VVAM Airborne Magazine No.20

Airborne Magazine

Jaargang 7, nr. 20, maart 2021

Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar. Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn

Redactie
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Rob van Putten

Aan deze editie werkten mee
Wybo Boersma, Luuk Buist, Jory Brentjens, Martijn Cornelissen, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Patrick Jalhay, Erik Jellema, Leo van Midden, Martijn Reinders, Ton Timmer, Otto van Wiggen

Ontwerp en lay-out: Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk: Grafi Advies, Zwolle

Contactgegevens VVAM
www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Contributie VVAM
Individueel lid: € 25 per jaar (jan t/m jan) Gezinslidmaatschap: € 35 per jaar (jan t/m jan) NL 80 INGB 0004 4036 41, o.v.v. Contributie 2021
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE
3 Verenigingsnieuws

4 Museumnieuws – Albert Deuss en wisselexpositie

6 Interview – Reineke Kramer

10 Persoonlijk – Para’s in de Betuwe

14 Ministory 136 – Vondst van unieke foto’s

19 Objecten – Schoudertitels van 1st Battalion, The Border Regiment

22 Achtergrond – 7th Battalion, The King’s Own Scottish Borderers

26 Conflictarcheologie – Oorlog in Lingezegen

30 Analyse – Urquharts plan voor Market Garden

35 Programma en boeken

BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.

Omslag: Snapshot gemaakt tijdens de filmopnames voor A Bridge Too Far op de Wilhelminabrug in Deventer, zomer1976 (foto: Bob Gerritsen).

BESTUURSMEDEDELINGEN

2020 was vanwege de coronamaatregelen voor de VVAM, maar nog meer voor het Airborne Museum, een jaar om snel te vergeten. Hoewel we ook het eerste kwartaal van 2021 nog weinig hebben kunnen ondernemen, en we nog enige tijd last zullen ondervinden van de beperkingen, gloort er perspectief. Dit alles ingegeven door de beschik-baarheid van een vaccin en de verwachting dat we rond de zomer mogelijk weer activiteiten kunnen ondernemen.

Vlnr: Frans Kalkhoven (VVAM), Jasper Oorthuys (VVAM), Fred de Graaf (Airborne Museum), Ronnie Weijers (Airborne Museum) en Otto van Wiggen (VVAM).

Om deze nare periode af te sluiten, hebben het museum-bestuur en het bestuur van de VVAM begin dit jaar toe-komstgericht gekeken hoe we samen sterker uit deze crisis kunnen komen. Op 2 februari sprak een afvaardiging van het VVAM-bestuur in het Airborne Museum met directeur Ronnie Weijers en de voorzitter van de Raad van Toezicht, Fred de Graaf. Besloten is onze samenwerking te intensive-ren. Een belangrijke stap daarin vormt het samenbrengen van het ledenbestand van de VVAM en de begunstigers van het Airborne Museum, bekend als ‘vrienden van het Muse-um’. Met deze stap vergroten wij het ledenbestand tot een totaalaantal van circa 1.100 leden. Om de service aan beide ‘vriendenverenigingen’ op hetzelfde niveau te brengen, ont-vangen alle leden voortaan driemaal per jaar het Airborne Magazine en een lidmaatschapspas voor vrije toegang tot het museum. Omdat het Airborne Museum deze lidmaat-schapspassen verstrekt en het efficiënter is de administratie bij één partij te beleggen, ligt het voor de hand de ledenad-ministratie van alle vrienden te laten uitvoeren door het museum.
De VVAM blijft verantwoordelijk voor het driemaal per jaar verzorgen van Airborne Magazine. Ook werd ge-sproken over het integreren van de VVAM-website in die van het museum, en over het organiseren van een aantal thema-avonden in Hartenstein, met gratis toegang voor vrienden. Tenslotte spraken wij over het financieel onder-steunen van het museum door de VVAM. Met een groter ledenbestand kan onze vereniging in de nabije toekomst een Vriendenfonds realiseren dat deel uitmaakt van de boekhoudkundige balans van het museum. Op verzoek van het Airborne Museum kunnen zo projecten, activiteiten en andere initiatieven worden gefinancierd.
De voorstellen zullen in de volgende Algemene Ledenver-gadering worden geconcretiseerd.
– Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM

