsgevonden tussen hem en de voorzitter van de Raad van Toezicht, Fred de Graaf. Het is onze ambitie om de samenwerking tussen het museum en VVAM de komende jaren verder te intensiveren.
Ik wens u en uw naasten alvast prettige feestdagen, een veilige jaarwisseling en een gezond en voorspoedig 2021.
— Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM
MUSEUMNIEUWS
HET AIRBORNE MUSEUM ONLINE
Toen half maart duidelijk werd dat de beoogde opening van het museum niet kon doorgaan was de teleurstelling groot. Nadat de eerste mentale klap was verwerkt, rees echter onmiddellijk de vraag hoe we de bijzondere collectie van het museum alsnog onder de aandacht van het publiek konden brengen. Digitaal naar buiten treden bleek de oplossing.
—Jory Brentjens
Het Airborne Museum komt al jaren online in contact met zijn bezoekers door middel van de website van het museum en social media. Als gevolg van het CO-VID-19-virus werd digitaal contact nog belangrijker dan voorheen. Drie maanden lang mochten geen bezoekers worden toegelaten en moest het museum creatieve manieren vinden om zijn collectie en verhalen alsnog met het publiek te delen.
De eerste stappen werden gezet met de campagne Haal Hartenstein in Huis. Via de website van het Airborne Museum werden enkele stukken uit de vaste presentatie van extra informatie voorzien en online gedeeld. Zo werd bijvoorbeeld ingegaan op de symbolen die te zien zijn op het baretembleem van de King’s Own Scottish Borderers, de achtergrond van de bungee helmet (een Britse parahelm die met name werd gebruikt tijdens
de opleiding) en Brigadier John Hacketts persoonlijke verhaal achter het speldje voor slechthorenden. Het feit dat alle stukken van de vaste presentatie professioneel gefotografeerd waren voordat ze in de vitrines werden geplaatst, droeg hier geweldig aan bij. Naast de objecten werden ook activiteiten gedeeld die kinderen thuis zouden kunnen ondernemen. Hierbij valt te denken aan handleidingen voor het maken van bliktelefoons en papieren zweefvliegtuigen. Instructies om zelf een parachute te knutselen mochten uiteraard ook niet ontbreken. Als laatste werden enkele van de audioverhalen die voor de vernieuwde vaste presentatie waren ontwikkeld, gebruikt voor Haal Hartenstein in Huis. Dit gaf de bezoeker de kans om nog voordat het museum geopend was een deel van de nieuwe verhalen te beluisteren.
Sinds juni is het museum weer (beperkt) geopend voor het publiek. Toch voelt lang niet iedereen zich comfortabel bij een museumbezoek en blijft het online delen van content een prioriteit. In samenwerking met ABN AMRO Bank is onlangs een rondleiding door de vaste presentatie georganiseerd. Deze rondleiding kon tijdens een livestream bekeken worden. Ad van Liempt en de conservator van het museum zijn samen met de kijkers langs de geschiedenis van operatie Market Garden gelopen en hebben aan de hand van enkele voorwerpen dit verhaal van persoonlijke kleur voorzien. Zo passeerden onder meer de teddybeer van Arnoldus Wolters, de jachthoorn van John Frost en de bolderkar van de familie Timmerman de revue. Aan het einde van de stream kregen kijkers de kans om vragen te stellen. De opnames van de rondleiding zijn via het YouTube-kanaal van het museum terug te kijken.
De meest uitzonderlijke wijze waarop het museum haar collectie digitaal heeft ontsloten was tijdens een livestream die was opgezet door de Easy Company 506 PIR gaming community. De leden van deze community leggen zich toe op de spellen Hell let Loose en Post Scriptum. Beide spellen zijn zogenaamde shooters die in de Tweede Wereldoorlog zijn gesitueerd. Ze onderscheiden zich door een hoog niveau van realisme en een ongekend oog voor detail. Spelers spelen in deze spellen veldslagen uit de oorlog na, waaronder de strijd bij Oos-terbeek. Terwijl 40 spelers het op de kaart van Oosterbeek tegen elkaar opnamen, heeft het Airborne Museum een aantal objecten uit de
vaste presentatie getoond en toegelicht. Onder meer de ‘killscore’ op een stuk behang van sluipschutter Anthony Crane, het divisievaantje van de 1st Airborne Division en de shilling-munt van Harold Bruce kwamen aan bod. Deze voorwerpen waren gekozen omdat ze konden worden gekoppeld aan specifieke locaties die in Oosterbeek te vinden zijn en die ook in het spel te bezoeken zijn. Tijdens de stream werden de kijkers meegenomen naar de locaties op de kaart en konden de objecten ‘ter plekke’ worden belicht.
De samenwerking met de mannen van Easy Company en het deelnemen aan een livestream van een gamemarathon waren volledig nieuwe ervaringen voor het museum. In totaal is met de marathon meer dan €15.000 opgehaald voor het museum. Hiermee werd het oorspronkelijke doel van €2.000, ruimschoots overtroffen. Er kan dan ook met recht gesproken worden van een succesvolle samenwerking. De game community heeft ook iets aan de samenwerking overgehouden. Persicope Games, de ontwikkelaar van Post Scriptum, heeft het huis aan de Pieterbergseweg waarin het behang met de ‘killscore’ van Crane werd aangetroffen, gemodelleerd en het behang erin opgenomen. De gamers kunnen dit prachtige stukje geschiedenis dus nu permanent in het spel bewonderen.
Met de blijvende aanwezigheid van het coronavirus en de daarmee gepaarde maatregelen, kan het museum slechts een beperkt aantal bezoekers blijven ontvangen. Hoewel dit ervoor heeft gezorgd dat veel mensen het nieuwe museum nog niet hebben kunnen bezoeken, heeft het ook kansen gecreëerd. De collectie van het museum is nog nooit zo prominent online aanwezig geweest en door nieuwe samenwerkingen heeft het museum nog nooit eerder betrokken doelgroepen kunnen bereiken.
INTERVIEW
“MIJN KENNIS REIKT TOT AAN DE STATIONSWEG IN OOSTERBEEK, VERDER NIET”
IN GESPREK MET ROBERT SIGMOND, UITGEVER VAN BOEKEN OVER DE SLAG OM ARNHEM
Robert Nicolaas Sigmond (1950), eertijds horecaondernemer en kenner van het 7th (Galloway) Battalion the King’s Own Scottish Borderers (Airborne) – 7KOSB – is de man achter een reeks van specialistische en veel gezochte publicaties met de slag om Arnhem als thema. Hij heeft al vaker gespeeld met de gedachte de deur van zijn uitgeverij op slot te draaien; alles is wel zo’n beetje gezegd. Zijn aanstekelijke enthousiasme en het honderduit vertellen doen echter anders vermoeden. Voor volgend jaar staat er gewoon weer een boek over de 250 (Airborne) Light Composite Company, RASC op de rol.
Aan de voorgevel wappert de Pegasus-vlag. Binnen verraden alleen een paar swagger sticks in de paraplubak een militaire interesse. “Josette, mijn vrouw, zegt altijd: ‘Je hebt je eigen werkkamer’”, voegt Sigmond er lachend aan toe, terwijl hij voor gaat naar de keuken. Over zijn werkkamer annex tijdscapsule komen we nog te spreken. Eerst maar eens hoe het allemaal begon.
Sigmond leunt achterover in zijn stoel, de benen losjes over elkaar, blik gericht op het zuidwesten. Niet dat daar iets te zien valt door het gebladerte, maar in gedachten ligt daar de wereld. De wereld die op 17 september 1944 werd verstoord met de inleidende bombardementen van Market Garden. In het zuidoosten van Wageningen vielen de bommen op de wijk Hamelakkers (‘de Sahara’). Op de hoek bij de Diedenweg bevond zich een trafohuis van de PGEM. De grootvader van Sigmond, Nicolaas Willem de la Rive Box, ging er als hoofdambtenaar van de PGEM poolshoogte nemen en werd geraakt door een bomscherf. Hij raakte ernstig gewond en overleed in november. Sigmond vertelt hoe Toni Boltini, van het gelijknamige circus uit Zeist, met zijn kermiswagens gewonden, waaronder zijn grootvader, ophaalde in Wage-ningen en overbracht naar Zeist. In 2019 werd in ‘de Sahara’ een monument onthuld ter nagedachtenis aan het ‘vergeten’ bombardement. Sigmond vertelt ook over het huis met het torentje waar hij opgroeide, precies op de plek waar zijn opa en oma woonden. Hun huis werd in november/december 1944 vanuit het zuiden, van geallieerde kant dus, kapotgeschoten.
NAMAAKBARETTEN
Met een vader die na de slag voor de Duitsers moest spitten bij het Rijnpaviljoen in Arnhem, en met een oma in het gezin, was de herinnering aan de oorlog nooit ver weg. Sigmond: “Er werd niet veel over kommer en kwel gesproken bij ons thuis, maar je krijgt het vanzelf mee. Je groeit ermee op, het zit in je hoofd, je wordt er soms mee geconfronteerd en ja gut, dan komt het vanzelf weer een keer naar boven. In mijn geval pas na mijn omzwervingen via de hotelschool in de buurt van München, mijn werk in Zürich en voor de Holland America Line Cruises en na het openen van restaurants in Drenthe, Wolfheze en Bennekom.
Niet dat ik veel bezig was met de slag om Arnhem. Ik kocht weleens een boek, maakte wat foto’s op de Ede-se heide ten tijde van de productie van A Bridge Too Far. Maar de echte interesse in de slag kwam pas toen ik in 1979 samen met mijn vrouw restaurant Het Wol-venbosch opende, bij de spoorwegovergang in Wolfheze waar in ‘44 een groot deel van de 1st Airborne Division is gepasseerd. Ik zette er een kleine vitrine neer, toen
nog met namaakbaretten en wat gevonden spullen. Dat zorgde voor behoorlijk wat aanloop. Eén van de eerste contacten die ik zo met veteranen kreeg, was met Tommie Winter, een Private in de Support Company, Medium Machine Guns, 7KOSB. Via via kwam ik in contact met Captain George Gourlay (second-in-command van D Company, 7KOSB) en in de intensieve correspondentie die ik met George zou gaan voeren, bleek wel dat het airlanding-gedeelte van 1st Airborne nog behoorlijk in de schaduw stond van alle licht dat scheen op met name het 2nd Battalion van John Frost. Ook de Leader of the Pelgrimage tijdens de herdenkingen was vrijwel altijd een parachutist.
UITGEVERIJ
Sigmond gaat eens verzitten en merkt haast nonchalant op: “Ach, voor je het weet ben je een tijdje verder, heb je
een heleboel informatie verzameld over 7KOSB en denk je: ‘Zouden we hier niet wat mee kunnen doen?’” Dat doen werd een eerste boek in 1997 met de titel Off at Last, an Illustrated History of the 7th (Galloway) Battalion KOSB 1939-1945. Wie Sigmond hoort praten over het uitgeefproces zou haast denken dat het maken van een dergelijk werk met een oplage van 1500 exemplaren kinderlijk eenvoudig is. Voor wie nog een blauwdruk zoekt voor het maken van een boek: “Ik heb het war diary genomen van de commanding officer van 7KOSB, Lieutenant Colonel Robert Payton-Reid. Bij iedere passage kon ik zo vijf of zes ooggetuigenverslagen voegen die zijn verhaal ondersteunden. Daarna was het nog een kwestie van samenvoegen en redigeren, zodat een begrijpelijke structuur ontstond en de juiste afbeeldingen erbij zoeken. Bij een drukker in Wageningen werd een prijs opgevraagd, Sigmonds team ging aan de slag om het manuscript tot een boek te vormen en ‘hey presto’: een uitgeverijtje was geboren. De uithoeken van Schotland werden met Off at Last bereikt door gewoon bij het plaatselijke filiaal van een internationaal transportbedrijf te vragen of er nog ruimte was in één van de vrachtwagens die toch al die kant op ging. “Ik zie me daar nog staan met twintig dozen en een taart”, zegt Sigmond tot besluit.
STANDAARDWERKEN
Waar andere uitgeverijen zich toeleggen op commercieel aantrekkelijke publieksfavorieten, richt R.N. Sigmond Publishing zich op een kleine groep lezers met de nodige kennis van, of op z’n minst een vérgaande interesse in militaire geschiedenis. Sigmond: “Mijn bijdragen als uitgever zijn naast het regelen van de financiën ook research en editing. Ik hoef zelfs niks te verdienen aan de boeken. Als de kosten worden gedekt, ben ik tevreden. Het is in die zin ook meer hobby dan werk.
We richten ons louter op het publiceren van boeken over de slag om Arnhem, omdat het team en ik daarvan nu eenmaal wat afweten. En ik vind het heerlijk om dingen tot op de bodem uit te zoeken. Met name als het gaat om aannames die keer op keer foutief worden overgenomen in de literatuur. Dat vraagt gewoon om een correctie, zoals zweefvliegtuigen die volgens sommigen geland zouden zijn op de Ginkelse Heide… Hetzelfde met al die 88mm-kanonnen, Tiger-tanks en snipers in verslagen. Niet iedere Duitse militair was een sluipschutter.”
Oral history in boekvorm noemt Sigmond de boeken die hij uitgeeft. “We maken minigeschiedenissen per eenheid die zo compleet mogelijk zijn en we blijven weg van conclusies.” Dat het soms waken is voor een teveel aan details, wil hij wel erkennen. “Ik krijg geregeld voorstellen voor uitgaves. De één wil graag iets schrijven over een geëxecuteerde burger, een ander heeft onderzoek ge
daan naar, bij wijze van spreken, de kleur van iemands ondergoed of vindt dat een bepaalde persoon een podium verdient. Wat we hoe dan ook niet snel zullen maken zijn boeken over ‘mannetjes’: vermeende helden. Daar heb ik helemaal niks mee. ‘They were just ordinary men’, wordt in de film ‘Theirs is the glory’ gezegd. Zo is het. Niet meer en niet minder.”
De meeste boeken zijn inmiddels uitverkocht en gaan soms tegen absurde prijzen van hand tot hand op de tweedehands markt. Van een aantal publicaties heeft Sigmond, mede om dit soort praktijken te voorkomen, één of meerdere herdrukken gemaakt. Iets wat nog niet gelukt is met het veel gezochte B Company Arrived. “De auteur denkt wat anders over een herdruk”, zegt Sigmond neutraal.
GLENGARRY
Naast uitgever is Sigmond zestien jaar lang onbezoldigd vrijwilliger geweest in de bibliotheek en het archief van het Airborne Museum. Na de eerste grote verbouwing van het museum stopte hij met dit werk omdat hij zich niet langer kon vinden in de visie van de directie en het bestuur. Dat zijn kennis naar eigen zeggen “tot aan de Stationsweg in Oosterbeek reikt, verder niet” dient om deze reden misschien met een korrel zout te worden geconsumeerd. Dit blijkt temeer als Sigmond de deur naar zijn werkvertrek, en daarmee naar het verleden, opent. Het blijkt een waar walhalla, in de letterlijke zin van het woord. Militairhistorische boeken over allerhande onderwerpen per strekkende meter, zowel horizontaal als verticaal (Sigmond: “Lukt het om er doorheen te lopen zo?”), archiefkasten vol met eerstehands informatie voor nog een aantal uitgaven, een supply container hier, uniformen en een stapeltje Glengarries daar. Terwijl Sigmond één van deze traditionele Schotse caps in zijn handen neemt, mijmert hij: “Moet je kijken wat een mooi exemplaar. Ik snap wel waarom de mannen van 7KOSB die maroonkleurige baretten van de Airbornes maar niks vonden. De Glengarry staat voor mij ook symbool voor diegenen die hier per zweefvliegtuig zijn geland tijdens Market Garden en voor het gebrek aan erkenning waarmee ze lange tijd te kampen hebben gehad. En in feite is dat nog steeds een beetje zo. Ik heb vorig jaar geholpen bij de organisatie van een driedaagse battlefield tour voor de KOSB Regimental Associaton [The King’s Own Scottish Borderers zijn in 2006 zijn opgegaan in het Royal Regiment of Scotland, AH]. Je bespeurt dan toch enige terughoudendheid met betrekking tot de Slag om Arnhem.
PASSIE
Voor het antwoord op mijn vraag of Arnhem inmiddels niet gaat vervelen heeft Sigmond niet lang nodig: “Ik heb de laatste jaren inderdaad wel vaker gedacht: het is mooi geweest zo. Er is nog maar een handvol veteranen over en het meeste is wel gezegd, of in ieder geval bekend. Maar dan meldt zich weer iemand met een goed idee en denk ik: ‘Ah, waarom ook niet?!’ Volgend jaar komen we in ieder geval met een boek over 250 Company.” Even later vertelt Sigmond over de grote fotocollectie van de Arnhemse verwoesting in 1944 en 1945 van de Arnhemse fotograaf Herman Truin waarvan hij nu mede-eigenaar is. “Daar zouden we nog iets mee moeten doen”. Hij verhaalt met evenveel passie als vuur over de totstandkoming van het nieuwe monument bij het volledig herbouwde Dreyeroord in Oosterbeek. Sigmond: “Hoezo buizen die parachutelijnen verbeelden?! De mannen die daar vochten landden met zweefvliegtuigen”. En hij haalt herinneringen op aan een dinertje
bij John Frost thuis: “I spent the most rotten days of my life at that bloody bridge at Arnhem”, citeert hij de Lieutenant Colonel.
Dat zijn bijzonder geanimeerde verhalen en anekdotes bepaald niet wijzen op een snelle sluiting van de deur naar het verleden, laat staan op het stoppen met de uitgeverij, is duidelijk. Sigmond: “Zoals het restaureren van een Jeep pure therapie voor mij was na jarenlang zeven dagen in de week in de horeca te hebben gewerkt, zo vind ik het samen maken van boeken gewoon erg leuk om te doen. Voorlopig gaan we dus nog wel even door.”
In december verschijnt een softcover-herdruk van Off at last, met als extraatje het 7KOSB Commemoration booklet (2019) in kleur.
— Tekst en foto’s: Alexander Heusschen
ACHTERGROND
C COMPANY, 2ND PARACHUTE BATTALION BIJ BRUNEVAL EN ARNHEM
Enige jaren geleden zijn mijn vrouw en ik op vakantie geweest naar Normandië. En dan niet naar de bekende landingsstranden, maar een stukje noordelijker naar het gebied bij Bruneval. Door onze gemeenschappelijke interesse in C Company had ik Nicolas Bucourt, de co-auteur van het Franstalige boek Raid de Bruneval, gevraagd ons de belangrijke plekken te laten zien. Gaandeweg de tocht vroegen wij ons af wie van C Company zowel bij deze operatie als bij Market Garden betrokken was. Zo ontstond het idee voor een klein zoekproject. – Marcel Anker
Om te beginnen heb ik de informatie uit onze beide boeken, Raid de Bruneval en The Lost Company, naast elkaar gelegd. We wisten dat er vraagtekens en gaten in onze onderzoeken zaten, dus heb ik twee deskundigen, Bob Hilton en Graham Francis, gevraagd eens in hun
archief te duiken voor wat aanvullingen. Ook Nicolas heeft met een frisse blik zijn archieven opnieuw doorgenomen. Na uitgebreid e-mailcontact met alle drie, ben ik tot nieuwe inzichten gekomen.
VOLGENS PLAN
De Bruneval Raid, operation Biting, was de eerste actie van C Company van het 2nd Parachute Battalion van de 1st Airborne Division. Het bijzondere was dat de operatie zou worden uitgevoerd door de drie takken van de strijdkrachten. De uiteindelijke actie werd uitgevoerd door parachutisten. Zij werden aangevoerd met vliegtuigen van de Royal Air Force en na hun opdracht worden opgepikt door boten van de Royal Navy.
Het doel van de operatie was het verzamelen van foto’s, informatie en onderdelen van een Duitse Würzburg-radarin-stallatie aan de Franse kust. De aanleiding was de ontdekking van een onbekend object op een luchtfoto, gemaakt tijdens een verkenningsvlucht langs de Franse kust tussen Le Havre en Calais. Omdat niet geheel duidelijk was wat er nu precies stond, heeft Flight Lieutenant Anthony Hill op 5 december 1941 een riskante vlucht gemaakt met een Spitfire om foto’s te nemen.
Op de avond van 27 februari 1942 sprongen tegen middernacht 120 man uit hun Whitley-vliegtuigen en landden op Franse bodem. Tot hun verbazing had het gesneeuwd, waardoor ze in hun para-uitrusting wel erg afstaken tegen de witte bodem. De verschillende groepen begonnen met de vooraf besproken taken. De hoofdgroep onder leiding van Major John Frost begon de tocht naar de radarinstal-latie. Tot hun verbazing was daar nauwelijks bewaking. Andere groepen zorgden voor afscherming van de hoofdgroep en pareerden de aanvallen van de Duitse troepen, die inmiddels in de gaten hadden gekregen dat parachutisten waren geland.
Niet alle sticks kwamen op de voorziene landingsplaatsen terecht. De groep onder leiding van Lieutenant Charteris
kwam helaas enkele kilometers verder naar het zuiden neer. Zij hadden de taak de route van de radar naar de pick-uplo-catie op het strand veilig te stellen. Na veel omzwervingen en tegenstand waren ze net op tijd om hun opdracht uit te voeren en de Duitse verdediging te elimineren.
De gehele actie verliep volgens het boekje, al werd de Duitse tegenstand snel intensiever. Bij de radarinstallatie werd, met name door de meegenomen radarspecialist van de RAF, Flight Sergeant Charles Cox, koortsachtig gewerkt en binnen de gestelde tijd kon C Company vrijwel alle plannen uitvoeren: het maken van foto’s, het verzamelen van onderdelen en vernietiging van de rest van de installatie. Op een teken van Major Frost vertrok zijn eenheid naar de verzamelplaats aan het strand.
Na een moeizame tocht richting de kust bij villa Stella Maris, begon het wachten op de landingsvaartuigen, die rond 02.00u arriveerden. De 120 overgebleven mannen werden opgepikt en naar de klaarliggende patrouilleboten brachten.
Vervolgens voer de vloot terug naar Portsmouth. Van die 120 waren er 104 van C Company. Ze werden bijgestaan door negen Royal Engineers, de radarspecialist van de RAF en zes man van B Company, 2nd Battalion en A Company, 3rd Battalion.
NIEUWE OPERATIE
Na de operatie kon de balans worden opgemaakt. Twee man waren omgekomen: Privates Alan Scott en Hugh McIntyre. Een aantal gewonden kon mee worden genomen naar Engeland, maar nog eens zes man bleven achter omdat ze niet op tijd op het strand waren. Zij zijn uiteindelijk allemaal door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt. Al met al zijn 101 van de 104 leden van C Company teruggekeerd naar Engeland.
Tijdens het verdere verloop van de oorlog was C Company betrokken bij acties in Noord-Afrika, Sicilië en Italië. Door de grote verliezen moest de eenheid voortdurend aangevuld worden met nieuwe manschappen.
In de loop van 1944 volgden trainingen en oefeningen in de buurt van Grantham, waar 2nd Battalion gelegerd was. Regelmatig werden nieuwe acties aangekondigd en voorbereid, maar net zo vaak werden deze weer afgeblazen. In september werd 1st Airborne Division voorbereid voor een nieuwe operatie, genaamd Market Garden. Deze ging uiteindelijk wél door. Op de ochtend van zondag 17 september 1944 vertrokken 113 leden van C Company in Dakota’s richting Arnhem. Ze waren klaar om hun opdracht uit te voeren. Van deze 113 bleken er tien te zijn die ook betrokken waren geweest bij de aanval op Bruneval:
– Tasker, D.R., W/CSM – 2882737
– Campbell, H., W/Sergeant – 2624009
– Coates, A.E., W/Sergeant – 2093098
– Buchanan, P., L/Sergeant – 2931640
– Burns, W., W/Sergeant – 3196639
– Flaming, W.J., W/Sergeant – 2989834
– Laughland, Th. A., W/Sergeant – 2989237
– Barnett, F, W/Corporal – 2934817
– Fleming, J., Private – 2985559
– Flitcroft, H., Private – 3250806
Naast deze tien waren er nog meer ex-leden van C Company die aan beide operaties hadden deelgenomen, maar inmiddels in een andere eenheid zaten:
– Frost, J.D., Lieutenant Colonel – 53721,
CO 2nd Parachute Battalion
– Sharp, J.L., CQSM – 2754054,
2nd Parachute Battalion Seaborne Echelon
– Strachan, RSM – 2751640, G.A.,
2nd Parachute Battalion HQ
– Timothy, J., Major – 164812, OC R Company,
1st Parachute Battalion
– Conroy, M., Sergeant – 2933341,
2nd Parachute Battalion
– Horne, D.S., L/Corporal – 3192533,
2nd Parachute Battalion
– Millington, J., L/Corporal – 3451789,
2nd Parachute Battalion, HQ Signals Platoon
– Ewing, A., Private – 2937469,
2nd Parachute Battalion
– Taylor, S., Private – 3250874, B Company,
2nd Parachute Battalion
– McCausland, F., Private – 2391577,
21st Independent Parachute Company
– Welsh, F., Private – 2885157, HQ Assault Platoon, 2nd Parachute Battalion
Warrant Officer Ellis en Sergeant Halliwell van B Troop, 1st Parachute Squadron Royal Engineers hadden ook aan beide operaties deelgenomen. Net als de medics van 181st Airlanding Field Ambulance die met de Royal Navy meevoeren om de parachutisten op te halen: Cook, Freer, Hatcher, Maltby, Newman, Pusser, Rose en Waters. Tegen de tijd dat Market Garden van start ging, waren sommigen van hen bij andere eenheden ingedeeld, maar allemaal hebben ze aan beide operaties deelgenomen.
HET EINDE
Alle eerdergenoemde personen zijn dus betrokken geweest bij beide operaties. Na het korte relaas over de Bruneval Raid, nu de rol van C Company, 2nd Parachute Battalion tijdens Market Garden. Als onderdeel van 1st Airborne Division kreeg 2nd Parachute Battalion de taak de drie bruggen bij Arnhem intact te veroveren. De spoorbrug tussen Arnhem en Oosterbeek werd het doel van C Company.
Na het verzamelen van de manschappen op zondag 17 september op de dropzone noordelijk van Heelsum, vertrok 2nd Battalion in de richting van Arnhem. De opmars via
Heelsum, Doorwerth, Heveadorp en Oosterbeek verliep relatief rustig. Na het passeren van het oude kerkje in Oos-terbeek, sloeg C Company rechtsaf en nam de Polderweg richting de spoorbrug. De inname van die brug lukte niet, omdat de Duitsers kans zagen een deel op te blazen.
Het tweede doel van de eenheid was het kantoor van de Ortskommandant aan het Nieuwe Plein in Arnhem. De opmars daarnaartoe via de Utrechtseweg verliep soepel, tot ze bij het St. Elisabeths Gasthuis stuitten op Duitse tegenstand. Na een kort gevecht konden ze hun tocht richting het Nieuwe Plein vervolgen. Het was inmiddels donker geworden en in die duisternis werden ze met machinegeweren onder vuur genomen ter hoogte van de Brugstraat. De commandant, Major Victor Dover, zag geen mogelijkheid voor een doorbraak en besloot om in en bij het gebouw van Centraal Beheer (Utrechtsestraat 16) te overnachten om de volgende dag te hergroeperen met opmarcherende eenheden uit de richting van Oosterbeek. Vroeg in de ochtend van maandag 18 september trokken de mannen daarom in westelijke richting. Lopen over de Utrechtseweg was door Duits vuur niet mogelijk. Ze moesten door tuinen en over omheiningen van de huizen aan de noordkant van de Utrechtsestraat terugtrekken.
Ter hoogte van het PGEM-kantoor Bellevue kwam de Utrechtsestraat weer in zicht. Het idee was om de weg over te steken en dan via Onderlangs aan te sluiten bij andere oprukkende eenheden.
Het lukte aanvankelijk slechts een groepje van zeven man, onder Lieutenant David Russell, de weg ongeschonden over te komen. Duits vuur hield de rest aan de noordelijke kant. Vervolgens werd geprobeerd om door de tuinen van de villa’s Amalia en Luneven verder in westelijke richting te komen. Door zware Duitse tegenstand lukte dit niet. De gevechten concentreerden zich nu in en om de twee villa’s en een derde huis, dat na de oorlog de toepasselijke naam ‘Airborne House’ kreeg. De hopeloze situatie met veel ge
wonden, weinig munitie en geen kant op kunnen, deed Major Dover besluiten de strijd rond 12.00u op te geven. Enkele kleine groepjes en mannen probeerden nog om andere eenheden te bereiken en alsnog naar de verkeersbrug te komen. C Company bestond niet meer als eenheid.
DE TIEN
En nu terug naar de tien mannen die sinds de oprichting bij de C company hebben gezeten. Wat is er met hen gebeurd tijdens de slag om Arnhem?
CSM Tasker. Van hem is niet veel bekend. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij tot het einde met de rest van C Company HQ in het Airborne House gezeten en is hij gevangen genomen op 18 september.
Sergeant Campbell. Hij zat in de eerste groep met Lieutenant David Russell, die in de ochtend van 18 september door de tuinen van de huizen aan de Utrechtsestraat terugtrok naar het westen. Het lukte hem niet om in het groepje van David Russell de Utrechtsestraat over te steken. Hij is op 18 september gevangen genomen.
Sergeant Coates. Bezette met de overgeblevenen van zijn sectie enkele kamers in het Airborne House. Gevangen genomen op 18 september.
Sergeant Buchanan. Van hem is niet veel bekend. Op 18 september gevangen genomen.
Sergeant Burns. Zijn sectie van 8 Platoon was betrokken bij de inname van de villa Amalia aan de Utrechtseweg. Toen hij met zijn sectie het gebouw in ging, werd hij dodelijk getroffen. Hij overleed ter plaatse. Helaas is zijn lichaam nooit gevonden of geïdentificeerd, waardoor hij geen bekend graf heeft. Zijn naam staat op de Groesbeek Memorial Wall voor de vermisten.
Sergeant Fleming. William Fleming zat in de groep van Lieutenant David Russell die erin slaagde om de Utrecht-sestraat over te steken. Ze daalden af langs het talud naar Onderlangs en trokken over het voetpad in westelijke richting met het idee om weer aan te sluiten bij de oprukkende troepen om alsnog bij de brug te komen. Maar het groepje eindigde uiteindelijk, samen met A Company, The South Staffordshire Regiment bij het Gemeentemuseum en bezette de dienstwoning van de gebouwbeheerder. Een deel van de 3inch-mortieren van de South Staffs had zich opgesteld in het lagere deel van het talud naast het museum, maar konden van daaruit hun doelen op de Utrechtsestraat niet zien. Het groepje in de dienstwoning was een tijdje de ‘ogen en oren’ van de mortierbemanning, want zij konden wel zien waar de granaten terecht kwamen. Uiteindelijk is William op 19 september gevangen genomen.
Sergeant Laughland. Hoewel Thomas Laughland er ook bij was in Bruneval, heeft hij niet aan alle operaties van C Company deelgenomen. Hij is gevangen genomen tijdens de acties in Noord-Afrika en naar een POW-kamp in Italië overgebracht. Daardoor miste hij de aanval op de Primosole-brug op Sicilië. Na de geallieerde invasie in het zuiden van Italië hebben veel krijgsgevangenen geprobeerd te ontsnappen en hun eigen troepen te bereiken. Dat lukte Thomas ook en hij ontmoette leden van 2nd Parachute Battalion in Altamura. Na terugkeer in Engeland ging hij terug naar zijn eenheid bij Grantham en was net op tijd klaar met zijn trainingen om mee te kunnen naar Arnhem. Zijn sectie was betrokken bij de inname van villa Luneven op de hoek Utrechtseweg/Nachtegaalspad, naast villa Amalia. Thomas was getuige van het fatale moment van Sergeant Burns. Uiteindelijk is hij voor de tweede keer gevangen genomen op 18 september.
Corporal Barnett. Als second in command van een sectie van 8 Platoon heeft Fred gevochten in en om het Airborne House. Toen de situatie in het huis onhoudbaar werd, heeft hij geprobeerd de Utrechtseweg over te komen naar het Museum. Bij die poging is hij ernstig gewond geraakt door Duits vuur. Hij is overgebracht naar het Gemeenteziekenhuis waar hij op 22 september is overleden. Na de oorlog is zijn stoffelijk overschot herbegraven op de begraafplaats in Oosterbeek in graf 6 D 6.
Private Fleming. Van hem is niet veel bekend. Op 18 september gevangen genomen.
Private Flitcroft. Als sniper in 3 Section van 7 Platoon zat hij in de voorste groep die zich door de tuinen van de huizen aan de noordelijke kant van de Utrechtsestraat terugtrok. Aangenomen mag worden dat hij in de omgeving van de villa’s Amalia en Luneven gevangen is genomen op 18 september.
Alle andere C Company-leden die bij Market Garden betrokken zijn geweest zijn uiteindelijk gevangen genomen en als krijgsgevangene naar één van de kampen in Duitsland gebracht, waar zij tot de bevrijding in april 1945 hebben gezeten.
Er was echter één uitzondering: Company Quartermaster Sergeant Jimmy Sharp. Hij heeft ‘Arnhem’ niet per vliegtuig bereikt, maar was opgenomen in 2nd Parachute Battalions Seaborne Echelon, dat voorraden en uitrustingsstukken over de weg vanuit het zuiden zou aanvoeren. Hij was in Nijmegen toen de evacuatie van 1st Airborne Division onder de codenaam Operation Berlin plaatsvond. De volgende dag kreeg hij in Nijmegen de opdracht om de overgebleven mannen van 2nd Battalion te verzamelen. Tot zijn grote ontsteltenis meldden zich slechts zeventien man van de 509 na zijn commando “Fall in 2nd Battalion”.
De uitkomst van dit onderzoek is dat tien man van de oorspronkelijke groep die in 1941 bij C Company was begonnen met deze zelfde eenheid hebben deelgenomen aan zowel de Raid bij Bruneval als de gevechten in Arnhem.
Duidelijk mag zijn dat het bijna onmogelijk is een vraag over een gebeurtenis van meer dan 75 jaar geleden voor de volle 100% accuraat te beantwoorden. Hoewel er veel informatie is, blijven er altijd lacunes, vragen en twijfels. Toch ga ik ervan uit dat deze samenvatting grotendeels klopt.
Bronnen:
• Millet, Alain en Bucourt, Nicolas, Raid de Bruneval (Editions Heimdal, St. Martin-des-Entrées 2012).
• Anker, Marcel, The Lost Company
(Maca Publishing 2017).
• Archieven van Nicolas Bucourt, Bob Hilton, Graham Francis en Marcel Anker.
Met dank aan Nicolas Bucourt, Bob Hilton en Graham Francis voor hun bijdragen.
BITS AND PIECES
BITS AND PIECES VERROESTE JEEP
In mijn beroepshalve uitgeoefende leven als archivaris van de gemeente Renkum heb ik het voorrecht gehad vele mooie en interessante historische bescheiden door mijn vingers te laten gaan. Zo vond ik eens vier foto’s met achterop slechts het stempel van Studio Renes te Arnhem, en de negatiefnummers van de fotograaf F 574, F 576, F 577a en F 579a. Mijn eerste gedachte was: “waar zijn die andere minstens 573 foto’s…?” De meeste daarvan zullen wel in Arnhem zijn gemaakt, veronderstelde ik toen, en dat boeide mij niet zo. Maar wat werd op deze vier exemplaren vastgelegd? Beschrijvingen ontbraken helaas, en de vindplaats gaf ook geen indicatie.
— Geert Maassen
In het oog springen twee mensen met indrukwekkende kettingen om de hals. Geen sieraden, althans geen gewone, maar kennelijk officiële ambtskettingen of -ketens. Behalve deze voor mij onbekende vrouw en man, herkende ik slechts de gestalte van Jenze Jan Talsma, die van 1934 tot 1949 burgemeester van Renkum was. Aannemende dat hij in functie was toen de foto werd gemaakt, zou de camera in die periode kunnen zijn gehanteerd. Ik concludeerde dat het na de Slag om Arnhem, of beter nog na het einde van de Tweede Wereldoorlog moest zijn geweest omdat ook het wrak van een Britse Airborne-jeep op de gevoelige plaat werd vastgelegd. Dat voertuig zal gebruikt zijn tijdens de gevechtshandelingen in september 1944, en ter plekke zijn achtergebleven.
De andere drie plaatjes tonen als eerste het eerdergenoemde echtpaar (neem ik aan) in een luxeauto, uitstappend. Een meisje biedt bloemen aan, en een heer kijkt toe. De derde foto laat een jeugdig gezelschap zien, aan de maaltijd in de buitenlucht. En de laatste afbeelding is van de Airborne Begraafplaats, waar een behoorlijk aantal mensen een krans zal leggen.
Als de heer Talsma in functie is gefotografeerd, is het opvallend dat het echtpaar (eveneens burgemeesters?) ook ambtskettingen draagt. In Nederland mag dat volgens mij niet als men buiten de eigen gemeentegrenzen is. En als het een echtpaar is, zal het zeker uit het buitenland komen, want hier kennen we het verschijnsel niet dat de partner van een burgemeester ook een ketting om heeft. RAADSEL
Het duurde lang voordat ik bij toeval historische gegevens vond die duidelijk een relatie hadden met de genoemde foto’s. In het lokale weekblad De Renkumse Koerier van 9 mei 1946 las ik het artikel met de kop ‘Het Engels bezoek. Een zeer geslaagde dag’. De verslaggever maakt melding van het bezoek aan de gemeente Renkum van afgevaardigden van de stad Wolverhampton, en daartoe behoorden Mayor William Lawley en zijn echtgenote Mayoress Lawley. Ik merk hierbij op dat een Britse Mayor niet hetzelfde is als een Nederlandse burgemeester, en dat de functie van de laatstgenoemde in het Engels het beste met Burgomaster kan worden geduid. De krant meldt dat de beide buitenlanders op de bewuste maandag (6 mei) omhangen waren met hun ambtsket-ting, en daarmee kwam de eerste foto die ik beschreef, heel duidelijk in beeld. Verderop schrijft de journalist
dat ook een dertigtal kinderen van scholen uit Wolverhampton aanwezig waren, en dat tijdens een tocht over het voormalige slagveld de heer Lawley in een verroeste jeep ging zitten, ergens tussen Renkum en Wolfheze. Zie hier, het raadsel was opgelost. De vier foto’s hadden betrekking op dit buitenlandse bezoek. Het toont maar weer eens aan dat kranten een waardevolle bron kunnen zijn voor lokaal historisch onderzoek.GEZAMENLIJKE STRIJD
In De Renkumse Koerier werd ook geschreven over de Engelse stad “wier zonen zulk een groot aandeel hebben gehad in onze gezamenlijke strijd. Hun graven zullen blijven een eeuwige herinnering, welke de ontstane vriendschapsbanden in stand zullen houden en verstevigen.” Het gezelschap bracht uiteraard ook een bezoek aan de oorlogsbegraafplaats, waar de Engelse gasten de graven zochten (en hopelijk vonden) van hun familieleden en bekenden. Met behulp van de Roll of Honour van de Slag om Arnhem (een publicatie die door de
VVAM werd uitgegeven in 2011) en een Engelstalige website over Wolverhampton War Memorials telde ik elf (jonge)mannen, in leeftijd variërend van 19 tot 27 jaar, die tijdens of ten gevolge van de gevechtshandelingen in september 1944 het leven lieten.
Nadat het gezelschap, diep onder de indruk, de Arnhem Oosterbeek War Cemetery had verlaten, nam men afscheid van de gemeente Renkum, en vertrok met auto’s en bussen naar Arnhem, waar het diner zou plaatsvinden. De journalist eindigt zijn verhaal met: “Het is voor onze bezoekers ongetwijfeld een dag geweest om nooit te vergeten!”
Bronnen
• De Renkumse Koerier van 9 mei 1946 (Gelders Archief, 2832 – Collectie kranten van de gemeente Renkum, inventarisnummer 107).
• https://www.wolverhamptonwarmemorials.org.uk/ index.php?page=men-at-arnhem.
BOEKEN
In september verscheen van de hand van Laurens van Aggelen een boek over de geschiedenis van Villa Hartenstein en het Airborne Museum in Oosterbeek. Laurens laat zien dat zowel de villa als het museum in de loop der jaren grote en kleine veranderingen hebben ondergaan, waarbij met name de stroomversnelling aan ontwikkelingen van de afgelopen tien jaar opvalt. Het voorwoord is geschreven door Judy Urquhart, dochter van Major-General Urquhart en zweefvliegtuig piloot Sergeant Frank Ashleigh. Beiden beschrijven hun relatie met de villa en het museum. In het boek is ook een passage over de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum opgenomen. De uitgave is uitstekend verzorgd, met goede foto’s (deels in kleur), gezet in een duidelijke letter en geschreven in een vlotte stijl die uitnodigt om het werk in één adem uit te lezen. Een paar schoonheidsfoutjes en enkele onvolkomenheden in de fotobijschriften kunnen er wellicht in een volgende editie nog worden uitgehaald.
Laurens van Aggelen, Airborne Museum Hartenstein; De Oosterbeekse villa met een rijke historie (White Elephant Publishing, 2020, pp. 161, geïllustreerd, ISBN-13: 97890-797-6339-9, geïllustreerd, € 27,95). Het boek is onder meer verkrijgbaar bij Boekhandel Meijer & Siegers in Oos-terbeek en in het Airborne Museum — Wybo Boersma
Op 1 oktober is Oorlog in Lingezegen gepubliceerd. Dit boek is het resultaat van archeologisch onderzoek tijdens de aanleg van Park Lingezegen. Het bijzondere van dit werk is dat het zich specifiek richt op de Tweede Wereldoorlog en de bodemsporen- en vondsten die deze periode heeft nagelaten in het groen tussen Arnhem, Elst en Bemmel. Als basis voor de krijgshistorische achtergrond heeft de auteur gebruik gemaakt van de bekende werken van dr. J. Brouwer, H. Bollen, F. van Hemmen en B. Gerritsen. Het boek heeft 143 pagina’s in formaat A4 extra, is rijk geïllustreerd met veel grote kleurenfoto’s en kaarten. De auteur schrijft met regelmaat voor het Airborne Magazine in de rubriek Conflictarcheologie. In Airborne Magazine nr. 20 (maart 2021) zal een bijdrage van Martijn staan over het onderzoek in Park Lingezegen.
Martijn Reinders, Oorlog in Lingezegen (Greenhouse Advies Archeologie, 2020, pp. 143, ISBN-13: 978-90-90-3509-4, rijk geïllustreerd, € 25,00 excl. verzendkosten). Voor meer informatie: https:// greenhouse-advies.nl/ boek-oolog-in-lingezegen/ — Leo van Midden
PERSOONLIJK
HARD DAY’S NIGHT
VOOR EVEN ONDERGRONDS OP VOORMALIG LANDGOED DE OORSPRONG IN OOSTERBEEK
De oorlogsgeschiedenis van het voormalige landgoed De Oorsprong, aan de westkant van Oosterbeek, is goed gedocumenteerd. Geurt van de Kerk (1945) verzamelde zeven ooggetuigenverslagen van burgers die in het gebied waren ten tijde van de slag om Arnhem en bundelde ze in een boekwerkje. Het zijn waardige voetnoten bij een doorlopende vertelling die zich concentreert rond één plek: een schuilkelder in het struweel.
— Tekst en foto’s: Alexander Heusschen
Geurt van de Kerk daalt voorzichtig de trap af van de schuilkelder van Huize De Oorsprong, één hand aan de verroeste leuning. Beneden valt een smalle strook laag nazomerlicht binnen via wat ooit de nooduitgang was. Hij is voor het eerst in de ruimte die hij zo goed kent uit de verhalen van zijn ouders, en uit de verslagen die hij bijeenbracht voor een boekwerkje over de strijd op en om De Oorsprong. Hij neemt het betonnen vertrek van vier bij vijf meter zwijgzaam in zich op, een beetje overweldigd door de geringe omvang ervan en door de persoonlijke verbintenis met de plek. “Sliepen hier werkelijk 24 mensen?”, vraagt hij retorisch. “Ongelooflijk, echt ongelooflijk.”
Boswachter Ben Oosting van Geldersch Landschap en Kasteelen (GLK), beheerder van het voormalige landgoed, laat ondertussen het lampje van zijn telefoon over plafond en muren gaan. Rode verfletters op de wanden verraden wanneer de schuilplaats voor het laatst toegankelijk moet zijn geweest voor de plaatselijke jeugd. ELVIS, ROCKERS, ROLLING STONES, MODS, BEATLES… de graffiti uit de jaren ‘60 is onderdeel geworden van het historisch erfgoed van De Oorsprong. Het heeft iets aandoenlijks; eens een keer geen schuttingtaal of onleesbare ‘tags’, maar gewoon wat favoriete artiesten en een enkele prominente jeugdcultuurstroming van weleer. In de schacht bij de be-traliede nooduitgang liggen alleen wat gevallen eikels en takken. Kom daar nog maar eens om.
Oosting legt uit dat toen GLK het landgoed in 2006 voor 40 jaar in erfpacht nam de schuilkelder voor de helft gevuld was met grond en resten van het landhuis dat op 21 september 1944 afbrandde. De bruine randen op het gewapende beton laten zien dat het (grond)water er tot op kniehoogte kwam. Het is nog steeds een vochtige ruimte. “Ideaal voor vleermuizen”, weet Oosting. En voor slakken en padden, zo te zien. Van de Kerk wil weten of de stalen deuren nog origineel zijn. “Dat zijn ze zeker”, voegt de boswachter eraan toen. “Inclusief de sluitingen, hevels en
net als de linker sluitplaat van de ingang”. Bovengronds mag er dan weinig resten van het landhuis, de kelders en de nabijgelegen ondergrondse schuilkelder zijn nog helemaal intact. Oosting doet het hangslot weer op de toegangsdeur.
KORT VERBLIJF
Gezeten op de betonnen contouren die de locatie van het landhuis markeren, worden anekdotes, losse flarden aan plaatselijke en persoonlijke geschiedenisjes en wetenswaardigheden verweven tot een veelkleurige quilt. Van de Kerk verhaalt over zijn ouders die in 1942 op last van de Duitsers IJmuiden moesten verlaten; pottenkijkers waren niet meer welkom in het Sperrgebiet van de Atlantikwall die er werd aangelegd. Jaap en Lenie kwamen terecht in Huize Overzicht, naast hotel Tafelberg. Totdat men ook daar weg moest. De volgende stop werd Huize De Oorsprong.
Oosting haalt de tragische dood aan van de negentienjarige Lieutenant Philip Sumner Holt van het 21st Platoon, D Company, The Border Regiment. Oosting: “Hij is op 21
september omgekomen. Vermoedelijk rond een uur of elf, omdat we weten dat op dat ogenblik het landhuis in brand werd geschoten. Zijn stoffelijk overschot werd gevonden tussen de schuilkelder en hier.” Dat Holt nog niet vergeten is, blijkt als ik een klein remembrance cross met zijn naam ontdek vlakbij de plek waar hij het leven moet hebben gelaten. Oosting: “Dat stond er vorige week nog niet. Geen idee wie het heeft neergezet. Dat weet je eigenlijk nooit. Van Holt is in ieder geval bekend dat hij in het landhuis kookte, samen met de burgers uit de schuilkelder, en ze voorzag van biscuits en fruitsap.”
En uiteraard gaat het over de schuilplaats die Arnhemse advocaat mr. Julius Frowein, eigenaar van De Oorsprong vanaf 1920, in al zijn voorzienigheid in de tuin liet aanleggen, vlak vóór de Duitse inval in Nederland. Opgeleverd in 1940 kon het onderdak bieden aan zo’n twintig mensen. Water en licht waren er niet, toevoer van zuurstof nauwelijks. Kennelijk werd rekening gehouden met een kort verblijf in tijden van nood.
EINDELOZE NACHT
Het noodonderkomen heeft een prominente rol in Ik heb het met eigen ogen gezien, het boekwerkje met de ooggetuigenverslagen dat een aantal maanden geleden is uitgekomen. Met name in het verslag van de vader van Geurt van de Kerk fungeert de schuilkelder als ingedikte geschiedenis, een soort container van menselijke tragiek, gebeden, gewonde Britten, sterfte, angst, oorlogslawaai en het verlies van het besef van tijd. Jaap van de Kerk: “Door de nooduitgang kregen we wat daglicht binnen in de schuilkelder, maar omdat er steeds meer granaten dicht bij ons explodeerden, moest deze nooduitgang worden gesloten. Vanaf dat moment was er voor ons geen verschil meer tussen dag en nacht. Alleen als we iemand moesten helpen staken we een kaars aan. ‘s Nachts zou elk puntje licht de aandacht kunnen trekken van de Duitsers. Het werd een eindeloze nacht.”