VERENIGINGSNIEUWS
• Vorig jaar zijn de Nieuwsbrieven (de voorloper van Airborne Magazine) gedigitaliseerd en op de website geplaatst. Het Airborne Museum verwijst sinds kort in zijn objectbeschrijvingen in het col-lectiebeheerprogramma Adlib naar deze gescande documenten. Op deze manier wordt informatie die de VVAM in haar inmiddels 41-jarige bestaan voortbracht en -brengt, nu direct gekoppeld aan objecten in de museumcollectie. • Met enige regelmaat worden Airborne Magazines nabesteld via de boekenshop op de website. De volgende nummers zijn uitverkocht: 1 (Engels), 2 (Nl/Eng), 9 (Nl), 10 (Nl), 11 (Nl), 12 (Nl/Eng)
en 15 (Eng). De uitverkochte nummers, vanaf nr. 9, zijn wel digitaal te koop via de boekenshop. • De VVAM-website werd in januari en februari zo’n 55.000 keer bezocht, door 20.000 verschil-lende bezoekers. Het artikel ‘Schuttersputten in de perimeter’ van Martijn Reinders is met 116.000 lezers het populairste sinds de lancering van de ver-nieuwde site. • Zoals bekend zijn delen van de VVAM-website al-leen zichtbaar na registratie. Omdat elke registratie apart moet worden beoordeeld en verwerkt, kan het 24 uur duren voordat u toegang krijgt tot de besloten content.

MUSEUMSTUKKEN
VIJF LITER LEVENSELIXIR
ƒ6,50, dat was het bedrag dat Albert Deuss moest betalen om de laatste van drie kogels uit zijn lichaam te laten verwijderen. Deuss was lid van het Arnhemse verzet en verspreidde tijdens de oorlog illegale kranten, nam deel aan sabotageacties en bespioneerde Duitse vliegvelden. Op 8 februari 1945 was hij in Barneveld voor een bespreking met andere ver-zetsleden. Hij had geen persoonsbewijs bij zich omdat deze in Velp lag om van een speciale stempel te worden voorzien.
De Grüne Polizei voerde die dag razzia’s uit bij Barneveld en Deuss moest voorzichtig zijn niet te worden gepakt.

Deuss nadat hij tijdens zijn ontsnap-pingspoging was neergeschoten.

Toen het donker was, en andere leden van het verzet hadden aangegeven dat het gevaar was geweken, ging Deuss op pad. Hij sprong op zijn fiets, maar toen hij een overweg overstak liep hij recht in de armen van de Grüne Polizei. Hij werd gearresteerd en naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdient (SD) in Lunteren afgevoerd.
Vier dagen na zijn arrestatie probeerde Deuss te ont-snappen. Tijdens zijn vluchtpoging werd hij neerge-schoten, en zwaargewond teruggebracht naar het hoofd-kwartier voor verhoor. De opgeroepen dokter verbond zijn wonden en zag hem graag zo snel mogelijk naar een ziekenhuis vervoerd. Dit gebeurde echter niet. De SD wilde eerst informatie van Deuss hebben over het verzet; de auto die arriveerde om hem naar het ziekenhuis te brengen, werd weer weggestuurd. Pas de volgende dag kreeg hij medische hulp.

Bescheinigung [verklaring] voor Jan Deuss, Alberts broer, om naar Amersfoort af te reizen.


Deuss kwam terecht in kamp Amersfoort, waar hij werd onderzocht door twee doktoren die er gevan-gen zaten. Hij bleek getroffen te zijn door drie kogels. Twee wa-ren dwars door zijn li-chaam gegaan, de der-de zat nog altijd vast bij zijn ribben. Omdat de artsen niet over de juiste instrumenten beschikten om te opereren, werd besloten de kogel te laten zitten. Deuss’ familie en vrienden hadden ondertussen bericht gekre-gen dat hij overleden was. Een kennis van hem die ook bij het verzet hoorde, was op het SD-hoofdkwartier in Velp, waar hij een gesprek opving tussen de SD-com-mandant van Lunteren en de lokale SD. Hij hoorde de commandant over Deuss zeggen “Der geht kaputt” [Die gaat dood]. Dit bericht bereikte Alberts broer Jan, die daarop naar Kamp Amersfoort afreisde om het stoffelijk overschot van zijn broer op te halen. Eenmaal aangeko-men bleek gelukkig dat de reis niet nodig was geweest.

Deuss bleef in het kamp en herstelde langzaam van zijn verwondingen, totdat andere verzetsstrijders er op on-gelofelijke wijze in slaagden hem ‘vrij te kopen’. Name-lijk door het hoofd van de SD in Lunteren twintig liter jenever te bieden in ruil voor Deuss’ vrijheid. De SD-man stemde hiermee in. Er werd een bevel opgesteld om Deuss vanuit Amersfoort terug naar het SD-hoofdkwar-tier te vervoeren. Daar volgde zijn vrijlating, in ruil voor een aanbetaling van de eerste vijf liter van de beloofde jenever. In het ziekenhuis van Velp werd de kogel uit zijn lichaam verwijderd. De rest van de jenever is nooit geleverd.
Deuss was als verzetsman betrokken bij de ontsnappingsope-ratie Pegasus I, waarbij 138 Airbornes die waren onderge-doken na de Slag om Arnhem, van achter de Duitse linies wisten te ontsnappen naar geallieerd gebied.

Albert Deuss’ ziekenhuisrekening van ƒ6,50

DE CONNECTIE: ONZE OBJECTEN, HUN VERHAAL
DE NIEUWE WISSELEXPOSITIE VAN AIRBORNE MUSEUM AT HARTENSTEIN
De vaste opstelling van het Airborne Museum ligt vol indrukwekkende stukken over operatie Market Gar-den en de Slag om Arnhem, zoals de jachthoorn van John Frost, de teddybeer van Arnoldus Wolters en het Ridderkruis van Heinz Harmel. Toch is het grootste deel van de collectie opgeslagen in ons depot dat niet toegankelijk is voor de bezoeker. Duizenden voorwer-pen liggen hier te wachten op het moment dat ze in een tentoonstelling worden opgenomen.

Een tipje van de sluier: een uitsnede van één van de objecten die door de gastconservatoren zijn gese-lecteerd.

In de nieuwe wisselexpositie van het museum De Con-nectie: onze objecten, hun verhaal hebben negen gast-conservatoren hun keuze uit deze bijzondere collectie gemaakt. Onder meer staatssecretaris van defensie Barbara Visser, commandant van de Luchtmobiele Brigade Ron Smits, journalist en onderzoeker Ad van Liempt, Geert Jonker van de Bergings- en Identifica-tiedienst en basisschoolleerling Jelle Vos, werken mee aan deze nieuwe tentoonstelling.
Luister naar hun persoonlijke verhalen in een specia-le tweetalige audiotour, waarin de gastconservatoren deze bijzondere objecten beschrijven en uitleg geven over hun objectkeuzes en over hun persoonlijke con-nectie met de Slag om Arnhem.
De Connectie: onze objecten, hun verhaal is vanaf 2 april 2021 t/m maart 2022 te zien in het Airborne Museum at Hartenstein.

Opnames op de Wilhelminabrug in Deventer (Foto: Collectie Patrick Jalhay).

ROOK EN TOESTANDEN
HERINNERINGEN AAN HET FILMEN VAN A BRIDGE TOO FAR
INTERVIEW

45 jaar geleden begonnen in Gelderland de opnames voor A Bridge Too Far, de grootse film-productie op Nederlandse bodem ooit. Reineke Kramer (70), de destijds piepjonge produc-tie-assistente van regisseur Richard Attenborough, haalt herinneringen op aan haar aan-deel in de totstandkoming. “Daar liep ik dan door een wei in Bronkhorst met 1.000 gulden
in een envelop.” – Alexander Heusschen

Of A bridge Too Far een anti-oorlogsfilm is, zoals net iets te vaak aangehaald in het boekje The Arnhem Report; The story behind A Bridge Too Far, valt te bezien. Feit is dat het epos van operatie Market Garden het nog steeds aardig doet in film-minnende krin-gen. De Internet Movie Database komt tot een keurige 7,4.
De verrichtingen van Sean Connery in de rol van Ma-jor-General Roy Urquhart en Anthony Hopkins als Lieu-tenant-Colonel John Frost doen het met een waardering van 8,2 het beste bij mannelijke tieners.
Waar de enkele criticus de film van producent Joseph E. Levine een samenraapsel van nonsens of een ronduit slaapverwekkend geval noemt, is meer dan 80% van mening dat het op z’n minst een behoorlijke weerga-ve is van de gebeurtenissen in september 1944. Goed, de Arnhemse brug mag in 1976 dan die van Deventer zijn geweest, en de ‘Nederlanders’ in de film mogen dan onverstaanbaar koeterwaals spreken, de productie zette het oosten van het land internationaal op de kaart. Iets waarvan ik persoonlijk nog steeds de vruchten pluk als ik aan een Amerikaan of Brit moet uitleggen waar mijn woonplaats Nijmegen zo’n beetje ligt: “Have you seen A Bridge Too Far, Robert Redford…? Well, in thát part of the world.”