Diny Slagman-Jacobi woonde in 1944 op de Van Borsse-lenweg 6 (nu nr. 34). Ze herinnert zich nog dat ze vanuit de schuilkelder eten gingen zoeken in het bos, waarbij ze vooral stuitten op Engelse koeken in blik, en dat de Duitsers aan de deur van de kelder verschenen: “Op een dag werden alle mannen door een Duitse soldaat uit de schuilkelder gehaald om lichamen van omgekomen soldaten te begraven. Zij weigerden dat, waarop wij allemaal naar boven moesten komen en de Duitsers hen opnieuw opdracht gaven om mee te werken. ‘Doe je het of doe je het niet?’ Keus was er toen niet meer, kijkend naar de Duitse geweren in de aanslag.”
AMFITHEATER
Ik loop met Geurt van de Kerk naar Tuin de Lage Oorsprong, ooit de ommuurde moestuin en boomgaard van het landgoed, nu een te bezoeken particulier paradijsje met orangerie, bloembedden en een amfitheater aan de rand van het bos. Van de Kerk vertelt over de twee gele soepborden die z’n ouders mee de schuilkelder in namen (“Die hebben we nog steeds!”), over het grote aantal oorlogssporen in de tuinmuren en over het openluchtzwembad in de hoek van het terrein, dat ook voorkomt in Ik heb het met eigen ogen gezien. Dat er aanvankelijk helemaal geen sprake zou zijn van een uitgave is toe te schrijven aan corona: Van de Kerk verzamelde de ooggetuigenverslagen in eerste instantie voor een voorstelling van Muziektheater De Plaats uit Arnhem. Plaats van handeling had het amfitheater moeten worden. De productie bleef achterwege, een boekje werd het tastbare resultaat. “Deze tuin voelt ook een beetje als mijn tuin”, zegt hij tegen eigenaresse Mariëlle Kempen. “Klinkt het raar dat ik dat zeg?”, wil hij weten. Kempen vindt van niet. “Het gaat om de binding die mensen hebben of krijgen met een plek als deze. Dat vind ik alleen maar mooi.”
MINISTORY 135
MINISTORY 135 MODEL ONDERBRAK ZIJN MIDDAGMAAL
— Bob Gerritsen
Generalfeldmarschall Model was tijdens de septemberdagen in 1944 één van de hoofdrolspelers tijdens operatie Market Garden. In de literatuur is maar weinig geschreven over zijn rol tijdens deze periode. Toch is zijn bemoeienis met het strijdverloop aardig gedocumenteerd in persoonlijke verslagen. Een inkijkje in Models beslommeringen.
Otto Moritz Walter Model werd op 24 januari 1891 geboren in Genthin (Sachsen) als zoon van Otto Paul Moritz Model en zijn eenendertigjarige vrouw. Walter werd zijn roepnaam. Zijn vader kreeg in 1908 een baan in Naumburg en Walter werd hier scholier aan het gymnasium. Naumburg was een garnizoensstad, er lag een bataljon van de jagers en van de artillerie. De jonge Model leerde een stad kennen waar het militaire bestaan de toon aangaf.
Het Pruisische leger groeide en de vraag naar officieren steeg. Walter Model werd opgeleid als officier. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd hij met Kerstmis regimentsadjudant. In 1915 werd hij zwaar gewond en verbleef vier weken in een hospitaal in Sedan. In oktober 1915 kreeg hij het IJzeren Kruis I. Nadat hij nogmaals gewond was geraakt, en weer enkele maanden in het hospitaal gelegen had, werd hij in 1917 ordonnansofficier. Tussen de twee wereldoorlogen vervulde hij verschillende functies in het Duitse leger. Op 12 mei 1921 trouwde hij met Herta Huyssen. Uit hun huwelijk werden twee dochters en een zoon geboren. Vanaf 1941 was hij als bevelvoerder van Duitse legereenheden in gevecht in Rusland. In 1942 werd hij commandant van het 9.Armeekorps. Deze periode heeft het langst geduurd en hier voelde hij zich op zijn gemak. Zijn nieuwe chef-staf werd General-Major Hans Krebs.
In januari 1944 was Model aanwezig bij de besprekingen in het hoofdkwartier van Hitler, de ‘Wolfsschanze’, over de situatie aan de fronten. Voordat hij terugging naar het front in Rusland diende Model bij personeelszaken van de Wehrmacht een verzoek in om een persoonlijke
adjudant te mogen hebben. Dit verzoek werd afgewezen omdat commandanten van legerkorpsen geen persoonlijke adjudanten hadden. Tijdens een afscheidsbezoek ontmoette Model toevallig SS-Reichsführer Heinrich Himmler aan wie hij zijn verhaal deed. Himmler zag kans een verbindingsofficier bij Model te plaatsen en bood hem direct een gewaardeerde officier van de Waffen-SS aan. Dit werd SS-Sturmbannführer Rudolph Maeker. In maart 1944 werd Model door Hitler tot de hoogste Duitse rang in de Wehrmacht benoemd, die van Generalfeldmarschall.
Op 22 juli 1944 vlogen Model en zijn staf met twee kleine verkenningsvliegtuigen naar het hoofdkwartier van General Graf von Rothkirch. Tijdens deze vlucht werden ze door Russische jagers aangevallen. Model kon
bij de landing nog snel uit het vliegtuig springen en in dekking gaan, maar het tweede toestel waarin SS-Sturm-bannführer Maeker zat, kreeg de volle laag. Maeker raakte zwaar gewond.
OBERBEFEHLSHABER HEERESGRUPPE B
Op 16 augustus 1944 kreeg Model het bevel dat hij zich om 12.00u bij Hitler in de ‘Wolfsschanze’ diende te melden. Hitler wilde Generalfeldmarschall von Kluge, die hij na de aanslag op zijn leven van 20 juli 1944 niet meer vertrouwde, vervangen door Model. Laatstgenoemde bepleitte tevergeefs zijn positie aan het oostfront. Dezelfde middag verleende Hitler Model de briljanten bij zijn Ridderkruis. Hij vertelde hem daarbij dat hij benoemd was tot Oberbefehlshaber West, ter vervanging van von Kluge. Hiermee werd hij tegelijk Ober-befehlshaber der Heeresgruppe B.
Aangezien zijn ordonnansofficier gewond was, vroeg Model om een vervanger. Dit werd SS-Sturmbannführer Heinrich Springer. Op 29 augustus meldde deze zich op het hoofdkwartier van Model in Havrincourt ten westen van Cambrai, in Noord-Frankrijk.
Springer: ”Op 27 augustus na de dagelijkse middagbespre-king meldde ik me af bij de Führer. Hij zei: ‘Ik wens de Feldmarschall veel geluk en succes bij zijn nieuwe zware opgave’. Ik meldde me op 29 augustus op het hoofdkwartier van Heeresgruppe B in het ‘Weissen Schloss’ in Havrincourt ten westen van Cambrai. De eerste dagen als Begleitoffizier waren werkelijk turbulent. Na een paar dagen wist ik al waar het op aan kwam, de Feldmarschall door verstopte of geblokkeerde straten heen leiden, er voor zorgen dat de verbindingen goed waren en zorgen dat op de stafkaarten alle recente informatie was aangegeven.”
Vanaf het moment dat Model het commando overnam trachtte hij zijn aangeslagen troepen te hergroeperen en een nieuwe frontlinie op te bouwen. Op 5 september werd Generalfeldmarschall Gerd von Rundstedt Ober-befehlshaber West. Model behield het commando over Heeresgruppe B. Op dat moment stootte het Britse Second Army van Major-General Dempsey naar Antwerpen en Brussel door. Model gaf zijn 15. Armee opdracht over de Schelde naar het noorden uit te wijken. Door hun lange aanvoerlijnen waren de geallieerden gedwongen een adempauze in te lasten. Deze tijd gebruikte Model om zijn posities te consolideren en zijn chaotisch teruggetrokken troepen te herschikken.
OOSTERBEEK
Model vestigde op 15 september zijn hoofdkwartier in Oosterbeek en betrok met zijn staf de hotels Harten-stein en Tafelberg. Hier bezocht de Höhere SS- und Polizeiführer Niederlande, SS-Gruppenführer Rauter Model en zijn staf. Rauter was van mening dat een geallieerde aanval van luchtlandingstroepen zou plaats vinden. Model en zijn chef-staf Hans Krebs waren zeer sceptisch want, zo dachten ze, Montgomery was een voorzichtige bevelvoerder.
Heinrich Springer werd op 3 november 1914 geboren in Kiel. Op 1 juni 1936 trad hij toe tot de Alge-meine SS, waarna hij in november 1937 overging naar de Waffen-SS. Hij kreeg bij de 3.Kompanie SS-Regiment Germania zijn infanterie-opleiding. Eind 1938 ging hij naar de officiersopleiding bij de SS-Junkerschule Tölz. Hij kreeg nog een opleiding voor pelotonscommandant
in Dachau en werd commandant van het tweede peloton van de Leibstandarte SS Adolf Hitler. Met de Leibstandarte maakte hij in de eerste oorlogsjaren vele veldtochten mee. Tijdens deze ondernemingen raakte hij diverse keren gewond en in 1943 in Rusland zelfs zéér zwaar gewond. Op 10 september 1943 werd hij overgeplaatst als divisie-adjudant naar de SS-Panzer-grenadier-Division Hitlerjugend om aan de opbouw van deze divisie mee te werken. Hij kreeg op 27 mei bericht dat hij per 1 juni 1944 verbindingsofficier voor de Waffen-SS werd bij het Oberkommando der Wehrmacht in de Wehrmachtsführungsstab. Deze staf bevond zich op dat moment in Berchtesgaden. Eind augustus kreeg hij te horen dat hij 1.Ordonnanz-und Begleitoffizier bij Walter Model zou worden.
Oberleutnant Gustav Sedelhauser voerde het bevel over de transportsectie en tevens over de beveiliging van Models staf. Hij herinnerde zich: ”Op vrijdag de 15de september kwamen we in Oosterbeek aan. Het leek wel een paradijsje alles was zo schoon en mooi. Iedereen kon nu zijn was laten doen en het zou vier dagen duren voordat we deze terug zouden krijgen. Uiteindelijk hebben we het wasgoed nooit terug gehad. Op zaterdag maakte Model een tocht door de omgeving. Iedereen van de staf bleef zaterdagavond binnen en er was een feestje om enkele promoties te vieren. Zondagmorgen ging Models chauffeur koffiedrinken in het officierscasino en tegen elf uur sprak ik Model nog.”
Hans Ertl, filmer van een Propagandakompanie [zie Ministory 72], meldde zich op 16 september in Ooster-beek bij de inlichtingenofficier, op het hoofdkwartier van Heeresgruppe B. In zijn boek schrijft hij hierover het volgende: ”Op het moment dat ik de trap van het hotel op liep verscheen Model met monocle en begeleiders om waarschijnlijk te vertrekken. Ik meldde me, terwijl ik op de middelste trede stond, plichtmatig terwijl de commandant van de Heeresgruppe mij van boven af gedetailleerd bestudeerde. ‘Waarvan kennen we elkaar?’ kwam zijn vraag. ‘Van de noodlanding met de Fieseler Storch bij Rhsew — winter 1942.’ ‘Ja, dat is juist’ antwoordde Model geamuseerd. ‘U was die ongeluksvogel die daarbij in een hoge boog over mij en de piloot in een sneeuwhoop vloog — ha ha ! Blij u hier weer te zien’ Met deze woorden gaf hij mij kort een hand om in het voorbij gaan zijn chef staf generaal Krebs en zijn adjudant Oberst von Freyberg het verhaal van de aanval van het Russische jachtvliegtuig en de gevolgen te vertellen.”
Op zondag 17 september 1944 hield Model een stafbe-spreking in hotel Hartenstein; tegen twaalf uur schoof men aan voor de lunch in hotel Tafelberg. Er was de hele ochtend al veel bedrijvigheid in de lucht, maar dat was men wel gewend. Heinrich Springer schrijft hierover het volgende: ”Op weekdagen aten wij in principe in de avond warm maar op zondag werd tussen de middag een warme maaltijd genuttigd. Model en enkele stafofficieren zaten op deze zonnige herfstdag in de veranda van het hotel ‘Tafelberg’ te eten toen opeens de lucht donker werd en een onheilspellend geluid door de ramen drong. Een officier stormde naar binnen en riep: ‘Vijandelijke luchtlandingen in grote getalen direct in de buurt’.”
Tegen één uur kreeg de Ia [chef-operaties] Oberst Hans-Georg von Tempelhoff een dringend telefoongesprek.
Von Tempelhoff schrijft hierover aan de auteur Cornelius Ryan: ”De officier aan de telefoon vroeg mij om uit het raam te kijken. Toen ik bij het raam stond zag ik tot mijn verbazing parachutisten naar beneden komen. Ik riep Model en Krebs naar het raam en zei: ‘Kijk naar buiten’. Model stond links van mij en Krebs rechts. Beide mannen droegen een monocle en deze lieten ze van verbazing vallen. Krebs zei: ‘Dit wordt de beslissende slag van deze oorlog’. Waarop Model antwoordde: ‘Doe niet zo dramatisch, het is duidelijk genoeg en verbaast me niets’.” Model wendde zich tot von Tempelhoff en gaf hem opdracht om iedereen te alarmeren. Von Tempelhoff ging naar boven waar zijn kantoor was en alarmeerde via de telefoon en radio alle eenheden, in het bijzonder die van de Waffen-SS. Oberleutnant Sedelhauser: ”Er kwamen veel bommenwerpers over en we dachten dat deze naar Duitsland gingen. Op een gegeven moment ging de telefoon en meldde een van mijn mannen uit Wolfheze dat er zweefvliegtuigen aan het landen waren. Ik dacht dat hij gek geworden was. Daarna ben ik naar Oberst von Tempelhoff gerend en hem het nieuws verteld. Toen ik uit het kantoor van von Tempel-hoff kwam liep Model zijn kantoor binnen.”
Er was een zware explosie waardoor iedereen op de grond dook. Daarna verlieten Model en Krebs hotel Tafelberg. De veldmaarschalk gaf opdracht naar Terborg te gaan; hier lagen de kwartiermakers van zijn staf. Het kasteel
Even buiten Terborg staan drie villa’s aan de Paasberg. Vanaf de weg gezien werden de twee rechtse villa’s bewoond door de broers Deurvorst. In het meest rechtse huis, ‘t Zonnehuis’, woonden Frank en zijn vrouw Els met hun moeder (‘ma’ in het dagboek van Claire Deurvorst). Daarnaast woonden Claire Deurvorst en haar echtgenoot Mel, Franks broer. Claire Deurvorst-Yeates was geboren in Londen. Aangezien er voor haar geen communicatie mogelijk was met Engeland hield zij vanaf 1940 een dagboek bij in het Engels. Voor het verblijf van Walter Model in Terborg zijn haar aantekeningen interessant. In 2012 heeft Lied Deurvorst dit dagboek in boekvorm uitgegeven onder de titel: Imagine a perfect, cloudless May day. Enkele passages uit dit boek worden aangehaald. De villa’s waren erg in trek bij de Duitsers en begin september waren er verschillende ‘hoge’ officieren ingekwartierd. Op 17 september schrijft Claire in haar dagboek dat ma bij haar kwam om te vertellen dat nog een generaal zijn intrek in ’t Zonnehuis wilde nemen en dat daarom de eerste generaal nu hun gast zou worden, samen met zijn chauffeur en oppasser.
Wisch van graaf Van Schuylenburg werd hiervoor gekozen en tegen 17.00u was de staf weer aan het werk.
Oberleutnant Sedelhauser sprong op zijn motorfiets en ging naar zijn troepen die in de bossen gelegerd waren. Hier kreeg hij de eerste meldingen binnen dat er zes gewonden waren gevallen en dat drie vrachtwagens in brand stonden. Hij trok al zijn voertuigen en manschappen terug en begon de verplaatsing van de staf te organiseren. Krebs vergat behalve zijn pet en pistool de stafkaart met de complete frontsituatie van Nederland tot Zwitserland. Toen Sedelhauser als laatste vertrok griste hij deze nog van de tafel. Ze vertrokken richting Zutphen en overnachtten in Doetinchem.
SS-Sturmbannführer Heinrich Springer schreef: ”Ik geloof dat er nog nooit zo snel een hoofdkwartier ontruimd
werd. Na een half uur stoven we naar het hoofdkwartier van SS-Obergruppenführer Bittrich in Doetinchem. Zijn hoofdkwartier lag goed verborgen in een bosgebied [kasteel
Slangenburg, BG]. De eerste woorden die Model tegen Bittrich zei waren ‘Bijna hadden de Engelsen mijn gehele staf gevangengenomen’. Nu was de veldmaarschalk in zijn element. Vanaf nu gold, snel handelen en veel improviseren.” Models eerste doel was het hoofdkwartier in Doetin-chem van SS-Obergruppenführer Bittrich die het
II. SS-Panzer Korps leidde. In Doetinchem was het chaotisch en Model snelde direct naar Bittrich toe. SS-Obergruppenführer Bittrich schrijft hierover in zijn verslag: ”Tegen 15.00u arriveerde de Oberbefehlshaber der Heeresgruppe B Feldmarschall Model met zijn chef-staf General-Major Krebs op mijn hoofdkwartier in Doetinchem. Hij gaf in het kort een verslag van zijn persoonlijke indrukken van de luchtlandingen die vlak bij zijn hoofdkwartier hadden plaatsgevonden. Beiden luisterden naar de inmiddels genomen noodmaatregelen en Model ging hiermee akkoord. Hij plaatste het II. SS-Panzer Korps direct onder Heeresgruppe B en gaf mij het bevel.”
In het dagboek van Claire Deurvorst wordt op 23 september voor het eerst melding gemaakt dat Walter Mo
del zijn intrek heeft genomen in ’t Zonnehuis:”Els went over to ’t Zonnehuis and they said that they were also leaving and that Graf von Stolberg would want an interview with her concerning their coming back into the house. He also mumbled something about the Feldmarschall coming here.”
Model gaf opdracht de bruggen over de Waal en de Rijn zeker te stellen. Generaloberst Student, die zijn hoofdkwartier in Vught had en te midden van de luchtlandingen zat, wilde direct de brug over de Waal opblazen. Model verbood hem dat omdat hij geen voorstander was om bruggen direct te vernietigen. In dit geval bleek hij geen gelijk te hebben. Wilhelm Bittrich zegt hierover het volgende: ”Ik realiseerde mij dat het Britse Tweede Leger via Nijmegen de 1st Airborne Division wilde versterken. Ik hoopte op de eerste dag van de gevechten troepen via de Rijnbrug naar Nijmegen te sturen. Dit mislukte echter aangezien de noordzijde van de Rijnbrug al in Britse handen was. Hierdoor was het niet meer mogelijk om troepen naar Nijmegen te sturen en de Waalbrug in handen te houden. Daarom heb ik op de 18de of 19de met het hoofdkwartier
van Model gebeld met het verzoek om de bruggen te mogen opblazen. General-Major Krebs antwoordde: ‘We hebben de bruggen nog nodig voor onze tegenaanvallen’. Omdat de situatie mij erg veel zorgen baarde was ik hierover gefrustreerd. Ik ging ervan uit dat de staf van de Heeresgruppe B een beter overzicht van het gehele front had dan ik mijn hoofdkwartier.”
De bruggen bij Grave en Nijmegen werden uiteindelijk intact door de Geallieerden veroverd. Dat Model zich graag voorin de linies begaf was alom bekend. Zijn adjudant, SS-Sturmbannführer Heinrich Springer schrijft: ”Major Hans-Peter Knaust was een oudgediende. Voor Moskou had hij een been verloren en was nu commandant van het Panzergrenadier-Ersatz- und Ausbildungs Battalion 64 dat werd samengevoegd met het Panzer-Ersatz Abteilung 11, hierdoor ontstond Kampfgruppe Knaust. Op donderdag de 21ste was de Arnhemse brug heroverd en kon Knaust met zijn pantservoertuigen over de brug naar het zuiden doorstoten. Hij moest de opmars van de geallieerden vanuit Nijmegen via Elst naar Arnhem verhinderen. Model wist de inzet van Knaust te waarderen en heeft hem
voorgedragen voor een Ridderkruis. De voordracht werd telefonisch bevestigd en Model kon niet wachten om Knaust het nieuws te vertellen.”
Op 26 oktober 1967 interviewde Cornelius Ryan Wilhelm Bittrich. Eén van de vragen ging over het verlenen van het Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes aan Hans-Peter Knaust. Bittrich verklaarde hierover het volgende: ”Op 26 september had ik met mijn commandanten, waaronder Knaust, een overleg. Model bezocht onverwacht deze vergadering en het eerste wat hij vroeg was ‘Bittrich wanneer is het hier gebeurd?’. Waarop ik antwoordde: ‘Veldmaarschalk, gisteren en de vorige dag hebben we gestreden als nooit tevoren. We hebben alles wat we hebben in de strijd geworpen, dat is nu de situatie’. Op dat moment kwam er een ordonnans binnen die direct zei: ‘De luchtlandingstroepen hebben zich overgegeven’. Het eerste dat ik deed was aan veldmaarschalk Model vragen om twee van mijn officieren te decoreren. Dit hield in dat hiermee aan de offici-ele formaliteiten, zoals een schriftelijke verklaring wat de reden was voor een decoratie, werd voorbijgegaan. Model
vroeg zijn ordonnans of hij ridderkruizen bij zich had en hing deze om Knaust en Harzer hun nek.”
Het aparte van deze uitspraak is dat er voor Walter Har-zer weldegelijk een aanvraag, ondertekend door Bittrich, was gedaan om het Ridderkruis aan hem toe te kennen. Deze aanvraag was al op 21 september 1944 door Berlijn goedgekeurd. Bittrich wist van dit verzoek op het moment dat hij aan Model vroeg om zowel aan Knaust als ook aan Harzer een Ridderkruis te verlenen. De onderscheiding was nog niet uitgereikt en het is aannemelijk dat Bittrich van het moment van de aanwezigheid van Model heeft gebruikt om ook aan Harzer de medaille uit te reiken.
In een telegram van 21 september van de Ia van Hee-resgruppe B werd al bepaald dat het 1.Fallschirm-Armee op 22 september zijn hoofdkwartier naar Terborg moest verplaatsen. Dit hield in dat het hoofdkwartier van Hee-resgruppe B verplaatst werd naar Osterath in de buurt van Krefeld. Kasteel Wisch bleef voorlopig de vooruitgeschoven commandopost van Walter Model.
Op 22 september maakt Claire de volgende notitie in haar dagboek: ”There is a grand dinner party at Wisch [het kasteel , BG]. Seyss Inquart is the guest of honour, a pause in his flight from Holland we hope. Tante Mie [Mie Sas-sen-Vonk, BG] is in a terrible state because she has a general (Air Force) billeted on her. His name is Student and is only less in rank to Field Marshal Göring.”
Claire Deurvorst noemt op 29 september in haar notitie de adjudant van Model, Heinrich Springer: According to Ma, General Model seems to have been at ‘t Zonnehuis last night. There was great feasting there and guards all-round the house. The Adjutant of our guest a Sturmbannführer [Heinrich Springer, BG] has been in Russia and told Mel that nearly all the provisions that they captured in Russia were American. He also told Mel that their life was a difficult one. Sometimes they have to drive hundreds of kilometres on end, often a night through strange countries and completely strange roads. He never knows if he finds a bed and at what hour of the night he has to get up, pack and be off on one of these long journey.”
HOOG BEZOEK
Minister Goebbels bracht een bezoek aan een fabriek in Keulen waar hij een toespraak hield en Model nodigde hem uit voor diner, waarbij hij probeerde om o.a. betere bevoorrading te krijgen. Op 3 oktober bemerkte Els dat er iets speciaals in ’t Zonnehuis stond te gebeuren: ”The furniture was being moved about from one room to another. Every moment they wanted something from the ‘genadige Frau’… ”
De ceremoniemeester wilde van alles hebben zoals donker gekleurde doeken om over de boekenkast te hangen en vroeg of er ook zilveren kandelaars waren. Alles was al door de bewoners verborgen en de Duitsers moesten zich dus behelpen. ”The hall was a sea of flowers and there also was a long table laid out for lunch. Els had one friend amongst the staff who just says anything he likes. She carefully asked him who the important guest should be. ‘Ach dass ist Reichsminister Goebbels’, he answered. This afternoon at 1.30 he arrived and at 3 o’clock he departed again.”
Na de gevechten in Nederland heeft de Heeresgruppe B zware gevechten geleverd in de Ardennen. De Hee-
resgruppe vond tenslotte haar einde in de Ruhrkessel. In de middag van 21 april 1945 vroeg Model nog eenmaal aan zijn adjudant, Oberst Pilling, om met hem mee te gaan. Aangekomen bij een paar hoge eiken in een bos tussen Lintdorf en Wedau pakte hij zijn pistool en zette deze tegen zijn slaap en drukte af. Model werd onder de eikenboom begraven. Later is hij bijgezet op de begraafplaats Vossenack in de Eifel.
Bronnen:
• Görlitz, W., Model Strategie der Defensive
(Limes Verlag, Wiesbaden 1975).
• Springer, H., Stationen eines Lebens in Krieg und Frieden, Zeitgeschichtliches Zeugnis des SS-Sturm-bannführers und Ritterkreuztragers der Leibstandarte SS. Adolf Hitler (D.V.G., Rosenheim 1996).
• Deurvorst, L., en Deurvorst-Yeates, C.,Imagine a perfect, cloudless May day (eigen beheer, Zutphen 2012).
• Ertl, H., Hans Ertl als Kriegsberichter 1939-1945 (Steiger Verlag, Innsbruck 1985).
• Cornelius Ryan Collection, diverse verslagen.
Met dank aan: Marcel Anker, Hans Houterman en Leo van Midden.
HISTORISCH PERSPECTIEF
ONDERZOEK NAAR DE MISSENDE FOTO’S
VAN JACOBSEN EN WENZEL
Zonder twijfel zijn de door de Duitse fotografen Jacobsen en Wenzel op 19 en 20 september 1944 gemaakte foto’s de belangrijkste visuele bron van de Slag om Arnhem. Eerder is een aantal individuele foto’s uit deze serie in Ministories behandeld, vooral om vast stellen waar ze zijn gemaakt. Inmiddels kunnen we de exacte plek van alle 150 foto’s duiden en in Airborne Magazine 18 stond een artikel waarin zelfs het tijdstip van het maken van deze foto’s wordt bepaald. Wat overblijft is dat we een kleine 40 foto’s uit deze serie missen. Wat zou daarop staan? En wat zou deze inhoud toevoegen aan ons beeld van de slag? Dit artikel beschrijft een zoektocht naar de ontbrekende afbeeldingen.
— Paul Meiboom
We weten dat er foto’s missen omdat we de beschikking hebben over afdrukken van de negatieven, zoals gebruikt door Margry in Market Garden Then and Now, en de nummering verschillende gaten laat zien (tabel 1).
Filmnr. Fotograaf Negatieven aanwezig Aantal
3526 Wenzel 1 2A-13A, 20A-25A 18
3527 Wenzel 2 1A-23A 23
3528 Jacobsen 3 9A-26A 18
3529 Jacobsen 4 3-32 30
3530 Jacobsen 1 2A-19A, 26A-35A 28
3531A Jacobsen 2 3-35 33
Tabel 1. Negatieven Arnhem/Oosterbeek van Wenzel en Jacobsen in het Bundesarchiv.
Het exacte aantal missende negatieven is niet goed vast te stellen. De meeste lezers van dit magazine zijn nog wel bekend met het gedoe van het plaatsten en uitnemen van
kleinbeeldfilmrolletje uit je camera, waardoor een ontwikkeld filmpje niet altijd bij 1 begint en/of bij 36 eindigt. Daarnaast zijn door de jaren heen via diverse bronnen een aantal foto’s opgedoken die, naar we aannemen, door Jacobsen of Wenzel in Arnhem zijn gemaakt, maar die niet in de serie in het Bundesarchiv (BA) zitten. Op dit moment zijn dat er vijf (afbeeldingen 1 t/m 5). Afbeelding 5 bevindt zich weliswaar ook in het archief van het BA, maar het betreft hier de afdruk van de foto en niet het negatief. Dit soort afdrukken komt meestal uit de archieven van persagentschappen (zie kader).
Aan de makers van de foto’s hoeven we meestal niet te twijfelen. Het mooiste voorbeeld is afbeelding 2. Op een foto van Jacobsen die wel in de serie van het Bundesarchiv zit (afbeelding 6), zien we Wenzel deze maken! Voor twee foto’s geldt deze twijfel wel, iets dat ik bij het onderzoek voor de foto van O’ Sullivan (Ministory 118) over het hoofd heb gezien. Er blijkt een foto te bestaan (afbeelding 7) van
linksboven: Afb 3. Portret van Captain O’Sullivan, 1st Parachute Battalion – zie Ministory 118 (collectie Peter Vrolijk, EBay-aankoop in de jaren ’90), rechtsboven: Afb 4. Duitsers met fietsen tegenover het Gemeentemuseum (Berliner Zeitung / collectie Karel Margry), onderaan: Afb 5. Krijgsgevangenen bij het Station. Afdruk van een foto van Wenzel -waarschijnlijk uit het archief van ‘Berliner Verlag’ (Bundesarchiv, Bild 146-2005-077).
PK-Adendorf die qua tijd en plaats perfect past in de route van Jacobsen en Wenzel op 19 september. Dat betekent dat de ‘onbekende’ foto’s waarvan we de fotograaf niet kennen (afbeeldingen 3 en 4) ook van hem zouden kunnen zijn. Adendorf kennen we vooral van de foto’s van de Duitse commandanten Model, Harmel, Knaust, Student, Harzer en Bittrich die hij genomen heeft op 28 september op Harzers hoofdkwartier van de 9. SS-Panzer-Division in Villa Heselbergh (zie Margry, pp. 716 en verder).
Het bijzondere is dat afbeelding 7 de enige bekende foto is van Adendorf in Arnhem tijdens de slag. Er zijn meerdere foto’s van hem bekend: Margry heeft twaalf andere afgedrukt, maar deze zijn allemaal van 26 september of later. Dit gegeven en de perfecte plaats in de Wenzel/Jacob-sen-serie doet twijfelen of de toewijzing aan Adendorf wel correct is. Daartegen valt in te brengen dat er überhaupt maar heel weinig foto’s van Adendorf bekend zijn. Hij heeft er ongetwijfeld veel meer gemaakt. De nummering van de foto laat zien dat ook deze uit een archief van een uitgeverij komt; het BA bezit het originele negatief niet. De foto belandde na de oorlog via het persagentschap Scherl in ‘hard copy’ in het Oost-Duitse ADN-archief dat na de Duitse hereniging opging in dat van het BA. Wellicht dat er ergens in die omzwervingen een verwisseling heeft plaatsgevonden. Maar Duitsers zijn echt gründlich, een foute toewij-
zing maken ze niet zomaar. Verder onderzoek zal dit moeten uitwijzen. Hoe dan ook, als blijkt dat het wel degelijk een Adendorf-foto is, dan zijn er ongetwijfeld nog meer foto’s door hem gemaakt tijdens de cruciale beginfase van de slag en ligt er misschien nog ergens een te ontdekken ‘schat’ in de archieven.
OP ONDERZOEK
Duidelijk is dus dat de serie negatieven, zoals bewaard in het BA, niet compleet is. De door Margry afgebeelde zogenaamde ‘positiv Kleinbild-Kontactstreifen’ bevinden zich in de vestiging van het Duitse Bundesarchiv in Koblenz, die voor het publiek toegankelijk is. Een onderzoeksmis-sie daarheen in 2014 leverde niets op voor wat betreft de missende foto’s. Wel werd duidelijk hoe het archief in elkaar zit. In Koblenz zijn op briefkaartformaat afdrukken beschikbaar van alle PK-foto’s waarvan het Bundesarchiv de negatieven heeft, gegroepeerd in 24 afdrukken per briefkaart. Een snelle rekensom op basis van de omvang leverde op dat het inderdaad om zo’n miljoen negatieven gaat. Daarnaast zijn de door Margry gebruikte afdrukken van
de originele negatieven aanwezig, maar de originele negatieven zelf worden niet bewaard in Koblenz. Ze bevinden zich in een niet voor het publiek toegankelijke vestiging van het BA in Berlijn waar ze geklimatiseerd en beveiligd bewaard worden in een soort bunker, vooral vanwege hun brandbaarheid.
De volgende stap moest dus een bezoek aan deze vestiging in Berlijn zijn. Maar op de vraag daarnaar gaven de archief-medewerkers in Koblenz aan dat dat zelfs voor hen niet toegankelijk is. Uiteindelijk na lang aandringen en vele verzoeken lukte het via bemiddeling van Geert Maassen en de directeur van het Gelders Archief, Fred van Kan, om toestemming te krijgen voor een onderzoek ter plaatste. Op de achteraf voor Berlijn dramatische 19e december 2016 (de aanslag op de kerstmarkt) bracht ik dit bezoek. Op voorstel van het BA werden alle bewaarmappen ter beschikking gesteld die ook maar enigszins betrekking hebben op Jacobsen en Wenzel en Arnhem en Nederland. Dit waren in totaal negen bewaarbanden (afbeelding 9). De nummering van de negatieven werd nu ook duidelijk: het tweede nummer in een negatiefnummer is de verwijzing naar de betreffende bewaarband. Als voorbeeld neem ik afbeelding 6 in dit artikel: 101I (propaganda Kompaniën Heer und Luftwaffe) – 497 (bewaarband nummer) – 3531A (filmnummer) – 32 (negatiefnummer).
Helaas is de conclusie dat ook in deze verzameling geen missende negatieven zijn gevonden. Wel werd een vermoeden verhelderd: de originele negatieven zijn gesneden in stroken van zes negatieven (zie afbeeldingen 10 en 11), behalve aan het einde als er een rest overbleef. Op basis van tabel 1 kunnen we dan vijf plekken identificeren waar precies zes negatieve missen en mogelijk een paar andere aan het einde van films met minder dan zes (tabel 2). Daarbij kunnen we ook de vijf foto’s waarvan geen negatieven zijn een mogelijke plek geven, ervan uitgaande dat Adendorf niet de maker is.
Filmnr. Fotograaf Negatieven aanwezig Missende stroken Aantal missende (minstens)
3526 Wenzel 1 2A-13A, 20A-25A 14A-19A, 26A-31A, (32A-?) 12 Afb2. 26A-31A Afb3. 14A-19A Afb4. 26A-31A? Afb5. 26A-31A
3527 Wenzel 2 1A-23A 0
3528 Jacobsen 3 9A-26A 3A-8A, 27A-32A,(33A-?) 12 Afb1. 27A-32A Afb4 3A-8A?
3529 Jacobsen 4 3-32 0
3530 Jacobsen 1 2A-19A, 26A-35A 20A-25A 6
3531A Jacobsen 2 3-35 0
Tabel 2. Ontbrekende negatieven in de Wenzel/Jacobsen-serie in het BA.
Bij het bepalen van de gaten ga ik ervan uit dat van een aantal films geen verdere opnames in Arnhem zijn gemaakt, ondanks dat er nog ruimte was op de film. Dat volgt uit het verloop van de afgebeelde onderwerpen. Op 20 september maken ze beiden uitgebreid foto’s van krijgsgevangenen in Oosterbeek. Jacobsen sluit die dag af met foto’s van de voormalige oude watertoren aan de Molenweg in Ooster-beek en daarna de Willemskazerne in Arnhem (3529-31 en -32). Wenzel sluit die dag af met een panorama vanaf Bovenover in Arnhem (3527-23A) na zeven opnames in Oosterbeek. Voor de films 3530 en 3531A ga ik ervan uit dat opnames 35A en 35 de laatste waren op deze films. Van de overige twee films zouden nog een paar negatieven kunnen missen na de laatste missende strook van zes. Dus we kunnen redelijk zeker zeggen dat we minimaal 30 negatieven missen en mogelijk nog een stuk of vijf meer.
CONCLUSIE
De vragen uit de inleiding over wat er te zien is op de missende foto’s kunnen we nu helaas niet beantwoorden. Het niet aantreffen van de negatieven in Berlijn, wil niet zeggen dat deze er niet zijn; ik heb alleen op de logische plekken gezocht. Gegeven de reis die de negatieven gemaakt hebben (zie kader) kunnen ze heel goed per ongeluk ergens anders terecht zijn gekomen. Een verzameling van een miljoen foto’s is meer dan een spreekwoordelijke hooiberg, maar wellicht dat er in de toekomst per toeval nog iets boven water komt. Zo vond ik tijdens mijn onderzoek twee, op de betreffende pagina van de bewaarband, missende stroken van zes Jacobsen-negatieven uit film 3529 later terug bij PK-Röder, zo’n tien pagina’s ervoor in dezelfde klapper. Ik heb ze zelf maar op de goede plek gestopt…
Reacties: pemeiboom@gmail.com
De Odyssee van de PK-negatieven en andere bronnen
(deels ontleend aan Fotograferen tijdens de Slag om Arnhem van Robert Voskuil.)
De collectie van ruim twee miljoen PK-negatieven moest kort voor het einde van de oorlog van hogerhand worden vernietigd. Met twee vrachtwagens werden ze naar een steengroeve gebracht om ze daar te verbranden. Een van de twee wagens bleef steken en viel in de handen van Amerikaanse troepen. Wat er met de andere vrachtwagen en zijn inhoud van ongeveer een miljoen negatieven is gebeurd is niet bekend. In 1962 gaven de Amerikanen de negatieven terug, maar die waren ondertussen uit hun beschermhoes-jes gehaald en geheel door elkaar gehusseld. In het Bun-desarchiv in Koblenz had men jaren nodig om ze opnieuw te catalogiseren naar plaats en datum. Ongeveer één miljoen negatieven zijn op die manier voor documentatiedoe-len ter beschikking gekomen.* Daarbij zit dus de serie van Jacobsen en Wenzel, die in 1967 daarin ‘ontdekt’ zijn door Dhr. Iddekinge, de voormalige directeur van het Gemeentearchief in Arnhem.
Naast de negatieven in het BA zijn ook veel foto’s naar boven gekomen uit archieven van persagentschappen of uitgeverijen die in de oorlog al actief waren, zoals bijvoorbeeld Scherl en Ullstein, of de erfopvolgers daarvan. De PK-fotografen leverden hun films in bij de censoren van hun onderdeel. Deze maakten vervolgens een selectie van foto’s die ze voorzagen van een bijgevoegde (propagandis
tische) tekst en, meestal de naam van de fotograaf (zie afbeelding 8). Daarna gingen de afbeeldingen naar de persagentschappen voor publicatie in kranten en tijdschriften. Hard copy zouden we dat tegenwoordig noemen; foto’s in contemporaine publicaties zijn dus foto’s van foto’s. Van deze foto’s, die meestal als eenling uit de archieven komen, is de onderlinge samenhang niet met zekerheid vast te stellen. Je moet er dus maar van uit gaan dat het bijgeleverde commentaar het juiste is en niet ergens verklutst is geraakt.
Aan de nummering is de herkomst van foto’s te achterhalen. De aanduiding van de in het bezit van het BA zijnde negatieven begint met 101I (Heer en Luftwaffe), 101II (Marine) of 101-III (Waffen-SS). Vandaar dat we bijvoorbeeld weten dat PK Höppner die op 20 september een serie foto’s aan de Dreyenseweg heeft geschoten tot de marine behoorde; zijn negatieven beginnen met 101II. Foto’s uit de archieven van persagentschappen hebben een afwijkende nummering, in geval van afbeelding 5 is dat bijvoorbeeld 146-2005-077. Afbeeldingen die uit het Oost-Duitse staatsarchief komen beginnen met 183 (zoals afbeelding 7).
* Daarbij moet opgemerkt worden dat lang niet alle negatieven gedigitaliseerd zijn en voorhanden op de website van het BA. Wel is het mogelijk om tegen geringe vergoeding foto’s die men gevonden heeft in het archief te Koblenz te laten digitaliseren. Deze zijn daarna voor iedereen beschikbaar op de website.
ACTUEEL
WARSCHAU 2017, DRIEL 2020
Op vrijdag 18 september vond een bescheiden ceremonie plaats in Driel. Op het plantsoen tegenover het voormalige Poolse hoofdkwartier was, keurig volgens de coronarichtlijnen, een kleine groep mensen verzameld voor de onthulling van een kunstwerk. Onder het doek dat de initiatiefnemers verwijderen, kwam de bronzen beeltenis tevoorschijn van generaal-majoor Sosabowski. Het bijzondere aan dit kunstwerk van Martin Abspoel is dat drie jaar geleden, 1.200 kilometer naar het oosten, een identiek beeld werd onthuld in Warschau.
Het verhaal van de oprichting van het Drielse gedenkteken begint twee jaar geleden, tijdens een regenachtige herdenking. Kunstenaar Martin Abspoel zit op het Van Leeuwenplein in Driel naast gemeenteraadslid Cécile de Boer. Ze raken in gesprek en Martin vertelt over de indrukwekkende onthulling van het borstbeeld van generaal-majoor Sosabowski in Warschau, een jaar eerder. Ook memoreert hij een expositie in de kerk van Driel, lang geleden, waar menig Pool ontroerd raakte van een sculptuur van Sosabowski in klei. Dit verhaal en de bijzondere en warme relatie tussen Polen en Driel zorgen ervoor dat De Boer en mederaadslid Hanno Krijgsman de raad van gemeente Overbetuwe voorstellen een borstbeeld van de generaal-majoor in het dorp te plaatsen bij gelegenheid van de 75e herdenking van Market Garden. Niet alleen om het motto ‘herdenken, beseffen en beleven’ ook voor jonge generaties letterlijk beeldend te maken, maar evengoed om de commandant en de 1st (Polish) Independent Parachute Brigade te bedanken voor hun bijzondere inzet en om verhalen over de Tweede Wereldoorlog door te blijven geven. Het voorstel werd op 19 juli 2019 aangenomen. Het beeld zou nog datzelfde jaar worden onthuld, maar de ceremonie werd
doorgeschoven naar 2020 vanwege het overvolle herden-kingsprogramma waarin de generaal onvoldoende aandacht zou krijgen. Het is jammer dat een wereldwijde pandemie dit plan vervolgens onmogelijk maakte en de familie Sosabowski, veteranen en publiek ontbraken. De Boer sprak tijdens de onthulling haar wens uit bij de volgende herdenking in 2021 samen met hen bloemen te kunnen leggen bij het beeld. Daarnaast hoopte ze dat veel jongeren de ‘Liberation Route’ zullen volgen, het borstbeeld in Driel zullen bezoeken en zich realiseren dat we onze vrijheid te danken hebben aan moedige mensen zoals Sosabowski.
PROGRAMMA 2020 / 2021
Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
GEPLAND 2020
Vrijdag 18 december: Thema-avond Kreta 1941, door Erik Jellema, in Lebret, Oosterbeek
GEPLAND 2021
Maart / april: Algemene Ledenvergadering en lezing over de Eight Airforce
Voorjaar: KOSB-fietstocht
Voorjaar: RECCE-fietstocht
September: battlefield tour (wandeling) Perimeter Noord
Najaar: Lezing opmars 21st Army Group (Falaise t/m 17 september)
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 20 – MAART 2021
NUMMER 21 – JULI 2021
NUMMER 22 – NOVEMBER 2021
Nader te bepalen: lezing over de rol van herdenken Nader te bepalen: lezing over de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL), door Kapitein Geert Jonker
VVAM-WEBSITE BETER TOEGANKELIJK Door een administratieve wijziging in de ledenadministratie en de wens van het VVAM-bestuur om digitale content via reguliere zoekmachines vindbaar te maken voor niet-leden, zijn alle persoonlijk accounts van de VVAM-website verwijderd. De site is hiermee niet meer exclusief voor leden; het grootste gedeelte van de informatie is nu publiek toegankelijk.
Rick van der Hoef heeft aangeboden de VVAM-nieu-wsbrieven van de afgelopen veertig jaar te digitaliseren, zodat we ook deze hoogwaardige kennis van de Slag om Arnhem online kunnen aanbieden. De eerste vijftig nummers zijn al opgeleverd en staan op de site. Het streven is om vóór januari alle nieuwsbrieven online te hebben. De nieuwsbrieven van de vereniging zijn momenteel uitgeleend aan het museum. De brieven bevatten informatie over de achtergrond en herkomst van museale stukken waardoor in sommige gevallen ontbrekende informatie gekoppeld kan worden aan een museaal object.
PUBLICATIES TE KOOP
Sinds kort worden VVAM-publicaties verkocht in de museumwinkel. De opbrengst wordt gedeeld met het museum.
CORRECTIES
Is er toch nog een slordigheidje in Airborne Magazine nr. 18 geslopen: op pagina 28 wordt in de tekst gesproken over figuren 5 en 6.
Dit had moeten zijn: figuren 11 en 12.
*
DE ACHTERZIJDE Op 27 september jongstleden overleed Colonel John Llewellyn Waddy. Hij is 100 jaar geworden.
Als Major leidde hij tijdens de Slag om Arnhem B Company van het 156 Parachute Battalion. Met zijn verscheiden verliest ‘Arnhem’ de laatste Britse officier. Een uitgebreid overlijdensbericht is te vinden op de VVAM-website.
Jaargang 6, nr. 18, juli 2020
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Muse-um Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie:
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Bob Gerritsen, Leo van Midden, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee:
Wybo Boersma, Alexander Heusschen, Arjan Jansen, Bob Gerritsen, Rolf Hensel, Willem Kleijn, Frans Maes, Paul Meiboom Bob Gerritsen, Leo van Midden, Daan van Oort, Rob van Putten, Natalie Rosenberg, Hans Timmerman
Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk:
Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM: www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Archivering & losse nummers: info@vriendenairbornemuseum.nl
INHOUDSOPGAVE
3 Bestuursmededelingen
4 Interview – Sarah Heijse
8 Nieuws – Impressies Airborne Museum
12 Reacties – Geen Quad maar Tractor
14 Ministory 134 – Heldenfriedhof Velp
26 Tijdsbepaling van foto’s
32 Historisch perspectief – ‘Shut up shop’
35 Programma
BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: Het nieuwe Airborne Museum at Hartenstein (foto: Daan van Oort).
BESTUURSMEDEDELINGEN
Het Airborne Museum is in zwaar weer terecht gekomen.
De coronacrisis resulteerde in een geannuleerde heropening op 13 maart en veroorzaakte financiële problemen. In eerste instantie werd uitgegaan van een sluiting tot 1 juni met een verlies van € 300.000. In de afgelopen periode heeft het be-stuur van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum (VVAM) een aantal keren contact gehad met het Airborne Museum om, indien nodig, financieel bij te springen.
Om de geldelijke gevolgen het hoofd te bieden heeft het Museum een aantal maatregelen getroffen. Eén hiervan was het aanbieden van een Vriendenabonnement van €30, dat recht geeft op een jaar lang gratis museumbezoek, 10% kor-ting op alle artikelen (m.u.v. boeken) en een lagere entree-prijs bij lezingen. Samen met garantstellingen van o.a. de gemeente Arnhem, het Ministerie van OCW wist het Muse-um hiermee de schade van bijna drie maanden sluiting bijna geheel op te vangen.
De Vriendenabonnement-oproep heeft bij sommige VVAM-leden tot verwarring geleid. Zo kregen wij de vraag of houders van een Vriendenabonnement na nu: automatisch lid zijn van de VVAM, en of er nu twee verschillende verenigingen zijn. Op beide vragen is het antwoord ‘nee’.
Voor een jaarlijkse contributie van €25 ontvangen VVAM-leden: gratis toegang tot het Airborne Museum (teruggave van het entreegeld achteraf), 3 x per jaar Air-borne Magazine, gratis toegang tot verenigingsbijeenkom-sten, waaronder lezingen en thema-avonden, en korting op verenigingsactiviteiten, zoals battlefield tours.
SCHENKING MEDAILLES
De weduwe van de Nederlandse commando Tom Italiaander (1914-2000) heeft onlangs zijn medailles aan het Airborne Museum geschonken: de Bronzen Leeuw en het Oorlogsherinneringskruis met de gespen ‘Krijg te land 1940 1945’ en ‘Arnhem-Nijmegen-Walcheren 1944’. Het is voor het eerst, en zonder twijfel ook voor het laatst, dat een Nederlandse set medailles wordt toe-gevoegd aan de collectie.
Italiaander behoorde bij No. 2 (Dutch) Troop, No. 10 (Inter-Allied) Commando. Tijdens de slag om Arnhem maakte hij deel uit van de liaison party. Hij was toege-voegd aan het 1st Airborne Reconnaissance Squadron en landde op 17 september 1944 in dezelfde glider als Major-General Urquhart. Op 25 september zag hij kans over de Rijn te ontsnappen. Italiaander nam ook deel aan de herovering van Walcheren. In Ministory 68 vertelde Italiaander over zijn aandeel in de strijd rond Wolfheze en Oosterbeek.
– Wybo Boersma
18 september 1944, Duitsekampweg, Wolfheze.
De dames Ch. Tjoonk-Nengerman (links) en M.
Van der Poel hebben de Nederlandse vlag voor de dag gehaald. De Nederlandse commando’s zijn Private Jef van der Meer (links) en Corporal Tom Italiaander (rechts). De foto werd gemaakt door sergeant Dennis Smith van de Army Film and Photographic Unit (bron: IWM, BU 1153, maker: Sgt. D.M. Smith, AFPU).
“IN MIJN OPENINGSSPEECH ZOU IK HEBBEN GEZEGD: HET HART
VAN HARTENSTEIN KLOPT NU WEER STERKER DAN OOIT!”
SARAH HEIJSE, DIRECTEUR-BESTUURDER VAN HET AIRBORNE MUSEUM
Sarah Heijse (39) is gepokt en gemazeld geraakt in de vijf jaar die ze nu directeur-bestuur-der is van het Airborne Museum. Ze praat in sneltreinvaart, springt behendig van antwoord naar antwoord en weet precies wat ze doet. Maar op die ene vraag is het antwoord nog niet zo gemakkelijk gegeven: hoe bezweer je een crisis? Pandemie of niet, het museum oogt mooier dan ooit. De verdienste van vijf jaar noeste arbeid. Een terugblik.
– Tekst: Alexander Heusschen – Foto: Rolf Hensel
Als ik Sarah Heijse bel voor een telefonisch inter-view moet de coronacrisis de piek van de curve nog slechten. Alle medewerkers van het Airborne Museum werken thuis tot 1 juni; een persoonlijke ontmoe-ting is niet mogelijk. Wat een gesprek had moeten worden over de feestelijke opening van het museum, die was ge-pland voor half maart, en de euforie van de weken erna, begint met een cursus crisismanagement voor gevorderden: hoe je een museum overeind houdt in bange tijden. En de vraag of er straks überhaupt nog een Airborne Museum is.
Hoe is het? Waarmee vul je je dagen? “Om je een eerlijk antwoord te geven”, zegt Heijse met een diepe zucht: “Ik ben alleen maar bezig met het regelen van kredietmaatrege-len om de toekomst van het museum veilig te stellen. Ik bel de hele dag met leden van de Raad van Toezicht, de notaris, de bank en fondsen. We werken op dit moment allemaal thuis. Dat is niet altijd even gemakkelijk met een zoontje van net zeven, maar die overbruggingen móeten worden geregeld. Het museum verliest dagelijks een hoop geld en ik probeer de schade zoveel mogelijk te beperken.” Houd je rekening met het ergste? “Dat het Airborne Mu-seum failliet gaat? Ja. Maar ik zal er alles aan doen om dát scenario te voorkomen. Ik hoop dat de overheid ons tege-moet kan komen. En ik hoop vooral dat iedereen alvast een kaartje koopt voor na de heropening.” Van de geestelijke achtbaan wens ik me niet eens een voorstelling te maken. Het contrast met de vooravond van de heropening van het nieuwe Hartenstein had niet groter kunnen zijn. “Wat je zegt, ja. Die eerste momenten waren zó ongelóóflijk heftig. We hebben de eerste drie da-gen alleen maar zitten janken op kantoor. Echt.
We hadden vijfendertig buitenlandse gasten in het Bilder-berghotel zitten en de cateraar was letterlijk bezig met de allerlaatste voorbereidingen voor de opening in de tent vóór het museum. En dan komt die mededeling: alle eve-nementen zijn per direct afgelast. Op donderdagmiddag ben je nog een laag risico evenement, een paar uur later bel je met de Britse ambassade en de reisorganisatie om je Brit-se gasten veilig thuis te krijgen. We hadden zo ongelooflijk hard gewerkt om er het mooist denkbare museum van te maken, we stonden er nog nooit zo goed voor, ook financi-eel, en dan overkomt je dit. Ik hoop zoiets nooit, maar dan ook echt nooit meer mee te maken”.
En dan bel ik om je te interviewen over de vijf jaar dat je nu directeur bent van het museum. Ik kan me voorstellen dat je daar momenteel bijzonder weinig trek in hebt. “Ah joh, dat hadden we afgesproken en dat is prima. Ik ben gewoon hartstikke trots op wat we de afgelopen jaren heb-ben bereikt. Daar verandert zo’n crisis niks aan.”
Goed. Kun je ons allereerst eens mee terug nemen naar vijf jaar geleden: hoe ben je bij het Airborne Museum te-recht gekomen? “In 2015 werd ik benaderd door een head-hunter, waar ik een heel leuk gesprek mee had. Ze maakte me enthousiast om weer eens in Oosterbeek te gaan kijken.
Het was ook de periode waarin het museum op zoek ging naar een nieuwe toekomstvisie na de eerdere grootschalige verbouwing van 2009. Mij leek het leuk om juist op dát moment bij het museum betrokken te raken, omdat ik dan ook echt persoonlijk zou kunnen bijdragen door het stimu-leren van het museale ondernemerschap.” Kende je het museum vóór je aanstelling? ”Ik was er wel-eens geweest, maar dat was lang, lang geleden. Vooral die grote diorama’s zijn me bijgebleven van dat bezoek toen.” Wat viel je op bij de nieuwe kennismaking in 2015? “Nou, dat er te weinig gebruik werd gemaakt van de in-tegrale mogelijkheden. Het museum zit in een Rijksmo-nument met een eigen verhaal maar dat bleek destijds nergens uit. De collectie was volledig gescheiden van de historische buitenplaats die Hartenstein ook is. En dat ter-wijl het pand, als het hoofdkwartier van de Britten, haast een mythische status heeft. De plek biedt daarmee zoveel kansen. En had tot voor kort zoveel onbenut potentieel.
De bedoeling van het masterplan wat we hebben ontwik-keld was om ‘next level’ te gaan. Om zowel het museum als de organisatie te laten groeien en bloeien. Het imago ver-sterken en tegelijk zorgen voor een sterke merkidentiteit.
Er een echt merk van maken, dat wilde ik. En daarin zijn we zeker geslaagd de afgelopen jaren. De heropening is de kroon op dit werk.” Was het museum eerder te militair-historisch? “Laat ik me-teen zeggen dat ik geen Tweede Wereldoorlog-expert ben. Ik ben kunsthistoricus en was in een vorige functie bij de pro-vincie Noord-Holland verantwoordelijk voor de subsidiebud-getten voor musea. In die zin is het inhoudelijke onderwerp van het Airborne Museum nooit van mij geweest. Snap je wat ik daarmee bedoel? Ik wil geen oordeel geven over het mili-tair-historische karakter van de oude opzet. Wat ik wel zag was dat bezoekers behoefte hadden aan het beleven van meer per-soonlijke verhalen. Voor de doelgroepen met een verregaande militair-historische interesse ontbrak de echte diepgang.
Ook was er te weinig te zien van de collectie. Sommige doel-groepen waren misschien dus wel teleurgesteld na een bezoek aan Hartenstein. Het breed geïnteresseerde publiek, de dagjes-mensen waarvan we het hoofdzakelijk moeten hebben, kregen wel waar voor hun geld in de Airborne Experience, dat las je ook terug in de reviews. Maar daar stond dan weer tegenover dat het verhaal van de slag om Arnhem amper beklijfde. Bele-ving heeft, wat mij betreft, alleen zin als het educatief is én tot de verbeelding spreekt. Juist op die combinatie zetten we nu in het ‘nieuwe’ museum in.”
En niet zonder succes, als ik naar de afgelopen periode kijk. “Deze stijging is niet alleen het gevolg van de nieuwe visie, maar ook van de markt. Het is een gunstig geprijsd uitje, we hebben publieksvriendelijke tentoonstellingen en mensen gunnen ons ook echt iets. Dat merk je.
We hebben het geluk dat ons soort musea, de historisch georiënteerde musea, heel laagdrempelig zijn. Dat neemt écht een vlucht in de recreatieve markt, merk je. Die hoge vlucht zie je terug in de bezoekersaantallen. 80.000 in 2009, 97.000 in het herdenkingsjaar 2014, in 2015 weer 86.000 en in de eerste maanden van 2019, waarna het mu-seum dichtging voor verbouwing, hadden we al 105.000 bezoekers in Oosterbeek. En nog eens 55.000 in onze de-pendance Airborne at the Bridge. En deze stijgende lijn zou verder zijn doorgetrokken als we niet in die coronacrisis terecht waren gekomen. Hoe terecht de sluiting van het museum ook, dat is echt ongelooflijk balen.” Het verhaal van de slag om Arnhem waarover je het net had, wat is dat in jouw optiek? “Dat is het verhaal over relevantie: waarom herdenken we 75 jaar later nog steeds een verloren slag? Het verhaal van het lot van de burgers, van Pegasus 1 en 2. Maar het is ook het begrip van de ge-volgen van de strijd, van de verandering van een idyllische plek vóór de oorlog, met de landhuizen, het toerisme en de kunstenaars die zich in Oosterbeek vestigden, tot een lege streek. De totale verwoesting van dorpen en steden, de verdrijving en de terugkeer van de bevolking in ‘44 en ‘45, de betrekkelijke vreugde van de bevrijding…” Is dat ook wat het museum uniek maakt in z’n soort? “Dat inderdaad en de herdenkingstraditie hier in de regio, die veel verder gaat dan de jaarlijkse pelgrimage in septem-ber of het herdenken op andere plaatsen in Nederland. Het gaat over het doorgeven van de verhalen over de slag, over de verbinding tussen de Britse gemeenschap die van Arn-hem-Oosterbeek. Deze is overgegaan van de veteranen en hun familie op hun kinderen, op hun kleinkinderen en in-middels op hun achterkleinkinderen. En is zelfs daarbuiten getreden: die speciale bestand bestaat tussen organisaties, verenigingen, families… Daarmee zijn we als plek én als museum uniek in de wereld.” Op een fusie tussen de diverse militair-historisch geori-enteerde musea in de regio zal het niet snel meer gaan komen, vermoed ik. “Refereer je aan dat plan van een aan-tal jaar geleden om een regionaal vrijheidsmuseum te ma-ken? Daar was ik niet bij betrokken. En ik kan alleen maar zeggen dat ik daar heel blij mee ben. We hebben als musea te weinig gedeeld verhaal, en dat moet je ook niet gefor-ceerd willen doorvoeren. Ieder museum heeft een sterke binding met zijn achterban of heeft een totaal ander doel voor ogen: Groesbeek heeft de Canadees-Amerikaanse con-nectie en focust zich meer en meer op het Duits perspectief,
Overloon richt zich veel meer op evenementen met zijn grote collectie voertuigen en grote terrein. Wij hebben met Hartenstein en de brug in Arnhem één van de historische bucketlistplekken in huis. Hartenstein heeft voor een grote groep mensen een urgentie om gezien te worden. Het ge-bouw wordt meer centraal gesteld in het nieuwe museum en daardoor spelen we in op deze latente behoefte en zal dit gevoel van urgentie alleen maar versterken.” Je mag je gelukkig prijzen met zo’n achterban of dit soort potentiële doelgroepen. “O, zeker! Wat ik daarbij kenmer-kend vind voor de mensen die Hartenstein een warm hart toedragen is de enorme welwillendheid van bezoekers en contribuanten: het wordt ons echt gegund. Ik zal daar een voorbeeld van geven. Toen we in 2016 naar Groot-Brittannië gingen om te bespreken of we de vijf Arnhem Victoria Cros-ses mochten lenen in 2018 voor een tijdelijke tentoonstelling in het museum, gingen we echt met knikkende knieën langs de vijf locaties. We dachten ‘wat zullen ze gaan zeggen en wat als we ze niet mochten lenen?’ Zeker als je weet dat zelfs The Staffordshire Regiment Museum [die twee Crosses in bezit had: die van Major Robert Henry Cain, VC en Lance Sergeant John Baskeyfield, VC, AH] alleen de replica’s op zaal had hangen. Toen we vroegen of we ze tijdelijk mochten lenen, zeiden ze: ‘But of course, you are the Airborne Mu-seum!’ Dat is ook iets dat ik me eigenlijk pas sinds enkele jaren realiseer: dat ons bestaansrecht niet regionaal is, maar internationaal. We hebben écht een plek verworven in die internationale herinnerings- en herdenkingscultuur.” Wordt de nieuwe visie voldoende begrepen in wat ik maar even de Nederlandse Airborne-gemeenschap noem? “Ik begrijp waar je op doelt. Het zijn vaak de wat oudere mannen met een diepgaande interesse in de slag om Arnhem die zich persoonlijk heel nauw betrokken voelen bij het mu-seum. Die kunnen zich inderdaad op hún manier bijzonder druk maken over de nieuwe koers die we een paar jaar gele-den hebben ingezet. En daar hebben ze vanuit hun persoon-lijke belang ook heel goede redenen voor. Toch heb ik in-middels wel het gevoel dat onze visie inmiddels begrepen én gerespecteerd wordt. Dat merk ik aan alles: aan de trots bij de vrijwilligers, bij onze medewerkers en bij oudgedienden.” Dat zeg je heel netjes. In hoeverre heb je last van drukte-makers? “Ik ervaar ze niet als lastig. Ik zie vooral dat er aar-dig wat mensen in een ruime kring om het museum heen bezig zijn om in hun persoonlijke behoeften te voorzien.
Of om hun persoonlijke belangen veilig te stellen. Dat kan erkenning zijn voor een jarenlang onderzoek naar een krijgshistorisch detail. Of het voor het nageslacht vast laten leggen van een familiegeschiedenis die niet verloren mag gaan. Terwijl deze vaak minder uniek is dan ze denken. Dat soort activiteiten. Dan begrijp ik de boosheid wel als we in hun ogen als museum te weinig aandacht besteden aan
deze individueel gedreven interesses. Ben je jaren bezig met het uitpluizen van een onderwerp en dan komt opeens zo’n 34-jarige, of inmiddels 39-jarige, aanzetten met haar kijk op de zaak.” En dat blijkt ook nog eens een vrouw. Ze lacht. “Ja, ook dat nog. Toen ik op mijn 34e directeur van het museum werd, werd me dat heel vaak fijntjes duidelijk gemaakt: ben jij de directeur?! Of dan kreeg ik van veteranen te horen: ‘Are you the new director?! No way, you are far too beautiful!’” Dat lijkt me niet altijd even plezierig. Inmiddels scha-terlachend: “Ach, het voordeel ervan was wel dat ze in het begin heel weinig van me verwachtten.” Moest je je in het begin vaak verdedigen voor je handelen? “Dat gevoel had ik destijds zeker, ja. Maar dat raakt me inmiddels niet meer. Vrouwen in het leger zijn nog niet mainstream, een vrouw in een militair-historische omgeving evenmin. Het is mijn verantwoordelijkheid op een zakelijke manier te kijken hoe we zo goed mogelijk kunnen voldoen aan een vraag en de bedrijfsvoering verantwoord in kunnen richten. Anderen zijn van de in-houd. Begrijp me overigens niet verkeerd; ik verdiep me grondig in onderwerpen. Ik vertegenwoordig het Airborne Museum en dan wil je geen flater slaan. Maar de rol-verdeling is heel bewust. Het nieuwe be-sturingsmodel dat we sinds 2019 hanteren [Heijse is sinds vorig jaar directeur-bestuur-der, AH], overigens heel gebruikelijk in de museumwereld, is ook ingegeven door deze zakelijkere benadering. En bovendien zijn er maar weinig bestuurders die de mogelijkheid hebben om dagelijks op de werkvloer aanwezig te zijn.” Wat drijft je in dit dagelijkse werk? “O, dat zijn een aan-tal dingen. Het esthetisch verbeteren van deze plek, mensen enthousiast krijgen voor onze visie, maar bijvoorbeeld ook het uiteindelijk tevreden stellen van belangrijke criticasters.
Ik heb een hekel aan negativisme, en ik denk wel eens ‘jon-gens, jullie zijn er wel ten faveure van het museum, hoor’.
Maar daarin zit ook meteen een heel belangrijke persoonlij-ke drijfveer: er is niks fijners dan het mee krijgen van de ou-dere garde. Een medewerker die je een nauwelijks hoorbaar compliment geeft, ‘Ik vind het toch wel knap hoe je al geld regelt’, of iemand tot tranen geroerd krijgen omdat zijn le-venswerk een plaats heeft gekregen in de nieuwe opzet.
Het museum kijkt in zijn in 2015 opgestelde beleids-stukken vooruit tot 2021. Blijft dat, met de coronacrisis in gedachten, zo? “Met de recente verbouwingen kan het
museum weer tien jaar vooruit. De opzet is zo flexibel dat we gemakkelijk kunnen wisselen met collecties en tentoon-stellingen.
Niet veel andere oorlogsmusea kunnen het gebouw verbin-den aan hun museale verhaal. Zij presenteren hun verhaal binnen: een kale, functionele ruimte voor het exposeren van met name grote tentoonstellingen. Wij kiezen voor een integrale aanpak, waarmee ik mijn verhaal al begon.
Het moet een aparte ervaring zijn om in Hartenstein te zijn. Bij ons ervaar je wat oorlog met mensen en een om-geving doet. En voel je dat je op een historisch belangrijke plek bevindt, die aangenaam is, die vertelt en die meer dan ooit lééft. Of zoals ik in mijn openingsspeech zou hebben gezegd, als ik die op 13 maart had gegeven: het hart van Hartenstein klopt nu weer sterker dan ooit!”
Op 6 mei werd via een persbericht bekend dat Sarah Heijse per 1 september uit dienst treedt bij het Air-borne Museum. Ze verruilt haar functie voor die van directeur-bestuurder bij Cultuur Oost, het kennis- en expertisecentrum voor Kunst en Cultuur van de provincie Gelderland. Naar eigen zeggen had ze de keuze om te stoppen ná oplevering van het ‘master-plan’ al geruime tijd eerder genomen. Heijse: “De afgelopen vijf jaar is het museum op de eerste plaats gekomen en is het voor alles gegaan, ook voor mijn privéleven. Alles wat ik kan, zit in de ontwikkeling en uitvoering van dit plan. Ik ben er ongelofelijk trots op dat ik met het team van medewerkers, de Raad van Toezicht en de vrijwilligers dit masterplan heb kunnen verwezenlijken. Ik zie het als doel om vóór mijn vertrek alle coronaproblematiek voor het museum in goede banen te hebben geleid, zodat mijn opvolger samen met het team kan genieten van het nieuwe museum.”
MUSEUMNIEUWS IMPRESSIES VAN HET NIEUWE AIRBORNE MUSEUM
Het Airborne Museum is gloednieuw! Vanaf 14 maart 2020 zou het museum weer open gaan voor publiek, maar vanwege de coronacrisis werd dit uitgesteld tot 1 juni. Bent u nog niet in de gelegenheid geweest naar Oosterbeek te gaan, neem dan hier alvast een kijkje aan de hand van een korte fototour door de nieuwe themaruimtes.
– Tekst: Airborne Museum | – fotografie: Daan van Oort
De idylle van Oosterbeek. De villa en het landgoed Hartenstein zijn binnenkort de laatste getuigen van wat er zich in Oosterbeek afspeelde in het najaar van 1944. In deze ruimte begint de audiotour door Ad van Liempt, programmamaker, auteur van oorlogsboeken en journalist, en wordt het verhaal verteld van het rustige, idyllische Oosterbeek als vestigingsplek voor welgestelden en kunstenaars.
Kunstenaarskolonie Oosterbeek. In de negentiende eeuw gold Oosterbeek als het ‘Nederlands Barbizon’, een verwijzing naar de beroemde kunstenaarskolonie ten zuiden van Parijs. De schilder Johannes Warnardus Bil-ders vormde de spil waar omheen andere kunstenaars, zoals Anton Mauve, zich verzamelden. Met Operatie Market Garden werd het romantische Oosterbeek als kunstenaarskolonie weggevaagd uit het cultureel geheugen.
Hartenstein tijdens de bezetting. Dat het leven voor veel mensen gewoon doorging tijdens de Duitse over-heersing, blijkt ook uit de functie die Villa Hartenstein in deze periode had. In 1940 was er een verzorgings-huis gevestigd en in 1941 en 1942 werd de villa als kraamkliniek gebruikt. In 1942 werd het gebouw een hotel, want zelfs tijdens bezettingsjaren werd Oosterbeek nog gezien als idyllisch vakantieoord. Toch werden de bezettingsjaren voor veel mensen een angstige, onzekere tijd. In deze zaal komt het leven in Oosterbeek en Arnhem in de jaren ‘40-’44 aan bod.
Optimisme. In deze zaal staat het optimisme van de geallieerden centraal. Wat waren precies de plannen doelen van operatie Market Garden en waarom dachten de militairen met kerst weer thuis te zijn?
Chaos. In deze zaal staat de chaos centraal: de ontwikke-ling van de strijd, de weerstand van de Duitsers die harder was dan verwacht, hoe de Britse plannen zich ontrafelden en hoe Hotel Hartenstein het mid-delpunt werd van een dagen-lange, voor de Britten steeds uitzichtlozere strijd.
Evacuatie. Het thema in deze ruimte is de nasleep van de slag om Arnhem: wat gebeurde er met de militairen, burgers en krijgsgevangenen nadat de gevechten waren gestaakt? Na de Britse terugtrekking over de Rijn bleven de gewonde militairen, samen met de aalmoezeniers en artsen achter in Hartenstein. De krijgsge-vangenen werden door de Duitsers weggevoerd. De Duitsers verordonneerden dat iedereen Arnhem en zijn ruime omgeving diende te verlaten. Zo gebeurde het dat ruim 100.000 mensen alles moesten achterlaten, zonder te weten waar ze heen moesten en wanneer ze weer terug konden komen. Toen ze uiteindelijk terug-kwamen bleek dat het hele gebied systematisch geplunderd was door het Duitse leger.
Herdenkingen. Hoewel Hotel Hartenstein na de oorlog opnieuw een hotel werd, raakte het de oorlogsherin-nering nooit helemaal kwijt. In 1978 vestigde het Airborne Museum zich er en werd het een plek van herin-nering. In de loop der jaren is er dan ook een uitgebreide en bijzondere herdenkingstraditie ontstaan, waarin Hartenstein een belangrijke rol speelt. Deze zaal vertelt hoe ooggetuigen en nabestaanden met dit verleden omgaan en hoe de herinnering aan de Slag om Arnhem in stand wordt gehouden.
REACTIES
Arjan Jansen uit Apeldoorn wees de redactie van Airborne Magazine op een veelgemaakt foutje dat ook z’n weg vond naar pagina 9 in magazine nr. 17: “Er staat dat de twee 17-poun-der-antitankkanonnen werden getrokken door Morris quad-tractoren. Helaas is dat niet waar. Ze werden getrokken door een Morris-Commercial C8-AT (ex-Portee) Tractor.” Zijn uitvoerig geïllustreerde reactie vormt een fraaie opmaat voor een nieuwe rubriek over militaria die zijn gerelateerd aan de slag om Arnhem als leidend voorwerp (vanaf nr. 19, november 2020). Om deze reden hebben we Arjans uitleg hier de ruimte gegeven.
In 1940 begon het Britse bedrijf Morris-Commercial met de productie van Morris-Commercial C8-AT Portee’s, met een laadruimte voor het vervoer van 2pdr-kanonnen. Mor-ris-Commercial bouwde vanaf 1943 een aantal van deze C8-AT’s om tot Tractors voor het trekken van 17pdr-anti-tankkanonnen. De officiële benaming werd ‘Morris-Com-mercial C8-AT Tractor’. Voorheen begon het registratiete-ken, vergelijkbaar met de ‘M’ op auto’s zoals jeeps, met een ‘L’ voor het voertuigtype vrachtwagen. Met de introductie van de Tractors kwam er een ‘H’ voor deze identificatieco-de. Rob van Meel uit Tilburg werkt op dit moment aan een boek over de Morris-Commercial C8-AT Tractor.
– Arjan Jansen
GESNEUVELDEN VAN HET BATALJON KRAFFT MINISTORY 134 HET HELDENFRIEDHOF IN VELP
BOEKEN
FOR NO APPARENT REASON, THE SHOOTING OF CAPTAIN BRIAN BROWNSCOMBE GM, RAMC; ARNHEM 24 SEPTEMBER 1944
Dit Engelstalige boekje van Bob Gerritsen uit 2000 is recent in een nieuwe oplage uitgegeven door Robert Sigmond. Het is het verslag van de moord op Captain Brian Brownscombe GM, RAMC op 24 september 1944 bij het Gemeenteziekenhuis in Arn-hem en de naoorlogse juridische nasleep om de dader te vinden en te veroordelen.
– Willem Kleijn
Captain Brownscombe is tijdens de slag om Arnhem com-mandant van No.2 Section van de 181 (Airlanding) Field Ambulance, die is toegevoegd aan het 2nd Battalion van het South Staffordshire Regiment. Hij landt op 17 Septem-ber per Horsa-glider op LZ ‘S’ en zet in de buurt van boer-derij Reyerskamp een Regimental Aid post (RAP) op. Om-dat de eerste lift redelijk voorspoedig verloopt, hebben ze die eerste dag niet veel te doen. Op de 18e krijgen de South Staffords orders te verplaatsen naar Arnhem; ze komen ’s avonds aan bij de wijk Lombok. De commandanten van 1st en 11th Battalion (The Parachute Regiment) en 2nd Battalion van de South Staffords maken een aanvalsplan voor de vroege ochtend van 19 september: ze zullen om 04.30u aanvallen langs Bovenover. Na deze aanval neemt het aantal doden en gewonden sterk toe. Brownscombe en zijn medisch team zetten een RAP op achter het Gemeen-temuseum. Door Duitse tegenaanvallen moet deze positie echter worden opgegeven. Even later raakt het medisch personeel van de Britten krijgsgevangen, om vervolgens terecht te komen in het Gemeenteziekenhuis. Daar verzor-gen ze de volgende dagen, samen met de Duitsers, gewon-den van beide strijdende partijen.
Op de 24e zit Brownscombe in de kantine wat te drinken.
Het gezelschap bestaat uit enkele Britten, twee Duitsers en een Deense tolk. Deze laatsten behoren tot de SS-Standarte ‘Kurt Eggers’, een propaganda-eenheid van de Waffen-SS en onderdeel van de 5. Kompanie Skorpion West. De Deen, Knud Flemming Helweg-Larsen, nodigt Browns-combe uit nog een borrel te drinken in het kwartier van de Duitsers. Wanneer ze daarvan terugkeren, schiet Ober-scharführer Lerche, vriend en collega van Helweg-Larsen, Brownscombe vanuit de bosjes dood. Brownscombe wordt eerst op het terrein van het Gemeenteziekenhuis begraven en later bijgezet op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery (graf 15.B10).
De 5. Kompanie Skorpion West vertrekt na 24 Septem-ber naar een volgende opdracht. Helweg-Larsen wordt op 8 mei 1945 door het Deense verzet gearresteerd. In 1946 volgt zijn terdoodveroordeling wegens in Denemarken be-gane misdrijven. Vóór het vonnis zich voltrekt op 5 januari van dat jaar, legt hij een verklaring af over de dood van Brownscombe. Deze uiteenzetting zal samen met die van Captain Brian Devlin (een collega van Brownscombe) en die van Reverend Alan Buchanan uiteindelijk leiden tot de aanhouding en veroordeling van Lerche. Deze houdt zich onder verschillende valse namen schuil en wordt pas in 1952 in München gearresteerd. Na een voorarrest van drie jaar vindt het proces tegen Lerche plaats in december 1955, waarbij hij door het ‘Schwurgericht beim Landge-richt München’ uiteindelijk wordt veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf met gedeeltelijke aftrek van voorarrest. Le-rche komt na acht jaar vrij.
Bob Gerritsen, For no apparent reason, The shooting of Captain Brian Brownscombe GM, RAMC; Arnhem 24 September 1944 (R.N. Sigmond Publishing, 2000/2020, ISBN: 90-804-7182-8, pp. 32, illustraties, soft cover, € 10)
AIRBORNE ENGINEERS, THE SHINY 9TH; AN ILLUSTRATED HISTORY OF THE 9TH
(AIRBORNE) FIELD COMPANY ROYAL ENGINEERS 1939-1945
Ook dit softcoverboekje is een heruitgave van R.N. Sigmond Publishing. Oorspronke-lijk verschenen in 2001, beschrijft Pronk in chronologische volgorde de voorgeschiede-nis en inzet van deze ‘Airborne’ genie-een-heid tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daar-bij maakt hij dankbaar gebruik van Tom
Purves’ boek The 9th, 1787-1960: The History of The British Army’s Only Remaining Para-
chute Engineer Unit. Pronks boek is rijkelijk gelardeerd met persoonlijke herinneringen van de betrokken militairen, wat de lees-baarheid ten goede komt.
Uiteraard beslaat Arnhem met meer dan 40 pagina’s het grootste gedeelte van deze behoorlijk gedetailleerde uit-gave. Maar ook roemruchte acties van de eenheid, zoals de inzet tegen de Norsk Hydro-zwaarwaterfabriek in Vermork in Noorwegen (operatie Freshman) en de desastreus verlo-pen landingen op Sicilië in 1943 (operatie Husky), komen aan bod. Hier is overigens een verband met het hiervoor beschreven werk: aan boord van Waco-glider No. 22, één van meer dan 50 zweefvliegtuigen die in zee terechtkwa-men voor de Italiaanse kust, zat de toenmalige Lieutenant Brownscombe.
Dat de vliegende Engineers een belangrijke taak hadden tijdens deze acties en tijdens Market Garden, behoeft nau-welijks betoog. Het ging hier overigens om buitengewoon goed getrainde genisten die, naast de gespecialiseerde militaire basistraining, immers ook de para- en glidertraining hadden doorlopen! Vandaar de naam ‘The Shiny 9th’.
Patrick Pronk, Engineers, The Shiny 9th; An illustrated History of the 9th (Airborne) Field Company Royal Engineers 1939-1945 (R.N. Sigmond Publishing, 2001/2020, ISBN-13: 978-90-804-7183-2, pp. 110, illustraties, soft cover, € 19,50)
– Willem Kleijn
TIJDSBEPALING VAN OORLOGSFOTO’S UIT ARNHEM 1944 HISTORISCH PERSPECTIEF UIT DE SCHADUW VAN HET VERLEDEN
Wie de tijd heeft, heeft een extra ingang naar het verleden. Van de meeste foto’s die tij-dens operatie Market Garden zijn genomen is de locatie bekend. Het exacte moment van vastlegging is meestal lastiger te achterhalen. Toch zijn er manieren om nóg dichter op de huid van de geschiedenis te kruipen. Frans Maes van De Zonnewijzerkring legt uit hoe dit werkt aan de hand van enkele bekendere Duitse beelden.
– Tekst en fotografie: Frans Maes
INTRIGERENDE VRAAG
Als geboren en getogen Arnhemmer maakte ik de slag om Arnhem mee. Een actieve herinnering aan die september-dagen heb ik niet, daarvoor was ik als tweejarige nog te jong. Maar het verloop van de gevechten en met name de gevolgen van de strijd voor de bevolking zijn me in de loop der jaren steeds duidelijker geworden. De slag leidde niet alleen tot de hongerwinter in West-Nederland. Alle inwo-ners van Arnhem, waaronder mijn ouders, mijn zus van drie en ik werden de stad uitgejaagd. Net als mijn toekom-stige schoonouders en mijn latere vrouw, toen een baby van
nog geen maand. Het zou tot april 1945 duren voordat we konden terugkeren. Nijmegen, mijn huidige woonplaats, werd tot februari 1945 frontstad; een groot aantal slachtof-fers en grote schade aan de stad waren het gevolg.
Ik was dan ook meteen geïntrigeerd toen ik als (eertijds) secretaris van De Zonnewijzerkring, een landelijke vereni-ging voor zonnewijzers en aanverwante zaken, de vraag kreeg of ik wellicht kon helpen met de tijdsbepaling van een foto. Het bleek te gaan om een vrij bekende foto die tijdens operatie Market Garden is gemaakt op het Willem-splein in Arnhem.
TIJDSBEPALING
Het is dinsdag 19 september 1944 wanneer twee Duitse legerfotografen, Jacobsen en Wenzel, van het oosten van Arnhem richting Oosterbeek lopen om de gevechten en de Duitse opmars naar het westen op beeld vast te leggen.
John Frost houdt die dag nog steeds stand bij de Rijnbrug en de eerste contouren van de perimeter in Oosterbeek worden dan al zichtbaar.
Jacobsen en Wenzel, Kriegsberichter van de Propagan-da-Kompanie van Luftflotte 3, kiekten vooral Duitse mi-litairen en legden de aankomst van de Sturmgeschütze van Sturmgeschütz-Brigade 280 op het strijdtoneel vast. Daar-naast richtten ze hun camera’s veelvuldig op burgers die een veilig heenkomen zochten en op Britse krijgsgevangenen.
Hun serie foto’s (106 van Jacobsen en 41 van Erich Wenzel) kwam in 1967 boven water in het Duitse Bundesarchiv.
Het is vrij eenvoudig om aan de hand daarvan de route die ze aflegden te reconstrueren.
Een tijd geleden was een groepje amateurhistorici bezig met het ontwikkelen van een rondleiding vanuit Duits perspectief, met de tocht van Jacobsen en Wenzel als uit-gangspunt. Van hen kwam de vraag of het mogelijk is het precieze tijdstip van een aantal foto’s met zonnewijzerkun-dige methoden te bepalen.
Een voor de hand liggende aanpak bij dit soort vragen is om met de schaduw van een object het azimut van de zon op dat moment te bepalen en daaruit de uurhoek van de zon te berekenen. Vervolgens kan het tijdstip bepaald wor-den in de Midden-Europese zomertijd (MEZT), die de Duitse bezetter in mei 1940 had ingevoerd. In figuur 1 is de schaduw van de soldaat op de voorgrond – laten we hem Heinrich noemen – goed op te meten aan de hand van de trottoirtegels.
AZIMUT
Eerst zoeken we een punt (P) op de pet van Heinrich en de schaduw van dat punt op het trottoir (Q). Die markeringen zijn met een redelijke nauwkeurigheid te bepalen. Dan zoe-ken we het punt op het trottoir dat loodrecht onder punt P ligt (R). Dat zal ergens tussen Heinrichs hakken liggen, dichter bij het linker- dan bij het rechterbeen. Ik houd op het getekende punt R een marge van 0,1 tegel in zijwaartse richting en 0,2 tegel in de lengterichting aan. Vervolgens construeren we de rechthoekige driehoek QRS, waarbij de rechthoekszijden evenwijdig zijn aan de zijden van de trot-toirtegels. De afstand QS is 11,4 ± 0,2 tegels, de afstand RS is 5,4 ± 0,1 tegels. De hoek RQS tussen Heinrichs schaduw en de lengterichting van het trottoir is 25,4° ± 0,5° (te be-rekenen met de boogtangens RS/QS). Voor dit resultaat hebben we geen aanname hoeven te maken over de afme-tingen van de vooroorlogse trottoirtegels; we nemen alleen aan dat ze vierkant zijn.
Het pand op de foto rechts, Willemsplein 20, bestaat nog (figuur 3). De richting van de rooilijn is 95,9° ‘west van zuid’ (figuur 4). Daarmee is de richting van Heinrichs scha-duw 121,3° ± 0,5° west van zuid. Het azimut van de zon, de horizontale hoek met het noorden gemeten over het oosten, is dan -58,7° ± 0,5°.
Om uit het azimut de uurhoek van de zon af te leiden is de zonsdeclinatie op 19 september 1944 nodig. Die kan vrij gemakkelijk worden achterhaald met de NOAA Solar Calculator. Hierin kun je de [Location] invoeren: 51.983° noorderbreedte [Latitude] en 5.904° oosterlengte [Longi-tude], [Date] ‘19 september 1944’ en [Time Zone] ‘Etc/ GMT+1’. Dit is de Midden-Europese Tijd (MET), één zone oostelijk van Greenwich Mean Time (GMT). In het invulveldje [UTC Offset] zet je ‘+02:00’ voor de zomertijd en bij [Local Time] voer je het tijdstip van de foto in; daar-op wordt de declinatie berekend. Maar de tijd is precies wat we nog niet weten. Maar hé, dat is interessant: in de vakjes Az/El rechtsonder verschijnen ook azimut (Az) en zonshoogte (El van elevation). Daarmee kunnen we zelfs
een doorsteekje maken naar ons doel. Het programma telt het azimut vanaf het noorden in oostelijke richting, dus de gezochte azimutwaarde is 121,3°. Vul een probeertijd in en kijk welk azimut dat oplevert. Is het azimut kleiner dan 121,3° dan verhoog je de tijd wat, anders verlaag je hem, net zo lang tot het gezochte azimut verschijnt. Dit noemen we een iteratieve benadering. In het algemeen zijn een paar stappen voldoende om de oplossing te vinden. In dit geval bereiken we de juiste azimutwaarde op het tijd-stip 10:04:35. En de marge van 0,5° in het azimut vertaalt zich in een tijdsmarge van tweeëneenhalve minuut. Het antwoord op de vraag aan het begin luidt dus: de foto van figuur 1 is gemaakt tussen 10.02u en 10.07u MEZT.
De Solar Calculator berekent ook de zonshoogte om 10:04:35. Die is 23,90°. Daarmee kunnen we als extraatje Heinrichs lengte bepalen, wanneer we aannemen dat de trottoirtegels, net als tegenwoordig, 30 bij 30 cm zijn. Dan is QS = 3,72 m en RS = 1,62 m, dus (met Pythagoras) is QR = 4,06 m. Dan is PR = tan(23,90°) x 4,06 m = 1,80 m.
Als we drie centimeter aftrekken voor de hoogte van de pet en ook drie centimeter voor de hakken van de schoenen, dan is Heinrich schoon aan de haak ongeveer 1,74m lang.
TWO FINGERS
Van de bijna 150 foto’s zijn er verscheidene waarop de zon schijnt en de locatie goed te herkennen is. Maar zo’n be-hulpzaam attribuut als aftelbare trottoirtegels hebben ze zelden. Neem bijvoorbeeld de foto in figuur 5. Deze is ge-nomen op de Jansbinnensingel, voor (het huidige) huis-nummer 24. De
panden op de foto zijn ook nog goed te herkennen (figuur 6), maar het precieze moment is lastig vast te stellen. Ik weet namelijk geen manier om de hoek die de schaduwen van de personen met de as van de straat maken nauwkeurig te bepalen. Je zou op dezelfde datum, of althans op een datum waarbij dezelfde zonsdeclinatie optreedt als op 19 september 1944, ter plekke kunnen kij-
ken hoe laat de schaduwen van gebouwen of andere vaste punten op dezelfde plaats vallen als op de foto. Maar dat is bewerkelijk. En zelfs als een gebouw er nog staat, garan-deert niemand dat de situatie inmiddels niet ingrijpend is verbouwd. Desondanks zijn er wel enkele foto’s in de serie aanwezig waarvan het tijdstip redelijk nauwkeurig te bepa-len is. Ik zal nog twee voorbeelden geven die iets meer ver-tellen over de tijd die de Kriegsberichter erover deden om van pakweg het Musis Sacrum tot bij het station te komen.
Vóór Jacobsen en Wenzel bij het Willemsplein kwamen, passeerden ze het Velperplein. Tegenover de afslag naar de Apeldoornseweg kiekte Wenzel deze SdKfz 10/4 met 2cm-Flak (figuur 5). De schaduw van de soldaat naast het voer-tuig is ongeveer evenwijdig aan de stoeprand. Hoewel het Velperplein vaak op de schop is geweest, is dit punt nog goed te herkennen (figuur 6). De richting van de stoep is ca. 115° west van zuid (figuur 7), het azimut van de zon dus ca. 115° oost van noord. Op dezelfde manier als hierboven wordt het bijbehorende tijdstip bepaald: dat moet ongeveer 9.37u zijn geweest. Een nauwkeurige marge is niet goed mogelijk, maar ik houd het ruim op maximaal tien mi-nuten vóór of na dit tijdstip. Over de wandeling naar het Willemsplein, via de Jansbinnensingel, deden Jacobsen en Wenzel dan een half uur.
Figuur 8 is een iconische foto. Lt. Jack Reynolds van No.1 Mortar Platoon van de South Staffords, steekt verbeten een beledigend ‘two fingers’ omhoog naar Jacobsen. Het pand achter hem is Utrechtseweg 90, nu Hotel Pax (figuur 9. Let op het kelderraam). De weg liep toen kennelijk dichter bij en evenwijdig aan de huizen aan de noordzijde. De richting van de rooilijn van de panden Utrechtseweg 88-90 is 98° west van zuid (figuur 10). Een lijn haaks op de as van de weg heeft daarmee de richting 8° oost van noord.
Eén van de palen van de bovenleiding van de tram geeft een duidelijke schaduw dwars over de weg. De richting ten opzichte van de bestrating is door de perspectivische verte-kening niet nauwkeurig te bepalen, maar ik schat deze op ruwweg 20° naar links. Dan is de richting van de schaduw ruwweg 12° west van noord, en het azimut van de zon zo’n 12° oost van zuid. Het tijdstip kan, met een flinke marge, hiermee op ongeveer 13.00u worden gesteld.
ZONSHOOGTE
Een andere wijze om het tijdstip van foto’s vast te stellen is door een observatie ter plaatse af te zetten tegen (verschui-vingen in) de zonnestand, althans in dié gevallen dat de situatie wel nagenoeg identiek is als die in 1944. Ik geef een voorbeeld waarbij deze zonshoogte wordt gebruikt. Figuur 13 toont een foto, genomen op dinsdagmiddag, van de panden Utrechtseweg 204-210. De schaduw van de dak-rand op de zijmuur van het linker huizenblok valt op de zijmuur van het rechter huis, nummer 204. In de uitsnede
van de originele foto valt de schaduw op circa 82% van de afstand tussen de ramen op de eerste en de tweede verdie-ping (figuur 14).
De schaduw schuift ruim één procent per minuut om-hoog. Een hoogte van 82% zou bereikt zijn rond 16.01u (figuur 14). Volgens de Solar Calculator was de zonshoogte op deze locatie (51,984° NB, 5,885° OL) op dat moment 29,45°. Op dezelfde site bepalen we nu, ook weer iteratief, op welk tijdstip op 19 september 1944 de zon deze hoogte bereikte. Dat blijkt om 16.10u Midden-Europese zomer-tijd (MEZT) te zijn. Als we voor de zekerheid een marge
van een minuut aanhouden, is het tijdstip van de foto te stellen op 16.10u MEZT, met een marge van een minuut naar beide kanten. Omdat de schaduw hier nauwkeuriger te meten is dan in figuur 2 het geval was, is het tijdstip ook nauwkeuriger te bepalen.
Probeer het zelf eens. Het zijn simpele middelen die je, met wat handigheid en door gewoon eens te spelen met zonne-standen, graden en lijnen, veilig en vlot dichterbij histori-sche gebeurtenissen brengen. Een schaduw uit het verleden kan al voldoende zijn.
Dit stuk verscheen eerder in bulletin 123 (nu het tijdschrift Zon&Tijd) van De Zonnewijzerkring, als antwoord op een vraag van Bart Belonje op de website van de Kring. Voor Air-borne Magazine heeft Frans Maes het origineel bewerkt en uitgebreid.
DE 6-POUNDER-ANTITANKKANONNEN BIJ DE (K)OUDE HERBERG
HISTORISCH PERSPECTIEF ‘SHUT UP SHOP’
Afbeeldingen 1 en 2 van een uitgeschakeld 6-pounder-antitankkanon zag ik voor het eerst tijdens de herdenkingen in 2018, toen ze mij getoond werden door John Gerring. Dé expert op het gebied van de antitankkanonnen Eugene Wijnhoud was ook ter plaatse en wist te vertellen dat ze gemaakt zijn vlak bij de Oude Herberg, op de Utrechtseweg in Oosterbeek.
Tot welke eenheid het kanon behoorde wist hij niet en is tot op heden niet duidelijk.
– Paul Meiboom
De afbeeldingen zijn zogenaamde ‘stills’ uit een filmfragment uit de Wochenschau van 4 oktober 1944 dat waarschijnlijk door Hans Ertl is gemaakt op 21 september. De plaats is vlakbij waar op 17 september een 6-pounder werd beschoten die het 3rd Parachute Battalion ondersteunde, waarbij Gun-ner George Robson om het leven kwam (zie de paperback-uitgave van Middlebrooks Arnhem 1944, p. 132). Maar volgens het verhaal werd het kanon daarbij niet uitgeschakeld en ging alleen de towing jeep verloren. C Company van het 1st Border verdedigde later dit deel van de perimeter en had daarbij steun van drie 6-pounders: ‘Scimitar Hill’ en ‘Helles-pont’ op de kruising en iets verder richting Hartenstein, op de Utrechtseweg, ‘Gallipoli II’. Deze laatste is vooral bekend van de filmbeelden van Lewis en Walker en het uitschakelen van een Duitse Flammpanzer, pal voor de Oude Herberg op 20 september. Voor zover bekend is echter geen van deze 1st Border-antitankkanonnen uitgeschakeld tijdens de slag.
(K)OUDE HERBERG
Dat de plek inderdaad vlakbij de Oude Herberg is, wordt bewezen door een vooroorlogse foto (afbeelding 3): het gebouw van de J.P. Heijestichting op de Utrechtseweg is duidelijk hetzelfde als op de achtergrond van afbeelding 2.
De persoon die het uitgeschakelde kanon met de twee ge-sneuvelden gefilmd heeft, staat op de Wolterbeekweg waar deze uitkomt op de Utrechtseweg. Tussen zijn positie en het stichtingsgebouw is op kaarten en luchtfoto’s te zien dat daar drie vrijstaande huizen stonden. Op afbeelding 2 is een stukje van het middelste huis te zien. Het eerste is net links buiten beeld van de filmer. Het derde ligt verder terug en valt weg achter het middelste huis.
De drie huizen staan er overigens nog steeds, het stichtingsgebouw al lang niet meer (afbeelding 4).
De benen van het geschut staan in ‘towing’-positie tegen elkaar en bij bestudering is te zien dat de jeep er nog voor staat. Het opmerkelijke daarbij is dat het geschut in wes-telijke richting recht op de Duitse linies af moet zijn gereden. Daar-mee is het nog onwaarschijnlijker dat dit het eerder genoemde kanon van 3rd Battalion is. Als dit toch ter plekke was uitgeschakeld, dan zou het juist de andere kant op hebben moeten staan. Bovendien speelde dat incident zich een stukje verder naar het westen af, en dus zou de jeep die te zien is tussen de bomen op de achtergrond van afbeelding 2 heel goed het trekkende voertuig van dat kanon kunnen zijn geweest.
POLEN?
Een interessante mogelijke aanwijzing staat in het action re-port van 2/Lt. Mleczko van de Poolse a/t-battery: “20th Sept. 44. Heavy Arty and Mortar fire inflicted casualties. One of the gun crew was ordered by C.O. R.A. 1st Airborne Div. to destroy a German self-propelled gun. Changing position to obey this or-der, our was smashed up, and the crew killed.” Qua locatie en timing zou dit kunnen passen. Volgens het-zelfde rapport hebben zeven van de vijftien Poolse 6-poun-ders de perimeter bereikt: de vijf die met de tweede lift op 18 september landden bij Wolfheze, aangevuld met twee van de resterende tien die geland zijn op de 19e bij de Johanna-hoeve. Een derde 6-pounder is op Johannahoeve succesvol uitgeladen, maar daar vervolgens weer uitgeschakeld. Tot de 21e waren de Poolse kanonnen gepositioneerd noordooste-lijk van Hartenstein, in het gebied Utrechtseweg/Oranjeweg.
Daarna werden de resterende zes verplaatst naar Ooster-beek-Laag. Er is er dus precies één verloren gegaan in Oos-terbeek-Hoog voor de verplaatsing. Als het kanon op de stills dit Poolse kanon is, dan zou deze dwars door de linies heen gereden moeten zijn. Je zou verwachten dat er iets over terug te vinden is in de verslagen van het 1st Border, maar dat is niet het geval. Daarnaast zijn er ook geen Poolse veldgraven te koppelen aan de locatie bij de Oude Herberg.
10TH BATTALION A COMPANY KOMT IN DE PERIMETER
Een andere aanwijzing is te vinden in het boek Desert rise – Arnhem Descent over het 10th Parachute Battalion (met dank aan Marcel Zwarts voor de tip). De overblijfselen van A Company waren gescheiden geraakt van de rest van het bataljon en kwamen in de ochtend van 20 september uit noor-delijke richting via de Valkenburglaan op de kruising met de Oude Herberg de perimeter binnen. Het volgende incident doet zich dan voor (pp. 182-183). Sergeant Darkie Hough-ton: “At a crossroads at Oosterbeek we took a battering. Two gunners were trying to hook up a 6-pounder anti-tank gun onto a jeep. Lieutenant Kiaer and I went on to help. Unfortunately, the Jerry mortars had got the range. The first bomb we heard, we got down. But the next bomb landed on the gun, wounding Lt.