(Foto: Alexander Heusschen)

DYNAMIET
In datzelfde deel van de wereld, maar dan in het wat noord-oostelijker gelegen dorp De Steeg, bladert Reineke Kramer op deze wintermiddag door wat call sheets (de dagelijkse oproeplijst voor cast en crew), notulen en plattegronden van opnamelocaties. “Hier, deze moet je hebben”, zegt ze terloops.

Op de Ginkelse Heide. Sean Connery (Urquhart) in gesprek met filmproducent Joseph Levine (Collectie Bob Gerritsen).

Ze schuift een lijst over tafel met de namen en adresgegevens van de sterrencast die deelnam aan A Bridge Too Far. Heel even is het weer 1976 als we samen door de vergeelde stencils gaan die een inkijkje geven in hoe een film nou eigenlijk wordt gemaakt. “ARTISTE TRANS-PORT, MR REDFORD required on location 6.45 am” staat er op het call sheet voor de draaidag in Lent op zondag 26 september, waarin de ‘Waaloversteek’ van 82nd Airbor-ne Division wordt geënsceneerd. Kramer, verantwoordelijk voor het betere regelwerk rond de filmopnames, wisselt anekdotes af met getallen en bloopers, soms van haarzelf: “Die opnames bij Lent, en later op zondagochtend 3 ok-tober bij de Waalbrug in Nijmegen, herinner ik me goed.

Achter de Waaldijk, Lent (Collectie Joop Koopman).

Heel vroeg opstaan, catering regelen, figuranten in bussen zien te krijgen, en er weer uit. En al die explosies, rook en toestanden toen de oversteek werd gefilmd. Eén ding weet ik in ieder geval: er moet nog behoorlijk wat dynamiet in de Waal liggen”, merkt ze op terwijl ze haar keurig uitge-werkte aantekeningen napluist op meer vertellenswaardigs.

Lent, filmen van de Waaloversteek (Collectie Joop Koopman).

Een budget van fl. 75 miljoen, 3.200 figuranten en 3.000 parachutisten, 140 filmdagen in het gebied tussen Raalte (Schoonheten) en Grave, één miljoen kilometer aan beeld-materiaal… Kramer is duidelijk gewend haar verhaal te doen. De feiten zijn her en der terug te lezen op aan de film gewijde webpagina’s, meer dan eens ook ‘met dank aan Reineke Kramer’. De historische wetenswaardigheden uit A Bridge Too Far zijn, zoals bij alle non-fictie-verfilmingen, voer voor factcheckers, die Dakota-troepentransportvlieg-tuigen in een verkeerde kleur zien en eigentijdse Leopard 1-tanks vermomd als Duitse Panther V’s. Kramer kan er, met gevoel voor geamuseerde zelfkritiek, wel om lachen: “Er zijn inderdaad wel een paar dingen die niet helemaal kloppen. Het was onder andere mijn taak om bewoners in de buurt van de Wilhelminabrug in Deventer over te halen hun tv-antennes van het dak te halen voor de opnames. Ui-teraard tegen vergoeding. Dat ik niet iedereen heb kunnen overhalen, blijkt wel uit het feit dat in de film nog best wat antennes te zien zijn, als je goed kijkt. Ach, ik was jong en deed dit voor het eerst.”

KLM
Hoe een 26-jarige vrouw ‘adjudant’ werd in Attenboroughs productieteam, is in enkele zinnen uitgelegd. “Ik werkte in 1974 bij de provinciale VVV in Arnhem en sprak, na een verblijf in Londen van twee jaar, goed Engels. Op een dag kwam Cornelius Ryan [oorlogsverslaggever, historicus en auteur van het standaardwerk A Bridge Too Far] met z’n vrouw bij ons langs, op zoek naar locaties voor de verfil-ming van zijn boek. Dus ik met het echtpaar naar de omge-ving van de brug. Daar bleek snel dat Arnhem niet de idea-le omgeving was. Maar toen ik maanden later een vacature zag voor een Engelssprekende productieassistent voor een filmploeg, met een goede kennis van de omgeving, wist ik dat hij het voor elkaar had gekregen zijn plannen postuum [Ryan overleed in november 1974] door te laten gaan. Ik heb meteen gereageerd.” En zo geschiedde.