Kiaer and myself. Another man, I think the driver, had his leg shot up and was screaming. I remember the sight of Lt Kiaer, although still alive, his face had been shot off.” Houghton werd vervolgens door zijn kameraden op een stretcher gelegd en per jeep afgevoerd naar de Tafelberg. Private Jacko Jackson was een andere getuige: “We came to a track junction. On the corner stood an anti-tank gun and jeep. We arrived at the anti-tank gun, it was decided, as we were the last in, that we should help shut up shop. While the others closed up on the gun, I turned towards the jeep. There was a direct hit on the gun. Lt.
Kiaer was killed. A red headed lad was running away on the stump of his foot, blown off at the ankle. Paddy Brown fielded him.”
Leslie Kiaer werd eerst begraven in de tuin van villa Valken-burg op de hoek van de Van Borsselenweg en de Utrecht-seweg. Naast een aantal gewonden sneuvelde bij dezelfde actie ook Private James Wells van het 1st Border Battalion.
Zijn veldgraf was bij de kruising van de Van Borsselenweg -Utrechtseweg, dezelfde plaats als Kiaer dus.
SANDY MASTERTON
De ‘smoking gun’ wordt aangeleverd in het verslag van Priva-te Alexander ‘Sandy’ Masterton van het 1st Border over zijn ervaringen bij Arnhem op de website www.paradata.org.uk.
Hij behoorde tot de bemanning van het 6pdr-antitankka-non ‘Scimitar Hill’. “Our gun crew consisted of Danny Farrell (No 1) who fired the gun, myself (No 2) who loaded the gun, Gordon Ennion (No 3) who passed me the shells, Bill Grundy (No 4 ) being responsible for bringing the shells and manning our Bren gun, Sgt Johnny Molloy being our gun commander.
We dug-in near the crossroads, VAN BORSSELENWEG and UTRECHTSEWEG. On the Wednesday morning [20th September 1944] we received a heavy mortar attack and Sgt French’s gun (Hellespont – PM), which was near us, received a hit. Jimmy Wells was killed, Sgt French wounded in the head and their driver, ‘Jock’ McKinley wounded in the legs. Jimmy was buried in a nearby slit trench and ‘Jock’ carried into a local house. I’m not sure what happened to Sgt French. Our gun crew were used to make up ‘C’ Company casualties, but kept near the gun, which was never fired. Later, when we were in Germany, after the war I went back to Oosterbeek, but there was no trace of either gun.”
HELLESPONT
Het verhaal van Masterton sluit naadloos aan op de getui-genverslagen van 10th Parachute Battalion. Hieruit kunnen we afleiden dat op 20 september de 6-pounder Hellespont van het 1st Border werd uitgeschakeld bij de Oude Herberg.
Het is daarbij ook aannemelijk dat het kanon niet in weste-lijke richting naar de Duitse linies reed, maar ergens vlakbij stond opgesteld en net werd verplaatst op het moment dat het werd getroffen. Het is ook bekend dat één van de drie Border-antitankkanonnen op de 20e werd verplaatst, alleen wordt daarbij niet vermeld dat dat niet is gelukt.
De twee gefilmde gesneuvelden bij de 6-pounder zijn dan ook bijna zeker Jimmy Wells en Leslie Kiaer, die waarschijn-lijk pas de dag erna begraven zijn in de tuin van villa Valken-berg. Mogelijk is er nog meer: detailbestudering van afbeel-ding 1 leert dat van de gesneuvelde soldaat langs het kanon maar één voet met schoen zichtbaar is en vanaf zijn voet een grote donkere vlek op de grond. Dit past bij de verwondin-gen van de ongelukkige Jimmy Wells.
Reacties: pemeiboom@gmail.com
PROGRAMMA 2020
GEPLAND
Vrijdag 28 augustus: Lezing SS-Wachbataillon 3 ‘Nord-west’, door Herman Rolleman, in Lebret, Oosterbeek (onder voorbehoud dat de zaal mag worden gebruikt voor grotere groepen) Zaterdag 3 oktober: Battlefield tour C Company, B Company 2nd Battalion en Light Regiment, wande-ling, in Oosterbeek Zaterdag in oktober (n.t.b.): Algemene Ledenverga-dering en lezing Lost Company, in Lebret, Oosterbeek (onder voorbehoud dat de zaal mag worden gebruikt voor grotere groepen)
Zaterdag in november (n.t.b.): Lezing Luchtoorlog Mar-ket Garden, in Lebret, Oosterbeek (onder voorbehoud) GEANNULEERD Zaterdag 21 november: Airborne Day Vrijdag 11 december: Thema-avond Kreta 1941, door Erik Jellema, in Lebret, Oosterbeek (onder voorbehoud)
IN VOORBEREIDING VOOR 2021
Battlefield tour 1st Airborne Reconnaissance Squadron Battlefield tour King’s Own Scottish Borderers fietstocht
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 19 – NOVEMBER 2020
NUMMER 20 – MAART 2021
NUMMER 21 – JULI 2021
BOEKEN
Van de hand van Oosterbeker Guus de Vries is het nieuwe boek Oosterbeek – Arnhem 1944 Toen & Nu.
Voor lezers die nog geen boekenkasten vol hebben doorgewerkt over de strijd in september 1944 is de objectieve weergave van de gebeurtenissen in grote lijnen een mooie introductie. De persoonlijke keuze uit het bestaande fotomateriaal biedt goede houvast.
Kenners van de slag om Arnhem zullen vooral de actu-ele vergelijkende foto’s en de wandelroutes door Ooster-beek aan de hand van de foto’s in het boek waarderen.
Guus de Vries, Oosterbeek – Arnhem 1944 Toen & Nu (S.I. Publicaties, mei 2020, pp. 154, ruim 300 zwart-wit- en kleurenillustraties, gebonden, ISBN-13: 978-90-709-8706-0, € 32,50)
Ook pas uit is Ik heb het met eigen ogen gezien, een handzaam boekje met zeven indringende persoonlijke verhalen over de strijd op landgoed De Oorsprong dat in september 1944 midden in de vuurlinie kwam te liggen. De gevolgen waren desastreus. De verslagen worden voorafgegaan door een korte beschrijving van landgoed en huize De Oorsprong. Het boekje is rijk geïllustreerd met veel foto’s.
Geurt van de Kerk, Ik heb het met eigen ogen gezien; Ooggetuigenverslagen over de Slag om Arnhem rondom Landgoed de Oorsprong in Oosterbeek (Uitgeverij De Vijver, april 2020, pp. 56, geïllustreerd, ISBN-13: 978-90-762-2430-5, introductieprijs € 10).
Beide uitgaves zijn verkrijgbaar bij Boekhandel Meijer & Siegers in Oosterbeek
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Muse-um Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie:
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Leo van Midden, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee:
Frans Ammerlaan, Alexander Heusschen, Bob Gerritsen, Bob Hilton, Harold de Jong, Marcel Kuster, Leo van Midden, Edwin Popken, Rob van Putten, Natalie Rosenberg
Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk:
Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM: www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Archivering & losse nummers: info@vriendenairbornemuseum.nl
INHOUDSOPGAVE
3 Museumnieuws – Para met de lange oren
4 Interview – De vijf van Geert Maassen
8 Ministory 133 – 1st Parachute Battalions spooroversteek
16 Conflictarcheologie – Hulzen in een moestuin
26 Thema – De slag bij Best
32 Pas uit – Operatie Amherst
34 Persoonlijk – William Hurrell gevonden
35 Programma
BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: Hulzen van een 6 pounder-antitankkanon, in 2009 gevonden in een moestuin aan de Benedendorpsweg in Oosterbeek (foto: Hans van der Velden).
ACHTERGROND PARA MET DE LANGE OREN
Alexander Heusschen / Natalie Rosenberg
Richard Adams is de auteur van Watership Down, de bestseller uit 1972 over een konijnenkolonie in de North Downs-heuvels van Engeland. In de Tweede Wereldoorlog diende Adams bij het Royal Army Ser-vice Corps (RASC). Tijdens Market Garden behoorde hij tot de Seaborne Tail van 1st Airborne Division; verder dan Nijmegen kwam hij echter niet.
Adams modelleerde diverse personages uit Watership Down naar een aantal kleurrijke personen uit de 250 (Airborne) Light Composite Company RASC, een logistieke eenheid van de divisie. Eén van hen was Captain Desmond Kavanagh, Paddy voor intimi.
COUNTERPOINT
Adams baseerde het potige en moedige konijn Bigwig in Watership Down op de voormalig Ierse journalist Kavanagh die zich vrijwillig aanmeldde bij 1st Air-borne. Volgens Adams was Paddy een echte sensatie-zoeker, een para-officier in hart en nieren en boven-dien een echte waaghals. Zijn peloton liet hij trainen terwijl met scherp over hen heen werd geschoten. De kogelgaten in zijn eigen smock na afloop waren het bewijs dat Paddy niet echt onder de indruk was van rondvliegend metaal. Spelletjes met scherpe handgra-naten, “de eerste die wegspringt is een ‘sissy’”, verster-ken het imago van durfal.
Op 19 september 1944 was Kavanagh als pelotons-commandant met een aantal jeeps op weg naar afge-
worpen voorraden in de buurt van Lichtenbeek. Zijn eenheid stuitte even ten noorden van de spoorbrug bij station Oosterbeek Hoog op Duitse weerstand. In zijn autobiografie The day gone by schreef Adams over deze actie: “Paddy grabbed a Bren gun and leapt into the ditch beside the verge, whence he returned the German fire. Sergeant McDowell joined him. ‘Take the blokes, sergeant!’, yelled Paddy. ‘Get them out of here – back through the woods. I’ll cover you.’ ‘You sure of that, sir?’, asked McDowell. ‘Yes’, answered Paddy. ‘Get out! That’s an order!’ […] Sergeant Mc-Dowell told me how you could hear the rrrrip, rr-rrip of the German Schmeissers against the slower rat-tat-tat of the Bren – a dreadful counter-point. Suddenly there was an explosion, and then nothing more.” Kavanagh overleefde deze actie niet. Hij was 25 toen hij sneuvelde.
Zijn graf is te vinden op de Airborne-begraafplaats.
Richard Adams overleed in 2016 op 96-jarige leeftijd.
In Airborne Museum at Hartenstein is de kindertentoonstelling Waterschapsheuvel te zien. Informatie: www.airbornemuseum.nl.
In de dependance Airborne at the Bridge in Arn-hem (gratis toegang) is de tentoonstelling The Story behind the Story: Richard Adams’s Watership Down te zien, over het leven van Adams.
Informatie: www.airborneatthebridge.nl.
In Airborne Magazine nr. 18 staan we uitvoerig stil bij de heropening van het museum.
EEN GESPREK MET GEERT MAASSEN OVER VIJF VOORWERPEN DIE HEM VORMDEN EN DIE HIJ VORMDE
”IK HEB OVERAL COMMENTAAR OP. IN DE EERSTE PLAATS OP MEZELF”
– Tekst en fotografie: Alexander Heusschen
Zijn naam is verbonden aan een kleine berg aan publicaties over de Gelderse geschie-denis, met de slag om Arnhem als oplichtende goudnerf. Als voormalig archivaris bij de gemeente Renkum en het Gelders Archief, en misschien meer nog als analytisch-kritische geest, blijft Geert Maassen (Oosterbeek, 1952) een vraagbaak voor menig geschiedvorser.
Behoedzaam, zorgvuldig en met gevoel voor proportie praat hij zich aan de hand van vijf belangrijke voorwerpen een weg door het verleden. Zíjn verleden voor deze ene keer.
We treffen elkaar voor de ingang van restaurant Klein Hartenstein. Geert zet net zijn fiets op slot. Een onder-zoekende blik en een stevige handdruk. Eenmaal binnen gaat de menukaart snel aan de kant. Geen lunch van-daag; hij heeft nog andere plannen die middag.Terwijl hij in zijn cappuccino roert, vertelt hij over zijn jeugd op Dreijen, de noordwesthoek van Oosterbeek. “Dat was ons deel. Van de andere hoeken van het dorp, het oos-ten en het zuiden, het benedendorp aan de andere kant van de Utrechtseweg, wist ik niets.” De Steijnweg, zijn geboorteplek. De Mariaweg, waar opa en oma woonden. “Mijn opa verloor zijn been tijdens de slag om Arnhem.
Hij werd op 17 september, in het schemerdonker, door een Duitser in zijn been geschoten. Hij was op tijd in het noodhospitaal in de Tafelberg, maar toen de strijd losbarstte had het medisch personeel wat anders aan het hoofd en vergaten ze hem. Met een amputatie tot gevolg.”
BRITSE PATROON
“Toen ik vier was, verhuisden we naar de Jan van Rie-beeckweg, die toen nog grensde aan de rand van het Bil-derbergse bos. Mijn vriendjes en ik waren net een soort Bende van de Zwarte Hand [Pietje Bell, AH]: altijd in het bos op zoek naar souvenirs, kogels en andere oor-logsrelicten. Van de gebeurtenissen in 1944 wisten we toen nog weinig. Dat brengt me meteen bij mijn eerste voorwerp waarnaar je vroeg.” Geert graaft in zijn zak en haalt een scherpe patroon tevoorschijn. Brits, met het be-kende, donkere lichtglanzende patina van oud metaal dat een tijd in de grond heeft gelegen. Het kaliber doet ver-moeden dat we munitie voor een Lee-Enfield-geweer of Bren-machinegeweer van hand tot hand laten gaan. “Dit is één van patronen die we in grote hoeveelheden vonden.
Het fijne weet ik er verder niet van. Nou ja, Duitse patro-nen hadden los kruit, Britse waren gevuld met staafkruit.
Een paar jaar geleden heb ik, gewoon uit interesse, nog een hele bak met van die staafjes aangestoken. De steek-vlam kwam tot boven mijn hoofd! Het klinkt misschien gek, maar ik heb helemaal niets met voorwerpen. Ook niets met musea of de beleving van het verleden trou-wens. Mij gaat het om de geschiedenis zelf. Ik wil het begrijpen, weten hoe het is gegaan.”
OOSTERBEEK VERWOEST
“Ik maak even een sprong in de tijd naar de jaren ‘60-’70. Mijn vader kocht net na de oorlog foto’s op van de bekende Oosterbeekse fotograaf H.J. Willink. Die foto’s werden veelal gemaakt bij terugkomst na de evacuatie uit het gebied, in 1945 en 1946, als bewijs van de geleden schade. Op die manier kon je vaak in aanmerking komen voor een schadevergoeding.
Jaren later vatte mijn vader het plan op een fotoboek te maken van de verwoestingen. Mijn interesse had de slag toen nog niet, maar helpen wilde ik hem wel. En dus trokken we er samen op uit om de gefotografeerde plek-ken te bezoeken, en zijn we gaan praten met de bewo-ners. Zo verzamelden we veel verhalen die later de kern zouden gaan vormden van het boek Oosterbeek verwoest | Oosterbeek destroyed 1944 1945, dat uitkwam in 1980.
Zo ontstond eigenlijk mijn interesse in geschiedenis. Niet per se in lokale geschiedenis overigens. Gewoon, het fijne van dingen willen weten, het tot op de bodem uitzoeken van wat er nou eigenlijk is gebeurd.” Toch duurde het even voordat Geert van deze analyti-sche gaven zijn beroep kon maken. Het glibberige pad voerde aanvankelijk langs de School voor de Grafische Vakken en de Stichting Opleiding Leraren, in Utrecht, via een baan als leraar in Arnhem naar de burelen van de gemeente Renkum. Geert: “Ik had het helemaal niet in me om leraar te worden, dat geef ik eerlijk toe. Mijn tweede jaarcontract kwam ten einde en ik besloot naar de Rijksarchiefschool te gaan. Omdat ik na het behalen van mijn diploma niet meteen werk vond, mocht ik met behoud van mijn uitkering aan de slag bij de gemeente, hier iets verderop in het dorp. Daar kreeg ik tot taak, of beter gezegd, nam ik het op me, om uit te zoeken wat er nog over was van het papieren Renkumse verleden. Wanneer je namelijk de Gids voor de archieven in Gelderland opensloeg, stond er maar één zinnetje bij Renkum: ‘Het archief van de gemeente Renkum is in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan’. We hadden wel een mooie collectie boeken en prentbriefkaarten, maar nagenoeg geen archivalia van vóór 1945.
Zowel de administratie als het archief gingen verloren toen het gemeentehuis in een grote villa in Bato’s Wijk uitbrandde in het laatste oorlogsjaar. Daarmee was in één klap de ruggengraat van de gemeentegeschiedenis weg.
Ik haalde overal plukjes vandaan. Van de politie, van de Sociale Dienst, van de Dienst Gemeentewerken, en noemde dit maar het gemeentearchief. Er bleek in ieder geval nog het nodige aanwezig, zoals alle uitgaven van de Oosterbeekse Courant van 1899 tot 1941. Toen ik in 1983 een aanstelling kreeg waren er inmiddels een aantal bladzijden voor Renkum in de Gids voor de archieven.
Dit was ook de tijd waarin ik met Aad Groeneweg, toen bestuurder bij het Airborne Museum, zocht naar interes-sante informatie om toe te voegen aan onze collecties. Alle archivalia over de slag gingen naar het museum. Daar zat ook de meeste kennis. De rest kreeg ik. Ik weet nog dat we samen naar het huis zijn gegaan van Hendrika van der Vlist; van haar nabestaanden ontvingen we het complete manuscript van Die dag in september.
DE POLEN VAN DRIEL | ROLL OF HONOUR
“Mijn vader kwam uit Driel. Op een gegeven zei hij: ‘We moeten ook een boek maken over de Polen’.” Een twee-de grote klus was geboren. Adressen van Poolse vetera-nen over de hele wereld werden verzameld en Geert en zijn vader schreven alle mannen persoonlijk aan. Geert met een lach: “Waar we even geen rekening mee hadden gehouden was de hoeveelheid reacties. En uiteraard alle-maal in het Pools. Potverdorie! Eén van de reacties was van George [Cholewczynski, AH], een Amerikaan van Poolse afkomst, die bezig was met zijn onderzoek naar de geschiedenis van de brigade. Hij wilde de boel wel voor ons vertalen. Ik zei daarop: ‘Als jij nou eens dat boek gaat schrijven, dan helpen we jou’.” En zo geschiedde: in 1990 verscheen het standaardwerk De Polen van Driel, nog
steeds een veel gezocht werk. Geert: “Eindelijk gerechtigheid, althans zo voelde het voor ons. In Driel hebben de Polen nooit een slechte naam gehad, maar daarbuiten wel. We waren de eersten die dat iets konden doen aan de naamszuivering.” Een ander ‘levenswerk’ waaraan Geert veelvuldig heeft bijgedragen is de door Jan Hey opgezette Roll of Honour, Battle of Arnhem September 1944. Voor het eerst uitgege-ven door de VVAM in 1986 en sinds 2011 verkrijgbaar als geheel herziene vijfde druk. Ook dit boek is verplichte kost voor iedere ‘armchair general’. Geert: “Met de on-derzoeken voor dat boek hebben als team echt onvoor-stelbare dingen boven water weten te halen. Allemaal minder leuke informatie, maar wel essentieel voor het be-grijpen van de slag. Geert: “Met name bij het ruimen van veldgraven net na de oorlog ging het nodige mis. Namen en kaartcoördinaten werden verkeerd overgenomen in de administratie, datums werden verwisseld. Als je de na-men op de metalen kruizen op de Airborne Begraafplaats uit 1946 vergelijkt met de huidige situatie, vind je soms andere namen op het hetzelfde graf. Dat heeft allemaal te maken met die verkeerde administratie.” Dat het verzamelen van de juiste gegevens niet altijd zon-der slag en stoot gaat, weet Geert als geen ander. “Het kost jaren en jaren om documenten, foto’s, getuigenver-klaringen en verhalen van familieleden van gesneuvelden na te trekken. En tegenwoordig duurt dat, zeker met die wat doorgeslagen privacybescherming, steeds langer.
Daarbij komt ook dat ik een perfectionist ben. Ik heb overal commentaar op. In de eerste plaats op mezelf.”
GELDERS ARCHIEF
“En nu ga ik een beetje smokkelen. Mijn vijfde voorwerp is namelijk geen voorwerp, maar het Gelders Archief, een naam die ontstond bij een grote archieffusie tussen Arn-hem, Renkum, Rheden, Rozendaal en het Rijksarchief in Gelderland. In eerste instantie vond ik die samensmelting helemaal niks. De cultuur werd anders. Het werd onper-soonlijker. Gebruikers persoonlijk begeleiden was er niet meer bij. En juist dat vond ik het mooie van mijn werk: mensen helpen, vragen naar tevredenheid beantwoorden.
Achteraf ben ik er toch blij mee. Er kwam veel meer in-formatie digitaal beschikbaar: catalogi, beeldbanken… Ik leerde zelf heel veel bij over de geschiedenis van Arnhem.
En niet onbelangrijk: ik heb in het Gelders Archief mijn huidige vrouw leren kennen: Judith.” Geert leunt achter-over en trekt zijn wenkbrauwen op: “Wat dus als de fusie er nooit was geweest?” In 2018 volgde zijn pensioen. Het verleden is echter nooit ver weg. Geert: “Neem de Roll of Honour. Daar ben ik in feite nog steeds mee bezig: ik verzamel gegevens, nog altijd worden er veldgraven gevonden en ik ontvang maandelijks e-mails van mensen die correcties voorstel-len. En ik heb nu veel meer tijd om Judith te helpen met haar Tekstbureau MorfeeM.” Zijn terloopse opmerkin-
gen over het 4th Battalion van The Dorset Regiment en de Polen bij de Johannahoeve doen vermoeden dat hij nog meer speelkaarten in z’n mouw heeft zitten.
De ober vraagt ons of we misschien tóch nog willen lun-chen. In plaats daarvan dist Geert nog een laatste anekdo-te op. Over een complete Lee-Enfield met bajonet die hij een aantal jaren geleden vond, midden op het pad langs Hackett’s Hollow, nog geen drie centimeter onder de aar-de. Het wapen heeft nog jaren in het Airborne Muse-um gelegen. Hij buigt voorover: “Ik wil nog even gezegd hebben dat ik absoluut geen deskundige van de slag om Arnhem ben. Wat ik wél mee heb is dat ik logisch kan nadenken en redeneren. Ik weet waar ik mijn informatie kan vinden, én ik ben zorgvuldig.” Terwijl we naar het Airborne-monument tegenover Har-tenstein lopen, zegt Geert: “Ik maak zo nog een rondje door mijn oude buurt. Fiets ik even langs de plekken waar ik vroeger heb gewoond.” Of het de leeftijd is die nostalgisch maakt, wil ik weten. “Met leeftijd heeft het volgens mij niet veel te maken”, antwoordt hij. Daarna is het even stil. “Ah, zou best eens kunnen”, zegt hij uit-eindelijk. Als de foto’s bij het Airborne-monument zijn gemaakt stapt Geert op zijn fiets. Een paar tellen later kijk ik over mijn schouder. Hij is al verdwenen.
MINISTORY 133 EEN EINDE AAN HET MYSTERIE VAN DE OVERSTEEK BIJ OOSTERBEEK?
– Bob Hilton
De vraag waar 1st Parachute Battalion het spoor bij Oosterbeek overstak in de nacht van 17-18 september 1944 houdt geïnteresseerden in de slag om Arnhem al decennia bezig. In Airborne Magazine nr. 14 van april 2019 werd nog aandacht besteed aan dit kleine myste-rie; de plek werd dit keer gesitueerd op zo’n 1.200 meter ten westen van station Ooster-beek Hoog. Als vriendschappelijke voorzetting van de discussie deel ik graag mijn kijk op de zaak met u. Het beslissende bewijs komt uit onverwachte hoek.
Als iets kenmerkend is voor de geschiedschrijving van Market Garden, dan is het wel de gedetailleerdheid van de beschikbare bronnen. Helaas geldt dit niet voor de bewegingen van 1st Parachute Battalion tijdens de eer-ste donkere uren van de slag. Simpelweg omdat in het war diary van de gevechtseenheid heel weinig is opge-nomen over die cruciale nacht. Voordat ik dieper in ga op het ontkrachten van de constatering dat de over-steek ten westen van Osterbeek plaatsvond (bij coör-dinaten 689796, zoals in ABM 14 uiteengezet), kijken we eerst maar eens naar de landing van 1st Bn.
VERZAMELEN
De air lift van 1st Parachute Battalion vond plaats in twee etappes: één op zondag 17 september, en één op maandag 18 september. Mannen en materieel werden vervoerd met 34 C47-troepentransportvliegtuigen (Dakota’s) van de 61st Troop Carrier Group, 52nd Troop Carrier Wing van de Amerikaanse luchtmacht.
Ze zaten in de laatste serie vliegtuigen (A-26) met chalk numbers 85 t/m 118. De eenheid landde die zondag om 14.03u op Drop Zone (DZ) X op de Ren-kumse Heide. Het bos ten noorden van het Jonkers-hoeve-boerderijcomplex diende als verzamelgebied voor het bataljon. Het materieel van de eenheid was eveneens verdeeld over twee lifts:
Deel 1 op 17 september 1944:
• Vier Horsa-gliders van D Squadron, The Glider Pilot Regiment (GPR), landden op LZ Z. Deze zweefvliegtuigen vervoerden acht jeeps en twaalf man van HQ Company, met aan boord extra munitie en andere voorraden.
• Eén Hamilcar-glider van C Squadron GPR. Dit toestel landde op LZ Z. Aan boord waren vier man van HQ Company en twee Bren Carriers met 3-inch-mortiermunitie.
• Glider met chalk number 462 kwam neer in de Noordzee. Dit toestel was toegewezen aan HQ Coy.
De bemanning, bestaande uit Colour Sergeant Cook en Privates Harper en Rogers, kon worden gered. De twee jeeps gingen verloren.1 Door dit ongeluk beschik-te het bataljon uiteindelijk maar over zes jeeps.
Deel 2 op 18 september 1944:
• Vier Horsa-gliders van G Squadron GPR landden op LZ X. Deze zweefvliegtuigen vervoerden vier jeeps, vijf aanhangwagens en twaalf man van het mortierpeloton van het bataljon, compleet met re-servemunitie en voorraden.
• Tenminste één van deze zweefvliegtuigen kwam te vroeg aan de grond, elders in Nederland. De be-manning sloot zich later aan bij het bataljon: R Company bleef achter bij het hoofdkwartier van de divisie in Oosterbeek.2 Aan het bataljon waren verbonden:
• Vier 6-pounder-antitankkanonnen, getrokken door jeeps van A Troop, 1st Airlanding Anti-Tank Batte-ry RA, minus het kanon (A1) van Sergeant Atkin-son dat terecht kwam bij Nijmegen na een vroegtijdige gliderlanding.3
Dit betekende dat het bataljon kon beschikken over slechts drie 6-pounders met elk een jeep, én een jeep bij Troop HQ. Het tweede voertuig van het hoofdkwartier werd ingedeeld bij de tweede air lift een dag later.4 • T wee 17-pounder-antitankkanonnen, getrokken door Morris quad-tractoren van P Troop, 1st Air-landing Anti-Tank Battery RA.
Vanwege de ernstige crashlandingen van de Hamil-car-zweefvliegtuigen met de 17-pounders, vond een-maal aangekomen bij Wolfheze, een reorganisatie plaats: slechts één van deze stukken ging mee met 1st Parachute Battalion. Met de zware verliezen van D Troop was het al snel essentieel dat de boel werd herverdeeld. Lieutenant Ryall kreeg de opdracht met sergeant Rams en diens 17-pounder mee te gaan en 1st Bn. naar Arnhem te volgen.5 Lt. Driver en zijn Forward Observation Team van E Troop van het 1st Airlanding Light Regiment Royal Artillery (RA), Capt. Caird met zijn team van No.1 Forward Observer Unit RA, een Recce Section van A Troop van het 1st Parachute Squadron Royal En-gineers en Capt. Kaye met zijn No.1 Section van de 16th Parachute Field Ambulance, Royal Army Medi-cal Corps moesten het zonder jeeps stellen.
DE OPMARS
De opdracht van 1st Parachute Battalion was als re-serve te wachten bij de DZ totdat de andere twee parachutistenbataljons waren vertrokken. Om ver-volgens, als alles goed ging, via een noordelijke route naar Arnhem te gaan, waar een defensieve positie zou worden ingenomen aan de noordrand van de stad.
DE DISCUSSIE EN DE FEITEN
In een poging de verschillende mogelijkheden te ver-duidelijken, zal dit artikel de bekende feiten tegen het licht houden om te kijken of het mogelijk is een goed onderbouwde inschatting te maken van wat zich heeft voorgedaan tussen 03.00u en 04.30u in de nacht van 17-18 september.
Dit betekent dat ze in anderhalf uur tweeëneenhalf tot drie kilometer aflegden, ‘s nachts en met de vijand in de buurt. Als dit wordt vergeleken met de andere acties en verplaatsingen van het bataljon, dan mag dat een hele prestatie worden genoemd. Hoe hebben ze dit voor elkaar gekregen?
BEOORDELING VAN DE SITUATIE
Laten we even terugkeren naar het punt waar 1st Bn. de spoorlijn overstak, om vervolgens te kijken naar de route die de eenheid vervolgens volgde. In de oogge-tuigenverslagen komt in ieder geval een aantal interes-sante zaken naar voren:
Lt.-Col. Dobie’s zegt in zijn persoonlijke dagboek: “Ik besloot uit te wijken naar het zuiden, tegen deze tijd was het donker. Omdat ik geen verbinding had met ‘Tim’ [Major John Timothy, commandant van R Coy., BH], stuurde ik John B. [Major John Bune, de plaatsvervangend commandant van het bataljon, BH] om R Company aan het gevechtscontact te ont-trekken; Major Bune was al een tijd weg. Uiteindelijk kwam hij terug met Toby M. [Capt. Peter Mansfield, plaatsvervangend commandant van R Company, BH] die me liet weten dat 50% van de eenheid was uitge-vallen en ze probeerden te evacueren. Op dat moment kwam er een aantal Duitsers [red.: Dobie gebruikt het scheldwoord “Boche”] over het pad, waarop Chris’ mannen [Major Chris Perrin-Brown, commandant van T Company, BH] het vuur openden – ze stopten de Duitsers, maar verloren zelf zes man. Ik besloot de positie te verlaten en een paar gidsen achter te laten voor Tims achterblijvers – Sgt. Floyd [van de Intelli-gence Section, BH].” Dobie vervolgt op maandag 18 september: “Nacht-merrieverplaatsing door het donker over paden in dichtbegroeide bossen, verplaatsing van mannen en materieel onder bijzonder zware omstandigheden – geen enkele draadloze verbinding doet ook maar iets – geen contact met Gerald [Brig. Gerald Lath-bury, commandant van 1st Parachute Brigade, BH].
Twee keer stuitten we in het donker op de vijand die overal lijkt te zitten. Rond dat tijdstip lukte het om de hoofdweg (‘Tiger’) [red.: de Utrechtseweg, tevens de route van 3rd Parachute Battalion] te bereiken en draaiden we naar het oosten om via een omweg ons doel te bereiken. Ron [Major Ronald Stark, com-mandant van S Company, BH] was bij het voorste element van de kolonne. We gingen net weg bij R. [Major Stark] toen hij onder zwaar kruisvuur kwam van beide kanten van de weg, een omtrekkende bewe-ging was niet meer mogelijk. Dus vielen we aan over de linkerkant – van achteren begonnen sluipschutters te schieten.” Dan is er dit verslag van Sergeant Robert ‘Bob’ Quayle, 10 Platoon, T Company: “Maandag 18 sep-tember 1944. In de ochtend staken we de spoorlijnen opnieuw over, we waren nog steeds omringd door bo-men.6 S Company was vóór ons uit en mijn peloton was niet op volle sterkte. Sommigen waren ‘s nachts verdwaald. Mijn pelotonscommandant, Lieutenant Eric Davies, was ook verdwaald. We bereikten uiteindelijk de geasfalteerde weg en draaiden opnieuw oostwaarts, in de richting van Arnhem. We waren aan de rand van Oosterbeek.
L/Cpl. Geoffrey ‘Geoff’ Stanners van No.1 Section, 16th Parachute Field Ambulance RAMC, verbonden aan 1st Bn. zegt in een interview met Niall Cherry voor het boek Red Berets & Red Crosses op pagina 104: “Het gezelschap waarvan Geoff Stanners onderdeel uitmaakte, stak de spoorweg over via de brug bij sta-tion Oosterbeek, liep de Stationsweg af in zuidelijke richting (het was nu de ochtend van de 18e) en sloeg linksaf bij een kruising met een aanwijsbord voor Arnheim (de Duitse spelling). Die dag werd langzaam
vooruitgang geboekt in de richting van Arnhem, waarbij we tussen elementen van het 3rd Battalion terecht kwamen.” Pte. Henry McAnelly, 2inch-mortarman, 5 Platoon, S Company: “Bij de Leeren Doedel stonden vieren Duitse tanks […] Na een uur vechten […] kregen we het bevel onmiddellijk in zuidelijke richting te mar-cheren om het 2nd Battalion bij de Arnhemse brug te ondersteunen […]. We trokken op door de bossen van Johannahoeve, waar we felle tegenstand onder-vonden. Uiteindelijk bereikten we Oosterbeek. Ver-kenners werden vooruit gestuurd, maar die zagen we niet meer terug. De verkenning werd geleid door Sgt.
Kelly. In Wolfheze bood een 16/17-jarige jongen zijn diensten aan (Karl Doorman). Col. Dobie ging in op zijn aanbod. Ze bestudeerden de kaart om de snel-
ste route naar onze bestemming te vinden […]. En dus bereikten we de spoorbrug bij station Oosterbeek Hoog, daarna gingen we verder richting Arnhem.”7
CURTIS’ SCHETSEN
Veruit het meest gedetailleerde account komt van de voormalige L/Cpl. ‘Reg’ Curtis van het Mortar Pla-toon. Hij bezocht het slagveld van Arnhem vaak om zijn tocht van destijds over te doen.
Samen met zijn verslag en aantekeningen schetste Curtis een kaart met de bewegingen van 1st Parachu-te Battalion op 17 en 18 september 1944: kaart 4.
De route die het bataljon volgens hem nam, heb ik met blauw gemarkeerd. Een deel hiervan is onnauw-keurig, maar hij is heel duidelijk over het oversteken van de brug en de verdere opmars over de Stations-weg en de Utrechtseweg. Het is zeer waarschijnlijk dat S Company zich niet ten noorden van de spoorlijn verplaatste (zoals aangegeven op de schets), maar de Parallelweg volgde, oprukkend op de linkerflank van het bataljon.
Hieruit blijkt ook dat 3rd Parachute Battalion, ko-mend vanaf de westelijke rand van Oosterbeek, geen observatie- of luisterposten kan hebben gehad op het
kruispunt van de Utrechtseweg / Stationsweg in de nacht van 17-18 september, anders zouden ze zich zeker hebben aangesloten bij 1st Battalion. Het lijkt erop dat B Company van 3rd Bn. zich op dat mo-ment ter hoogte van Hartenstein bevond, met de hoofdmacht van het bataljon ten westen van hen en
A Company achteraan, net ten oosten van kruispunt De Koude Herberg. Het hele bataljon rukte op aan weerszijden van de Utrechtseweg.
CONCLUSIE
Zijn er andere aanwijzingen voor de bewegingen van 1st Battalion? Zeker, maar deze komen uit een nogal onverwachte bron: een kaart van het II. SS-Panzer-Korps, samengesteld door militair historicus luite-nant-kolonel b.d. Theodoor Boeree.
Het lijkt duidelijk dat de hoofdmacht van 1st Para-chute Battalion rond 04.00u de spoorlijn overstak via de brug bij Station Oosterbeek Hoog, waarna S Com-pany waarschijnlijk onmiddellijk linksaf de Parallel-weg nam. De rest van het bataljon vervolgde zijn weg richting Arnhem via de Stationsweg en Utrechtseweg.
Het is waarschijnlijk dat T Company, als achterhoede, de spoorlijn net ten westen van de brug overstak om de ‘flank’ van het bataljon ter verdedigen. S Company lijkt zich weer bij het bataljon te hebben gevoegd op de Utrechtseweg, ter hoogte van de kruising met de Noorderweg, waar ze de spitspositie weer overnamen.
De compagnie werd vervolgens om 04.30u beschoten bij Mariëndaal.
Ik heb geen bewijs kunnen vinden dat elementen van 1st Parachute Battalion het spoor overstaken bij de lorrie-uitzet ten westen van Oosterbeek.
Dirk Hoekendijk laat in een reactie op de bevindingen van Bob Hilton weten: “In mijn artikel in Airborne Magazine nr. 14 ben ik, bij gebrek aan bewijs van het tegendeel, uitgegaan van veronder-stelling dat de Duitsers het station en de spoor-brug bij Oosterbeek minimaal onder waarneming zouden hebben in de nacht van 17-18 september 1944. Dit blijkt niet juist, gelet op de door Hil-ton aangevoerde citaten. Deze situatie verander-de echter op de ochtend van 18 september, toen daar de Alarm Kompanien van SS-Panzergrena-dier-Regiment 19 en 20 van de 9. SS-Panzerdivi-sion werden ingezet. Zie Kampfraum Arnheim; A photo study of the German Soldier fighting in and around Arnhem September 1944 (Alberta, 2013), pp. 200 t/m 213.”
1 Brief van dhr. J.D. Andrews aan het Airborne Forces Museum, Aldershot, 21 juni 1994. 2 Ministory 44 (VVAM, nov. 1994) en brief van Eric Seal, 23 oktober 1996. 3 Brief van ‘Herbie’ Atkinson aan ‘Bob’ Hilton, 20 juli 1995.
4 After action report, 1st Airlanding Anti-Tank Battery RA, war diary, september 1944. 5 Howe, John C., ‘Point Blank, Open Sights’ (1999), p. 61. 6 Noot van de redactie van Airborne Magazine: Saillant is dat Quayle het in zijn dagboek heeft over “re-crossing the railway lines, still surrounded by trees”. Dobie zegt: “Nightmare journey in the dark across tracks in thick woods”. Kan Dobie met het woord ‘tracks’ wellicht de spoorlijn bedoeld hebben? Dit zou betekenen dat (een deel van) zijn eenheid die nacht eerst in zuidelijke richt-ing het spoor overstak (“across tracks”) en later die nacht weer in noordelijke richting (“re-crossing the railway lines”), om vervolgens aan de noordzijde van het spoor op te rukken naar Oosterbeek. Bob Hilton meent dat “re-crossing” refereert aan de uiteindelijke oversteek via de brug bij station Ooster-beek Hoog. De eerste “crossing” verwijst in deze uitleg naar de spooroversteek bij Wolfheze (in noordelijke richting) na de landing op 17 september. 7 Interviewinformatie, via Graham Francis, in een e-mail van 29 april 2019.
Conflictarcheologie Hulzen in een moestuin
(LINK NAAR GEPUBLICEERD ARTIKEL)
ONDERTUSSEN 101ST AIRBORNE DIVISION IN DE SLAG BIJ BEST
Op zaterdag 23 mei organiseert de Vereniging Vrienden van het Airborne museum de battlefield tour Market Garden – Gevechten van de 101st Airborne Division in en rond de Sonse
Bossen. De wandeling van zo’n tien kilometer over het voormalige slagveld staat onder leiding van expert Edwin Popken. Zijn artikel vormt een inleiding voor deze tour.
– Edwin M.A. Popken MA
De Amerikaanse 101st Airborne Division van Major General Maxwell Taylor kreeg een lastige taak tijdens operatie Market Garden. De divisie moest in een ge-bied van 23 strekkende kilometer maar liefs dertien bruggen, plus bijbehorende dorpen en steden, veilig-stellen voor het Britse XXX Corps: vier in Eindhoven, drie bij Son, twee in Sint-Oedenrode en vier bij Ve-ghel. Taylor kon niets anders besluiten dan de divisie als zelfstandige regimenten te laten opereren en de acties op bataljons of lager niveau uit te voeren.
Taylor was bijzonder ongerust over Son. Zouden de Duitsers de bruggen bij Son, met name de hoofd-verkeersbrug, tot ontploffing brengen of in Duitse handen houden, dan zou niet alleen de opmars van XXX Corps in gevaar komen, maar was ook zijn di-visie effectief afgesneden. Er was een alternatief vijf kilometer westelijk. Buiten het divisiegebied en op de hoofdweg van Eindhoven naar ’s-Hertogenbosch lag nog een verkeersbrug, en iets verderop een spoorbrug.
Hoewel zijn divisie al uitgerekt zou zijn en verspreid over drie dagen zou arriveren, was het zekerstellen van een aansluiting met de Britten vitaal genoeg om troepen naar deze bruggen te sturen.1 Maar liefst één peloton!
Lieutenant Colonel Robert G. Cole van het 3rd Bat-talion 502nd Parachute Infantry Regiment (3/502 PIR) vond een peloton te weinig. Hij vroeg om, en kreeg, toestemming een versterkte compagnie te stu-ren, in totaal 200 man. H Company (H/502), onder Captain Robert Jones, aangevuld met een peloton ge-nisten onder Lieutenant Moore plus een sectie lichte
machinegeweren onder Lieutenant Gay, kreeg deze opdracht. Terwijl na de luchtlanding alle Amerikanen in noordelijke en zuidelijke richting zouden trekken, zou H/502 geheel alleen de westelijk gelegen bruggen bij Best moeten innemen.
LUCHTLANDING EN INITIËLE OPMARS
Op 17 september 1944 vanaf 14.00u landen de drie parachutistenregimenten van de 101st Airborne Divi-sion op drie plekken.2 501 PIR komt noord en zuid van de Zuid-Willemsvaart bij Veghel aan de grond om de vier bruggen daar te veroveren. 502 en 506 PIR landen op de Sonse Heide. 506 PIR trekt naar Son om de bruggen in te nemen en door te stoten naar Eindhoven. 1st Battalion 502 PIR (1/502) gaat naar Sint-Oedenrode en het 2nd Battalion (2/502) blijft ter beveiliging op het landingsterrein. Het versterkte H/502 trekt naar de bruggen bij Best, terwijl de rest van 3/502 in divisiereserve zou gaan bij Son.
Drie kwartier na de landing zijn de Amerikanen ver-zameld en begeven ze zich naar hun doelen; zo ook H/502. Initieel verloopt de opmars voorspoedig en zonder weerstand. Halverwege stopt Jones om zich te heroriënteren. Later stelt Jones, in een verslag, dat hij op de kerktoren van Best navigeerde, maar deze door een stuk bos uit het oog was verloren. Hierdoor boog hij te ver richting Best in plaats van naar een punt op de hoofdweg Eindhoven-’s-Hertogenbosch, zo’n 600 meter zuidelijker en dichter bij de bruggen.
Gaandeweg komt de groep steeds meer onder vuur, maar blijft recht op Best af gaan. Hoewel het dorp
op dat moment alleen door een Flak-Abteilung wordt verdedigd, zou Best snel een horzelnest worden. Op het Hauptquartier van XXXVIII Armeekorps in ’s-Hertogenbosch worden de landingen al na enke-le minuten gemeld. Meteen wordt besloten het lan-dingsterrein bij Son te heroveren vanuit de richting Sint-Oedenrode (noorden) en vanuit Best (westen).
Best fungeert als Duitse verzamel- en uitvalsbasis en is daarmee van vitaal belang. Binnen 30 minuten ver-trekt het 1. Bataillon van SS-Polizei Regiment 3 (I./ SS-Pol.3) vanuit Tilburg naar Best. Feld Ersatz Ba-taillon 437 (FEB 437) en het 1. Bataillon van Grena-dier Regiment 723 (I./723) gaan ook naar Best. Tot slot wordt de 59. Infanterie Division (59. ID), dat net over de Schelde was geëvacueerd naar Walcheren, naar Best gecommandeerd. Hun aankomst zou de nodige tijd vergen; op dit moment heeft Capt. Jones echter zijn handen al vol aan de reeds in Best aanwe-zige troepen.
PROBLEMEN BIJ DE OPMARS
Jones’ oorspronkelijke plan was om zijn 1st Platoon Best in te laten innemen en bij het kruispunt een wegblokkade op te zetten. 3rd Platoon en Company Headquarters zouden zuidelijk daarvan positie inne-men, terwijl Lieutenant Wierzbowski’s 2nd Platoon met de genisten en de sectie lichte machinegeweren kregen de twee bruggen toegewezen. Maar zover komt het niet. Bij de kruising van de weg naar Best met de hoofdweg Eindhoven-’s-Hertogenbosch loopt H/502 vast. De Duitsers hebben langs de hoofdweg
en bij het kruispunt hun verdediging ingericht.
Vanaf het begin is de Duitse weerstand vanuit Best intens. Jones moet 3rd Platoon en een sectie van 2nd Platoon inzetten op de rechterflank om te voorkomen dat zijn 1st Platoon geflankeerd wordt. Met moeite houden de Amerikanen hun positie; de verliezen lo-pen snel op. Dan verschijnt vanuit de richting ’s-Her-togenbosch een colonne Duitse vrachtwagens, vooraf-
1 Net als bij de Britten bij Arnhem en de Amerikanen rond Nijmegen, werd ook het operatieplan van de 101st Airborne Division beïnvloed door het tekort aan trans-portvliegtuigen. Taylor’s plan was om op 17 september de drie parachute infanterie regimenten te laten landen, plus het meest noodzakelijke per glider (70 stuks). Op 18 september was het 327st Glider Infantry Regiment aan de beurt. En niet eerder dan 19 september zouden de bulk van de artillerie en de ondersteunende troepen arriveren.
2 Nederlandse tijd. De Amerikanen gebruikten Green-wich Mean Time. Hoewel Groot-Brittannië voor de duur van de oorlog op (dubbele) zomertijd was overge-gaan om de klok met het vasteland gelijk te trekken, waren de Britten de nacht vóór Market Garden weer op ‘wintertijd’ overgegaan, terwijl het in Duitsland en door Duitse bezette Nederland nog zomertijd was.
Effectief was daarom tijdens Market Garden sprake van een normaal tijdsverschil van een uur.
gegaan door een motorrijder. Jones wil de colonne in een hinderlaag laten lopen, maar dat mislukt doordat enkele Amerikanen voortijdig het vuur op de motor-rijder openen en de eigenlijke colonne ruim vóór de hinderlaag stopt. 200 Duitse soldaten van SS-Polizei Bataillon 3 verlaten de kolonne en vallen aan, onder-steund met hun 20mm-kanonnen. Jones’ problemen worden snel groter en wanhopiger.
Wierzbowski’s 2nd Platoon, minus één sectie, is on-dertussen richting de verkeersbrug gegaan, wanneer Wierzbowski een aantal Duitsers in de rug van H/502 ziet. Hij besluit erop af te gaan en splitst zijn groep in tweeën. Eén groep, onder Lieutenant Duffy, moet een omtrekkende beweging maken, terwijl Wierzbowski met de ander groep direct aanvalt. Duffy vertrekt met zijn groep, maar zonder radio, en raakt contact met de compagnie kwijt. Jones houdt radiocontact met het bataljon. Het bataljon, net in haar reserveposi-
tie ten noorden van Son, krijgt rond 17.00u bericht dat H/502 sterke tegenstand te verduren heeft. Om 17.45u volgt een tweede, wanhopiger bericht. Tegen 19.00unbesluit het Regimental Headquarters dat 3/502 te hulp moet schieten. Jones krijgt per radio het bevel onmiddellijk een peloton naar de brug te sturen. Jones kan zijn huidige positie daardoor niet houden en moet terugvallen naar een beter verdedig-bare positie.
Wierzbowski moet zijn actie direct afbreken en naar de brug trekken. Ondanks herhaalde pogingen, vindt Wierzbowski Duffy’s groep niet. Wierzbowski, met slechts één sectie, zijn Platoon Headquarters en een groep genisten, trekt erop uit. Bij het Sonse Bos aan-gekomen, ontdekt hij een goed verdedigbare positie en informeert Jones via de radio. De rest van H/502 trekt vervolgens op deze plek terug, terwijl Wierzbowski’s groep de weg naar de brug vervolgt.
WIERZBOWSKI’S GROEP BIJ DE BRUG
De groep trekt in de avondschemering door het door Duitsers geïnfiltreerde bos en raakt steeds meer men-sen kwijt. Tegen 22.00u uur bereiken zij de brug met nog slechts achttien man van H/502 en 26 genisten.
Tijdens een verkenning komen Wierzbowski en Private First Class Joe Mann vast te zitten achter een Duit-se brugwacht. De overige soldaten worden nerveus, de Duitsers pikken hun geluid op en openen het vuur.
Veel Amerikanen vluchten het bos in. Wierzbowski heeft nu nog slechts achttien man over en weinig wa-pens en munitie, maar graaft zich in. Omdat hij geen radio meer heeft, stuurt hij enkele boodschappers om Jones te informeren. Deze mannen komen ech-ter nooit aan. Jones noch 3/502 hebben contact met Wierzbowski; ze hebben geen idee van wat er met hen is gebeurd of waar zij zijn.
HET GEVECHT ESCALEERT
Lieutenant Cole en 3/502 trekken ondertussen op tot de rand van de Sonse Bossen en graven zich daar onder druk van Duits vuur in. De volgende ochtend vroeg komen zij onder snel toenemende druk te staan van-wege een tegenaanval door I./SS-Pol.3 en het gearri-veerde FEB 436. De linies van 3/502 zijn uitgerekt en heeft gaten tussen de compagnies; de Duitsers maken hiervan gebruik door in kleine verbanden de linies te infiltreren.3 Cole wordt van drie kanten bestookt en de verliezen nemen rap toe. Colonel Michaelis, Com-
3 Het duurt tot de ochtend voordat fysiek contact met H-company tot stand wordt gebracht. Zelfs daarna blijven de gaten bestaan.
manding Officer 502 PIR, besluit 2/502 onder Lieu-tenant Colonel Chappuis ter versterking naar voren te sturen. Chappuis’ bataljon moet het terrein voor Cole vanuit noordelijke richting schoonvegen en Best en de bruggen innemen. Cole’s bataljon fungeert daarbij feitelijk als scharnierpunt.
Als Chappuis’ compagnieën in linie over de open vel-den optrekken, komen zij onder zwaar vuur van de oprukkende Duitsers te liggen. Al snel heeft 2/502 meer dan twintig procent verliezen. Chappuis moet de aanval stilleggen. De aanval doet de druk op Cole’s noordkant afnemen, maar toch blijft deze hoog met Duitse groepjes die de linies infiltreren. Cole reali-seert zich dat er iets moet worden gedaan en probeert hulp in te roepen van overvliegende P-47 Thunder-bolt-jachtvliegtuigen. De eerste aanval van de jagers leidt tot het beschieten van de eigen linies. Eén pi-loot verzoekt daarom om oranje herkenningspanelen.
Cole besluit deze zelf neer te leggen en sneuvelt hier-bij. Twee weken na zijn dood wordt Robert Cole de Medal of Honor toegekend voor de door hem geleide bajonetaanval in Normandië op 11 juni 1944.
De groep van Lieutenant Wierzbowski heeft het ook te verduren bij de brug. Regelmatig komen zij onder vuur te liggen of vallen de Duitsers de kleine, geïso-leerde groep aan. Steeds zonder succes, hoewel het aantal Amerikaanse doden en gewonden snel oploopt en hun munitievoorraad slinkt. Om 13.00u blazen de Duitsers op bevel van XXXVIII. Armee-Korps beide bruggen op. Ondanks dat zijn missie nu zinloos is, blijft Wierzbowski waar hij is, terwijl de rest van 502 PIR onwetend blijft van hun pleit en van het verlies van de bruggen. Later die middag arriveert een Britse patrouillewagen. Deze neemt een positie in ten zuiden van het kanaal, ter ondersteuning van Wierzbowski.
Lieutenant Colonel Chappuis krijgt rond 18.00u be-vel opnieuw aan te vallen om de aanhoudende druk te verminderen op Cole’s bataljon, dat nu is overgeno-men door Major Stopka. De hernieuwde aanval moet vóór het tweede bataljon langs richting de hoofdweg gaan. Voor de hoofdweg moet Chappuis’ bataljon naar het zuiden afbuigen naar de verkeersbrug, on-wetend dat deze is vernietigd. Tegelijkertijd zal 2/502 zich in zuidelijke richting samentrekken voor een meer aaneengesloten verdediging. De aanval verloopt
moeizaam en de troepen van Chappuis komen dan de zuidoostrand van het Sonse Bos, waar zij zich in-graven. Alleen een patrouille van E/502 en een pelo-ton van D/502 onder Lieutenant Mottola komt bij Wierzbowksi’s groep aan. De patrouille vertrekt weer.
Overtuigd dat er meer Amerikaanse troepen komen, besluiten Wierzbowski en Mottola een gezamenlijke verdediging in te richten en deze komst af te wachten.
HERNIEUWDE PLANNEN AAN BEIDE ZIJDEN
Die avond en nacht maken zowel de Amerikanen als de Duitsers nieuwe plannen om de slag definitief te beslissen. Aan Amerikaanse zijde Brigadier General Higgins, de Assistent Divison Commander, de coör-dinatie over. Naast de twee bataljons van 502, zullen de volgende dag ook twee bataljons van 327st Glider Infantry Regiment (327 GIR) worden ingezet om het bos schoon te vegen en de Duitsers uit Best te werpen.
De Duitsers maken plannen voor een definitieve af-rekening. Die nacht zal 59. ID arriveren vanuit Box-tel. Eerder die dag was I./723 al gearriveerd. Het idee was om zowel het Sonse Bos aan te vallen als het lan-dingsterrein ten noorden daarvan. Duitse eenheden ondersteunen de aanval vanuit Schijndel via Sint-Oe-denrode, waar 1/502 zat, met een eigen aanval op het landingsterrein. Beide groepen moesten convergeren op Son, dat ook vanuit het oosten zou worden aan-gevallen door de in Venlo en Roermond gearriveerde Panzer Brigade 107.
DE BESLISSENDE STRIJD
Om 06.00u in de ochtend valt Lieutenant Colobel Chappuis aan richting de brug om deze in handen te krijgen en het gebied voor Duitse infiltratie af te grendelen. De aanval is nog maar net begonnen wan-neer zij onder hevig vuur komen te liggen van Duitse eenheden die voor hun aanval in het gebied samen-trekken. Hierdoor wordt ook de groep van Lieutenant Wierzbowski definitief opgerold, waarbij Private First Class Joe Mann zijn leven opoffert om zijn maten te redden. Voor deze actie krijgt hij postuum de Medal of Honor krijgt.
Zodra Chapppuis van de patrouille, die de vorige avond bij Wierzsbowski was, hoort dat de brug er niet meer is, besluit hij terug te vallen op de bosrand en van daaruit het gebied te domineren. De Duitsers
zijn nu aan zet en vallen Chappuis’ posities twee keer aan, beide keren zonder succes. Ten noorden van het bos hebben de Duitsers initieel meer succes: onderde-len van 59. ID trekken richting het landingsterrein.
Zij worden echter gezien en een bataljon van 327 GIR gaat hen achterna terwijl de Duitsers het bos in vluchten. Een Glider Infantry Battalion gaat daar-op in positie ten noorden van het bos en voorkomt daarmee verdere Duitse infiltratie. Het andere batal-jon van 327 GIR krijgt opdracht het bos schoon te vegen (stoffer) en de Duitsers richting 502 PIR aan de westrand van het bos (het blik) te jagen.
Er is nu nog één ding te doen: de Duitse aanvallen ge-heel smoren en Best innemen. Brigadier General Hig-gins krijgt hiervoor een eskadron tanks van het Brit-se 15th/19th ‘The Kings Hussars’ tankregiment. Elk bataljon van 502 PIR krijgt zes tanks toegewezen om een beslissende tegenaanval in te zetten. Als de tanks eindelijk tegen 15.30u arriveren, gaan deze direct in
de aanval, hun kanonnen en boordmitrailleurs al vu-rend op de Duitse posities. De Amerikaanse infan-terie gaat snel mee in de aanval. Groepjes en daarna grote groepen Duitsers geven zich over; de komst van de tanks heeft de Duitse weerstand gebroken en de Amerikanen rollen de Duitse linies nu op. In een paar uur tijd nemen zij maar liefst 1.100 krijgsgevangen.
De Amerikanen rapporteren ook 600 Duitse doden in de omgeving, hoewel dit aantal overdreven lijkt.
De slag bij Best is voorbij, althans het eerste deel. Het dorp blijft in Duitse handen en zou pas meer dan een maand later na hevige gevechten door de 15th Scot-tish Division worden ingenomen.
Voor informatie over de battlefield tour Sonse Bossen: www.vvam.nl of www.facebook.com/VVAM80/
FRANSE PARACHUTISTEN IN OPERATIE AMHERST, APRIL 1945
BLEU BLANC ROUGE BOVEN DRENTHE
Operatie Amherst is de codenaam van een luchtlandingsoperatie die 702 Franse parachu-tisten begin april 1945 in Drenthe uitvoerden om de opmars van II Canadian Corps te on-dersteunen. 33 parachutisten van de Special Air Service (SAS) kwamen daarbij om. Alleen al om deze reden verdient het beeld dat Canadezen en Polen de provincie bevrijdden enige nuancering.
Het boek Franse para’s in Drenthe, 8-12 april 1945 dat op 28 februari is uitgekomen, laat zien dat Franse militairen een belangrijke rol speelden bij de weinig belichte bevrijding van Noord-Nederland. Het werk is gebaseerd op dat van Kolonel Roger Flamand uit 2002 Operatie Amherst; Franse para’s vochten in Dren-the, april 1945. Naast de persoonlijke verhalen uit dit antiquarische werk is ook een integrale samenvatting van de gevechten samengesteld aan de hand van een groot aantal (nieuwe) bronnen.
VOORBEREIDING VAN AMHERST
Na operatie Market Garden stokte de geallieerden op-mars. Pas in het voorjaar van 1945 kwam de boel weer op gang. Op 28 maart 1945 besprak de Head of Ope-rations van de 21st Army Group met de commandant van de SAS, General James Calvert, de mogelijkhe-den van een luchtlandingsactie in Nederland, in sa-menwerking met het II Canadian Army. Het was de bedoeling van de Canadezen kleine groepjes van zo’n vijftien man (één stick of vliegtuiglading) te versprei-den over een groot gebied voor een zo groot mogelijk ontregelend effect. De planners gingen eerst uit van een inzet van zo’n negenhonderd man, met achttien jeeps en ondersteunding door acht radiozendposten.
De zevenenveertig sticks bestonden elk uit elf korpo-raals en soldaten, twee officieren en twee onderoffi-cieren. De eenheden waren samengesteld uit beide Franse ‘regimenten’ (bataljons) van de SAS, onder lei-ding van twee ervaren officieren: Lieutenant-Colonel Jacques Pâris de Bollardière van het 3e Régiment de Chasseurs Parachutistes (3 RCP / 3e Regiment SAS) en Major Pierre Puech-Samson voerde het bevel over 2 RCP / 4e Regiment SAS. Voor de bescherming van de linkerflank van de 21st Army Group werd het Bel-gische regiment 5th SAS ingezet (operation Larks-wood).
DOEL
Het voornaamste doel van het II Canadian Army was het zuiveren van het noordoostelijke deel van Nederland, om daarna door te stoten naar Emden en Wilhelmshaven in Duitsland. De Fransen zouden worden afgeworpen in de driehoek Groningen – Coevorden – Zwolle, ongeveer achtenveertig uur vóór de Canadese aanvallen uit. Hun voornaamste doel was het voorkomen van het opblazen van een aantal brug-gen, het scheppen van verwarring bij de vijand en het voorkomen van een vijandelijke hergroepering.
De vernietiging van de vliegvelden Havelte, Eelde en Leeuwarden was één van de andere taken.
WOLKEN
Zevenenveertig vliegtuigen, elk beladen met een stick van vijftien parachutisten, vertrokken op vrijdag 7 april vanaf 20.30u van drie vliegvelden in Zuid-En-geland: Dunmow, Shepgrove en Rivenhall. De eerste stick kwam om 23.45u aan in het gebied tussen Assen en Meppel/Coevorden. De laatste parachutist sprong
rond 01.00u. Eén vliegtuig kon niet vetrekken. De para’s uit dit toestel zouden vierentwintig uur later alsnog boven Drenthe worden gedropt.
Boven het operatiegebied was sprake van laaghangen-de bewolking waardoor de para’s gedwongen waren vanaf zeshonderd meter hoogte dóór het dichte wol-kendek heen te springen, in plaats vanaf 250 meter met vrij zicht. Dit leidde tot een verspreiding over groot gebied. Bovendien kwamen de sticks bij een windsnelheid van 25km/u hard op de grond terecht.
Van de zevenenveertig sticks kwamen er slechts zeven-tien binnen de geplande dropzones terecht. Eén stick kwam zelfs in bevrijd gebied terecht, veertig kilometer zuidelijker.
ZES DAGEN STRIJD
Na contact met de bevolking begonnen de eenheden aan hun opdracht. Bij het zoeken naar de bruggen, andere objecten en de juiste locaties raakten de para-chutisten op tien verschillende locaties in gevecht met Duitsers of Landwachters.
De SAS voerde met wisselend succes een groot aan-tal kleinere gevechtsacties uit in moeilijk terrein. Het operatiegebied bood dekking noch bescherming en werd bovendien beheerst door Duitse troepen. Was het aanvankelijk de bedoeling de Franse para’s maxi-maal 48 uur in te zetten, in praktijk vochten sommige sticks vijf tot zes dagen, met name in het noordelijke deel van het operatiegebied.
In totaal kwamen bij de diverse gevechtsacties drieën-dertig parachutisten om het leven. Koningin Juliana kende na de oorlog de Bronzen Leeuw toe aan de twee regimenten.
Het boek Franse Para’s in Drenthe, 8-12 april 1945 (ISBN 978 90 232 5727
1, € 22,95) is verkrijgbaar via de reguliere boekhan-del. Op verzoek verzorgt Kolonel Harold de Jong graag een presentatie over Amherst (06-270 800 50 | harolddejong@me.com).
PERSOONLIJK DE VONDST VAN FLIGHT SERGEANT WILLIAM HURRELL
Sinds de publicatie van Teruggeslagen grond, mijn artikel in Airborne Magazine 14 over de mogelijke vliegtuigberging van Hawker Typhoon MN582, is het nodige gebeurd. Flight Sergeant William Hurrell is gevonden.
– Frans Ammerlaan
Hurrell, die is opgenomen in het Roll of Honour-boek van de slag om Arnhem, kwam op 26 september 1944 om toen zijn jachtvliegtuig crashte bij het Gelderse Eef-de. Na een eerste diepscan van de plek en aanvullend onderzoek werd de crashlocatie enkele maanden gele-den als kansrijke bergingsplek aangewezen. Kort gele-den voerden kapitein Geert Jonker en zijn team van de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Landmacht de berging uit. William Hurrell bleek inderdaad met de Typhoon in de aarde te zijn verdwenen. Aan boord bevonden zich de nodige munitie, granaten en acht rakketten. Zijn stoffelijk overschot werd geborgen en naar Soesterberg gebracht voor verdere identificatie.
Hurrells familie in Australië, waarmee al contact bestond via de oudheidkundige vereniging De Elf Marken, was vóór de berging al op de hoogte gebracht van de aanstaande gebeurtenis.
Oom Greame en achternicht Brydie vlogen daarop naar Nederland en waren getuige van de opgraving. Er vond een drukbezochte her-denkingsdienst plaats en de familie kreeg een stuk van het vliegtuig als aandenken.
Leden van De Elf Marken hadden mij verzocht de na-bestaanden een rondleiding te geven rond Arnhem en iets te vertellen over de krijgsverrichtingen in 1944 en de gevolgen van de slag. Op 24 november 2019 bezochten we eerst de Ginkel, de Westerbouwing, de Oude Kerk in Oosterbeek en de Airborne-begraafplaats. Bij het Aircrew-monument kregen Greame en Brydie een uit-leg over deze gedenkplek en kon ik namens de Market Garden Foundation de Roll of Honour overhandigen.
Brydie was zeer aangedaan toen zij een broche met het letterlogo van de RAF in ontvangst mocht nemen. De dag werd afgesloten met een Hollandse pannenkoek.
Er bestaat goede hoop dat William Hurrell binnen twee jaar zal worden begraven met militaire eer. Naar alle waarschijnlijkheid zal deze teraardebestelling niet in Oosterbeek plaatsvinden, maar zoals gebruikelijk bij de Britten in de buurt van de plek waar Hurrell is omgekomen.
PROGRAMMA 2020
GEPLAND
Vrijdag 10 april: Lezing Luchtoorlog Market Garden, in Airborne Museum at Hartenstein GEANNULEERD Zaterdag 18 april: Boekenbeurs Zaterdag 23 mei: Battlefield tour Sonse Bossen, wandeling o.l.v Edwin Popken, bij Eindhoven Vrijdag 28 augustus: Lezing SS-Wachbataillon 3 (‘Nordwest’), door Herman Rolleman, in ‘t Huukske, Arnhem Zaterdag 3 oktober: Battlefield tour C Company, B Company 2nd Battalion en Light Regiment, wandeling, in Oosterbeek GEANNULEERD Zaterdag 21 november: Airborne Day Vrijdag 11 december: Thema-avond Kreta 1941, door Erik Jellema, in ‘t Huukske, Arnhem
IN VOORBEREIDING VOOR 2021
Battlefield tour 1st Airborne Reconnaissance Squadron Battlefield tour King’s Own Scottish Borderers, fietstocht
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 18 – JULI 2020
NUMMER 19 – NOVEMBER 2020
NUMMER 20 – MAART 2021
VVAM-CONTRIBUTIE 2020
Zoals aangegeven in Airborne Magazine nr. 16 loopt het VVAM-verenigingsjaar van februari tot februari.
Mocht u uw contributie voor 2020 nog niet hebben overgemaakt, doet u dit dan in ieder geval vóór 31 mei. Dan blijft u het blad ontvangen en maakt u gebruik van de voordelen van uw lidmaatschap.
U kunt het bedrag (individuele leden: € 25 gezinslidmaatschap: € 35) voldoen op: NL 80 INGB 0004 4036 41, o.v.v. Contributie 2020 Hiervoor ontvangt u: • Gratis toegang tot het Airborne Museum (de VVAM vergoedt uw toegang na ontvangst van een kopie van het entreebewijs) • Drie maal per jaar Airborne Magazine. • Gratis toegang tot bijeenkomsten over de slag om Arnhem. • Korting op excursies en een aantal battlefield tours.
Indien u internetbankiert, kunt u eenvoudig een jaarlijkse betaling aanmaken. Een formulier invullen, kan ook. Dit is te vinden op: www.vriendenairbornemuseum.nl Administratieve zaken: admin@vriendenairbornemuseum.nl Financiële zaken: penningmeester@vriendenairbornemuseum.nl
DE ACHTERZIJDE
Lieutenant Colonel David Theodore Dobie, DSO, OC 1st Parachute Battalion (1912-1971). Dobie was als comman-dant van 1st Para betrokken bij de nachtelijke oversteek van de eenheid over het spoor bij Oosterbeek in de nacht van 17-18 september 1944. Zijn ooggetuigenverslag van deze verplaatsingen is opgenomen in Ministory 133 op bladzij-den 8-15 (bron: Imperial War Museum, H40928. Foto uit december 1944).
AIRBORNE MAGAZINE NR.16
Uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar. Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de slag om Arnhem.
Redactie: Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jasper Oorthuys, Otto van Wiggen
Bijdragen van: Wybo Boersma, Bernhard Deeterink, Alexander Heusschen, Bob Hilton, Erik Jellema, Leo van Midden, Martijn Reinders, Natalie Rosenberg, Hans Timmerman, Otto van Wiggen
Vormgeving: Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk: Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM: www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Postadres: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem
Archivering & losse nummers: info@vriendenairbornemuseum.nl
INHOUDSOPGAVE
3 Museumnieuws – Verbouwing Airborne Museum Hartenstein
4 Verenigingsnieuws – Agenda ALV 2020 / lezing ‘The Lost Company’
5 Mededelingen – Veranderingen in 2020
6 Conflictarcheologie – Duits hoofdkwartier in Villa Heselbergh
12 Thema – 1st Airborne Reconnaissance Squadron
22 Ministory 132 – 3rd Parachute Battalion op de Falklands en in Arnhem
29 Bits and pieces – De Royal Enfield 125- motor van het Airborne Museum
32 Achtergrond – Verborgen Market Garden-schatten van Erfgoedcentrum Rozet
35 Programma
Omslag: Maandag 18 september 1944
Lance-Sergeant William ‘Bill’ Bentall in een jeep van ‘D’ Troop, 1st Airborne Reconnaissance Squadron, met de Nederlandse burgers H. Piek en B. Versteegh, aan het westelijke einde van de Backerstraat in Oosterbeek (copyright foto: D. van Woerkom)
BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties. We verwelkomen bijdragen aan het blad. Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
VERBOUWINGSPERIODE AIRBORNE MUSEUM HARTENSTEIN VAN START COLLECTIE
Bij het uitruimen van de collectie hielpen onder ande-re Gido Hordijk, Bart Bijl en Jessica Zoutendijk-van de Sman. In 2009 richtten Gido en Bart de vitrines op alle verdiepingen volledig in, nu ging de collectie opnieuw door hun handen om het veilig op te bergen voor de verbouwing.
COMPLETE VERNIEUWING
De vaste presentatie op de eerste verdieping wordt compleet vernieuwd. De vitrines en panelen zijn ver-wijderd om plaats te maken voor de nieuwe inrichting.
Hetzelfde geldt voor de tijdelijke tentoonstelling Het Netwerk die plaats maakt voor de kindertentoonstell-ling Waterschapsheuvel. De Airborne Experience krijgt een indringender karakter. De ondergrondse ruimte wordt opgeknapt en uitgebreid. Er komen drie nieu-we scènes bij die de bezoekers nog meer betrekken in de operatie van september 1944. Wybo Boersma heeft geadviseerd bij de uitwerking van de verhaallijn op de eerste verdieping en de daarbij behorende collectie-stukken. Oud vitrinemateriaal is aan Museum Huis-sen gegeven en de Paasbergschool heeft het meubilair van de educatieve ruimte gekregen. Gepoogd wordt om zo min mogelijk weg te gooien en zoveel mogelijk items te schenken aan goede doelen. Zo is het decor van de tentoonstelling Het Netwerk geschonken aan het Platform Militaire Historie Ede.
MEERTALIGE AUDIOTOUR
Ook zal er een meertalige audiotour (nl, en, du) wor-den ontwikkeld waaraan de vooraanstaande historici Sir Antony Beevor, Dr. Matthias Strohn en Ad van Liempt gaan meewerken. Zij gaan 60 unieke collec-tiestukken voorzien van extra context en een persoon-lijke verhaal. Ook komt er een speciale audiotour voor kinderen.
NIEUW BEZOEKERSRECORD
Veel mensen kwamen in de laatste weken voor de slui-ting naar het museum om de tentoonstelling Het Net-werk nog te kunnen zien. Dit zorgde ervoor dat het museum in de maand oktober heel goed werd bezocht, net als in de voorgaande maanden. In tien maanden tijd kwamen maar liefst 105.058 mensen naar het Air-borne Museum, een nieuw bezoekersrecord!
HEROPENING
In maart 2020, ruim voor de herdenking van 75 jaar vrijheid, wordt het Airborne Museum heropent.
Benieuwd naar de voortgang van de verbouwing?
Op www.airbornemuseum.nl/verbouwing vind je de laatste updates.
– Natalie Rosenberg
VERENIGINGSNIEUWS
Omdat de volgende editie van Airborne Magazine pas in april 2020 verschijnt, informeren wij u nu alvast over de algemene ledenvergadering (ALV) die op zaterdag 21 maart 2020 plaatsvindt. U ontvangt geen uitnodigingsbrief meer per post; dit bespaart de vereniging een hoop kosten. We hebben dit keer gekozen voor congrescentrum Lebret, Lebretweg 51 in Oosterbeek. De start van de vergadering is om 10.30u. De zaal is geopend vanaf 10.00u.
Aanmelden voor de ALV kan via activiteiten@vriende-nairbornemuseum.nl. Geeft u aan welke dagdelen u bij-woont: ochtend, middag of beide.
De vergaderstukken zullen aan het begin van de vergade-ring klaarliggen bij de ingang van de zaal. U kunt de stuk-ken ook downloaden in het afgeschermde ledendeel van de verenigingswebsite (www.vriendenairbornemuseum. nl). Mocht u geen toegang hebben tot de website, dan kunt u de stukken ook digitaal ontvangen, vanaf twee we-ken vóór de vergadering. Stuurt u hiervoor een verzoek naar secretaris@vriendenairbornemuseum.nl
AGENDA 42E ALV (OCHTEND)
1. Opening 2. Mededelingen en in memoriam 3. Verslag 41ste Algemene Ledenvergadering, d.d. 16 maart 2019 4. Nieuws van het Airborne Museum 5. Verkiezing bestuur 6. Jaaroverzicht 2019 7. Financieel verslag 2019 8. Verslag kascommissie 9. Begroting 2020 10. Situatie Engelse leden en relatie met Arnhem 1944 Fellowship 11. Programma 2020 12. Rondvraag 13. Sluiting
LEZING THE LOST COMPANY (MIDDAG)
’s Middags, na de ALV, zal Marcel Anker een lezing hou-den over The Lost Company: C Company 2nd Parachute Battalion in Oosterbeek and Arnhem September 1944.
De lezing is van 13.00u tot 15.00u (met pauze).
Marcel Anker is als expert van de gevechten rond de Utrechtseweg op 18/19 sept. 1944 geen onbekende bij de Vereniging. Zijn boek uit 2017 The lost company be-schrijft de verrichtingen van C Company tijdens de slag tot in detail. De compagnie kreeg op 17 september de opdracht de spoorbrug bij Oosterbeek te veroveren, wat niet lukte omdat de Duitsers de brug opbliezen. Tijdens de opmars naar het tweede doel, de Arnhemse Ortskom-mandantur, raakte de compagnie verwikkeld in staatge-vechten rond de Utrechtseweg. Tot een link-up met de rest van het bataljon bij de verkeersbrug kwam het niet.
Het gros van de eenheid werd krijgsgevangen gemaakt.
De lezing is gratis voor VVAM-leden. Niet-leden betalen €5 bij binnenkomst.
MEDEDELINGEN
VVAM-CONTRIBUTIE 2020
Om de activiteiten die we als vereniging ontplooien te blijven doen en om de kwaliteit van Airborne Magazine op een hoog peil te houden, hebben we uw contributie hard nodig. De VVAM draait op een aantal onbezoldig-de bestuursleden en is dus afhankelijk van haar betalen-de contribuanten. Daarom enkele mededelingen en een verzoek:
Het VVAM-kalenderjaar loopt van februari tot februari.
Dit betekent dat we uw contributie voor 2020 graag vóór 28 februari ontvangen. In Airborne Magazine nr. 17 (de aprileditie) zullen we u nog een keer notificeren. Indien u daarna alsnog betaalt, ontvangt u de gemiste Airborne Magazines gewoon op het door u opgegeven adres. Let wel: dit betekent ook dat u geen magazines meer krijgt zolang uw contributie niet is overgemaakt.
In november 2020 zullen alle leden die hun contribu-tie nog niet hebben voldaan, nogmaals hieraan worden herinnerd per brief. Wanneer uw betaling niet voldaan is vóór 31 december 2020, zult u uit het ledenbestand worden gehaald. Wij rekenen op uw begrip.
LEDEN EN LEDENADMINISTRATIE
Het aantal VVAM-leden toont een licht stijgende lijn.
Op dit moment zijn dit er 653. Zestien Vrienden hebben om diverse redenen hun lidmaatschap opgezegd. Daar tegenover staat dat we 29 nieuwe Vrienden hebben.
De vereniging gaat volgend jaar gebruik maken van een geautomatiseerde ledenadministratie, waarin bijvoor-beeld ook bankgegevens kunnen worden geïmporteerd.
Als het goed is merkt u weinig van deze overgang. Mocht dit onverhoopt wel zo zijn, neemt u dan gerust contact met ons op.
Tot slot: zou u voor het compleet maken van onze administratie uw e-mailadres aan ons willen doorgeven?
Dit kan op onderstaand adres. – Bernhard Deeterink, ledenadministratie VVAM admin@vriendenairbornemuseum.nl
CONFLICTARCHEOLOGIE VILLA HESELBERGH: ARCHEOLOGIE OP EEN DUITS HOOFDKWARTIER IN ARNHEM
Villa Heselbergh. Deze naam zal niet bij elke Tweede Wereldoorlog-kenner direct een bel-letje doen rinkelen. Toch was dit Arnhemse landhuis het centrum van de Duitse gevechts-leiding in de regio Arnhem tijdens de septemberdagen van 1944. Vanwege de herontwik-keling van het terrein heeft in 2018 archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Dit leidde tot nieuwe inzichten die meer vertellen over deze bijzondere plek. Het onderzoek is nog in de uitwerkingsfase; in dit artikel zal ik enkele voorlopige resultaten met u delen.
BOSCHRYKE OMGEVING
Op de natuurlijk gevormde heuvel langs de Apeldoorn-seweg, even ten noorden van de Arnhemse binnenstad, liet dhr. H.A. Van Leeuwen een villa bouwen voor hem en zijn gezin. De villa in Engelse landhuisstijl werd, samen met een bijgebouw, in 1912 gerealiseerd. Het pand bezat reeds centrale verwarming en beschikte over
koud- en warmwaterleidingen. Van Leeuwen en zijn gezin bewoonden de Heselbergh tot in 1924, waarna de villa ruim vier jaar leeg stond.
De rooms-katholieke stichting Insula Dei kocht de villa in 1928 om dienst te doen als klooster. In eerste instantie voor paters en later voor zusters die werk-zaam waren in het onderwijs. De relatief afgezonderde ligging van de villa maakte de plek bijzonder geschikt voor religieuzen. Zij werden pas in het vierde jaar van de bezetting gedwongen om de villa en het terrein te verlaten.
NEDERLAND BEZET
In mei 1940 werd Nederland bezet door Duitsland.
Vrijwel direct kreeg Nederland een militair opperbe-velhebber toegewezen: de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden Friedrich Christiansen (1879-1972). Hij oefende de hoogste territoriale macht uit in het bezette Nederland.
Het gezag van deze Wehrmachtbefehlshaber werd door Kommandanturen in de praktijk gebracht.
Bovenaan in deze hiërarchie stonden Feldkomman-danturen, die elk over hun eigen gebied de territori-ale zaken voor de Wehrmachtbefehlshaber regelden.
Binnen het gebied van een Feldkommandantur waren meerdere Wehrmachtkommandanturen aanwezig, die weer een ander takenpakket hadden. Hieronder ressorteerden de (ständige) Ortskommandanturen, die in elke stad en in vele dorpen aanwezig waren.
FELDKOMMANDANTUR 642
Nederland werd opgedeeld in districten, elk met een Feldkommandantur (FK) aan het hoofd. Tijdens de bezetting wijzigde deze indeling, en daarmee het aan-tal en de locaties van de Feldkommandanturen. In de zomer van 1943 werd een nieuwe, Arnhemse FK aan de lijst toegevoegd. Noord- en Oost-Nederland werden voortaan geleid door de FK 642 ‘Arnheim’.
Commandant werd Generalmajor Friedrich Kussin (1895-1944). Onder hem stond een kleine, adminis-tratieve eenheid van het Heer (landmacht) bestaande uit enkele officieren en vrouwelijke Stabshelferinnen (typistes, telefonistes, etc.). De villa werd het stafkan-toor en dus de werkplek van de FK. Het personeel werd ondergebracht in villa’s in de buurt. Zo werd landhuis ’t Waelre (Braamweg 4) Kussins woning.
Een belangrijke historische bron over de Heselbergh als FK is een verzetsrapport van de Groep Albrecht. In juni 1944 noemden zij onder andere dat om het vil-laterrein een prikkeldraadversperring is aangebracht.
Bovendien hebben de Duitsers opstelplaatsen voor voertuigen gegraven: half ingegraven parkeerplaatsen voor voertuigen met aan drie zijden een aarden wal.
Tot slot was op de noordzijde van het terrein een ‘zwa-re schuilplaats’ aangelegd en was het dak van de villa voorzien van antennes.
MARKET GARDEN
Toen op 17 september 1944 operatie Market Gar-den van start ging, bleef het personeel van de FK op zijn post. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Ortskommandantur, die direct naar Dieren werd ver-plaatst. Een Feldkommandantur was onder meer ver-antwoordelijk voor het overzicht van de in hun sector aanwezige eenheden. Dit zou kunnen verklaren waar-om Generalmajor Kussin poolshoogte ging nemen bij de SS-opleidingseenheid onder het commando van SS-Obersturmbannführer Sepp Krafft. Zij waren tus-sen Oosterbeek en Wolfheze in stelling gegaan. Hier bezorgden zij de Britten die de Tiger-route (Utrecht-seweg) volgden enig oponthoud.
Op de terugweg ging het echter mis en werd de auto van Kussin, inclusief diens chauffeur, adjudant en tolk, doorzeefd met Britse kogels. Alle vier inzitten-den kwamen bij deze actie om. Deze gebeurtenis is wijd bekend vanwege het (bewegend) beeldmateriaal van de doorzeefde auto en de stoffelijke overschotten.
De Britten begroeven de vier van FK 642 in een veld-graf langs de weg, waarmee ze in eerste instantie als ‘vermist’ te boek kwamen te staan aan Duitse zijde.
Nog dezelfde avond werd daarom het commando overgenomen door de 47-jarige Major Ernst Schlei-fenbaum, die al werkzaam was bij de staf van Kussin.
HARZERS HOHENSTAUFEN-DIVISIE
Terwijl Feldkommandantur 642 gebruik bleef maken van Villa Heselbergh, werd de locatie ’s avonds ook toegewezen als stafkwartier voor de 9. SS-Panzerdi-vision ‘Hohenstaufen’. Beide stafeenheden waren dus gelijktijdig in de Arnhemse villa ondergebracht. De ligging net buiten het centrum en de aanwezige ver-bindingen zullen hierin doorslaggevend zijn geweest.
De Hohenstaufen-divisie onder het (tijdelijke) com-mando van SS-Obersturmbannführer Walter Harzer was sinds begin september aanwezig op de Veluwe-zoom nadat zij met zware verliezen uit Noord-Frank-rijk waren teruggetrokken. Al in de eerste uren van Market Garden vormde Harzer gevechtsgroepen ten noorden van de Rijn.
GEVECHTSLEIDING
Het maakt de Heselbergh tot een uitzonderlijke lo-catie omdat op dit hoofdkwartier veel bevelhebbers uit de regio samen kwamen en vergaderden. De villa werd bezocht door onder meer Feldmarschall Walter Model (Heeresgruppe B), SS-Obergruppenführer en General der Waffen-SS Wilhelm Bittrich (II. SS-Pan-zerkorps) en SS-Brigadeführer Heinz Harmel (10.
SS-Panzerdivision ‘Frundsberg’).
De FK kwam, net als de Hohenstaufen- en Frunds-berg-divisie, onder het bevel te staan van het II.
SS-Panzerkorps van Bittrich. Specifieke taken tijdens de gevechten zijn niet bekend, maar het is zeker dat de FK actief bleef tot en met 21 september. Op die dag werd de noordelijke oprit van de Arnhemse ver-keersbrug op de Britten heroverd. Een deel van het personeel van de FK, waaronder de Stabshelferinnen Margret Hermes en Gerdi Lücking, werd vanwege hun optreden tijdens de slag om Arnhem zelfs geno-mineerd voor een Duitse onderscheiding, die zij en-kele maanden later ontvingen. Op de 21e werd het commando van FK 642 overgenomen door Oberst Von Gröling (commandant van de Truppenübungs-platz Harskamp) en vertrok de eenheid naar Warns-veld bij Zutphen, en nog later naar het achterland in Almelo.
De Divisionsstab van Harzer bleef langer op de Hesel-bergh. De geallieerde luchtlandingseenheden waren inmiddels teruggetrokken op Oosterbeek en vormden
daar een zogeheten perimeter. De Hohenstaufen-divi-sie en daaronder ressorterende eenheden bestookten de geallieerden constant. Ook deze gevechten werden geleid vanuit Villa Heselbergh. De restanten van 1st Airborne Divison hielden het uit tot de nacht van 25 op 26 september en trokken zich terug over de Nederrijn.
KRIJGSGEVANGENEN
Een deel van de Britse krijgsgevangenen werd on-dervraagd door de inlichtingendienst van de Hohen-staufen-divisie, die zich bevond in de nabijgelegen School 8. Ze werden ondergebracht in de weide bij de naastgelegen Braamberg. In de tuin van de villa zelf zou ook een klein kamp aanwezig zijn geweest.
De Airbornes werden hierna naar een verzamelplaats binnen het terrein van Fliegerhorst Deelen gebracht.
Ook het speciaal hiervoor ingerichte Durchgangslager op de Harskamp zag enige tijd gevangen geallieerde luchtlandingstroepen.
GEVECHTSPAUZE
Bijzonder is ook dat op de locatie onderhandelingen hebben plaatsgevonden. De Duitse staf ontving het Nederlandse Roode Kruis en zelfs Britse militairen op de Heselbergh. Na dagenlange gevechten lagen er circa 1.200 gewonden van beide strijdende partijen in het relatief kleine gevechtsgebied in Oosterbeek.
Colonel Graeme Warrack, verantwoordelijk voor de medische verzorging van de Britse luchtlandingseen-heden zag met de uitpuilende noodhospitalen geen andere optie meer dan het organiseren van een tijde-lijke wapenstilstand. Warrack kreeg als tolk de Ne-derlandse militair in Brits uniform Arnoldus Wolters toegewezen. Vanwege het risico om geëxecuteerd te worden als ‘partizaan’, kreeg Wolters een Britse naam: Johnson.
Het gezelschap begaf zich naar een nabijgelegen Duits noodhospitaal waar zij in contact kwamen met SS-Hauptsturmführer Dr. Egon Skalka. Skalka was verantwoordelijk voor het medisch verzorgings-gebied van de Hohenstaufen-divisie. Skalka begreep het standpunt van de Britten en wilde ingaan op het voorstel. Hij reed daarom Warrack en ‘Johnson’ (zon-der blinddoek) in een buitgemaakte Britse jeep naar zijn stafkwartier.
Warrack schreef na de oorlog over zijn bezoek aan de Heselbergh, onder meer dat Bittrich tegen hem zei dat “het hem erg speet dat het oorlog was tussen onze landen”, en dat hij op zijn verzoek in zou gaan. Die dag konden circa 450 gewonde Britten en Duitsers worden afgevoerd naar veiliger oorden. De bespreking tussen Warrack, Wolters, Skalka en Bittrich op de He-selbergh is verfilmd in A Bridge Too Far (1977).
ONTRUIMING
Direct na de geallieerde terugtocht over de Nederrijn was het enkele dagen relatief rustig in de regio. Vijf dagen later, op 30 september 1944, kreeg de Hohen-staufen-divisie bevel om richting Siegen in Duitsland te trekken. Hun taak in de regio zat er op. De staf zal ergens begin oktober de Heselbergh hebben ver-laten. Na een korte bezetting door de Einsatzstab van Organisation Todt (OT) in november, bleef de villa hoogstwaarschijnlijk leeg staan. Doordat de stroom- en watertoevoer was uitgevallen, werden er zelfs geen dwangarbeiders van de OT ondergebracht. Met de geallieerde artilleriebeschietingen in april 1945 voor-afgaand aan de IJsseloversteek en de zuivering van Arnhem is Villa Heselbergh verwoest. Deze was toen niet meer bezet door Duitse eenheden.
ARCHEOLOGIE OP DE HESELBERGH
In 2018 werd de naoorlogse bebouwing op de loca-tie gesloopt voor nieuwbouw, die inmiddels is opge-leverd onder de naam Silhouet. Het archeologisch veldonderzoek is uitgevoerd door Greenhouse Advies (DAGnl) met ondersteuning van Military Legacy.
Hieronder volgen een paar resultaten:
1. Kussins schuilkelder Opmerkelijk was de vondst van (een deel van) de schuilkelder van Feldkommandatur 642, die ook door het verzet werd genoemd. De ingang met trap-partij bevond zich in het zuidwesten, het dichtst bij de villa. Op vooroorlogse foto’s van de villa is te zien dat hier een loggia aanwezig was: een open ruimte voorzien van zuilen. De ingang van de schuilkelder bevond zich op het dichtstbijzijnde punt van de ope-ning van deze loggia. Hierachter was ook een deur naar de villa aanwezig.
De schuilkelder van de Heselbergh komt qua type overeen met andere Duitse Luftschutzräume, zoals ook zijn aangetroffen op bijvoorbeeld het kazerneter-rein in Venlo. Parallellen met schuilkelders op locaties waar zich hoge Duitse officieren bevonden bestaan met die van andere belangrijke (staf)kantoren, zoals die van Reichskommissar für die Niederlande Arthur Seyss-Inquart op landgoed Clingendael (Den Haag) en nabij Paleis Het Loo (Apeldoorn). Beide laatstge-noemde bunkers zijn van een ander (groter, zwaar-der) type. Opvallend daarbij is dat voor Generalmajor Kussin en zijn staf ‘slechts’ een standaardtype schuilkelder werd gebouwd, die ook op kazernes voor reguliere infanterie werd toegepast. Gesteld zou kunnen worden dat hier sprake was van een vorm van hiërarchie in importantie.
De schuilkelder was opgevuld met materiaal, waar-onder vijf brandstofvaten van elk 200 liter met reli-eftekst op de deksels (‘Wehrmacht Feuergefährlich 1943’). Bij de ingang lag een vooroorlogse brandblus-ser (type ‘snelblusscher’ van het merk Vlaminax). Een deel hiervan zal worden geconserveerd en bewaard. 2. Body armour Geallieerd materiaal is tijdens het onderzoek nauwelijks aangetroffen, op enkele kleinkaliberhulzen na. Opvallend is een restant van een Brits ‘body armour’-vest uit de vulling van de schuilkelder. Dit scherfwerende uitrustingsstuk werd in eerste instantie voornamelijk uitgereikt aan Britse en Poolse luchtlandingseenheden. Bekend is dat krijgsgevangenen wer-den ondervraagd door de inlichtingendienst van de Hohenstaufen-divisie die in de nabijgelegen School 8 was gevestigd. De Britten werden daar, maar waarschijnlijk ook in de tuin van Villa Heselbergh, tijde-lijk ondergebracht. Het dragen van body armour was tijdens de Tweede Wereldoorlog zeker niet gewoon.
Het is mogelijk dat het object uit curiositeit op het Duitse hoofdkwartier terecht is gekomen. De vondst
lijkt dan ook zeer waarschijnlijk gekoppeld te kunnen worden aan de slag om Arnhem, en aan de aanwezige Britse krijgsgevangenen. 3. Kussins parkeerplaats Zuidelijk van het plangebied liep en loopt de Braam-weg. In deze randzone zijn op geallieerde luchtver-kenningsfoto’s twee Duitse voertuigopstelplaatsen (Kraftfahrzeug-Splitterboxen) zichtbaar. Deze parkeerplaatsen waren in het steile talud uitgegraven.
In beide zijn twee proefputten gegraven om de bodemopbouw te registreren.
Beide Splitterboxen geven nagenoeg hetzelfde beeld.
Op 90-120 cm beneden het maaiveld werd een tien centimeter dikke laag met (ijzer)slakken en gesmol-ten glas aangetroffen, die waarschijnlijk als verharding voor de voertuigen heeft gediend. Hieronder was de natuurlijke bodem aanwezig. De maximale diepte van de parkeerplaats komt hierdoor op 1,2 meter. Omdat deze diepte geen bescherming biedt voor bijvoorbeeld een militaire vrachtwagen, is het waarschijnlijk dat de uitgegraven grond als een wal om het spoor heen lag.
Op die manier werd de opstelplaats dus dieper. Dit bovengrondse deel van het spoor is niet (meer) zichtbaar.
De locatie even ten oosten van een belangrijke hoofd-weg (Apeldoornseweg), schuin tegenover de woning van Kussin (Braamweg 4) en nabij de villa (zijn kan-toor) maakt het vrijwel zeker dat de parkeerplaatsen bedoeld waren voor de Feldkommandantur. Het is in dit licht boeiend dat Kussins Citroën Traction Avant hier waarschijnlijk vaak geparkeerd heeft gestaan. Een ongelukkige samenkomst tijdens de eerste uren van Market Garden zorgde ervoor dat alle vier inzittenden van deze Traction hun einde vonden door Brits vuur op de splitsing Utrechtseweg-Wolfhezerweg, zoals hierboven al beschreven.
4. Stahlhelm en Stielhandgranate Tussen het huidige maaiveld en de verhardingslaag van de parkeerplek bevindt zich één dik pakket met materiaal, voornamelijk bestaande uit huisraad en constructiemateriaal van de villa. Hiertussen werd echter ook militaire uitrusting (een Stahlhelm M42
met verfresten) en munitie (de kop van een Stielhand-granate M24) aangetroffen. Dit dateert de afvallaag naar alle waarschijnlijk in de opruimperiode (vlak) na de oorlog.
TOT SLOT
De Heselbergh neemt als locatie een belangrijke rol in bij het verhaal van de Tweede Wereldoorlog en de slag om Arnhem in het bijzonder. De veelzijdige gebeurtenissen die hier tussen zomer 1943 en april 1945 hebben plaatsgevonden (gevechtsleiding, on-derhandelingen, onderdrukking, fusillades en gealli-eerde beschietingen) bleken in het bodemarchief ver-tegenwoordigd. Een deel hiervan is in dit korte artikel besproken. Nader onderzoek in het eindrapport zal een totaalbeeld en meer detailinformatie geven. – Martijn Reinders
GESELECTEERDE BRONNEN UIT HET ARCHEOLOGISCH EINDRAPPORT DAT IN VOORBEREIDING IS:
Archief • Bundesarchiv-Militärarchiv (BArch-MA), Freiburg im Breisgau (Duitsland). RW 37/14. Wehrmacht-befehlshaber in den Niederlanden. Dienstanweis-ung für Feld-, Wehrmacht- und Ortskommandan-turen in den Niederlanden 1943. • Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocide-studies (NIOD), Amsterdam. 190a. Groep Albrecht.
OB 44.
Literatuur • Iddekinge, P.R.A. van, 1981. Arnhem 44/45. Evacuatie, verwoesting, plundering, bevrijding, terugkeer, Arnhem. • Middlebrook, M., 1994. Arnhem. Ooggetuigen-verslagen van de Slag om Arnhem. 17-26 septem-ber 1944, Baarn. • Reinders, Ph., 2012. Medical Research Council, Body Armour and Airborne Helmet Flashes in ge-neral and during the Battle of Arnhem, September 1944, Velp. • Reinders, M., & Bex, J., in prep.: Archeologisch
onderzoek Silhouet (Villa Heselbergh) te Arnhem.
Opgraving • Variant Archeologische begeleiding (Greenhouse Advies-rapport 2018.15). • Revell, S., 2015a: A piece of coloured ribbon. An insight into German Award Winners at the Battle of Arnhem. • Revell, S., 2015b: De dood van een Duitse ge-neraal tijdens de Slag om Arnhem, deel 1, in: Nieuwsbrief Vrienden van het Airborne Museum, Ministory 123 (nr. 6 2015). • Tieke, W., 1978: Im Feuersturm letzter Kriegsjah-re. II. SS-Panzerkorps mit 9. SS-Panzerdivision “Hohenstaufen” und 10. SS-Panzerdivision “Frundsberg”, Osnabrück. • Warrack, G., 1984: Tocht door het duister. Ontsnapping na de slag om Arnhem, Amsterdam.
Met dank aan: L. Buist (Doorwerth), B. Gerritsen (Duiven), I. Jacobs (Nijmegen), S. Revell (Brisbane, Australië), H. Timmerman (Arnhem) en N. Warmerdam (Utrecht).
“RACE AHEAD AND GRAB THE ROAD BRIDGE AT ARNHEM” – DE COUP DE MAIN VAN RECCE SQUADRON DIE NOOIT PLAATSVOND
Wat een snelle verrassingsaanval had moeten worden op de verkeersbrug in Arnhem met ruim 200 man eindigde, zoals op zoveel momenten tijdens de slag om Arnhem, met wat de Britten eufemistisch ‘a bloody nose’ noemen. Het verhaal van 1st Airborne Reconnaissance (‘Recce’) Squadron is daarmee bijna exemplarisch voor het verloop van een strijd die werd gevoed door tegenslagen, verkeerde beslissingen, verwoede pogingen en domme pech.
Slechts een paar handjes vol konden na de gevechten in Nederland het glas heffen op het leven in de squadron pub in hun thuisbasis in Lincolnshire.
EEN BIJZONDERE OPDRACHT
1st Airborne Reconnaissance Squadron stond vóór Market, de codenaam voor het Airbornedeel van ope-ratie Market Garden, onder bevel van 1st Parachute Brigade. Na de gliderlandingen op Landing Zone Z in de middag van 17 september 1944 had het de taak te zorgen voor een rendez-vous met de parachutisten van het squadron op Drop Zone X. Daarna moest een deel van de eenheid, aangevuld met genie, een coup de main (verrassingsaanval) uitvoeren op de verkeers-brug in Arnhem, om deze bezet te houden voor de troepen van 1st Parachute Brigade die te voet naar het doel zouden marcheren.
Populair gezegd: “A special force equipped with jeeps with machine-guns mounted on the bonnet would
race ahead of the main force and grab the road bridge (s) at Arnhem”.