De vacature in het Deventer Dagblad, 31 maart 1976 (Collectie Bob Gerritsen).

Kramer mocht beginnen als tolk-vertaalster, maar kreeg al ras meer verantwoordelijkheden. “Van het regelen van
vergoedingen voor de figuranten, 68 gulden per dag, tot het compenseren van terreineigenaren voor het gebruik van hun terrein. Zo was er een boer in Bronkhorst, waar het huis van Kate ter Horst en de Oude Kerk in Oosterbeek zijn nagebouwd, die een aardig bedrag kreeg voor het ter beschikking stellen van zijn grond. Daar liep ik dan door een wei in Bronkhorst met 1.000 gulden in een envelop.

De filmset in Bronkhorst waar het huis van Kate ter Horst en de Oude Kerk van Oosterbeek werden nagebouwd. In spiegelbeeld, dat wel. (Collectie Reineke Kramer).

Het geld werd overhandigd, maar wat ik natuurlijk vergat, was hem te laten tekenen voor ontvangst. Hoorde ik later dat hij zich bij de producenten had gemeld dat hij nog geen compensatievergoeding had gekregen. Ik kon natuurlijk niet bewijzen dat dat wél zo was. Weet je wat mijn chef vervolgens zei? ‘Ah joh, kan gebeuren’. Hij haalde 1.000 gulden uit een lade en zei: ‘Hier geef deze maar aan hem’.
Daar werd totaal niet moeilijk over gedaan.” Ook persoonlijke verzoeken van de filmsterren behoorden tot het werkdomein van Kramer: van het regelen van een tennisbaan in Beekhuizen voor Robert Redford (“baan 8, dat weet ik omdat ik daar zelf tennis”) tot de vraag van Ryan O’Neill [Lieutenant-General James Gavin in de film] of ze misschien iemand wist die een spacecake voor hem kon bakken. “Dus ik naar onze kok, die twee van die din-gen bakte. Ik heb geen idee of Ryan er iets van heeft gehad.
Wat ik wel weet is dat de cakes behoorlijk in de smaak zijn gevallen bij wat figuranten. En dan kon ik vervolgens met ze naar het ziekenhuis omdat ze om ‘onverklaarbare rede-nen’ uit het niets ziek waren geworden. Tja, dat hoorde er allemaal bij.” Ze vertelt over Sean Connery, die het op de set en daar-buiten goed deed bij het vrouwelijk publiek, zelfs met z’n haar in militaire snit, coupe 1944. Aan vriendinne-tjes in het Rijnhotel zou het ook niet hebben ontbroken.

Maximilian Schell als SS-Gruppenführer Wilhelm Bittrich (Collectie Bob Gerritsen).

Over de wat bekakt sprekende location manager, Norton Knatchbull, 3rd Earl Mountbatten of Burma, waarmee ze veel samenwerkte en wiens naam ze uitspreekt met een lekker vet aangezet ‘knetsj’. En over figuranten met een zogenaamd KLM shot. “Een KLM shot betekende dat de figurant, soms per ongeluk, met z’n gezicht in beeld was gekomen, waardoor hij niet meer in een ander uniform kon worden gestoken of een andere rol kon krijgen in de opnames. Het KLM sloeg op het vliegticket dat hij dan kreeg. Of om het anders te zeggen: dan was het ophoe-pelen.”