OPRICHTING VAN HET SQUADRON
Op 22 juni 1940 schreef Churchill een memo dat re-sulteerde in de oprichting van Britse luchtlandingseen-heden. In 1941 ontstond het Reconnaissance Corps, met vanaf december van dat jaar het 1st Airborne Re-connaissance Squadron in zijn gelederen. Op 25 sep-tember 1941 werden de nieuwe Airbornebadges uitge-reikt aan het squadron; Major Terence Otway was op dat moment commandant van de eenheid (Otway zou drie jaar later bekendheid verwerven met de aanval op Merville Battery in Normandië tijdens D-Day). Kort daarop, op 22 november 1941, nam Major Freddie Gough het commando over. In december 1941 con-verteerde de 31 (Independent) Infantry Brigade in de 1st Airlanding Brigade Group, die op zijn beurt onder-deel ging uitmaken van de 1st Airborne Division. In die periode werd ook afgewogen of het Amerikaanse ‘4×4 utility vehicle’, beter bekend als de jeep, geschikt was voor het squadron. De Britten noemde het lichte voertuig al snel de ‘Blitz Buggy’. Om de terreinwagen passend te maken voor vervoer per Horsa-glider wer-den enkele modificaties in het ontwerp doorgevoerd.
In augustus 1942 kwam Major General Browning op bezoek. Hij had zes maroonkleurige (‘bordeauxrode’) baretten onder zijn arm. Hij drukte er één op het hoofd van Gough en gaf hem mee dat vanaf nu andere hoofddeksels verboden waren. In december 1942 kwam het squadron van 1st Airlanding Brigade recht-streeks onder bevel te staan van de divisie.
VERTREK UIT ENGELAND
1st Airborne Reconnaissance Squadron vertrok na een periode van diverse oefeningen op 14 mei 1943 vanuit Liverpool via Gibraltar naar Oran in Algerije voor verdere training. Het squadron kwam daar op 26 mei aan. Op 22 juni kwam 1st Airborne Division onder bevel van 8th Army; het squadron verplaatste daarna deels per glider naar Tunesië. Tot grote teleur-stelling van eenieder nam de eenheid niet deel aan de invasie van Sicilië op 10 juli 1943. Men deed wel bergtraining in het Atlas-gebergte en volgde trainin-gen in parachutespringen.
Twee maanden later werd het squadron wel ingezet bij de operaties in Zuid-Italië; op 9 september werd ontscheept in Taranto en meldde de eenheid zich met zo’n 20 jeeps en 150 man bij 4th Parachute Brigade.
Ze kregen tot taak patrouilles uit te voeren en om vijandelijke bewegingen te melden.
Bij één van de D Troop-patrouilles vonden twee man de dood door vijandelijk vuur. In november verhuisde het squadron terug naar Engeland.
ENGELAND
De eenheid werd gelegerd in Ruskington, Lin-colnshire. De organisatie van het squadron was nog steeds in ontwikkeling en de behoefte aan meer jeeps groeide. In februari 1944 veranderde de tot dan gli-derborne-eenheid in een glider- (de jeeps met hun chauffeurs) én para-eenheid. Het gros van de soldaten moest dus tot parachutist worden opgeleid op RAF Ringway, bij Manchester. De langverwachte jeeps kwamen er ook. In mei 1944 kreeg het merendeel van de 42 terreinwagens K-type Vickers-machine-geweren op aangepaste affuiten. Vlak voor D-Day werd het squadron op ‘72hrs notice to move’ gezet.
Diverse operaties werden gepland en weer afgeblazen.
Medio augustus vertrok het seaborne echelon met elf voertuigen en 25 man naar Normandië. Van operatie Market Garden was nog geen sprake.
Operatie Comet, gepland voor 10 september, werd uiteindelijk ingehaald door operatie Market, waarbij de gehele 1st Allied Airborne Army, dus ook de twee Amerikaanse Airborne-divisies, een rol zou gaan spe-len. Op 12 september om 17.00u deed Major Gene-ral Urquhart zijn bevelsuitgifte aan zijn brigadecom-mandanten. Plek van handeling was Moor Park, het hoofdkwartier van 1st (UK) Airborne Corps. Gough was hierbij aanwezig.
ORGANISATIE VAN HET SQUADRON
De eenheid bestond uit de volgende onderdelen, met tussen haakjes het aantal jeeps dat is ingezet tijdens Market Garden:
• Squadron Headquarters – TAC HQ (twee jeeps en waarschijnlijk enkele motoren); • HQ Troop; • A dministrative Section (drie jeeps). De squa-drondokter, Captain Swinscow, behoorde tot deze groep; • Support Troop, bestaande uit een mortier- en een Polsten gun section tegen luchtdoelen (vier jeeps); • A Troop met een HQ en drie sections (acht jeeps); • C Troop met een HQ en drie sections (acht jeeps); • D Troop met een HQ en drie sections (acht jeeps).
Een troop had naast persoonlijke bewapening een Bren gun, een 2inch-mortier en een PIAT met bijbe-horende munitie. Op de jeeps waren naast radio’s dus ook de genoemde K type Vickers-mitrailleurs gemon-teerd. Ieder sectie had twee jeeps. De sectiecomman-dant was een luitenant, troops hadden een kapitein aan het hoofd staan.
MARKET GARDEN
De opdracht aan 1st Airborne Reconnaissance Squa-dron is hierboven al weergegeven. Gough realiseerde zich snel dat dit een ongebruikelijke wijze van optre-den inhield. In plaats van het uitvoeren van verken-ningen, voor de bataljons uit, kreeg het squadron de taak om een aanval uit te voeren. Bovendien werd deze divisie-eenheid voor de eerste fase onder bevel gesteld van 1st Parachute Brigade. Dit zou nog conse-quenties krijgen. Hij ging in discussie met Brigadier Lathbury. Toen deze niet toegaf, vroeg Gough of hij wellicht Tetrarch Mk VII-tanks kon krijgen, zoals die in Normandië waren ingezet. Uiteindelijk overheerste het gevoel dat de operatie toch een ‘push-over’ zou worden, en was iedereen optimistisch.
Voor deze operatie werden toegevoegd aan het squa-dron: • E en sectie 9th (Airborne) Field Company Royal Engineers, met twee jeep-trailercombinaties; • Een artilleriewaarnemer (één jeep?); • Korporaal Tom Italiaander van No.2 (Dutch) Com-mando Troop – per glider. 22 Horsa-gliders (chalk numbers 354-375) waren bedoeld om 36 jeeps met 75 man te transporteren.
De glider pilots kwamen van C Squadron, The Glider
Pilot Regiment. Halifax-vliegtuigen van 298 en 644 Squadron trokken de gliders van RAF Tarrant Rush-ton naar LZ Z bij Wolfheze. De 134 parachutisten van het squadron vertrokken in acht Dakota’s vanaf vliegveld Barkston Heath, vijftien kilometer ten zuid-westen van Ruskington, naar DZ X. Daar zouden zij als laatste, en daarmee als meest noordelijke eenheid, worden gedropt.
Gough vierde op 16 september zijn 43e verjaar-dag. De gliders van Tarrant Rushton vertrokken om 10.20u. De Dakota’s om 11.50u.
ZONDAG 17 SEPTEMBER
Landing Zone Z was gemarkeerd door No.2 Platoon van de Pathfinders. De markering bevond zich zuid-westelijk van boerderij De Boschhoeve. Om 13.35u begonnen de gliderlandingen van het squadron. Vier Horsa’s van de eenheid crashten tussen de bomen aan de noordkant van de LZ. Dit is op de luchtfo-to’s van 18 september goed te zien. Een Horsa-glider van No.1 Section had een zware landing, waarbij Staff Sergeant Baxter om het leven kwam. De bedoeling was dat de jeeps vanaf LZ Z zouden verplaatsen in westelijke richting, naar de rendez-vous in de bospunt noordelijk van DZ X aan de Telefoonweg. Vanwege de crashes en andere problemen met het uitladen van de zweefvliegtuigen duurde het verzamelen langer dan gepland. In eerste instantie kwamen de jeeps met de genie ook niet aan.
Glider 358 (Recce Squadron HQ) werd bestuurd door Staff Sergeant Jim Wallwork. Glider 359 werd gevlo-gen door Staff Sergeant Oliver Boland. Beide glider pilots hadden deel uitgemaakt van de coup de main force op Pegasus Bridge in Normandië. Ook toen was RAF Tarrant Rushton het vertrekpunt. Beide gliders kwamen zonder problemen aan op LZ Z. Om 14.08u werden de parachutisten van het squadron gedropt op de met blauwe rook gemarkeerde DZ X. De drop ver-liep beter dan tijdens menig training in Engeland.
Vanwege de diverse crashes ontstond het gerucht dat de coup de main mislukt was. Het hielp ook niet mee dat de liaison officer (LO), Captain Poole, zich niet had gemeld bij Lathbury. Het was vooral A Troop van Captain Grubb die problemen had met uitladen; nog een geluk dat deze eenheid was aangewezen als divi-siereserve en dus geen taak had bij de initiële aanval.
Van de 36 jeeps waren 28 ingedeeld voor de coup de main. Slechts 25 waren uiteindelijk beschikbaar.
Om 15.40u gaf Gough het startsein voor vertrek.
C Troop was de spits, gevolgd door Tactical HQ, D Troop, Support Troop en de rest van HQ Troop. De bedoeling was dat C Troop voorop zou gaan met 9 Section gevolgd door 7 en 8 Section. Vanwege de late aankomst van de jeeps bij de RV werd Lieute-nant Bucknall, sectiecommandant van No.8 Secti-on, ongeduldig. Hij wachtte niet op zijn eigen radio-dragende jeep, maar vertrok met nog drie man in het tweede voertuig zonder radio. Terwijl hij op de Tele-foonweg reed, in de bocht bij de spoorwegovergang, arriveerde de radiodragende jeep met nog eens vijf man, waarover Lance Sergeant McGregor het commando voerde. De zes volgden Bucknall. No.8 Section haalde No.9 Section in. Dit hoorde bij de (overlappende) procedure. Ten noorden van de spoorweg reed No.8 Section nu als spits over de Johannahoeveweg.
Nadat Bucknall het tunneltje onder de spoorweg was gepasseerd reed hij om 15.50u de (nu verdwenen) heu-vel op. Op dit punt hadden de Duitsers van SS-Pan-zergrenadier-Ausbildings- und Ersatz-Bataillon 16 van Sturmbannführer (majoor) Krafft een haastige verde-diging ingericht. In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd was hier dus geen sprake van een hinderlaag, maar van een ontmoetingsgevecht. Te midden van de Duitse verdediging werd de jeep beschoten, waar-bij alle inzittenden omkwamen. Secties 9 en 7 pro-beren het gevecht te beïnvloeden door te steunen en te omtrekken. Het gevecht duurde echter tot 18.30u, waarbij zeven man sneuvelden en meerdere gewond raakten. Vier Recce-mannen werden krijgsgevangen gemaakt.
Om 16.45u kreeg Major Gough bericht dat de di-visiecommandant hem zocht. Ook Urquhart had het gerucht bereikt dat de meeste voertuigen van het squadron niet waren aangekomen. Urquhart bezocht het HQ van 1st Airlanding Brigade, maar de com-mandant, Brigadier Hicks, was zelf niet aanwezig. Nu al speelden verbindingsproblemen op. Urquhart liet weten dat Gough hem moest proberen te bereiken bij de HQ van 1st Parachute Brigade. Deze volgde echter 2nd Battalion op weg naar de brug. De divisiecom-mandant ging alleen (!) met zijn verbindingsman in de jeep op pad. Met zijn Wireless Set No.22 tracht-te hij Gough te bereiken. Laatstgenoemde luisterde echter niet in op het commandonet van de divisie, maar was ingeplugd op dat van 1st Parachute Brigade.
Nadat Gough had begrepen dat Urquhart hem zocht, reed hij naar de divisiecommandopost op LZ Z. Daar ruilde hij zijn twee squadronjeeps om en vertrok hij meteen om de divisiecommandant in te halen, via de meest waarschijnlijke route. Gough kwam zo als enige, met twee jeeps en later een motorfiets, bij het aanvalsdoel van het squadron uit: de brug in Arnhem.
Urquhart bevond zich echter met Lathbury bij 3rd Parachute Battalion op de Tiger-route, ter hoogte van de Bilderberg, westelijk van Oosterbeek.
Inmiddels had Captain Allsop als plaatsvervangend commandant de leiding van het squadron overgeno-men. Hij meldde zich bij Hicks en kreeg te horen dat hij één troop bij 1st Airlanding Brigade moest ach-terlaten. Effectief had Allsop dus nog maar één troop over, omdat A Troop reeds onder direct bevel stond van de divisie. Aan het einde van de dag waren A, C en D Troop verzameld rondom Divisional HQ op LZ Z. Er was dus geen plan B voor het geval de coup de main zou mislukken. 1st Airborne Reconnaissan-ce Squadron stond weer onder bevel van de divisie.
Opdrachten kwamen van general staff officer (GSO 1 – Operations) Lt. Col. McKenzie.
MAANDAG 18 SEPTEMBER
Om 06.30u kreeg het squadron, minus C Troop, op-dracht om vanuit Heelsum in de richting van Arnhem te verkennen. Dat verliep goed tot Mariëndaal. In de buurt van het viaduct bij KEMA werd D Troop onder vuur genomen door minstens vier machinegeweren
(deze naderingsmars over de Utrechtseweg is gefilmd, waarbij ook de door het squadron gevoerde Polsten guns, luchtdoelgeschut, zichtbaar is (zie hiervoor You-Tube, zoekwoorden ‘home movie Monné family’).
Een aantal uur eerder was op deze zelfde locatie 1st Parachute Battalion in gevecht geweest, voordat het over de Lion-route uiteindelijk richting Arnhem op-trok, en even daarna had 3rd Battalion er direct con-tact met de vijand. Na het vuurgevecht bij Mariën-daal verzamelde het squadron zich in de Backerstraat, waar ze last ondervonden van infiltrerende SS’ers. Tac HQ werd ingericht nabij kasteel Sonnenberg, noord-westelijk van Hartenstein. D Troop werd uiteindelijk afgelost door 2nd Battalion, South Staffordshire Re-giment. De achtergelaten C Troop bewaakte intussen de oostelijke flank, ten noorden van de spoorweg, en bereikte de plek waar Peter Bucknall was gesneuveld.
A Troop bevond zich nu in Oosterbeek. Bij de brug in Arnhem leverden de twaalf man van het squadron hun bijdrage aan het gevecht met de eenheid van Hauptsturmführer Gräbner die vanuit het zuiden de brug aanviel. Opvallend is dat Gough Trooper White opdroeg op de motor een bericht naar Divisional HQ te brengen, wat nog lukte ook. Zij het dat de motor daarbij verloren ging.
De tweede Britse airlift bracht ook twee Horsa-gli-ders met drie voertuigen en twee motoren voor Recce Squadron. ‘s Avonds bevond het squadron zich in de buurt van Oranjestraat en kasteel Sonnenberg in Oosterbeek.
DINSDAG 19 SEPTEMBER
Terwijl in Arnhem de gevechten bij het St. Elisabeth Gasthuis en Museum Arnhem gaande waren, kreeg het squadron van vervangend divisiecommandant Hicks de opdracht in westelijke richting (Heelsum) te verkennen. Een eerste indicatie dat Duitse troepen vanuit het westen richting Oosterbeek verplaatsten, kwam van een RASC-eenheid die bezig was voorra-den van een dump bij Wolfheze naar Oosterbeek te brengen. In de bossen ten noorden van kasteel Door-werth kwam een sectie van D Troop in gevechtscon-tact. A Troop meende in de buurt van Heelsum zelfs een Char B-tank te hebben gezien. Ter hoogte van het kruispunt Wolfhezerweg-Utrechtseweg, waar het tactisch hoofdkwartier van het squadron was ingericht werden de twee Polsten guns in stelling gebracht.
De zwaarste gevechtsactie vond plaats bij de reeds gesleten C Troop. Na de vorige dag in reserve te zijn geweest ging C Troop na een goed ontbijt op weg naar de Amsterdamseweg, ten noorden van Wolfheze.
Bij de kruising waar tegenwoordig een ANWB-we-genwachtstation is gevestigd kwam C Troop onder Duits mortiervuur te liggen. De eenheid trok daar-op terug op Wolfheze. Hierbij ging een jeep van C Troop verloren. Vervolgens werd verkend over LZ S nabij Buunderkamp. Daar naderden ze wederom de Amsterdamseweg bij Planken Wambuis. Tussen 12.00u en 15.30u namen ze Duitse troepen waar.
Om 15.30u werd een herbevoorrading gedropt. De terugtochtroute bleek afgesneden. Toen het Duitse luchtafweer begon te schieten op de vliegtuigen van de derde Britse air lift besloot de C Troop-comman-dant, Captain Hay, met alle zes jeeps op hoge snelheid uit te breken over de weg van Planken Wambuis richting Wolfheze. Van de vier jeeps die in de hinderlaag reden, was er slechts één die erdoor wist te komen.
De twee laatste jeeps vermeden de hinderlaag, maar één werd door de Duitsers alsnog uitgeschakeld. De
bemanning werd krijgsgevangen gemaakt. Uiteinde-lijk keerden twee jeeps en zeven overlevenden terug bij het squadron in het verzamelgebied bij de Koude Herberg-Oranjelaan. C Troop was vertrokken met 38 man. Slechts zeven man waren nu nog inzetbaar. De rest was gedood of krijgsgevangen gemaakt.
Diezelfde middag moest de eenheid twee jeeps leveren om de inmiddels van de schuilplaats op de Zwarte-weg teruggekeerde Urquhart te escorteren naar het hoofdkwartier van 4th Parachute Brigade die bij Jo-hannahoeve in de knel was gekomen. A Troop was in actie tussen station Oosterbeek en station Wolfheze.
D Troop deed verkenningen tussen de Lebretweg en de spoorweg Arnhem-Nijmegen. Voor deze opdracht was de troop tijdelijk versterkt met een 6ponder-anti-tankkanon. Aan het eind van de dag werden de troops teruggehaald naar het verzamelgebied dat intussen ten noorden van Hartenstein lag. De Polsten Section nam stellingen in bij het kruispunt waaraan Hotel Schoon-oord en Hotel Vreewijk lagen. In de duisternis reed hier een jeep tegen een Polsten gun, waarbij de loop gebogen raakte. Bij de brug in Arnhem had Gough inmiddels het commando over 2nd Parachute Battalion overgenomen omdat ook de plaatsvervangend commandant, Major Tatham Warter, gewond was ge-raakt. Lieutenant Colonel Frost trad op als plaatsver-vangend commandant van 1st Parachute Brigade, in afwezigheid van Lathbury.
WOENSDAG 20 SEPTEMBER
De dag dat de brug bij Nijmegen in geallieerde han-den viel was er een van hevige strijd in Oosterbeek.
Tot dan had 1st Airborne Reconnaissance Squadron zich nog verdienstelijk kunnen maken met jeepver-kenningen, maar vanaf woensdag restte alleen nog een verdedigende taak. A Troop kreeg waarnemingsop-drachten rondom de Stationsweg, D Troop rondom de Dennenkampbossage. Daar kregen de troops te maken met zware artillerie- en mortierbeschietingen.
A en D Troop kregen ’s avonds opdracht langs de Paul Krugerstraat een aantal huizen ter verdediging in te richten. Squadron Tac HQ bevond zich bij de Oran-jeweg. De Support Troop, onder commando van Lui-tenant John Christie, kreeg opdracht de twee Polsten guns bij Schoonoord en Vreewijk in te zetten tegen Duits gemechaniseerd geschut. Zonder eerst een ver-kenning te doen reed Christie naar de stelling. Daar kwamen de twee jeeps onder kleinkalibervuur te lig-gen en iedereen zocht dekking. Toen de luitenant zelf probeerde de jeep in een gedekte opstelling te krijgen, werd hij in zijn borst getroffen door een granaat. Hij wist nog naar zijn mannen te lopen, maar viel daar dood neer. Dit gebeurde recht tegenover Klein Har-tenstein, bij Villa Eureka. Diezelfde dag gingen nog twee jeeps van het squadron verloren.
Bij de Arnhemse verkeersbrug trad Gough inmiddels op als deputy force commander, nadat Frost gewond was geraakt door de inslag van een mortiergranaat.
Belangrijke beslissingen namen de heren in overleg.
Het einde bij de brug naderde echter snel. Er werd een staakt het vuren geregeld om de gewonden over te dragen aan de Duitsers.
DONDERDAG 21 SEPTEMBER
De dag begon weer vroeg met Duitse beschietingen.
De Westerbouwing ging deze donderdag verloren en de Duitsers namen de brug bij Arnhem in, nadat de troepen van Frost zich hadden overgegeven. XXX Corps trok vanuit Nijmegen de Betuwe in. Op het
einde van de dag landden er 1.000 Polen op DZ K bij Driel. A en D Troop waren nog steeds in hun stel-lingen aan de Paul Krugerstraat. A Troop had zijn tactisch hoofdkwartier in de bakkerij van Crum, op de kruising met de Mariaweg. Daar begon in de mid-dag een Duits gemechaniseerd geschut huizen op te blazen. Trooper Frank Mann wist vanuit de bakkerij met een PIAT dit Sturmgeschütz te immobiliseren.
Hiervoor werd hij later onderscheiden met het Ame-rikaanse Distinguished Service Cross. Na deze actie wisten de Duitsers de bakkerij (Paul Krugerstraat 23) in te nemen. Omdat hiermee de stellingen van de Britten in direct gevaar kwamen, leidde de comman-dant van A Troop, Captain Grubb, een tegenaanval om de Duitsers te verdrijven. Niet veel later voerden de Duitsers een goed gecoördineerde aanval uit op de stellingen van D Troop aan de Steijnweg, in de buurt van huisnummer 45. No.10 Section kreeg het zwaar te verduren. Er vielen gewonden. De sectiecomman-dant, Lieutenant Marshall verloor zijn rechterhand.
Nadat deze sectie was uitgeschakeld, viel de beurt aan No.11 Section van Lieutenant Hodge. Uiteindelijk bleven nog maar zo’n twintig man over in D Troop, voornamelijk van No.12 Section.
VRIJDAG 22 SEPTEMBER
Op deze dag kwam de artillerie van 2nd Army ter beschikking. Er was radiocontact met het 64th Me-dium Regiment RA in Nijmegen. Deze eenheid kon met zware artillerie Duitse troepenconcentraties rond de perimeter beschieten. De Duitsers bestookten op hun beurt de Britten met hun ‘morning hate’. Eén van deze mortierbeschietingen schakelde de twee 81mm-mortieren van Support Troop uit. Waarschijn-lijk waren die opgesteld in de buurt van het hoofd-kwartier van 1st Battalion, The Border Regiment.
Hierbij kwam Corporal Mason om en raakten twee anderen gewond. Het resterende deel van de Polsten Section bevond zich ook bij Squadron HQ. Er von-den infiltraties door Duitsers plaats en voedsel en wa-ter werden een probleem. Ook het in werking houden van de batterijen werd een uitdaging. Bij Squadron HQ, in een bossage net westelijk van het huidige Airborne-monument tegenover Hartenstein, bevond zich een batterij-oplaadapparaat. Het werkte, maar ondervond veel problemen.
De Nederlandse commando Tom Italiaander, verbon-den aan het squadron, had veel geluk. Bij een mortier-beschieting sprong hij in een schuttersputje, waarin een moment later een mortiergranaat landde die niet explodeerde. Ook de squadron dokter Swinscow had een dergelijke ‘narrow escape’.
ZATERDAG 23 T/M 26 SEPTEMBER
Op zaterdagochtend kreeg D Troop het in de om-geving van Oranjeweg-Bothaweg-Steijnweg zwaar te verduren. Na de gebruikelijke ochtendbeschie-ting vielen de Duitsers aan, hierbij ondersteund door pantservoertuigen. De enige 6-ponder in die omgeving werd uitgeschakeld, waarbij de bediening sneuvelde. Bij de kruising van de Steijnweg en Paul Krugerstraat, waar zich ook het hoofdkwartier van D Troop bevond, werd hard gevochten. Sergeant Pyper werd hiervoor met een Military Medal beloond. ‘s Middags werd A Troop uit de huizen ten zuiden van de Paul Krugerstraat verdreven en namen zij nieuwe posities in aan de De la Reyweg. Bij deze gevechten raakte troop commander Captain Grubb gewond aan zijn voet. Nadat hij werd afgevoerd naar de verband-post nam Lieutenant Galbraith (No.2 Section) het commando over. Overigens bevonden de jeeps zich nog steeds bij de troops, veelal geparkeerd achter de huizen. Maar vanwege de intensieve mortierbeschietingen gingen ook deze één voor één verloren.
De mannen vochten niet alleen in de huizen maar groeven ook schuttersputten in de tuinen. D Troop startte de operatie met 48 man. Hiervan konden nu nog maar twaalf actief strijd leveren.
Op zondagochtend werd D Troop nog eens zwaar ge-troffen. Na een extra zware mortierbeschieting wer-den troop commander Captain Park, No.12 Section commander Lieutenant Pascal en Trooper Walker ge-dood, terwijl ze in hun loopgraaf stonden. Kort daar-op overliepen de Duitsers de positie van D Troop, waarmee deze troop ophield te bestaan.
Het was ook op deze zondag dat Colonel Graeme Warrack als divisie-arts vroeg om een staakt-het-vu-ren om de gewonden af te kunnen voeren naar het St. Elisabeth Gasthuis. Op maandagavond 25 september
kreeg het Squadron om 19.30u opdracht hun posities te verlaten en te evacueren over de Nederrijn. De start was om 20.50u. De troopers vertrokken in paren. De route was gemarkeerd met witte linten. De route liep via de Hoofdlaan over de Benedendorpsweg en door wat nu bungalowwijk Dennenoord is naar de uiter-waarden bij de Nederrijn. Canadese genisten brach-ten de meesten over rivier.
Na een kort verblijf in Nijmegen werd het squadron via Brussel teruggevlogen naar Engeland, waar het op 29 september 1944 aankwam op vliegveld RAF Saltby. De mannen werden teruggebracht naar Rus-kington. Op 17 september was het squadron met tien vrachtwagens naar het vliegveld gebracht. Nu waren er slechts twee vrachtwagens nodig om hen naar hun legering te brengen. Er volgde een emotioneel ont-vangst door de inwoners van Ruskington in squadron pub The Shoulder of Mutton. De troopers kregen twee weken verlof. Na terugkeer werd het squadron gereorganiseerd met Captain, en wat later Major Allsop als commandant.
Van de 25 officieren vonden zeven de dood. Van de om en nabij 184 manschappen overleefden er 23 de slag niet. De anderen, waarvan de meesten gewond, werden merendeels krijgsgevangen gemaakt; slechts enkele tientallen keerden terug over de Nederrijn.
De gewonde krijgsgevangenen werden in eerste in-stantie ondergebracht in de Willem III-kazerne in Apeldoorn. Slechts een enkeling wist te ontsnappen en dook onder. In Brummen had Gough een close call toen Majors Hibbert en Mumsford ontsnap-ten door uit een vrachtwagen te springen: een SS’er schoot uit frustratie in de vrachtwagen en doodde en verwondde een aantal van de krijgsgevangenen. De gewonde Lieutenant McNabb, de inlichtingenofficier van het squadron, overleed later aan de gevolgen van deze misdaad.
– Erik Jellema
BELANGRIJKSTE BRON
De voornaamste bron voor dit artikel en de battlefield tour is het boek Freddie Gough’s Specials at Arnhem, Robert (Bob) Hilton (2017), een prachtig geïllus-treerde uitgave van R.N. Sigmond Publishing. Bob (58) vocht als parachutist in de Falkland-oorlog van 1982. In 2000 werd hij custodian van de 1st Airborne Reconnaissance Squadron history, van 2014 tot 2017 was hij assistent-curator van het Airborne Assault Museum in Duxford (Engeland). Bob woont in Ne-derland en leidt vaak battlefield tours.
OVERIGE BRONNEN
• Remember Arnhem, John Fairley (1978). • Roll of Honour, Battle of Arnhem September 1944 (revisie 5, 2011).
Volgend jaar organiseert de VVAM de battlefield tour ‘1st Airborne Reconnaissance Squadron tijdens de slag om Arnhem’. Luuk Buist en Erik Jellema zullen de gid-sen zijn. Aanmelden voor deze battlefield tour kan te zijner tijd op de website van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum.
DE COMMANDOVOERING VAN 3RD PARACHUTE BATTALION OP DE FALKLANDS EN IN ARNHEM
“THEY DON’T NEED BRIEFING, JUST TELL THEM THAT’S THE BLOODY WAY”
Op 21 september leidden Erik Jellema en ik een gezelschap van Falkland-veteranen rond langs de opmarsroute van hun voorgangers tijdens de slag om Arnhem. Een speciale tour, niet alleen omdat het gezelschap bestond uit mannen van A Company, 3rd Parachute Bat-talion, maar ook omdat Erik en ik in 2002 de voormalige Falkland-slagvelden bezochten.
Daar ervoeren we met welke uitdagingen dit bataljon in juni 1982 was geconfronteerd toen zij de opdracht kregen om Mount Longdon te heroveren op de Argentijnen. Het con-trast met de commandovoering in Arnhem had niet groter kunnen zijn.
MOUNT LONGDON (1982)
De strijd om de herovering van de Falkland-eilanden op de Argentijnse bezetting was ruim een maand on-derweg toen de Britten zich in de tweede week van
juni 1982 opmaakten voor de aanval op de strategische havenstad Stanley op East Falkland. Voor een goede uitgangspositie tijdens deze laatste fase van het conflict was het noodzakelijk eerst een reeks, door de Argentijnen ingenomen heuvels ten westen van de stad te zuiveren. Omdat met een eerdere Argentijnse Exocet-aanval op het vrachtschip Atlantic Conveyor de Britse helikoptercapaciteit verloren was gegaan, waren de bataljons van 3 Commando Brigade gedwongen de 65 kilometer van hun landingsplaats in San Carlos Bay naar deze hoogten te voet af te leggen. Een enorme op-gave vanwege het ontbreken van een goed wegennet en de invallende winter in de South Atlantic.
De Engelse commandant van 3 Commando voorzag een aanval in drie fasen. In fase 1 zouden drie bataljons, 3rd Parachute Battalion en 45 & 42 Commando Royal Marines tegelijkertijd Mount Longdon, Two Sisters en Mount Harriet aanvallen. In fase 2 zou de 5th Infantry Brigade met 2 Para en het 2nd Battalion Scots Guards ‘s nachts Wireless Ridge en Tumbledown Mountain innemen. De 7th Gurkha Rifles zouden bij vroegtijdig succes van de Schotten doorstoten naar Mount Wil-liam. Fase 3 zou later in detail worden uitgevoerd; re-kening werd gehouden met straatgevechten in Stanley.
De Argentijnse verdediging op Mount Longdon werd gevormd door B-compagnie van Regimiento de Infan-tería Mecanizado 7. De aandacht van de drie infan-teriepelotons was met prioriteit naar het noorden en westen gericht. Nadat 3 Para na drie dagen van ver-plaatsingen te voet was aangekomen in de buurt van Estancia House, liet de commandant, Lieutenant Co-lonel Hew Pike, verkenningspatrouilles uitvoeren in de richting van zijn aanvalsdoel: Mount Longdon.
EEN KANSLOOS PLAN
Tijdens ons bezoek aan de eilanden in 2002 werden wij rondgeleid door een gids die in 1982 als Lance Corporal had deelgenomen aan verkenningspatrouil-les op de berg. Hij vertelde dat zijn patrouille erin was geslaagd via de zuidzijde tot vlak onder de top te ko-men. Daarbij hadden ze vastgesteld dat de Argentijn-se posten lagen te slapen. Ondanks de hoopgevende verkenningsresultaten besloot de bataljonscomman-dant bij het opstellen van zijn aanvalsplan niet via de zuidkant te gaan. In zijn ogen was een nadering van-uit deze richting niet mogelijk vanwege de mogelijke aanwezigheid van mijnenvelden. Pike koos uiteindelijk voor een frontale aanval vanuit het westen. Opvallen-de terreinkenmerken had hij codenamen gegeven. Een beheersende heuvel ten noorden van Mount Longdon kreeg de codenaam Wing Forward. De meest westelijke top noemde hij Fly Half en de meeste oostelijke Full Back. In het plan van de bataljonscommandant kreeg A Company de opdracht Wing Forward te veroveren.
Van daaruit zouden zij B Company steunen, in eerste instantie bij het innemen van aanvalsdoel Fly Half, en vervolgens Full Back. C Company werd als bataljons-reserve achter de hand gehouden. D Company had de opdracht de startlijn te verkennen en de route erheen van gidsen te voorzien.
Op 11 juni startte 3 Para na het invallen van de duister-nis met de naderingsmars tot de startlijn tien kilometer verderop. Het uur U was 20.00u. Pike had besloten tot een stille nachtaanval en zag af van inleidende be-schietingen door de artillerie. Terwijl B Company in verspreide formatie voorzichtig voorwaarts ging over de startlijn, stapte één van de soldaten op een mijn.
Vanaf dat moment was het verrassingselement weg en waren de Argentijnen gealarmeerd. Ze openden het vuur met alles wat ze hadden. Terwijl B Company in gevecht was, naderde A Company de opstellingen op Wing Forward. Ter plekke bleek dit een verre van ide-ale opstelling te zijn. Wing Forward lag veel lager dan de toppen van Longdon. Daarnaast bleek het zwaarte-punt van de Argentijnse opstellingen gericht te zijn te-gen een nadering vanuit het noorden. Vanuit de hoger gelegen opstellingen op Mount Longdon keken de Ar-gentijnen op A Company neer en kon men vanuit hun verdedigende opstellingen effectief vuur uitbrengen.
Pike zou de compagniescommandant van A Company, Major Collet, vervolgens hebben opgedragen Mount Longdon vanuit Wing Forward aan te vallen, om de inmiddels zware verliezen leidende B Company te steu-nen. Major Collet beschouwde deze opdracht echter als onrealistisch. In zijn ogen zou zo’n aanval tot zwa-re verliezen onder zijn compagnie hebben geleid. Hij deed alsof hij geen radioverbinding meer had met zijn bataljonscommandant en keerde terug naar de startlijn om zijn compagnie van daaruit achter B Company aan te laten oprukken naar het hoger gelegen Fly Half.
Van daaruit zou hij B Company voorwaarts kunnen doorschrijden om zo de aanval van deze eenheid over te kunnen nemen naar Full Back. De officiële versie in de verslagen die in diverse boeken hierover is opge-nomen vermeldt dat Pike Collet opdracht gaf terug te trekken en zich achter B Company op te stellen. Uit de gesprekken met de veteranen tijdens de battlefield tour in Arnhem bleek echter dat Collet deze opdracht heeft geweigerd en zelf tot de terugtrekking had besloten.
ZWARE VERLIEZEN
Inmiddels waren de pelotons van B Company tussen de rotsformaties op de westelijke zijde van de heuvel aangekomen. Zij waren door de rotsspleten gekanali-seerd en konden nauwelijks manoeuvreren. Hierdoor waren ze kwetsbaar voor Argentijns vuur en voor de vij-andelijke handgranaten. Deze worden vanaf de hoger gelegen opstellingen in de rotsspleten gegooid waardoor de Britten deze plek later hebben omgedoopt tot Grenade Alley. In een urenlang gevecht van man tegen man kwam B Company maar moeilijk verder. Uiteindelijk slaagde Lieutenant Bickerdike van 4 Platoon erin om op de linkerflank, via de rotsspleten, door te stoten.
Nadat zij enkele mitrailleurposten hadden uitgescha-keld, raakte hij gewond door een kogel in zijn zij. Hij riep Platoon Sergeant Ian McKay bij zich en droeg het peloton aan hem over. Corporal Bailey, één van de sec-tiecommandanten in 4 Platoon, beschrijft wat er toen gebeurde: “Ian and I had a chat and decided the aim was to get across to the next cover. There were some Argentinian positions but we didn’t know the exact location. He shouted out to the other corporals to give covering fire. Three machine guns altogether sergeant McKay, myself and three privates set off. As we were across the open ground two of the privates were killed. We grenaded the first position and went past it without stopping, just firing into it. And that is when I got shot. I got it in the hip and went down.
McKay was still going on the next position, but there was no one else with him. The last I saw of him was he was just going on. I was lying on my back and listened. The lads were calling out to McKay, there was no reply. I got shot again soon after, by bullets in the neck and hand.” McKay slaagde erin om ook deze mitrailleurspost uit te schakelen, maar sneuvelde daarbij. Zijn kameraden troffen het lichaam van McKay aan op de uitgeschakel-de Argentijnse opstelling. Voor deze actie werd McKay postuum onderscheiden met het Victoria Cross.
ONGEHOORZAAMHEID
Met zware verliezen slaagde B Company er uiteinde-lijk in de eerste hogergelegen top ter hoogte van Fly Half te bereiken. De compagnie had dan al tien dode-lijke slachtoffers te betreuren. Met de gewonden erbij verloor de eenheid de helft van zijn sterkte. Omdat de compagnie niet sterk genoeg was de aanval verder voort te zetten naar Full Back, werd besloten A Company het gevecht van B over te laten nemen. In tegenstelling tot het eerste deel van de aanval kon de vervolgaanval nu wel met artillerie worden ondersteund. Een vuurba-sis bestaande uit diverse MAG-mitrailleurs vanuit het hoger gelegen deel van Mount Longdon bracht nog meer vuurkracht. Met relatief lichte verliezen bereikte A Company de oostelijke kant van Mount Longdon.
Veel Argentijnse soldaten gaven zich over of vluchtten in oostelijke richting naar Wireless Ridge. Na een gevecht van tien uur was Mount Longdon in Britse handen. Daarmee was de slag echter nog niet voorbij.
In de volgende twee dagen werden de Britten voortdurend door de Argentijnse artillerie beschoten. Nog eens vier Britse para’s sneuvelen door die beschietingen.
Daardoor liep het dodental verder op naar eenentwintig gesneuvelden en 53 gewonden. Ook de Argentijnen leden zware verliezen. Er werden 50 doden en 120 gewonden geteld. Zo’n 50 man werden krijgsgevangen gemaakt.
De veteranen van A Company vertrouwen ons in Arn-hem toe dat ze zich realiseren dat ze hun leven te dan-ken hebben aan compagniescommandant David Col-let. Als Collet de opdracht van Pike om vanuit Wing Forward de noordelijke zijde van Mount Longdon aan te vallen zou hebben uitgevoerd, dan zouden zij nog meer verliezen hebben geleden. Collet was in hun ogen als ervaren SAS-officier niet alleen tactisch sterk, maar vooral ook mentaal. Als soldaten wisten zij donders-goed dat het niet opvolgen van een opdracht van de bataljonscommandant mogelijk serieuze persoonlijke gevolgen voor hem kon hebben. Dat het daar uitein-delijk niet van gekomen is, kwam waarschijnlijk omdat de inzet van A Company in de tweede fase vanaf Fly Half naar Full Back beslissend is geweest.
DE OPMARS NAAR ARNHEM (1944)
De rol en invloed van de commandanten van 3rd Para-chute Battalion op een beslissend moment in de strijd, zowel in 1982 als tijdens Market Garden, blijkt bij een grondige vergelijking van doorslaggevend belang.
Daarbij moet gezegd dat de details van het verloop van de gevechten op 17 en 18 september 1944 voor de meeste Falkand-veteranen onbekend waren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de invloed van Brigadier Lathbury als commandant van 1st Parachute Brigade op de operaties van 3rd Parachute Battalion voor hen een eyeopener was.
Op de kruising bij de Koude Herberg schetsten we het verloop van de acties van B Company. Die raakte aan de westkant van Oosterbeek in gevecht met een Duitse half-track, die waarschijnlijk afkomstig was van de mobiele reserve van Kampfgruppe Krafft. In zijn recent verschenen boek Arnhem, the complete story of Operation Market Garden beschrijft William Bucking-ham de rol van Lathbury: “It’s unclear when he arrived at 3rd Parachute Battalion’s column but in the aftermath of the clash with Battalion’s Krafft mobile reserve briga-dier Lathbury’s micromanaging tendencies rapidly came to the fore. He appears to have begun virtually running the 3rd Battalion over Fitch’s head. It’s therefore likely he badgered if not simply ordered Fitch to despatch C Com-pany to the north.” Als Lieutenant Leonard Wright met zijn 9 Platoon wordt aangewezen om als spitspeloton van C Company op te treden bemoeit Lathbury zich ook met het optreden van deze compagnie. Leonard Wright: “Before I could start to brief my men about the new mission, I heard the high-pitched voice of the brigade commander… He asked what I was doing, and I replied ‘Briefing my O-group sir’. He snorted very sharply, ‘They don’t need briefing, just tell them that’s the bloody way. Get moving.’ So I did.”
EEN BESLUIT MET GEVOLGEN
Later op de avond, rond 19.30u, gaf Lathbury Fitch de opdracht halt te houden. Juist op het moment dat de nacht invalt en de Duitsers zich terugtrekken, zou je verwachten dat een parachutisteneenheid gebruik maakt van het donker en doorstoot naar de brug. Het blijkt een catastrofale maar ook onverklaarbare fout te zijn met grote gevolgen. De Britten lieten zeven kostba-re uren duisternis voorbij gaan waarin ze gebruik had-den kunnen maken van de situatie. Een dag later kwam het bataljon vast te zitten in het westen van Arnhem, op zo’n 2.500 meter van de brug. De Duitsers hadden de verdediging inmiddels op orde en hadden zich ver-
sterkt met andere eenheden. In de straatgevechten die volgden leed 3rd Parachute Battalion zoveel verliezen dat het vroeg in de morgen van dinsdag 19 september feite-lijk ophield met bestaan. “Fitch’s view is unknown because he was killed two days later, but his second in command, major Alan Bush, regarded the halt as ‘the start of the great cock up’ and was convinced that Fitch would have conti-nued moving had he been left to his own devices, probably in the wake of his C Company: ‘I felt very sorry for Colonel Fitch. If we had not had those two with us (Urquhart and Lathbury) Fitch would have probably followed C Company around that route to the north, but he could hardly move without the approval of both the divisional and brigade commanders – a hopeless situation.’ Brigade Major Tony Hibbert was more forthright in his criticism of Lathbury’s decision. Hibbert was at the Arnhem road bridge by about 20.45 and unsuccessfully urged Lathbury to despatch the 3rd Parachute Battalion down the riverside LION route during their radio exchange of 22.00. Hibbert quite rightly pointed out fifty-seven years after the event that there should have been no question of halting after such a short period on the ground and in his view, Lathbury’s refusal to move was the moment we lost the battle.”
In de gesprekken met de Falkland-veteranen werd weer eens haarfijn duidelijk dat besluiten van commandan-ten ingrijpende gevolgen kunnen hebben op het ver-loop van gevechtsacties. A Company op de Falklands had hetzelfde tragische lot kunnen ondergaan als hun voorgangers 38 jaar eerder in Arnhem. De battlefield tour op 21 september heeft hen nog meer doen inzien dat zij het geluk hadden te worden geleid door een vakkundige commandant die op het juiste moment de juiste beslissingen nam.
– Otto van Wiggen
In februari 2020 reizen de Falkland-veteranen van A Company opnieuw af naar de eilandengroep bij Argen-tinië. Dit keer om hun gevallen kameraden te eren en een plaquette te onthullen op Mount Longdon met daarop de namen van vier gesneuvelde kameraden.
DE ROYAL ENFIELD 125 VAN HET AIRBORNE MUSEUM
BITS AND PIECES GEKOOIDE VLO
De Britse parachutisten waren tijdens de oorlog uitgerust met diverse motorfietsen.
Al jaren is in de collectie van het Airborne Museum een Britse motor aanwezig van het type Royal Enfield 125 cc LWT. Bij de laat-ste herinrichting zo’n tien jaar geleden was geen ruimte meer voor dit voertuig. Met de vernieuwing van het museum in de winter van 2019-2020 komt hierin verandering.
Het Duitse DKW (van Dampf-Kraft-Wagen) produ-ceerde in de jaren ‘20 en ‘30 naast auto’s en bromfiet-sen motoren die succesvol waren in wedstrijden en die internationaal veel aftrek vonden. In Nederland werden DKW-motoren geïmporteerd door handels-maatschappij Stokvis uit Rotterdam. Omdat het be-drijf in joodse handen was, raakte het vlak voor de oorlog de import vanuit Duitsland kwijt. Als alterna-tief liet het bedrijf in Engeland bij Royal Enfield een kopie maken van de populaire DKW RT 100 (98cc).
Dit bleek geen succes, met name omdat de Britten de technische adviezen van Stokvis negeerden.
Met het uitbreken van de oorlog kwam er dan ook een einde aan de productie, maar al ras ontstond er onder nieuw gevormde eenheden, waaronder de parachutisten, de behoefte aan een kleine, lichte motor voor snelle verplaatsingen. Royal Enfield hervatte de productie in aangepaste vorm en kwam met de Royal Enfield 125cc LWT. De machine werd bekend onder de naam ‘Flying Flea’: licht, maar sterk. En bovendien reed de motor op alle gangbare brandstoffen.
DE VLO IN ARNHEM
In Engeland werd deze lichte motorfiets op den duur bij praktisch elk legeronderdeel en ook bij de lucht-macht gebruikt. Door het geringe gewicht was de ma-chine behoorlijk terreinwaardig en zeer geschikt voor gebruik door luchtlandingstroepen.
Hoeveel Royal Enfields in september 1944 bij Arn-hem zijn ingezet is niet bekend. Gemiddeld had een luchtlandingsbataljon in 1944 de beschikking over 43 lichte motorfietsen; een parachutistenbataljon had er vermoedelijk wat minder. Aangenomen wordt dat er enkele honderden dienst hebben gedaan tijdens de slag. De meeste werden gebruikt door ‘despatch ri-ders’ die berichten tussen eenheden overbrachten.
In de Arnhemse verslagen worden de Enfields slechts enkele keren genoemd. Wel zijn er enkele foto’s waar-op dit type motorfiets staat afgebeeld, zoals die van Duitse krijgsgevangenen die op 17 september worden afgevoerd langs de Parallelweg in Wolfheze. Links is, achter de loop van een 17-ponder-kanon, nog net een klein deel van een Enfield zichtbaar. Een Duitse foto van 19 september toont Britse krijgsgevangenen op de Utrechtseweg bij het Gemeentemuseum in Arnhem. Zij worden begeleid door een Duitser die een Flying Flea voortduwt met de hand.
AFPLAKTAPE
Veel oudere bewoners van Oosterbeek en omgeving herinnerden zich dat er ‘Flying Flea’-motorfietsen wa-ren achtergelaten bij de landingszones. Ze waren niet beschadigd, maar functioneerden desondanks niet.
De oorzaak daarvan was vaak een simpele: vóór de vlucht naar Nederland werd het ontluchtingsgaatje in de benzinedop afgeplakt om te voorkomen dat tijdens de vlucht benzine zou wegvloeien, wat tot brand kon leiden. Als de motorfietsen na de landing haastig wa-ren uitgeladen, reden de berijders vaak weg zonder de afplaktape van de benzinedop te verwijderen. Daar-door kreeg de carburateur al snel geen benzine meer.
Dichter bij Arnhem werden Enfields gevonden die moeilijkheden hadden met de ontsteking. Een veel voorkomend euvel, dat wel lastig was, maar gemakkelijk kon worden verholpen.
Ondanks het feit dat deze lichte motorfietsen vóór, tijdens en na de oorlog verkocht en bijna onveranderd gebruikt zijn, is het toch opmerkelijk dat er nog zo weinig zijn. In het Imperial War Museum in Duxford (Engeland) is een complete Royal Enfield in een bui-zenframe met parachute tentoongesteld.
RESTAURATIE
De motor die het Airborne Museum bezit is ooit ge-deeltelijk gerestaureerd, maar er ontbreekt nog het nodige aan dit exemplaar. Met financiële steun van de VVAM wordt de Flying Flea nu weer in de oor-spronkelijke staat gebracht. Missende en niet juiste onderdelen zullen worden aangeschaft, verkeerd ge-monteerde delen worden opnieuw geplaatst of ver-vangen. Zowel de motor als de dropkooi worden op-nieuw geschilderd. Voor de kleur van de motor zijn twee mogelijkheden: bruin, de door de Britten toege-paste kleur uit het begin van de oorlog, of groen, de latere kleur die voor alle geallieerde voertuigen werd gebruikt. Uit bodemvondsten is gebleken dat beide kleuren tijden de slag zijn gebruikt. De nummering wordt weer aangepast naar 1944.
De bewaard gebleven voorschriften uit de jaren ‘40, gave uitvoeringen en bodemvondsten dienen als basis voor het restauratieplan. In 2007 werd in de omge-ving van de Johannahoeve bij Oosterbeek een Flying Flea opgegraven die in zeer slechte staat bleek te ver-keren en bovendien incompleet was: het motorblok was vergaan, de wielen en carburateur waren niet meer aanwezig. Wel is het frame bruikbaar als voor-beeld van een Flying Flea die is gebruikt tijdens de slag om Arnhem.
Tijdens de bouwwerkzaamheden in de Betuwse wijk De Schuytgraaf, op de voormalige Poolse dropzone bij Driel, zijn zo’n twintig jaar geleden delen van drop-kooien opgegraven. Uit de veelheid van losse buisdelen is later een complete dropkooi samengesteld.
De gerestaureerde Royal Enfield en ‘Poolse’ kooi zullen vanaf 2020 onderdeel gaan vormen van de per-manente tentoonstelling in het herboren Airborne Museum.
– Wybo Boersma
Bronnen: • M. Veldhuizen, Ministory 20; De motorfiets “Flying Flea” bij de Slag om Arnhem (bijlage bij VVAM-Nieuwsbrief 31). • Het motorrijwiel 12/1944. • De Flying Flea ofwel Vliegende Luis door M. Veldhuizen in: Terugblik, maandblad van de Documentatiegroep ’40-‘45. • Brits voorschrift 18426 (1 (433) pag. 603, Gegevens motorvoertuigen.
DE VERBORGEN MARKET GARDEN-SCHATTEN VAN ERFGOEDCENTRUM ROZET
ACHTERGROND STUKKEN DIE NIEMAND MEER KENT, BOEKEN WAARAAN NIEMAND MEER DENKT
Wie het souterrain van Rozet in Arnhem betreedt, daalt af in het Gelderse verleden. Een kleine wereld van indirect licht, gedempte geluiden en objecten die niet zouden misstaan in het Rijksmuseum. Een belangrijk deel van de collectie bestaat uit documentatie gere-lateerd aan de slag om Arnhem en aan de strijd in de maanden erna. Zomaar een donder-dagnamiddag tussen de boeken en archiefstukken van Erfgoedcentrum Rozet.
“Eens kijken wat we hier hebben. Ah, een Boereetje!” Hans Timmerman, collectiespecialist van Erfgoed-goedcentrum Rozet, slaat een grote platte archiefdoos open uit de variacollectie. Doos 14 t11 blijkt een reeks programmaboekjes te bevatten van Airborne-herdenkingen, krantenknipsels, een wervende tekst voor Airborne Battle Guide Henry McAnelly [de il-lustere para van 1st Parachute Battalion die, naar ei-gen zeggen, als eerste op de brug stond tijdens de slag, dertien schotwonden opliep en die overleed in 2002], een Yorkshire Pud, de nieuwsbrief van 7th Battalion The Duke of Wellington’s Regiment en een uitgetypte toevoeging aan de Kroniek van Ede door krijgshisto-ricus Theodoor Boeree. “Dat is nou precies wat deze collectie zo uniek maakt”, zegt Timmerman, terwijl hij door een jaar-kalender van Stichting Het Parool bladert, de foto’s van een verwoest Arnhem uit 1946 aandachtig mon-sterend: “Je stuit soms op de verrassendste dingen.
Dingen waar je niet naar op zoek was, stukken die niemand meer kent, boeken waaraan niemand meer denkt.” Een soort Wikipedia in de klassieke, tastbare vorm van voorwerpen en boeken die allemaal een ei-gen verhaal vertellen: van het één ‘klik’ je door naar het ander en voor je het weet ben je een paar verloren uren verder. En een schat aan info rijker. Verrek ja, Boeree. Hoe zat het ook alweer met die Wageningse krijgshistoricus? Zat Hackett, de bevelvoerder van 4th Parachute Brigade, niet ooit bij hem ondergedoken na de slag? En is er misschien iets te vinden over zijn correspondentie met zo’n beetje de hele Duitse bevelvoering tijdens Market Garden? Of neem de pop-penkleertjes als kleine, maar indringende herinnering aan het dagelijkse leven tijdens de donkere dagen in de laatste maanden van ‘44. Of de noodmeubeltjes die ter beschikking werden gesteld aan terugkerende bewoners na de evacuatie van Arnhem en omgeving in de winter van 1944-1945. “Wat het Erfgoedcentrum bovendien vóór heeft op bijvoorbeeld het Gelders Archief of andere kennisin-stituten”, erkent ook Timmerman, is de laagdrempe-ligheid. “We zitten midden in de stad, je kunt hier zeven dagen per week binnenlopen en gewoon eens komen grasduinen. Dat is ook iets waarnaar we stre-ven: een maximaal gebruik van onze collectie. In die zin heeft de verzameling een enorme potentie.” Het oorlogsdeel van de Gelderlandcollectie kan inmiddels bogen op een aardige regionale bekendheid. Zelfs gerenommeerde Britse historici weten de plek te vinden.
Met zo’n 9.500 werken over de Tweede Wereldoorlog en bijna 3.200 publicaties over Market Garden is dat niet vreemd.
MYTHE
Timmerman is al ruim 25 jaar werkzaam voor wat voorheen het Gelders Documentatie Centrum en de Gelderland Bibliotheek heette, en is de drijvende kracht achter de verbreding en verdieping van deze nog steeds groeiende Gelderlandcollectie. “Met een speciale interesse voor de oorlogsjaren”, zegt hij met een vrolijke oogopslag die zijn persoonlijke drijfve-ren nauwelijks verhult. Het gemak en de vanzelfspre-kendheid waarmee Timmerman namen van auteurs, anekdotes en feiten oplepelt zegt iets over de enorme informatierijkdom die in het Erfgoedcentrum is gebundeld. Niet in de laatste plaats bij hem zelf.
Als slagveldarcheoloog, autoriteit op het gebied van Duitse doden, gewonden en vermisten van de slag om Arnhem, én met zijn analytische geest lardeert Tim-merman ieder boek dat hij openslaat met observaties en dwarsverbanden. “Neem Gustav Kuckhermann.
Teamgeist und Unternehmenskultur für den Erfolg”, vervolgt hij in perfect Duits. “Een verhaal waarin de beste man in feite terugblikt op z’n werkzame leven met wat wijze lessen voor de lezer. Niet meteen een boek dat je in onze collectie zou verwachten. En tóch voegt het weer wat toe aan de geschiedschrijving van de slag om Arnhem.” ”Immer wieder tauchten neue Wellen am Horizont auf, Bomber, die Lastensegler im Schlepp hatten. Wir staun-ten fassungslos am Ufer und spürten, dass wir wenigen Marinesoldaten im Umkreis von Arnheim gegen diese ge-waltige Macht nichts, gar nichts ausrichten konnten. Es war ein erregendes Schauspiel, der Himmel verdunkelte
sich durch die vielen Flugzeuge und den Massenabsprung an Fallschirmjägern. Ich glaube, innerlich kapitulierten wir schon, weil wir überzeugt waren, dass es nur wenig deutsche Einheiten in und um Arnheim gab.” Timmerman: “Boekjes als die van Marcel Zwarts, Ger-man Armored Units at Arnhem – September 1944, bieden een mooie aanvulling op zo’n observatie en ge-ven veel meer informatie dan je in eerste instantie zou verwachten. In wezen bevat zo’n uitgave ‘verborgen’ feiten. Kijk maar eens naar de overzichten van pant-servoertuigen voorin. Hieruit blijkt dat een groot deel van de tanks en Sturmgeschütze die tijdens de slag om Arnhem bij de Rijnbrug en in Oosterbeek zijn ingezet hier vóór de operatie helemaal niet aanwezig waren.
Ze behoorden dus ook niet tot het II-SS-Panzerkorps; ze werden in de eerste dagen van de gevechten van-uit Duitsland naar het front gestuurd. Vervolgens speelden ze een grote rol in de gevechten. Maar dit zegt ook weer niet alles over de gevechtskracht van het II. SS-Panzerkorps. Deze mag dan volgens de do-cumentatie op 60% hebben gelegen, maar het korps beschikte wel over veel gevechtservaring, weten we uit andere, hier aanwezige bronnen.” Op weg naar buiten valt mijn oog op de bruine rug van Stephen Ambrose’s kroniek Band of brothers.
Band of brothers in Erfgoedcentrum Rozet? Timmerman kijkt me aan en zegt met een brede lach: “Waar-om niet?!” Ook zij behoren tot het Gelderse verleden. – Alexander Heusschen – Foto’s: Mike Bink
De boeken die tijdens mijn bezoek werden opengeslagen: • Wilhelm Tieke, Im Feuersturm letzter Kriegsjahre mit 9. Und 10. SS-Division ”Hohenstaufen” und “Frundsberg”, een inmiddels klassiek werk over de Duitse II. SS-Panzerkorps. • Krätschmer, Ernst-Günther, Die Ritterkreuzträger de Waffen-SS. • Zwarts, Marcel, German Armored Units at Arnhem, September 1944 van Marcel Zwarts • Hendrikx, Peter & De Trez, Michel, Burning Bridges (vol.1) en Bridges are ours (vol.2).
DE COLLECTIE MARKET GARDEN VAN ERFGOEDCENTRUM ROZET IN ARNHEM TOEGANG TOT HET VERLEDEN
Erfgoedcentrum Rozet in Arnhem beschikt over één van de grootste papieren Market Gar-den- en Slag om Arnhem-verzamelingen in Nederland. De collectie bevat ruim 3.100 titels, groeit nog dagelijks en bestaat onder andere uit kranten, tijdschriften, regimentsgeschie-denissen en herdenkingsprogramma’s.
In het Erfgoedcentrum zijn de verzamelingen onder-gebracht van de Gelderland Bibliotheek en Museum Arnhem. Samen vertellen ze de geschiedenis van de stad en de gehele provincie, op een laagdrempelige, toegankelijke manier.
Militair-historisch is er met meer dan 9.000 boeken over de Tweede Wereldoorlog een hoop interessants te vinden. Bijvoorbeeld van de meidagen van 1940, het verzet op de Veluwe, Britse onderduikers na de Slag om Arnhem, de legering van Duitse eenheden op diverse plekken in Gelderland of een nadere inkijk in wat zich nou allemaal afspeelde op Fliegerhorst Deelen.
KOGELGATEN
De deelcollectie Market Garden bestrijkt het hele operatiegebied van de grens van België tot diep in Gelderland. Of u nu op zoek bent naar meer infor-matie over de luchtlandingen, de opmars van XXX Corps, de gevechten in de Betuwe, de nasleep van de slag of de evacuatie van burgers, grote kans dat u lan-ger in Erfgoedcentrum Rozet gaat doorbrengen dan vooraf gedacht.
Uniek in de collectie zijn vier boeken die tijdens de slag op de bibliotheekplanken van het Gemeente-museum Arnhem stonden en die niet helemaal on-geschonden uit de strijd zijn gekomen. In het Erf-goedcentrum kunt u de kogelsporen met eigen ogen komen bekijken.
ZOEKEN
Het Erfgoedcentrum is gratis toegankelijk, de collecties zijn vrij raadpleegbaar en een groot deel van de boeken kan worden geleend. Via de cata-logus van de Gelder-land Bibliotheek is de hele verzameling gemakkelijk te doorzoeken met het trefwoord ‘Market Garden’. Gerichter zoeken kan door het toevoegen van andere trefwoorden zoals ’Operatie Pegasus’, ‘Oorlogs-begraafplaatsen’ of ‘Biografieën’.
Neem voor meer informatie gerust contact op met Hans Timmerman, collectiespecialist van Erfgoedcentrum Ro-zet: 026-354 31 65 | Hans.Timmerman@Rozet.nl.
Adres: Erfgoedcentrum Rozet, Kortestraat 16, 6811 EP Arnhem Openingstijden: maandag 13.00 – 18.00 uur dinsdag t/m vrijdag 10.00 – 18.00 uur zaterdag 10.00 – 17.00 uur zondag 13.00 – 17.00 uur (van april t/m augustus ‘s zondags gesloten)
PROGRAMMA 2020
GEPLAND
Zaterdag 21 maart: Algemene Ledenvergadering | Lezing The Lost Company, door Marcel Anker Zaterdag 18 april: Boekenbeurs Dinsdag 19 mei t/m zondag 24 mei: Battlefield tour Normandië, o.l.v. Wybo Boersma Zaterdag 23 mei: Battlefield tour (wandeling) Sonse Bossen bij Eindhoven, o.l.v. gids Edwin Popken
IN VOORBEREIDING – DATUM NADER TE BEPALEN
Battlefield tour 1st Airborne Reconnaissance Squadron Battlefield tour B en C Coy 2nd Battalion The Parachute Regiment Diverse thema-avonden. Onder andere een lezing over Kreta 1941, door Erik Jellema Voor meer informatie over of deelname aan de verschillen-de activiteiten óf wijzigingen in het programma zie www.vriendenairbornemuseum.nl of mail naar activiteiten@vriendenairbornemuseum.nl
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 17 – MAART 2020
NUMMER 18 – JULI 2020
NUMMER 19 – NOVEMBER 2020
De achterzijde
Nog één keer 75 jaar Market Garden: Paradropping bij Land-goed Den Heuvel in Groesbeek op woensdag 18 september 2019. 1.200 militairen uit onder andere de Verenigde Staten, Canada, Groot-Brittannië, Polen, Duitsland en Nederland na-men deel aan de gecombineerde oefening/herdenking ‘Falcon Leap’. Het was voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog dat op deze schaal en in NAVO-verband werd gesprongen boven Groesbeek. (foto: Marco Ferrageau).
Voor een impressie van de dag vanuit militaire optiek zie: https://defensiefotografie.nl/oefeningen/falcon-leap-2019/
CONTENTS
- 3 News from the Society
- 4 Bits and pieces – Major John Waddy’s uniform
- 5 Interview – The veterans are the real VIPs
- 8 Set in stone – 75 remarkable places from operation Market Garden
- 14 Folded-back past; the possible salvage of a Typhoon fighter
- 16 The battalion that disappeared into the woods
- 26 Theme evening – 6-pounder guns doing the dirty job
- 28 “Oosterbeek as it was”; a child between the lines
- 31 Historical perspective – Death on Dreijenseweg
- 35 2 cm Flak sleeve / Hohenstaufen
Airborne Magazine is a publication by the Society of Friends of the Airborne Museum Oosterbeek and is released three times a year.
The purpose of the VVAM is to promote the Airborne Museum, the activities of the Society of Friends and the general history surrounding the Battle of Arnhem.
Editorial staff: Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jasper Oorthuys, Otto van Wiggen
Contributions / translations: Frans Ammerlaan, Wybo Boersma, Bernhard Deeterink, Robert Gunter, Alexander Heusschen, Dirk Hoekendijk, Erik Jellema, Frank van Lunteren, Paul Meiboom, Leo van Midden, Jasper Oorthuys, Rob van Putten, Berry de Reus, Robert Voskuil, Otto van Wiggen
Archive and distribution of magazine back Issues: info@vriendenairbornemuseum.nl
Design and lay-out: Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst, The Netherlands
Printing: Grafi Advies, Zwolle, The Netherlands
SFAM e-mail address: info@vriendenairbornemuseum.nl SFAM telephone number: +31 6 510 824 03
Mailing address: SFAM, Wissenkerkepad 22, 6845 BW, Arnhem The Netherlands
Website: www.vriendenairbornemuseum.nl
NEWS FROM THE SOCIETY
On the 16th of March we organised our annual general meeting at the Concertzaal in Oosterbeek. These kinds of meetings are predominantly about accounting for the budget for the upcoming year. This general meeting was no exception to this rule.
Briefly stated, and with the bottom line up front, I note that our current financial position is in good shape. The Society counts 644 members at this moment. Nearly all paid their membership contribution. We have noticed that our activities are appreciated and visited by many members. We were able to make most of our activities cost effective. It’s obvious we would like to continue with the activities this way.
Besides the financial paragraph of this meeting we found it necessary to explain the situation concerning our UK members, which numbers have declined dramatically. At this moment just twenty one members remain; most of them are members for life. Producing, translating and distributing three English versions of Airborne Magazine can no longer be sustained and must be directed in a dif-ferent way. After consultation during the general meeting we decided to publish an annual English special of the magazine. We have informed all UK members by a per-sonal mailing, signed by the chairman.
Another initiative that needs some explanation, and which was announced in the chairman’s personal letter, is our intention to explore a closer cooperation with the Arnhem 1944 Fellowship. The Society and the Fellow-ship share a lot of goals and audiences after all. The Fel-lowship counts approximately 600 members, 60% of which live in various places in the world. 40% live in The Netherlands. Two-thirds are a member for life. With a membership contribution of just eleven Euros a year the Fellowship has a smaller budget than the Society. Because of the relatively large amount of UK members the Fel-lowship board consists of UK ánd Dutch members.
Wim Duyts (foto: Berry de Reus)
On the 31th of May the chairman and secretary of the Society were invited to elaborate on their ideas of this closer cooperation. In our explanation we proposed to invite Fellowship members to participate in the battle-field tours organised by the Society. In addition to this we offered to conduct these tours in English. Secondly, we suggested to exchange each other’s publications. The Fellowship publishes and issues six to seven Newsletters in English by e-mail, where the Society informs its mem-bers by sending them a copy of Airborne Magazine three times a year. We indicated that sending an English ver-sion of Airborne Magazine to the UK members of the Fellowship will result in additional costs. It’s fair to say that the quality of the renewed Airborne Magazine has been widely appreciated by the Dutch members of the Fellowship. At this moment the Fellowship’s reaction to our proposals is still pending. We will keep you posted of course.
Finally it’s worth noting that the Quiet Room in the Airborne Museum was revealed on Sunday the 30th of June. The room was officially opened by the mayor of Ren-kum. The room is a quiet place where visitors can com-memorate the victims of the battle of Arnhem in peace.
In this Quiet Room the awards and medals of veterans and civilians are presented. The opening event turned out to be a milestone for Wim Duyts in his long career in which he held a variety of positions in the board of the Airborne Museum. The awards and medals now present in the Quiet Room were personally handed over to him by foreign and Dutch heirs. It was a debt of honour for Wim Duyts to give these awards a new and striking place in the Museum; the promise that these medals will be presented in an appropriate way has been perpetuated this way. The construction of the Quiet Room has been facilitated through a crowd funding initiative; by donat-ing a substantial amount of money the Society supported this initiative to a significant extent. – Otto van Wiggen, chairman, Society Friends of the Airborne Museum
BITS AND PIECES – MAJOR JOHN WADDY’S UNIFORM
The uniform shows various signs of damage, repaired by Waddy with bits and pieces from other uniforms. The parachute wing has a provisional black background, typ-ical of Airborne units formed and trained in India, such as the 156th Parachute Battalion. In the 1990s, Waddy donated his uniform, his name tag from the POW camp and a few other items to the Airborne Museum.
Major Waddy landed on Ginkelse Heide on September 18 1944 (drop zone Y). 156th battalion was the first unit to leave in the direc-tion of Arnhem. It was on its way around 17:00hrs and went along the Utre-cht-Ede railway line. The next day Waddy’s compa-ny was instructed to push through the positions of A Company to take the higher ground east of Dreijenseweg in Ooster-beek. Waddy got seriously injured while leading his men. A Rhodesian soldier managed to take him to company headquarters. At the regimental aid post, the doctors gave him lit-tle chance of surviving his injuries. Waddy was brought to hotel De Taf-elberg in Oosterbeek, which at the time served as a main dressing station.
Doctor Guy Rigby oper-ated on the billiard table.
Waddy then was taken to a nearby house, where he was wounded for the second time. In his left foot, face and shoulder this time. After the battle, Waddy ended up in a hospital in Apeldoorn, where he stayed for six weeks.
He spent the rest of the war in the POW camp Stalag VII-A near Moosberg, Germany.
After the war, John Waddy led various battlefield tours in Oosterbeek. He was also a military adviser for the film A bridge too far. In 1999 his book A tour of the Arnhem Battlefields was published, which is still a must read for those interested in the battle of Arnhem. In 2008 Waddy gave a battlefield tour for the Society of Friends of the Airborne Museum.
– Wybo Boersma
INTERVIEW THE VETERANS ARE THE REAL VIPS
ROGER BEETS’S CHOICES
Roger Beets (1952) is the chairman of the Airborne Commemoration Foundation, the coor-dinating organization behind the commemorations of the Battle of Arnhem in the munic-ipalities of Arnhem, Renkum, Overbetuwe and Ede. With his work for the foundation and for the Airborne March for over 25 years, he has since become a household name in the region. Is the 75th commemoration the big bang before the lights go out? “What they can do in Ypres, we can do too”.
COMMEMORATE OR EXPERIENCE?
“Both. To the words of the Airborne Region [the joint venture of municipalities that wants to make the story of the Battle of Arnhem better known at home and abroad, AH], commemorate and experience, I would also like to add ‘realize!’. The commemorations will continue to exist in their current form, for the time being and you shouldn’t just write that off, especially in this region, where the relationship with the British is deeply rooted.
Take the Sunday morning at the Airborne cemetery: that is the purest form of commemorating. The nature of that commemoration has not changed substantially over the last 26 years, since our foundation runs it. Not even from 1945 onward. That is how it should be. Ede keeps up with the times. And an event like Bridge to Liberation is a different event altogether. With that I mean: one thing does not have to stand in the way of the other.
In other regions of the Market Garden theatre op opera-tion it may have become, in my opinion, a bit too much of operations. But that too can be explained: liberation is celebrated there. Liberation day is not celebrated in Arn-hem. Simply because there was nothing to liberate. The city was empty. In the province of Brabant the situation was a bit different in the September days of 1944: people were actually liberated around that time. It is therefore not surprising that, for example, the gymnastics associ-ations and the local harmonies also walk through Eind-hoven in a parade.
Sometimes you may also see here, in Arnhem and the surrounding area, that some initiatives are not completely in line with the rest of the program. Our foundation tries to see to that. But even then… While you think you have made good agreements in a meeting, ‘no, we only hang one flag’, the moment you walk out things might have changed and people will do what they think best. You have that in a small area with many opposing interests
and clubs that are connected to a monument, museum or foundation: the police versus the Defense Ministry, the small businesses, those who don’t want to cooperate with others, VIPs who want to be at the front … All for person-al gains, or so it seems. For me there is only one party that comes first: the veterans with their families. The veterans are the real VIPs. “
MARKET GARDEN OR AIRBORNE?
That is a difficult one. Airborne is part of Market Gar-den. The Market part or the operation took place north of the river. Whether we will ever commemorate Mar-ket Garden together? Do you see Vitesse and NEC [the professional football clubs from Arnhem and Nijmegen, AH] merging? No, the interests are far too different for that. Also because of the commemoration here and the liberation there. The museum in Groesbeek pays a lot of attention to the German story, and also serves a large German public.
The German ambassador has been present at the com-memorations in Arnhem for years. That is not going to happen at the cemetery in Oosterbeek either. The key question that comes back with every fifth anniversary is: what will we do next? Do we have to do something else? “
VETERANS OR YOUTH?
”Gaining and keeping knowledge, that’s what it’s all about. That’s really something of our time: involving the youth, and showing them the importance of history. As a teenager you may be happy sitting by the swimming pool
with your mobile phone, but do realize that someone else went under and never resurfaced in a much larger swim-ming pool. That realization is sometimes hard to find.
Not so long ago research, I believe at the Hogeschool van Arnhem and Nijmegen [university of applied sciences, AH], showed that students are quite interested in his-tory, but that they want to be able to determine what information is good for them. “Don’t bother me with information I don’t need,” was pretty much the opinion, so there is still a lot of ambassadorial work to do for the educational branch of the Airborne community: Primary school groups 7 and 8 are the pupils who are most re-ceptive to the story of the battle, and you don’t have to tell the flower children of Oosterbeek about the history of their village either. That could be very good ambassa-dors. But then schools also need to pay more attention to our regional history. There is so much ignorance, or bet-ter ignorance about the battle of Arnhem. In our school textbooks only three lines are dedicated to the battle of Arnhem, so to speak. Or take the Airborne Museum: they’ll have to be very careful that in a few years’ time they are not left with a beautiful country house in which you will only find one tiny exhibition about the events in 1944. As a museum you obviously have an important role in society.
The men who actually fought here, I mean, the real Arn-hem veterans, that is what it’s all about. That special rela-tionship between Oosterbeek and the veterans, which is not always understood in England, must and will remain.
The village may not have been liberated during the battle, but gratitude for trying is still what defines us.”
ARNHEM OR OOSTERBEEK?
”That is the eternal controversy. I once heard someone from the municipal council say: ‘It is a pity that the bridge is in Arnhem’. Oosterbeek can’t do without Arn-hem, and vice versa. The turning point of the battle was in Arnhem: in the neighbourhood around St. Elisabeth Gasthuis; the events there determined what subsequently happened here in Oosterbeek. “
WALKING OR ORGANIZING?
”Arranging things. I am a real control freak. I am good at getting things done. But I do like walking. As a young-ster I participated twelve times in the Airborne Marches.
Besides, not many people here realize that the Airborne March is a much larger event than the commemoration in Oosterbeek. That realization had certainly not reached the municipal council before, and still has barely reached a number of businesses in Oosterbeek. Every participant brings along at least one more guest. Do something with the 60,000 (!) people you have in the village, I say. Make sure they’ll come back later.”
BEHIND THE SCENES OR IN THE SPOTLIGHT?
”I usually find it a bit more pleasant behind the scenes. As said: I am an arranger. But I am confident enough to feel at ease if the situation demands it: for example in hosting the parade and in the welcoming of the participants of the Airborne March. Sometimes it is necessary to stand in front of the screen, for example as a master of ceremonies at the Airborne commemoration in Arnhem. Then you also play a part at the front. “
TIE OR POLO SHIRT?
”I chose a polo shirt today, as you can see. I was raised a bit old-fashioned: on official occasions a suit can’t go without a tie. Certainly in England people assume that you dress correctly at commemorations. In The Nether-lands people sometimes tend to attend a funeral in their casual wear, so to speak. That testifies to very little respect or sense of decorum, I think. However, that does not alter the fact that there are occasions when a suit without a tie is appropriate. That is also a sign of the times.”
THE 50TH OR 75TH …?
”I was not part of the 50th. The first thing I think about in answering this question is the 60th commemoration.
To be honest: never again! Really. To give some examples: an event was organized in the Vitesse stadium: the vet-erans in their seats, the lights are turned down an then the Dutch 11th Airmobile Brigade comes abseiling from the roof. A mock battle unfolds. Our British guests were shocked. No, that didn’t turn out well.
What I will always remember is the sight of two veterans who were driven over the John Frost bridge to that event in the Vitesse stadium; with tears gushing down their fac-es during the drive. “Why this intense emotion?”, I asked them later. I’ll never forget their answer: ‘We crossed the bridge for the first time.’ Until then it had always been a sort of code of honour never to cross the bridge, and cer-tainly not from north to south. The tacit agreement was that we should not do what wasn’t achieved back then.” – Alexander Heusschen
SET IN STONE 75 REMARKABLE LOCATIONS FROM OPERATION MARKET GARDEN
Hardly anyone remains who can still share their experiences, but the memories of those days in September of 1944 are never far away. Airborne Magazine collected 75 locations with a story, small or great, taken from obscurity for just a moment. The map on the back cover of the magazine show the rough location by number, or scan the QR code. Using the GPS coordinates on page 35, you can find the exact spot from the comfort of your home (via https://vriendenairbornemuseum.nl/abm15_75digitaleplekken/ of Google Maps) or during your own on-site reconnaissance.
1. Oranjewachtstraat, Arnhem.
Battle damage on the original 1930s stairs (western side of the bridge, bot-tom left standing on the steps)
2. Eusebiusbuitensingel 69, Arnhem. Location of Huis Nijenburgh.
The ample villa of Lady Cornelia, Countess Limburg Stirum, evangelist, benefactor and advocate for Christian education of girls, stood some 100 meter removed from the Westervoort-sedijk crossroads. Lady Cornelia fell victim to the battle.
3. Eusebiusbuitensingel 9, Arnhem.
Advanced headquarters of SS-Sturm-bannführer Hans-Georg Sonnenstuhl, commander of the eponymous Kampfgruppe in the fight against the British troops at the bridge. From here the German troops arriving from Velp and northern Arnhem were deployed, mostly on the western side of the bridge.
4. Sint Walburgisplein 1, Arnhem.
On september 19th, a low-flying Messerschmitt Bf 109 tried to bomb
the Brits at the bridge. Attempting to avoid British machinegun fire, the aircraft struck the southern tower of Walburgis church. This caused a fire which ended up consuming the entire church. The aircraft crashed into Lau-wersgracht, killing the pilot.
5. Koningstraat 67, Arnhem.
From September 18-22nd, the com-mand post of 1.Kompanie SS-Panzer-grenadier Regiment 21, Frundsberg Division. The battalion had recently been reinforced in Diepenveen.
6. Bakkerstraat 56, Arnhem.
A Schützenpanzerwagen of a battalion of the 1. Pz.Gren.Rgt 21 (see locati-on) had taken position here according to the report of Sturmmann Wilhelm Balbach.
7. Da Costastraat 5, Arnhem.
Paasberg church. Major Tony Hib-bert, commanding the brigade head-quarters of 1st Parachute Brigade, and
members of 2 Para spent the night of 21 to 22 september here as prisoners of war. They were subsequently taken to Villa Bene Sita in Velp (Arnhemse-straatweg 33, Velp).
8. Rijksweg-West 65, Arnhem.
Nursing home Oosterveld – Stepping Stones. At the time, Huize Oosterveld of the Onze Lieve Vrouwe (Our Lady) Congregation of Amersfoort. Part of Viktor Gräbner’s column passed the night with their armoured vehicles among the fruit trees in the yard. The occupants refused them entry. Gräb-ner was killed in the morning of Sep-tember 18 1944, when he attacked British positions around the bridge from the South.
9. Hoek Huissensestraat en Orchislaan, Arnhem. At the Corner Huissensestraat and time called Hotel Zuid. Used from September 17 through the 21st as a German emergency hospital. The Dutch GP Johan Drost helped out. The billiard table was used for surgeries
10. Willemsplein 21, Arnhem.
At the time Nieuwe Plein 37-39, Orts-kommandantur from which the Ger-mans oversaw the Arnhem community administration and arranged, for in-stance, the quartering of Wehrmacht troops in the area. The building was a subsidiary target for C Company, 2 Para.
11. Utrechtsestraat 65 , Arnhem.
This house marks the point where the advance of C Com-pany 2 Para was stopped by Ger-man fire on Sunday night. L/Cpl Loney and Pte Shipley died here and were listed as missing for many years. On September 13, 2017 the headstone of as-yet unknown Lance Corporal was replaced. Sin-ce then, plot 20.B.7 has a name: L/ Cpl William Loney. Unfortunately, Pte Shipley’s remains are still missing. [with thanks to M.Anker]
12. Onderlangs 5d, Arnhem. In the
morning of September 19, the men of 1 and 3 Para who had survived the attacks in the direction of the bridge were captured here, some1400 meters from their objective [with thanks to P.Vrolijk]
13. Directly west of Utrechtsestraat
85, Arnhem. The original fence, askew and overgrown, marks the furthest ad-vance of the British attack on Septem-ber 19, 1944.
14. Utrechtseweg 87, Arnhem. Next to
the entrance to the garden of Museum Arnhem a discreet transparent tile is em-bedded in the sidewalk. Visible are the contours of a fallen German soldier who, so the story goes, was found there in that position. Others say he fell in Russia.
15. Utrechtseweg 87, Arnhem.
An ornament on a side wall of the municipal museum bears the scars of war. Whether they are a result of the September days or from a later period is (as yet) unknown.
16. Opposite the entrance of Bo-venover, Arnhem. Arnhem remained
in the front lines until April 1945. The Occupiers had ordered the civilian popu-lation to leave the city, now ‘Sperrgebiet’.
In the abandoned city, forced laborers worked on defensive positions. The Koch bunker was built during this period.
17. Braamweg 1, Arnhem.
The imposing Villa Heselbergh had stood along the Apeldoornseweg in Arnhem since 1912. In 1943, it was requisitioned to house the staff of Feldkommandantur (FK) 642 ‘Arn-heim’. The FK had a leading role during the battle. As second in com-mand to the late Generalmajor Kus-sin, Major Schleifenbaum and his staff remained in position during the battle around the bridge. The villa was also taken into use as HQ of the 9.
SS-Panzer-Division ‘Hohenstaufen’.
For ten days, it was visited daily by German commanders such as Walter Model, Wilhelm Bittrich and Walter Harzer. On this location, Germans and Brits negotiated, prisoners of war were interrogated and Dutch civilians were shot by firing squad. As a result of the allied artillery barrage during Operation Anger, the crossing of the Ijssel river and clearance of Arnhem, the villa was destroyed. Currently, the area is being redeveloped. The prepa-tory archaeological examination has brought numerous traces and objects to light related to the war history of this spot.
18. Weg achter het Bos, Arnhem.
Temporary German military cemetery on the terrain of the Saksen Weimar Barracks. In the sources, the cemetery is referred to as the ‘Heldenfriedhof SS-Unterführerschule Arnheim’.
19. Wagnerlaan 55, Arnhem.
Municipal hospital / Kriegslazarett.
During the battle, German wounded were treated here. On the western side of the hospital a cemetery was dug for any that died. On the eastern side were several British graves.
20. Noordelijke Parallelweg 55, Arn-
hem. This former church hall was the headquarters of SS-Hauptsturmführer Hans Möller (see location 21). After the war, the building was expanded to the edge of the street. The tip of the church hall is still visible from there.
21. Utrechtseweg 304, Arnhem.
Villa Casa Blanca, the white buil-ding in this yard, was defended by a platoon of T Company 1 Para on September 19 1944. According to well-informed sources, this is also the villa where Hans Möller of SS-Pan-zer-Pionier-Bataillon 9 lost a compa-ny commander on September 17. On that night, Möller withdrew his unit of some sixty men to the area around the Oranjebrug in Arnhem after a fi-refight with A Company 2 Para. This allowed John Frost to pass through via Utrechtseweg and the towpath along the river.
22. Klingelbeekseweg 134, Arnhem.
Modest, small commemorative plaque for the four South Staffords who were captured here by the SS.
23. Directly west of Schelmseweg 67,
Arnhem. Location of Ehrenfriedhof Zijpendaal, the temporary cemete-ry for the German dead, before they were moved to Ysselsteyn (Limburg province).
24. Koningsweg 13, Arnhem.
The Diogenes bunker was the com-mand and control center for the air defense of the Netherlands, part of Bel-gium and the Ruhr area. The Germans attempted the destroy the already dis-mantled Kampfraum, the nerve center (map room) of the complex, when the British landed on September 17.
25. Amsterdamseweg 461, Arnhem.
Location of the Lichtenbeek villa, during the battle headquarters of SS-Hauptsturmführer Klaus von All-wörden, commander of SS-Panzerjäger-Abteilung 9.
26. Klingelbeekseweg 69, Ooster-
beek. Oosterbeek-Laag train station, the walls on its western side still show battle damage. The station was on the British route into town and lay on the front lines until April 1945
27. Mariëndaal 8, Oosterbeek.
Mariëndaal house. In the night of Sep-tember 17, this was the headquarters of the commander of SS-Panzer-Artil-lerie-Regiment 9, SS-Sturmbannführer Ludwig Spindler.
28. Benededorpsweg / Klingelbeeks-
weg, Oosterbeek. The railway tunnel has also been called the Menin Gate (af-ter the gate in Ypres, Belgium) of the Battle of Arnhem.
Almost all British troops who fought in western Arnhem pas-sed by here. The clearly visible battle damage on the southeastern side was probably caused by German rifle and machinegun fire.
29. Matzer van Blooisplantsoen, Oos-
terbeek. Site of the Van Hofwegen laundry, a strategic location in the eastern part of the Perimeter because
of its solitary, elevated position in rela-tion to the British positions around the church and its field of fire to the east.
Major Robert Cain won his Victoria Cross here. TV presenter Jeremy Clarks-on narrates the story of Cain, his father in law, in ‘The Victoria Cross: for va-lour’, which can be found on Youtube.
30. Benedendorpsweg 141, Ooster-
beek. Clearly visible battle damage on the façade, especially in grazing light.
31. Weverstraat 177, Oosterbeek.
Strike marks from bullets can be seen in the lower section of the wall, at about knee height. The adjoining houses are part of the backdrop to Theirs is the Glo-ry, the British movie about the Battle from 1946.
32. Weverstraat 181, Oosterbeek.
Battle damage tot he garden fence. The spot is easy to miss, if not for the tourist buses that regularly pull over and batt-lefield tourists taking photos, who give the game away
33. Kneppelhoutweg 14-A, Ooster-
beek. Site of the ULO-school, famous for the staged photo of glider pilot Sgts Whawel and Turl (right), looking for snipers according the sources. Turl was killed on September 25th.
34. Kneppelhoutweg 14, Ooster-
beek. Location of ’t Hemeldal boarding house, one of the sites where Polish sol-diers who managed to cross the Rhine (see also 35), were deployed. Now a woodlot.
35. Corner of Benedendorpsweg and
Hemelseberg. Around the Villa Trans-
valia, some of the Poles who crossed the Rhine in the night of 22-23 September took up positions (see also 46). The Vil-la did not survive the war.
36. Behind Benedendorpsweg 194,
Oosterbeek. Foundations of the gas holder: easily recognizable in lower Oosterbeek, the site is often mentio-ned in battle and eyewitness reports.
The gas factory, next to it, is now an architects’ office. Battle damage is visi-ble from the path along the floodplain.
37. Benedendorpsweg 210, Oos-
terbeek. Schoon-Zicht house, the Arnhem and Oosterbeek resistance groups met here under Antoon van Daalen, used by 1st Border during the battle.
38. Path along Benedendorpsweg
168, Oosterbeek. One of two routes into the floodplain during Operation Berlin, the retreat of 1st Airborne Di-vision from the perimeter.
39. Nederrijnoever, Oosterbeek – directly south of the Old Church.
In 2003 Sergeant M.J.Potter unveiled this robust monument, which is hard to reach due to its location. It is set at one of the two crossing sites (see also 38).
40. Van Borsselenweg 37, Ooster-
beek. Headquarters and first aid-po-sition of 1st Battalion, The Border Regiment. At what is now a bicycle path, next to the entrance gate to the Glock estate, the British disabled an enemy Char B1 tank.
41. Utrechtseweg 232, Oosterbeek.
The Hartenstein Hotel housed the operational staff of the Heeresgrup-pe B headquarters, commanded by Generalfeldmarschall Walter Mo-del. The quartermaster department was garrisoned in Wisch Castle in Terborg. Hartenstein was evacuated around 1.30PM on September 17.
When the “Fallschirmjäger in der nähe” (paratroopers nearby) report came in, Model and General der Infanterie Hans Krebs immediately left for Doetinchem, via the Arnhem Ortskommandantur (see 10) and Feldkommandantur 642 (see 17), where SS-Obergruppenführer Bit-trich, CO of II.SS Panzerkorps, was based at Slangenburg Castle. Having arrived at Castle Wisch in Terborg, the headquarters of Heeresgruppe B was operational again around 5PM.
From the late afternoon of Septem-ber 18 until the retreat in the night of 25-26 September, Hotel Hartenstein served as headquarters of 1st Airbor-ne Division.
42. Hoofdlaan 1, Oosterbeek.
Regimental Aid Post of 1st Border.
The adjoining house on Van Len-nepweg housed the Battalion’s head-quarters. In the park across from the headquarters, Support Company provided fire support for the Border compagnies deployed on the western perimeter between Utrechtseweg and the Rhine river.
43. Utrechtseweg 269, Oosterbeek.
In this house Major General Roy Ur-quhart, CO 1st Airborne Division, and Brigadier Lathbury, comman-ding 1st Parachute Brigade, spent the night from 17 to 18 September.
44.Utrechtseweg-Wolfhezerweg junction, Oosterbeek.
The famous crossroads whe-re Kussin (see 17) drove to his death has been changed, moving the co-lumns marking Hoog Oor-sprong estate.
The colums still bear battle damage.
45. Pietersbergseweg 34, Oosterbeek. The two attic windows under the eaves were used by the snipers Sgt.Tony Crane and his comrade.
Their score, “killed or wounded” was kept on the wallpaper now exhibited in the Airborne Museum.
46. Paul Krugerstraat 21. The unof-
ficial plaque on the former bakery re-cognizes the fight of A and D Troop of the Reconnaissance Squadron in this area of the Perimeter. The REC-CE Squadron is well represented among the many monuments on the past battlefield.
47. Steijnweg 40, Oosterbeek.
Secondary position of the anti-tank gun of Sgt.George Barton of the King’s Own Scottish Borderers.
It first fought at the White House (Hotel Dreyeroord). John Crosson, recently active in the fight to preser-ve the hotel, was active in the area as sniper.
48. Johannahoeve 4, Oosterbeek.
Vrijland Mission House, at this site stood Waldfriede house, which was destroyed in 1944. It served as head-quarters for SS-Sturmbannführer Sepp Krafft, commander of the SS-Panzergrenadier Ausbildungs-und Ersatz-Bataillon 16 when the British began to land.
49. Close to Zonneheuvelweg 18,
Oosterbeek. The only remaining water tower of Oosterbeek, built in 1938. It was used by the 2. Kompa-
nie van SS-Panzergrenadier-Ausbil-dungs- und Ersatz-Bataillon 16 as an observation post during its fight with 3Para. During this engagement, Ur-quhart’s jeep was disabled.
50. Wolfhezerweg 17, Wolfheze.
Hotel-Restaurant Wolfheze.
Hotel-Restaurant Wolfheze, headquar-ters of Sepp Krafft (see 48) after the British landings until about 9PM on September 17 1944.
51. Doorwerthse Hoek 1, Driel.
Ruines of the brick factory Korevaar.
The remnants of the chimney bear witness to the vicious fight for this German bridgehead. Traces are even visible from the dyke at Driel. On October 1st, German troops crossed the river and held the Terwindt and Korevaar brick factories until Oc-tober 11th. SS-The command post of Obersturmbannführer Heinrich Oelkers, commander of the German troops, was at the site of the destro-yed chimney.
52. Veerweg, Renkum. Battle damage
on the western wall of one of the ovens of the brick factory, silent witness of the morning of September 18, 1944
when the 4. Kompa-nie of the 10. Schiffs-stammab-teilung dro-ve the men of B Com-pany of the Border Regiment from the brickworks.
53. Corner of Eikenlaan and Klin-kenbergerweg, Ede. Modest com-
memorative site (bench) for two ladies from Ede who while taking cover behind a bush at the corner of Artillerielaan, were fired at by a Ger-man patrol on September 18, 1944.
They and their families lived in the house behind the bench. The patrol was sent out in retaliation of the theft of a German rifle, elsewhere in Ede.
54. Oude Lunterseweg 28, Ede.
Meeting site for the Binnenland-se Strijdkrachten (resistance forces) and hiding place of Tony Hibbert (in the cupboard under the attic stairs).
Much of Operation Pegasus I, the plan to bring British soldiers left north of the Rhine back to Allied li-nes, was prepared here.
55. Southeast corner of Hunnerpark,
Nijmegen. A steel time capsule contai-ning documents and items from Opera-tion Market Garden was buried below the inscribed covering stone in 1974. It will be opened on the occasion of the centennial of the Battle, in 2044. Some patience still required.
56. Valkhof, Nijmegen. The Valkhof
Bunker from 1943 was hidden for nearly 70 years beneath the Valkhof.
This and the other bunkers, reinfor-ced houses, trenches, tank ditches and barbed wire proved very useful to SS-Hauptsturmführer Karl-Heinz Euling and his defenders of the Waal bridge. The bunker can regularly be visited.
57. Prins Hendrikstraat 6, Nijmegen.
The large repaired shell hole can clearly be seen at the top of the side wall, re-cognizable by its splash pattern. The da-
mage was probably caused by German shelling from the Betuwe (the Island) area on September 20 or 22nd 1944.
On November 10th, this area of Nijme-gen was shelled again.
58. Lentse Warande, Lent. Large
concrete blocks were excavated from the Waal dyke embankment during public works in 2013. They appea-red to be the German barriers built in 1943 which forced the Shermans of Robinson’s Troop to maneuver around them when they charged across the Waal bridge in the evening of September 20, 1944.
59. Oosterhoutsedijk, Lent. A new
bridge across the Waal river was ope-ned in 2013. It was named ‘De Over-steek’ (‘The Crossing’). Two veterans were present at the opening, together with relatives and descendants of the 48 Amerians killed during the cros-sing. In honour of these men, the bridge is equipped with 48 pairs of light poles, which turn on in succes-sion from south (Nijmegen) to north (Lent) at the speed of a slow march.
The original monument was moved next to the bridge.
60. Waaldijk, just west of Dorpstraat,
Oosterhout. Pvt. John Towle (19) of the 82nd Airborne Division sin-gle-handedly engaged two Panzer IV tanks and a halftrack here on Sep-tember 21 1944. Using a bazooka, he forced the vehicles to retreat into Pe-perstraat, at the cost of his own life.
He was one of three men of the 82nd Airborne Divison to be awarded the Congressional Medal of Honor du-ring World War 2.
61. Directly north of Valburg-sestraat 7, Slijk-Ewijk. Definitely
within Slijk-Ewijk instead of Val-burg, yet the site of the ‘Valburg Conference’ during which the Polish Maj-Gen Sosabowski was told off by the commanders of 43rd (Wessex) Infantry Division and XXX Corps. In ignoring Sosabowski’s military analy-sis of the severe situation in Ooster-beek and providing him with the or-ders that they did, they sounded the death knell of Market Garden. The conference planted the seed for the
decades-long British accusation that the Polish brigade caused the opera-tion to fail.
62. Groesbeekseweg 152, Nijmegen.
After the battle, evacuated British soldiers were housed in the Bisschop Hamerhuis (‘the Pagoda’), in 1944 a Mission house and seminary. This is one of two other large locations: schools of the order of the Filles de la Sagesse.
63. Meijhorst 6010 and Lankforst
5101, Nijmegen. After several days of trying, Sgt.Norman Patten of No.1 Forward Observation Unit of the Royal Artillery managed to es-tablish contact with 64th Medium Regiment, which had taken positi-ons around here in Nijmegen. On September 21, Patten came on the net identifying himself as represen-ting “People you are trying to meet”.
Having elaborately established his credentials, the first shells were fi-red at German troops concentrations around Heveadorp and Westerbou-wing from the Nijmegen Ducken-burg/Hatertsche Broek area around 11.30AM. As the range of the guns was limited to the area south of Utrechtseweg, they were redeployed to the southern side of the Waal river, about where the new bridge (see 59) now lays. From here, all threatened positions of the surrounded Division could be supported 64. Directly north of the bend in Panovenlaan, Nijmegen.
Temporary airfield for the Piper Grasshopper reconnaissance aircraft of 456 Para Field Artillery Battalion, 82nd Airborne Division. It was taken into service on September 26, 1944.
Still visible on the southern side of the one-time airstrip is the area whe-re several trees were removed to make space. The line of newly-planted trees shifts in relaton to the old growth.
65. Between Vosseneindseweg 11a
and 11b, Heumen. Air strip of XXX Corps, probably used from Septem-ber 19, 1944.
66. Hoogenhofseweg, Molenhoek.
A temporary cemetery for the 836 dead of the 82nd Airborne Division was dug in the garden of the Berg-zicht estate, between the buildings and Hoogenhofseweg, in use from September 20 1944.The monument on the corner of this road and Mo-lenstraat is sited erroneously.
67. Blocking line at railway cros-sing Biesseltsebaan Groesbeek/
Malden. The first German evacuati-on train was able to escape on Sep-tember 17. After that, the troopers of the 82nd Airborne Division deployed in the woods at Groesbeek were more alert. They blocked the railway. The second German train collided with it and rolled all the way back to Panovenlaan in Nijmegen.
68. Forest track, Groesbeek. Arie
Bestebreurtje’s first Jedburgh action took place near here on September 17, 1944. Bestebreurtje led the Jed-burgh team code-named Clarence, that was to act as the liaison for the 82nd Airborne Division. Bestebreur-tje was in the same aircraft (the first) as divisional commander Brigadier General James Gavin and his Divi-sion HQ Group. The pair landed around 1.15 PM on dropzone ‘N’.
Soon after the drop, he and Gavin got involved in a firefight during which Bestebreurtje shot a German machinegunner through the head, re-scuing Gavin’s life. Later that week, Bestebreurtje recruited the 22-year old resistance fighter Jan van Hoof.
69. Mooksebaan 10, Groesbeek.
Clearly visible battle damage on the left-hand side of the façade.
70. Molenbosweg 17, Berg en Dal.
Hotel Erica, headquarters of the Se-aborne Echelon of 1st Airborne Di-vision. The basements of this hotel sheltered inhabitants of Nijmegen during the heavy fighting for Nij-megen, the landing zones to the sou-theast of town and the woods around the hotel.
71. Thornsestraat 20, Persingen.
A hamlet with a mill stood around here from the 15th century until 1944. During operation Market Gar-den, Fallschirmjäger fought around here with G Company, 508th PIR, 82nd Airborne Divison, who had the community as its objective. Fire-bombs destroyed it entirely on Sep-tember 25th, though the mill was rebuilt in 2015-2016.
72. Heuvelsestraat 5, Bemmel. On
a small raise in the flat Betuwe lands-cape lies Den Heuvel (“The Hill”).
On and around this site German and British infantry and tank units fough viciouslyt in September and October.
To commemorate the fallen, a small chapel was built in 1944. It is perhaps the only monument in the larger area
to memorialize soldiers of II. SS Panzer Korps as well by way of a list of names.
73. Boveneindsestraat 20, Kesteren.
The local resistance brought a number of soldiers of 10 Para who had jumped early on their way to Ginkel Heath, to this farm. The Dakota they were in crashed past Dodewaard. The paratroo-pers were eventually able to escape to Allied territory.
74. Slope behind Waalstraat 2, Tiel.
A stone tile commemorates the four-teen civilians from Wamel who were executed here on September 1944 by the “Unreasonably insane German”.
The execution was in retaliation for shots fired at the ferry in the euphoric atmosphere due to the “coming Libera-tion” that Market Garden was to bring.
75. De Montignylaan 18, Willige
Langerak. Grave of Pte Clarence Ash, the westernmost grave in the Nether-lands for the Battle of Arnhem, 80 kilometers downstream from Oos-terbeek. Pte.Clarence Ash of the 2nd Battalion The South Staffordshire Re-giment drowned in the night of 25-26 September 1944 during Operation Berlin. His body wasn’t found until November 18, 1944.
FOLDED-BACK PAST
THE POSSIBLE SALVAGE OF THE TYPHOON WITH FLIGHT SERGEANT HURRELL
The Dutch Minister of the Interior and Kingdom Relations, Kajsa Ollongren, decided last autumn to make work of salvaging dozens of aircraft wrecks from the Second World War.
With the approval of almost the entire House of Representatives, with the exception of the DENK party, the way has been cleared for searching around 30 to 50 missing pilots on Dutch soil. One of them is William Hurrell. He crashed on the 26th of September 1944 with his Hawker Typhoon at Eefde (Gelderland). His remains must still be in the machine.
During my work for Kadaster (the Dutch Land Regis-try Office) I accidently came across a monument near Eefde a while ago, with a name on it that I could relate to Market Garden. The archaeological association De Elf Marken, who had the monument erected twenty years ago, appeared to have made various attempts to find out more about Flight Sergeant William Hurrell, fighter pi-lot in No. 175 Squadron, the Royal Air Force Volunteer
Reserve. Hurrell’s data are included in the SFAM Roll of Honour of casualties during the Battle of Arnhem, which can be consulted at www.marketgarden.com.
On Tuesday afternoon the 26th of September 1944, at 12:35 pm, six Typhoons took off from the Deurne air-field in Belgium for an armed reconnaissance flight over The Netherlands. The aircraft were part of the 175th squadron of the Royal Air Force. It was Hurell’s third operational flight.
The six reached Apeldoorn around 13:00hr when they were suddenly surprised by more than 50 Messerschmit-ts Bf 109 who were active there because of the Battle of Arnhem. Flying Officer Clarke and Flight Sergeant Hur-rell were attacked before they could spread. Clarke’s air-craft was hit several times, but was still able to reach the base in Deurne. The other aircraft also managed to find a safe way out. Nothing was heard from Hurrell anymo-re. Subsequent investigations by the Ministry of Defence Air Historical Branch 5 (RAF) revealed that his plane was shot down by Leutnant Klaffenbach (or Klassenbach) of 111 / JG4 and probably fell from a great height. It ended up in a piece of land on Lindeboomweg in Eefde, where it penetrated so deep into the ground that salvaging the machine proved impossible.
SIGNET RING
Shortly after the war attempts were made to find out the identity of the crew, which is evident from a reaction of the mayor of Gorssel to a memorandum from the Minis-try of War (8 April 1948) informing about the remains of ‘one or more pilots’: “Following the aforementioned letter, I inform you that on 26 September 1944 near Eefde an allied aircraft, with its missiles on board, crashed in this municipality after an air battle. In September 1945 I commissioned a further investi-gation into the identification of the aircraft and any crew.… There were also some human remains present: bones (no teeth or molars) and part of a hand. A signet ring with a mono-gram, HW or WH, was found. Nothing else was found from which the identity of the crew could be established.
On June 23 1946 I received a visit from Capt. I. Ness of the Royal Air Force investigation service […] who took the identification tags and signet ring. […] The site where the aricraft has penetrated the ground is not marked by a burial sign and the site of the disaster is not considered a grave. The land is used as arable land. The place can be indicated with certainty. (source: W. van de Kamp, Ons Markenboek, vol. 13 no. 2 and vol. 17 no. 2).
MEANINGFUL
In 1994, Hurrell’s name came to light in a new investiga-tion. Where it was initially thought that the aircraft was flown by a Belgian pilot, it could now be established for
the first time that it was a pilot with a British identity: that of the missing Flight Sergeant. Attempts to have his field grave registered as a war grave with the Common-wealth War Graves Commission in Ypres proved to be less successful. And so it is thought that Hurrell still rests in the machine in which he disappeared into the ground in 1944. A while ago the Dutch Air War Study Group nominated the location of the Typhoon for future sal-vaging. The army subsequently carried out a deep scan with a ground radar at the crash location in September 2018. With Ollongren’s “meaningful and fitting gestu-re that should do justice to the wishes of the relatives of killed crew members”, Hurrell’s MIA status could soon come to an end. The money is available and the locations with the remains have been given priority on the list of ‘promising salvages’ that the Salvage Service of the Royal Netherlands Army has created. It would be fitting if this ultimate attempt would lead to a funeral with military honour from this 21-year-old RAF pilot.
One wish of Hurrell’s recently traced second cousin, Bry-die Hurrell from Australia, has already been met: after 75 years the family finally knows where William most probably is.
– Frans Ammerlaan
THE BATTALION THAT DISAPPEARED INTO THE WOODS
156TH BATTALION THE PARACHUTE REGIMENT IN THE BATTLE OF ARNHEM
On Sunday the 28th of April 2019 the Society of Friends of the Airborne Museum organ-ised a battlefield tour 156th Battalion in the battle of Arnhem. Our guide was Nick Kelso, a Briton living in The Netherlands and an acquaintance of John O’Reilly, author of two excellent books on this battalion.
In 2009 John O’Reilly, son of a 156th veteran, pub-lished From Delhi to Arnhem. In 2017 this was fol-lowed by a supplement Walking in Their Footsteps.
Both books are enormously detailed and contain wonderful maps. Both books are used to publish this article. Also consulted is at Arnhem (1976) by Tom Angus, a pseudonym for Geoffrey Powell. This for-mer company commander takes you by the hand and guides you through the woods. Brigadier Hackett’s I was a stranger starts telling the story after his 4th Par-achute Brigade was destroyed in the killing woods.
Losing his brigade was probably a too traumatic issue to write about. A pity because we would like to have an idea why certain decisions were taken that led to that catastrophe.
FORMING THE BATTALION
The formation of 156 Parachute Battalion starts with a directive of Winston Churchill from May 1940 following the German parachute operations in Den-mark, Norway, The Netherlands and Belgium (Eben Emael fortress).
In India the 50th Parachute Brigade was formed. This brigade consisted of the British 151st, raised on the 15th of October 1941, the Indian 152nd and the 153rd Gurkha Parachute Battalions. The 151st Bat-talion left for the Middle East. There its name was changed into 156th Battalion in order to mislead the enemy. In 1943 Lieutenant Colonel Des Voeux took command. On arrival in Kabrit (Egypt) the para-chutes brought from India turned out to be rotten; new ones had to be ordered. David Sterling’s Special Air Service intercepted the new parachutes for his ac-tions behind enemy lines, and most parachutes were lost again. In Egypt the 4th Parachute Brigade was formed. This led to personnel changes. Many of the original 156th Bn. found new posts in the 6th Air-borne Division and other battalions. Captain Lons-dale for example became second in command of the 11th Parachute Battalion in Palestine. The battalion wore Indian bush hats. The divisional commander had to issue an order for wearing the red beret.
OPERATIONS
The battalion had no role in the Sicily invasion in July 1943. It wasn’t until September before the battalion saw action in southern Italy as part of the 4th Par-achute Brigade of the 1st Airborne Division. After this experience the battalion moved to England in November 1943. It arrived in Liverpool on the 10th of December. Green fields and British beer made an everlasting impression. The battalion was initial-ly stationed in Rutland, but Des Voeux centred his units around Melton Mowbray. At Ringway, what later became Manchester Airport, refresher parachute training was organised. Training during the day was followed by social events in the evening. Some mem-bers of the battalion found their (future) wives dur-ing those events. Sergeant Humphreys met a certain Margaret Roberts. Years later, in 1979 she entered the world stage as Margaret Thatcher.
The battalion was disappointed not to have been part of D-Day. 4th Parachute Brigade was standing-by. Be-
fore Market Garden fifteen operations were planned and cancelled. During Operation Comet, initially named Operation Fifteen, B Company of the 156th, led by Major John Waddy, as coup de main -was to drop north of the Grave bridge. During the briefing Major Geoffrey Powell of C Company whispered to Waddy: “This will get you either a Victoria Cross or a wooden one”.
Comet was ambitious. 1st Parachute Brigade was to take and hold Arnhem bridge. 1st Airlanding Brigade and the 1st Independent Polish Parachute Brigade were to take Nijmegen. 4th Parachute Brigade had to take and hold the bridge at Grave. Standing out for Comet were the planned coup de main actions. These were missing during Market Garden.
Comet was cancelled on the 10th of September 1944 due to the changed tactical situation. We know that Field Marshall Montgomery got permission from general Eisenhower on the Belgium airfield Mels-broek. On the 11th of September a conference took place at Moor Park in London. After that conference 4th Parachute Brigade got her orders. Operation order no.1 was issued on the 13th of September.
Brigadier Hackett held his orders group on that same day in Knossington Grange, his brigade head-quarters in Knossington, not far from Leicester and near Melton Mowbray.
MARKET GARDEN AT LAST
A brigade advance group under command of Brigade Major Dawson, transported in four Dakota C47’s, jumped on the 17th of September on drop zone X.
Its task was to ensure that signals were working and that fire orders could be given to the artillery directly
after landing. Marking DZ Y was done by the Path-finders’ 3rd platoon. The advance group of 156th Bn. was led by Major Page, company commander of HQ Company.
The task of 4th Parachute Brigade was to drop in the second lift on Monday the 18th of September 1944 on DZ Y (Ginkelse Heide). After the drop the bri-gade was to relieve 1st battalion and occupy the high ground north of Arnhem. From Delhi to Arnhem shows the intended positions just west of the Saksen Weimarkazerne (barracks) in Arnhem. West of 156 Battalion the 10th Battalion and 11th Battalions were in reserve. C Company of the 156th had to establish a forward blocking position near Koningsweg on the ‘Arnhemse Heide’ (see map). 156 Battalion consisted of 603 paratroopers. The battalion was organised in a Headquarters Compa-ny, a Support Company and three rifle companies.
The Support Coy provided the battalion with four 6-pounder anti-tank guns from the 1st Anti-Tank Battery RA, four Vickers medium machineguns and seven 81mm-mortars. The rifle companies consist-ed of a Company HQ and three infantry platoons, each 35 men strong. A rifle company had 125 men.
A parachute battalion was ‘light’ in comparison to a 750 strong air landing battalion with four companies, each with four platoons.
THE DROP
On the 17th of September 1944 the men of 156 Bat-talion watched the first paratroopers of the battalion departing on the first lift. Among them the advance group. Their own take-off from airfield RAF Saltby was planned on the 18th at 08:00hr., but due to the fog it was postponed to 11:00hr. 11th Battalion also took off from Saltby. The rest of 4th Parachute Bri-gade left from RAF Spanhoe. Seven Horsas flew from Keevil and the Hamilcar with two Universal Carriers (Bren Gun Carriers) from RAF Tarrant Rushton, in the south of England.
Walking in Their Footseps shows a table of all chalk numbers: 35 Dakotas, seven per rifle company, four for Battalion HQ and ten for Support company. Sev-en Horsas from Keevil with jeeps, trailers, signal and medical equipment and ammunition. The Hamilcar from Tarrant Rushton with two Universal Carriers completed the total number. 156th Bn. took off between 11:00 and 11:20hrs from Saltby. In four flights of nine-ship elements, theoretical-ly 36 aircraft, the battalion arrived between 15:00hrs and 15:10 over DZ Y on Ginkelse Heide. They were four hours later than initially planned. Five out of the 127 aircraft from the brigade were shot down by an-ti-aircraft guns. A sixth was shot down after the drop. 156 Battalion lost Dakota CN619 with half of the medium machine gun platoon near Dodewaard. One glider came down near Eindhoven. The Hamilcar with the Universal Carriers arrived safely on LZ X. The link-up of the battalion with the glider party took place at the Wolfheze railway cross-ing. 3rd platoon of the 21st Independent Parachute Com-pany (Pathfinders) of Lieutenant Hugh Ashmore put up the Eureka beacon. The day before the same pla-toon marked LZ S for the 1st Air landing Brigade.
Panels in the shape of the letter Y for ‘DZ Y’, a T pointed in the direction of the wind (NE) and smoke was used.
Lieutenant John Davison of 7th platoon of B Com-pany, was hit by a machinegun burst while in the air.
The DZ was ‘hot’. On the ground a battle was raging between the 7th Bn. KOSB and Dutch Waffen-SS Wachbataillon NW/3, coming from guard duty at Camp Amersfoort.
GETTING THERE
With a two hour delay 156th Battalion left the DZ at 17:00 following the railway track towards Arnhem.
Two officers and 50 men had not turned up. Brigadier Hackett was told to put his 11th Bn. under command of 1st Parachute Brigade. Hackett realised that the tactical situation had fundamentally changed. C Company, with No. 10 Platoon as point, hit the German defence line west of Dreijenseweg at 21:00hr.
Platoon Sergeant Black walked into an ambush and lost four men. Two scouts were missing, eight men got wounded. Not a good beginning for the battalion. Major Geoffrey Pow-ell ordered Lieutenant Willcock, the commander of no. 9 Platoon, with Lance Corporal John O’Reilly to execute a left flanking manoeuvre.
This move ran into German ma-chinegun fire. The whole battalion retreated two miles to the west to spend the night. This was near the location where the Recce squadron ran into trouble the day before. Af-ter the orders group in Knossington Brigadier Hackett told his battal-ion commanders: “You can forget all that [the orders]. Your hardest fighting will not be in defending the northern part of Arnhem, but in getting there”.
He was so right.
FIGHTING ON DREIJENSEWEG
During the night Brigadier Hackett ordered an attack at dawn in order to reach Lichtenbeek feature beyond Dreijenseweg. This ground was probably important as a starting point for further advance. Major Powell’s C Company was to start, supported by B Company in a fire base near Oosterbeek station. Why this at-tack took place across open ground is still a mystery.
The Germans retreated during the night behind Drei-jenseweg. C Company consolidated on hill 56.5 and A Company of Major Pott continued the advance at 08:00hrs in the direction of Lichtenbeek. No. 4 Platoon, up front, ran into trouble before reaching Dreijenseweg. There was less shrubbery and the Ger-mans dominated that area with three machine guns.
Obersturmbannführer Spindler had organised the so called Spindler line. German armoured vehicles with 20mm anti-aircraft guns were bolstering that defence line. Major Pott’s Bren guns of No. 5 Platoon formed a fire base that supported a left flanking move of the
rest of that platoon and an ad hoc platoon of Glider Pilots. The commander of No.4 Platoon, Lieutenant Wattling, was killed and No.5’s commander, Lieu-tenant Delacour, died of his wounds a bit later. Cap-tain Muir of the Glider Pilot platoon was wounded.
The wounded were transported back in the Univer-sal Carrier. Pott resumed the attack with a handful of men. He succeeded in taking the Lichtenbeek grounds. An initial German counterattack with 40 men was stopped. But at 14:30hr the small group had to surrender. Some were taken POW, others like the wounded Major Pott were left alone.
At 09:00hr Major Waddy with B Company arrived at the battalion HQ near a water tower 200 metres west of Dreijenseweg. Waddy was told to support A Com-pany in the attack on Lichtenbeek. Lieutenant Colo-nel Des Voeux expected to be confronted with only a few German snipers. The noise of battle told Waddy that this was too optimistic an assumption. With a two up formation Waddy attacked. Close to the road they came across many killed and wounded. A 20mm anti-aircraft gun, ‘self-propelled’, stopped this attack.
Even tanks were reported. These were probably Jagdpanzers IV of Kampfgruppe Von Allwörden. The Ger-mans sealed of the location were Pott broke through the line. B Company soon encountered many dead and wounded. Waddy closed with a 20mm-gun and was shot. It was striking that the wounded Major was transported to the Tafelberg hospital in Oosterbeek across the Wolfheze railway crossing without any Ger-man intervention.
HEAVY LOSSES
Major Page of HQ Coy tried to cross the road in vain.
After that, the battalion fell back to hill 56.5. There the unit was machine-gunned by Messerschmitt air-craft and received rocket fire by Nebelwerfer. Major General Roy Urquhart, just arriving at his division-al HQ after hiding in an attic for nearly seventeen hours visited Brigadier Hackett. Both decided that 4th Parachute Brigade should retreat by Wolfheze to Oosterbeek. 10th Battalion fighting in the northern part of Dreijenseweg was told to break contact first
and occupy the Wolfheze railway crossing. That order was given even before the 30 gliders of the third lift arrived on LZ L (Johannahoeve), bringing the heavy equipment for the Polish Parachute Brigade. The re-treat over open terrain by daylight resulted in cha-os. 10th Bn. withdrew in the direction of Wolfheze. 156th Battalion retreated with C Company of No. 9 Platoon as a rearguard.
Lieutenant Colonel Des Voeux ordered the 156th to cross the railway at a point where it runs over a high embankment. Not all subunits got that order and as a result the battalion fell apart. 130 men stayed behind on Dreijenseweg: dead, wounded, pow or missing.
The battalion was reduced to company strength.
The part that reached Wolfheze was taken POW. The other part spent the night in the woods just south of the culvert. Hackett decided to start moving towards Oosterbeek at dawn. 270 men of the battalion started at 06:15hr. The idea was to reach the Ede-Arnhem road (Utrechteseweg) in order to get into the Oosterbeek perimeter at Hartenstein. The 156th formed the spearhead of what remained of 4th Parachute Brigade. Marching orders were: A Coy first, HQ Coy and C Coy second, followed by the rest: Brigade HQ and 10th Bn. The route they took followed a straight line from Bredelaan, a wide track, towards the Bil-derberg Hotel. 7th Bn. KOSB had already arrived in Oosterbeek, crossing the railway line in a direct line.
KILLING WOODS
A Company ran into German machine gun fire at the top of Bredelaan. Brigade HQ suffered wound-ed. Around 08:00hr Des Voeux ordered Powell to attack with his C Company over the right flank.
The target was the stretch of road between the Utre-chtseweg-Wolfhezerweg crossing and Bredelaan. In his book Men at Arnhem Powell describes the fighting in the Bilderberg woods in a unique way. C Company had only 80 men left. Lieutenant Donaldson of No. 11 Platoon was the only surviving platoon command-er. He got wounded and was probably subsequently executed by the Germans. C Coy lost a lot of men in the fighting around the water tower. After three hours Powell decided to withdraw.
Brigadier Hackett decided to change the direction of his attack. Now the brigade turned east into the Van Tienhovenlaan. The remaining group was sur-rounded from the north by Krafft’s battalion and by Unterführerschule Arnheim and Bataillon Eberwein from the west. Hackett ordered 10th Battalion to lead the attack. After a slow start the 10th Battalion moved so fast that the connection with 156th Battalion and Brigade HQ was lost. 10th Battalion succeeded in reaching friendly troops (A Coy The Border regi-ment) at Valkenburglaan in Oosterbeek. 156th Battalion and Brigade HQ encountered more trouble. Self-propelled guns were reported at Valken-burglaan and near the railway line. Near the tennis court Lieutenant Colonel Des Voeux was mortally wounded. He was last seen sitting against a tree. His body was only identified many years after the war. His second in command, Major Ritson, was also killed.
He too was identified in 1998. Major Blundell, the 4th Brigade intelligence officer was killed and Ma-jor Dawson, the brigade major, got wounded in his shoulder. Captain Booty took a picture of the wound-
ed Major, just a minute before Dawson was shot in the head and killed. Fighting around the tennis court took place around noon.
HACKETT’S HOLLOW
Around 14:00hrs Hackett summoned Powell. He pointed at a group of trees, some 100 metres away.
They could make out Germans in a ‘hollow’ in the distance. Hackett ordered Powell to attack the with the only remaining cohesive unit. Powell’s group at-tacked with bayonets fixed and the Germans ran. The group in the hollow counted about 150 men. Major Page, CO of HQ Company, encouraged his men to reposition after every shot they took. When he was spotting an armoured vehicle he was killed by a bullet through the head. The loss of Major Page impressed Powell deeply. At 17:00hr Hackett ordered another bayonet charge in order to break out from their posi-tion in the wooded depression and try and reach the Oosterbeek perimeter. 70 men ran into the position of A Company of the 1st Border Regiment. The group was received with the following words: “Clear off you filthy, shower!”. Lance Corporal Rosenberg acted as rearguard. After firing all the magazines of the Bren gun and throwing the last hand grenades he was able to follow his comrades. When he reported to Major Powell he was promoted on the spot. The Germans found 80 killed and wounded in Hackett’s Hollow.
REORGANISATION AND THE FIGHTING IN OOSTERBEEK
Coy of the 156th Battalion had only three officers and 50 men left. This group was organised into two pla-toons. Positions were at Stationsweg and Mariaweg.
The fighting in Oosterbeek was not covered in the battlefield tour and thus not dealt with in this article.
Only 26 men returned to Melton Mowbray, in Sep-tember 1944. Another ten men escaped during oper-ation Pegasus. That was all that remained of the 603 men of 156th Battalion. The battalion experienced the highest fatality rate (105) of all six parachute bat-talions that participated in the battle of Arnhem. – Erik Jellema – Maps with John O’Reilly’s permission
THEME EVENING 6-POUNDER GUNS DOING THE DIRTY JOB – BRITISH ANTI-TANK GUNS IN THE BATTLE OF ARNHEM
On Friday the 15th of February the first So-ciety theme evening of this year took place in Doorwerth. The event was visited by an audience of 66 listeners. That could have been more, but due to the limited capaci-ty we were forced to disappoint some who were interested.
This time the theme was ‘British anti-tank guns in the Battle of Arnhem’. A briefing provided by Eugene Wijnhoud, a recog-
nized and appreciated subject matter expert on the role of the anti-tank forces during the battle. During his fascinating, detailed and well-illustrated presentation, Eugène outlined the various phases of the battle and the role anti-tank guns performed in it.
52 PIECES
Accurate to single guns and supported by clear map overlays and a large amount of authentic pictures, Eugene elaborated on the sequential phases of the battle. Firstly, Eugene explained B Troop’s operations. B-troop was attached to the 2nd Parachute Battalion; they were involved in defensive operations around the northern edge of the Arnhem road bridge.
Secondly he continued with the operations in the west-ern outskirts of Arnhem during Monday the 18th and Tuesday the 19th of September. Finally the battle in the Oosterbeek perimeter was covered.
During two airborne lifts the British succeeded in trans-porting fifty-two 6-pounder guns (by Horsa-glider) and sixteen 17-pounder guns (by Hamilcar-glider) to the var-ious landing zones. Each of the parachute battalions of 1st and 4rd Parachute Brigades were reinforced with a troop of four 6-pounder guns. For the Polish Brigade fif-teen 6-pounder guns were made available. Unfortunately, the Poles were never able to use their guns. The guns were flown in by gliders on landing zones north of the Rhine, while the paratroopers of the this brigade were dropped by parachute south of the Rhine a few days later. The battalions of the 1st Airlanding Brigade were supported by eight 6-pounder guns.
MORTAR FIRE
The question arises how effective the anti-tank guns have been during the battle. In a general sense the conclusion can be drawn that the effectiveness of their actions was relatively poor. Specifically the 17-pounder guns were
hardly able to join the battle. Partly because of their weight. Partly because some of the Morris Quads trac-tors, responsible for towing these guns, were not service-able on decisive moments. Many guns with their crews were eliminated by German mortar fire.
Nevertheless successes were achieved. Some guns of B Troop were pretty effective against armoured vehicles of SS-Hauptsturmführer Gräbner’s 9. SS-Aufklärungs-bataillon on Monday the 18th of September when they tried to breach the northern perimeter of 2nd Parachute Battalion. They were also effective against Mark IV tanks of Kampfgruppe Mielke when they attacked the British positions at the bridge from the east on Monday and Tuesday.
The nine 6-pounder guns and a single 17-pounder gun that were gathered in Arnhem West on the 19th of Sep-tember, originating from A, C and E Troops, and attached to the 1st, 3rd and 11th Parachute Battalions, were less effective against the counter-attack of Sturmgeschütz Bri-gade 280 and halftracks of Kampfgruppe Spindler. A clear explanation for this cannot really be given.
VICTORIA CROSS
The operations in the Oosterbeek perimeter showed an-other picture. The 6-pounder guns of the South Staffords, defending the southern part of the perimeter at Ooster-beek-Laag, were able to inflict severe losses to the Ger-mans. Lance-sergeant John Baskeyfield, commanding a 6-pounder gun with the South Staffords, was awarded the Victoria Cross for his gallant actions. The battle at the western side of the perimeter was characterized by a changing scene. Some of the guns attached to the Border Regiment were able to disable some French Char B tanks that were used by the Germans and converted to flame throwing tanks. The same applies to the northern part, where guns of the King’s Own Scottish Borderers were successful in beating off attacks by Kampfgruppe Spin-dler’s armoured vehicles. Although initial assessments didn’t take into account a serious German armoured presence, a large portion of the airborne lift capacity was earmarked for 1st Airborne Division’s anti-tank force.
Even 75 years later, a clear explanation for this decision cannot be given. – Otto van Wiggen
A CHILD BETWEEN THE LINES DURING THE BATTLE
“OOSTERBEEK AS IT WAS”
Robert (Robbie) Gunter was eight years old when Oosterbeek was catapulted into the war.
The village made it to the canon of war history. Robbie left Oosterbeek in 1947. What re-mained were those nine days in September ‘44: patient on the eyewitness’s paper. 75 years after the battle this is his story.
Robbie’s story begins as the introduction of a theatre play: he and his foster sister Hanneke, re-ceived at the foster home of aunts Nel and Miep: a big house on Jonkheer Nedermeijer van Rosen-thalweg no. 25. Four oth-er ladies, euphemistically referred to by Robbie as aunts, for the ‘troupe de théâtre’. The ‘aunts’, Jet, Clara, Dinie and Nettie, were Jewesses in hiding. And a dog named Tobias. What then unfolds around them from the morning of Sunday 17 September is largely known from the literature. Whereas this well-docu-mented struggle often takes place above the heads of civilians in the text margin, the battle in Robbie’s re-corded memories draws around him like a whirlwind, all within this ladies-rich family. The sharp observa-tions and the simple, almost sober style offer a unique insight into the battle of Oosterbeek.
WILHELMUS
We pick up the eyewitness account in the run-up to the Sunday that changed everything: “A lot of German army transports passed through Oosterbeek around that time; they were sometimes attacked by English planes. That is why didn’t have to go to school. It was beautiful summer weather. I went to the swimming pool in the Rhine with my friends every day. On the way there, German soldiers were busy setting up an
anti-aircraft gun.” ”Sunday 17 September we woke up earlier than nor-mal because of the firing of English planes and the re-action of the German anti-aircraft guns. We discussed whether or not we would go to church and Sunday school. When it became a little quieter outside, we decided to go anyway. The four aunts and Tobias stayed at home as usual. During the church service it remained restless in the air. Then something ex-ceptional happened: the children were asked to come into the church. Pastor Kievid said that we would sing the Wilhelmus. For the first time in years we heard our national anthem being sung.”
LIBERATED
The ‘aunts’ in hiding panicked: “The bombing we had heard while we were in church happened to be near our home. It took some time before Nel got everyone quiet again. Much worse than the sounds of war was the sound of crying wounded cows in the meadows by the river; it chilled me to the bone. A little later we all saw a lot of planes coming from the southwest, but we thought it was far away. Until Hanneke sud-denly shouted: ‘Parachutes!’ When we looked closely, we saw little men hanging under their chutes. Later, planes passed in the distance, pulling large aircraft. It was an impressive sight, but we had no idea that we would have anything to do with it. Until one of us said that the tram that drove past our house had not returned from Doorwerth.” The party for Aunt Nel’s birthday went on anyway. Afterwards Robbie stood on the balcony where they had eaten their cake: “All of a sudden a German open car came from Arnhem
at high speed. On board there were a soldier/driver and an officer. On the corner of Vogelweg the officer began to shout at his driver, who braked abruptly and turned the car around. The officer grabbed his binoc-ulars and peered down the Grindweg for minutes, in the direction of Benedendorpsweg. Then they drove back to Arnhem. I knew enough when I saw peo-ple walking from Acacialaan to Benedendorpsweg, I rushed down and shouted ‘the Tommies are here!’.” Although Robbie was not initially believed, the neigh-borhood soon ran out to welcome the ‘liberators’. The British had no need for Robbie’s hand-picked flowers. “The men were noticeably tired and I was surprised that they were so small compared to the German gi-ants.” The column came to a halt when shooting broke out near the viaduct under the railway lines. Later two rock-hard, metallic bangs rang out, followed by the rapid rise of the rear span of the railway bridge, which then collapsed very slowly.”
OUTSIDE
With the continuous shooting, the ladies, Robbie and Tobias, sought refuge in the basement. Just for a brief period, they thought. The Germans were expected to be defeated soon. “On Monday there were Tommies everywhere around our house. A motorcycle was rid-ing on Stenenkruis street. There was an officer who regularly came to us for a chat.” “I think the military situation deteriorated on Tues-day. There was intense fighting in our neighbour-hood. We heard a frightening sound through the cellar window that afternoon: a tank. We later under-stood from the officer that they could not defend the
area against these vehicles; the British were going to withdraw. I think in the direction of the Acacialaan.
He advised us to go to the western part of the village.
A little later he came to say that it was quiet for a while and that we could leave. We all packed our bags and walked down the road. Via the path below Vogel-weg we walked to Hogerheide 3 where Nel’s parents lived. We did not flee so much from the battle, but to not let the aunts in hiding fall into German hands.” It was the first time in two years they came outside.”
NOISE
“Uncle Adriaan and aunt Bets were surprised to see us. We had been liberated, right? That was evident-ly not the case as a grenade exploded near the house and Jet got injured in her arm by shrapnel or a bullet.
Soon we went for the basement.” Haasje [‘little hare’], Robbie’s stuffed toy, was missing: “I was inconsolable for a while. Only after I was promised that we would pick it up soon, I was reassured.” “The electricity went down. Dinner consisted of some cold potatoes, and in the basement we had to fit and measure to give everyone a place.” The battle came slowly closer. “At night we did not dare to turn on the lights, the toilet soon stopped functioning, we barely washed ourselves and we certainly did not undress.” “It happened one afternoon: planes came over very low. And then there suddenly was a terrible blow. We thought it was a bomb. Aunt Nel was the first to go up the basement stairs, opening the door; the rest of the us then followed. When we were upstairs we saw what had happened: a huge wicker basket on a par-achute had fallen on the gutter and had crushed the
rain barrel, so that ended well … Or did it? The barrel contained our water supply. When the fighting died down, Nel and Miep decided to get some water from the Zweiersdal brook. It was almost evening when they went out with two buckets, both with a white tea towel around their heads for recognition in the dark.
They came back safely, with water! Food was also a problem, but not the most important one. That was the noise! It was so deafening that I often thought: ‘If they’d only stop shooting for just five minutes, then they can continue again for as long as they want’.”
HUNS
“The continuous shelling did put a neighbouring house on fire, after which the group was forced to take refuge elsewhere: Hogerheide 9. The cellar there appeared to be full of hiding Oosterbekers. We didn’t dare go back and so we just sat down in the empty living room, with our hands in front of our faces for protection. That night I experienced what ‘fear of death’ really is. When it got light, Nel went to check on Adriaan’s and Bets’s house.
It did not burn down, probably because of the soaking wet chestnut tree next to it. And so we went back to the small cellar again.” “During one of the final days we suddenly heard music outside. When I also heard an English voice, I concluded that the fight was over and that the Tommies had won.
But later the shooting ‘just’ continued. One night the bombing was stepped up again and stopped abruptly.
The Germans arrived the next morning. They banged their rifles on the door and shouted for us to come out.
Especially our four Jewish aunts must have thought that this was the end. They Germans commanded us to leave to the east. And so a moment later our ragged group walked down the hill, towards Weverstraat.”
EVACUATION
“I don’t think any of us knew what day it was. I now know that it was Tuesday 26 September. Nine days had passed since that sunny ‘liberation day’. We walked through destroyed streets. The road was littered with junk, a tank, containers and parachutes. We heard birdsong again. We tried to go back to our house, but at Emmastraat we were stopped by German soldiers.
Eventually we moved into an abandoned house, Mo-lenweg 12, a saddlery / leather shop.”
Oosterbeek was evacuated, or better: declared Sper-rgebiet. “How we left and why we had to leave the vil-lage, I simply do not know. There was a rumour that the village would be bombed at two in the afternoon, and that we would have to evacuate before that time.
Via busy Utrechtseweg, Noorderweg and Parallelweg we went along the railway tracks towards Wolfheze. Things went terribly wrong in the chaos. I noticed that three of our four Jewish aunts were no longer walking behind us. A little further Uncle Adriaan and aunt Bets were able to catch a ride on a horse and carriage and also disappeared from our sight. With this Robbie, Hanneke, Nel, Miep, Jet and To-bias left the battlefield, leaving Oosterbeek for good. – Robert Gunter (edited by: Alexander Heusschen) – photos: Robert Gunter
Postscript After some wanderings they ended up on a farm at De Glind, where they were liberated. Clara, Dinie and Net-tie survived the war at a safe address in Apeldoorn. They were liberated by Canadian troops around April 18, 1945. Robbie and his family returned home in June. For Christmas all children from Oosterbeek received presents from England: Robbie got a box with brushes and paint.
The imaginary house he painted with these things was given the title ‘Zoo was het in Oosterbeek’ [Oosterbeek as it was]. Robert Gunter nowadays lives in Roosendaal, province of Noord-Brabant.
HISTORICAL PERSPECTIVE
DEATH ON DREIJENSEWEG
This photo is the most shocking image I know of the Battle of Arnhem. In addition to the horrific details, this is also due to the absent look in the eyes: this is what death looks like. It is also one of the lesser-known photographs of the battle; apart from a few exceptions, it has not been published or otherwise shown. The German Bundesarchiv is the owner of it and is not the only one from the series of PK-Kriegsberichter Höppner on their website “for legal or other reasons”. Possibly this reluctance stems from piety with the victim’s family or to protect young generations from shocking images. War is indeed terrible in its horror and arbitrari-ness. But if we want to read and learn about this war, then this kind of image is part of it.
The photo of the dead para with a grenade in his left hand was taken on September 20, 1944 near the Dreijenseweg in Oosterbeek. The day before saw heavy fighting along that road in the attempts of the 4th Parachute Brigade to conquer the higher ground of Lichtenbeek and thus gain a better position on the western access roads to Arnhem. The attempts failed miserably, with great losses for the British, and on the 20th the road was firmly in the hands of the Germans.
The grenade the dead para holds in his hand is a Gammon bomb (Image 2), a weapon that was particularly popular with Air-borne units for close combat against armoured vehicles. The grenade was hand thrown and detonated on impact. The ignit-er was armed by the thrower by pulling a ribbon attached to the pin. The ribbon was protected by a screw cap that had to be removed before throwing.
In the photo of the para, the screw head is still on the grenade. The inventor of the ‘bomb’ was Lieu-tenant Bob Gammon, one of the first officers of the 1st Battalion The Parachute Regiment. Gammon was wounded during the invasion of Sicily and, due to damage to his hearing, was to his dismay rejected for further service with the Parachute Regiment and was therefore not present in Arnhem.
FLAKPANZERS
The photo of the victim comes from one of the two films that Höppner made on and near the Drei-jenseweg. The two photos directly in front, imag-es 34 and 35 of the roll, are well known and show two passing ‘Möbelwagen’ (Flakpanzers) from the 9th Waffen-SS division (image 3). These photo-graphs of the battle are of great historical value be-cause they form visual proof of the type of material against which the Airbornes had to take up. Perhaps one of these Flakpanzers was the target of the de-picted fallen Airborne, the day before. The location of the photos of the Flakpanzers is approximately halfway between the Dreijenseweg, between Ooster-beek-Hoog station and the Amsterdamseweg.
In John O’Reilly’s book on the 156th Battalion, ‘From Delhi to Arnhem’, the following passage ap-pears about the fighting on the Dreijenseweg (p. 166): “Turning to the soldier on his right, Waddy told him to toss a grenade at the flak gun. As the man prepared to throw a grenade, a bullet smacked into his fore-head, killing him instantly. ” What if…?
SKIRMISH
The source of this story is John Waddy himself. He was company commander in the 156th Battalion during the battle and was wounded in the attempts to conquer the Dreijenseweg. In Ministory 105 from 2010 he describes the incident: “Then suddenly I saw the cannon, at the end of the road. It was a dou-ble-barreled 20mm Flak cannon on a semi-track vehi-cle. Because it was on my advance route, I decided to go forward and try to put the piece out of combat in collaboration with a few of my soldiers. We marched through the bushes, until we approached the cannon at fifteen meters. The Germans screamed at each oth-er and I could hear the empty grenade shells rattling on the floor of the half tracked vehicle. It was at that very moment that the soldier on my right got a bullet in his forehead. I saw that there was a German sniper in the tree above the cannon. I only had my Colt .45 gun with me and fired five shots at him and at that moment he or another German shot me in the ab-domen.” During a battlefield tour in Oosterbeek in 2012 I was given the opportunity to show the photo to John Waddy himself. He remembered the incident, but he could neither confirm nor deny that the photo was part of it. He did say that he found his backpack in the same place after the war. The location of this Waddy skirmish is precisely known: it is where the forest path from the former water tower, now a burial monument of mission house Vrijland, comes from the forest plot east of the Johannahoeve and ends perpen-dicular to the Dreijenseweg (see: O’Reilly, p. 160).
This water tower was more or less the basis from which the 156th Battalion carried out its various at-tacks on this road that morning. The location where the path ends at the Dreijenseweg, is about the same place where the photos of the Flakpanzers were made by Höppner the next day. If we assume that the photo of the fallen Brit was also taken in the surroundings, we can assume it is the soldier that got shot as de-scribed by Waddy. With that it is also likely that he belonged to the 156th Battalion and we can try to give the unfortunate Brit a name.
CASUALTY DETAILS
The best available source for the location of field graves is the Roll of Honour compiled by Jan Hey.
We have to look a little further than just the date of death, known to us to be September 19. Unfortunate-ly, these data are often not or not correctly registered in the official source data. The unit can also give a clue, the battle at this exact location was mainly con-ducted by 4th and 5th Platoon of A Company (3rd
Platoon was still on the Ginkelse Heide) and Waddy’s B Company of the 156th Battalion. In addition to a number of victims on the 19th with a ‘No Known Grave’, there are a few candidates whose field grave was in the vicinity of this place. The closest thing comes to the description of Private Layton, whose field grave was “in a wood west of Dreijenseweg”. He belonged to the 5th Platoon of A Company, the pla-toon of Lieutenant Delacour who himself fell a little 100 meters further west along the path in the forest. It is also described that elements of A Company merged with Waddy’s B Company when it attacked. A Com-pany’s commander, Major Pott, had managed to cross the Dreijenseweg and reach Lichtenbeek with the remainder of his 4th Platoon. That Waddy, together with Layton, attacked the German armoured vehicle on the western side of the Dreijenseweg is therefore highly likely. A photo of Layton appears to have been published in a local British Roll of Honour just af-ter the war (Figure 5). There are a number of details that are very similar to the fallen Brit in the Höppner photo: the haircut and the hairline, the left slightly protruding ear, the chin and jawline and the crooked front tooth. Enough clues to make an attempt to ob-tain a positive identification through possibly living family members, if these can be found. In addition to the horrific image, the photo hopefully also offers comfort; at least this soldier did not suffer. Moreover, the photo also shows his courage: it takes a lot to at-tack an enemy armoured vehicle a few meters away with nothing else but a hand grenade.
From his casualty details we know that this is George William Layton, 25 years of age in Sep-tember 1944, hus-band of Marjorie Mary Layton from Balsall Heath, Bir-mingham. There are several genea-logical internet sites nowadays, and es-pecially British data are easily accessible. Through the site ‘Find my past’ I got the following information: George was born in Jul-Aug-Sept 1919 in Auckland, Durham. Striking is the mentioned “Mother’s maid-en name”, which is given as Layton. You would expect that as his father’s name. Marjorie was born in Jan-Feb-Mar 1925 in Uppingham, Rutlandshire.
MEANING
The next step is trying to find a wedding date to make it easier to search for any children. The marriage cer-tificate specifies the date as 19 February 1944. George would have been 24 then and Marjorie 18. Witnesses were Albert Edward Corrall, the father of the bride, and from the side of the groom R.G. Coates and J.
Coates. His father is mentioned with a striking double
surname: Percy Coates Layton. The birth certificate of George Layton, which I also requested, gives a defi-nite answer: under his mother’s name it says ‘Eliza-beth Ann Layton’. Under his father’s just “-”. George’s father was no longer there when he was born, and his mother apparently did not want to have his name mentioned. Hence his last name is his mother’s name.
Further research yields that his mother Elisabeth was born in Oct-Nov-Dec 1901, so she was only 17 when she became pregnant with George. Another suspicion is also confirmed: in 1922 Elisabeth Ann Layton mar-ried Percy Coates, George is then two years old. Here too we can only guess at the true story, but it seems noble that Percy Coates took care of an unmarried mother and her child at that time. The couple had two sons, half-brothers of George and both born in Auckland, Durham: John Coates in 1923 and Regi-nald G. Coates in 1925. That completes the circle, because these are the two witnesses mentioned at George and Marjorie’s wedding. Based on this infor-mation, a thorough search was made for contact de-tails of any family members still alive. Unfortunately, this search has not produced any results. His wife is probably no longer alive, no address can be found for his half-brothers; the name Coates is common. A contact note left on Layton’s grave at the Airborne Cemetery around the time of the 70th commemora-tion availed to nothing.
Unfortunately, we cannot identify the fallen soldier with certainty. But if we assume that the brave man in the photo is Layton, then there is now more meaning behind Grave 32.B.6. at the cemetery in Oosterbeek then just the text “Thank you God, for the memory of a man so very fine. Life is Eternal, he has not died.”
– Paul Meiboom – Comments: pemeiboom@gmail.com
CASUALTY DETAILS
De best beschikbare bron voor de locatie van veldgraven is de door Jan Hey samengestelde Roll of Honour.
Hierbij moeten we wat ruimer zoeken dan alleen op de bij ons bekende overlijdensdatum van 19 september; helaas zijn deze data vaak niet of niet correct geregistreerd in de officiële brongegevens. Ook de eenheid
kan een aanwijzing geven, de strijd op deze exacte plek werd vooral gevoerd door 4th en 5th Platoon van A Company (3rd Platoon was nog op de Ginkelse Heide) en Waddy’s B Company van het 156st Battalion.
Naast een aantal slachtoffers op de 19e met een ‘No Known Grave’, zijn er een paar kandidaten waarvan het veldgraf zich bevond in de omgeving van deze plek. Het meest in de buurt komt de beschrijving van Private Layton, wiens veldgraf “in a wood west of Dreijenseweg” lag. Hij behoorde tot het 5th Platoon van A Company, het peloton van Lieutenant Delacour die zelf een kleine 100 meter verder westwaarts langs het bewuste pad in het bos sneuvelde. Er wordt ook beschreven dat elementen van A Company opgeslokt werden door Waddy’s B Company als deze als tweede aanvalt. A Company’s commandant, Major Pott, was met het restant van zijn 4th Platoon erin geslaagd de Dreijenseweg over te steken en Lichtenbeek te bereiken. Dat Waddy samen met Layton het Duitse pantervoertuig aanviel aan de westelijke kant van de Dreijenseweg is dus zeer goed mogelijk.
JUST PUBLISHED 9. SS-PANZER-DIVISION HOHENSTAUFEN 1943-1944
In 1984 a book about the history of the 9. SS-Pan-zer-Division Hohenstaufen in 1944 was published by the French publisher Heimdal. It was written by Her-bert Furbringer, a veteran of the 9th.
Heimdal recently published a new book about the Hohenstaufen, using Furbringer’s sources. It describes the entire period of existence of the division from December 31, 1942 to May 8, 1945. The 28 pages devoted to ‘The return to the Netherlands and the battle of Arnhem’ are really worth reading. Take, for example, the handy list of locations where the division units were stationed around Arnhem from the 6th of September onward, and which units remained behind at the Belgian-Dutch border or were transferred to the 10. SS-Panzer-Grenadier-Division ‘Frundsberg’.
This is followed by a day-to-day summary of the Ger-man countermeasures and the course of the fighting.
Unfortunately, some errors have crept into the place name. Some photos are less known or new. Also slightly annoying is the fact that the captions are of-
ten incorrect; Ooster-beek and Arnhem are mixed up for example.
A few things could also be said about the source references.
Regardless, the book is highly recommend-ed for those interested in the 9th. It contains no new insights, but the German actions are well put together. The price for all of this is a small loss. – Wybo Boersma Charles Trang & Pierre Tiquet, 9. SS-Panzer-Division Hohenstaufen 1943-1944 (Éditions Heimdal, Bayeux, France), 415 pages in French, illustrated, ISBN 978-2-84048-472-1, € 79
2CM FLAK SLEEVE
On Wednesday the 25th of September 2019, a Ger-man bunker was excavated in the garden of ‘the monastry’ (Museum Arnhem) on Utrechtseweg. Im-mediately below ground level, archaeologists found an old trench filled with the rubble of the destroyed city. Traces of fighting were found between the bricks, glassware and household effects. Did these come from the fighting on that fatal Tuesday, the 19th of Septem-ber 1944, when the advance of the Staffords ended in the monastry? The archaeologists registered a German 2cm-sleeve of a Flak canon. Could it have been fired by one of the Flak 38s that were deployed along Utrechtseweg on that day?
Map and GPS-coördinaten ‘Set in Stone’
1 51.976773, 5.912996
2 51.976859, 5.915077
3 51.980893, 5.915831
4 51.979072, 5.913669
5 51.980946, 5.909962
6 51.979917, 5.908068
7 51.996118, 5.947019
8 51.960141, 5.883701
9 51.968598, 5.906762
10 51.983579, 5.903326
11 51.98382, 5.89671
12 51.98317, 5.89716
13 51.98445, 5.89455
14 51.98520, 5.89300
15 51.98542, 5.89245
16 51.98476, 5.88810
17 51.995400, 5.912636
18 52.00199, 5.92438
19 52.00146, 5.90786
20 51.987080, 5.890621
21 51.983606, 5.877466
22 51.981058, 5.870214
23 52.00603, 5.89286
24 52.033252, 5.865027
25 52.002272, 5.856160
26 51.98016, 5.86101
27 51.988827, 5.861942
28 51.979199, 5.860346
29 51.979725, 5.840265
30 51.978370, 5.837341
31 51.979470, 5.838190
32 51.979198, 5.838160
33 51.980339, 5.834410
34 51.980321, 5.833101
35 51.978790, 5.830450
36 51.977481, 5.829617
37 51.977478, 5.826933
38 51.977643, 5.834590
39 51.97420, 5.83667
40 51.981918, 5.823608
41 51.987719, 5.832690
42 51.98746, 5.82918
43 51.988621, 5.815256
44 51.987922, 5.813114
45 51.985804, 5.837386
46 51.990264, 5.836667
47 51.991390, 5.834304
48 51.995316, 5.802741
49 51.989612, 5.813446
50 51.995513, 5.802705
51 51.95948, 5.78919
52 51.97229,5.73880
53 52.036910, 5.670948
54 52.055367, 5.649778
55 51.846011, 5.873032
56 51.848073, 5.870433
57 51.842738, 5.869012
58 51.85722, 5.86740
59 51.86368, 5.84714
60 51.876264, 5.822857
61 51.891476, 5.792436
62 51.835950, 5.868930
63 51.814719, 5.798897
64 51.815374, 5.877598
65 51.767026, 5.827104
66 51.766521, 5.863183
67 51.778077, 5.893265
68 51.764555, 5.918816
69 51.774655, 5.928863
70 51.821436, 5.908623
71 51.837989, 5.960686
72 51.90878, 5.90095
73 51.936806, 5.581643
74 51.884919, 5.438232
75 51.944930, 4.861197