FERME JONGENS
A Bridge Too Far heeft na de première in 1977 een geheel eigen plek veroverd in de herinneringscultuur rond ope-ratie Market Garden. Foto’s en stills uit de film worden gebruikt als covers voor boeken over de slag. Soms duiken ze zelfs op als bron, als zou het gaan om archiefmateriaal uit 1944. De band van The Parachute Regiment heeft de bekende ouverture uit de film opgenomen in haar vaste repertoire; zelfs bij herdenkingen. De langspeelplaat met de soundtrack van de film is een collector’s item gewor-den, net als gebruikte rekwisieten. En op gezette tijden wordt de film uitgezonden als zich weer eens een lustrum aandient. De in Nijmegen geboren Bas Heijne, publicist, omschreef de film bij zo’n gelegenheid (1994) in NRC Handelsblad met de hartstochtelijke woorden: “Neder-landse figuranten blijken ook in 1979 [sic] niet te kunnen acteren, terwijl ze hier toch alleen zichzelf hoeven na te doen: Hollandse burgers. Driekwart van de film ademt de ferme-jongens-stoere-knapen heroïek van eerdere oor-logsfilms, echte mannen met een gulle lach die de race tegen de tijd winnen, aangespoord door de infantiele marsmuziek van de soundtrack.” “Vreemde film” (Bas Heijne) of niet, de herinneringen aan 1976 dienen zich vanzelf aan bij Kramer. Al was het maar dat ze altijd nog naar A Bridge Too Far kijkt als deze wordt uitgezonden. “Ik ben nou eenmaal gek op oorlogs-films. Ik kan er niks aan doen. Wat ik me wél iedere keer weer afvraag als ik A Bridge Too Far zie is waarom Eisen-
hower en Montgomery er eigenlijk niet in zitten”, zegt ze. Aan scriptschrijver William Goldman kan ze het niet meer vragen; hij overleed in 2018.
Haar blijvende interesse in de Tweede Wereldoorlog is ook voor een groot deel terug te voeren naar de 140 dagen in A.P.A.. Kramer hervatte na de opnames voor A Bridge Too Far haar werk bij de VVV, werd later onder andere woordvoerster voor de Nijmeegse Vierdaagse, trouwde met een generaal-majoor bij de Landmacht en houdt zich nog steeds bezig met het levend houden van het verleden.
Zo was ze actief in de werkgroep die een joods monument oprichtte in Ellecom, ter nagedachtenis aan 139 Joodse mannen die in 1942 als dwangarbeider te werk werden gesteld op Avegoor, het opleidingsinstituut voor Neder-landse SS’ers. “De geschiedenis van het lijden”, noemt ze deze rode draad in haar interesses. “Ik ben nog niet zo lang geleden ook op de killing fields van Cambodja en in Auschwitz geweest. Om mezelf eraan te blijven herinne-ren dat de prijs voor vrijheid een hoge is. Lest we forget!” Kramer stopt de memorabilia van 45 jaar geleden terug in dozen. Ze kijkt even in de verte en zegt dan: “Ik zie me nog staan in Lent, die vroege zondagochtend in oktober 1976. Sherman-tanks op de Griftdijk, de filmploeg met hun apparatuur en de laatste auto’s die nog over de brug mochten, voordat ik deze liet sluiten voor de opnames.
Een vriendin van me, op weg naar haar werk in het Sint Radboud Ziekenhuis, was de laatste die ik doorliet. Dat is me altijd bijgebleven.”
Raadpleeg voor meer kijkjes achter de schermen van A Bridge Too Far vooral eens de uitgebreide Facebook-pa-gina van Patrick Jalhay ‘A Bridge too Far / Een Brug te Ver’, de website beeldarchiefgildedeventer.nl/Deventer-Algemeen/A-Bridge-Too-Far/ of strijdbewijs.nl/mar-ket-garden/arnhem.htm

”Arnheim… auslöschen! Schell / Bittrich vanuit een andere hoek (Collectie Patrick Jalhay).

PERSOONLIJK

DUISTERE MANNEN DIE ‘S NACHTS RONDTREKKEN
PARA’S VAN 10TH PARACHUTE BATTALION IN DE BETUWE

– Tekst en foto’s: Alexander Heusschen
Zijn naam roept nog steeds emotionele reacties op in het Betuwse plaatsje Kesteren. Waar de één, zelfs na wetenschappelijk bewijs, zelf tóch meer zegt te weten over zijn vermeen-de rol bij een liquidatie, ziet de ander hem het liefste geëerd met een speelfilm. Feit is dat de verzetsdaden van Johannes van Zanten (1911-1944) behoren tot de belangrijkste onder-grondse acties in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. In de septemberdagen van 1944 hielp hij de inzittenden van een bij Dodewaard gecrashte Dakota ontsnappen naar geallieerd gebied. Hoe hij dat deed, reconstrueren we aan de hand van acht plekken in NederBetuwe.
Zelden zul je enthousiaster horen praten over iemands han-del en wandel, dan Conny van der Heyden-Versnel over die van Johannes van Zanten. Breng een half uurtje door met Van der Heyden, auteur van het vorig jaar verschenen boek Ten onrechte beschuldigd; In de schaduw van Market Garden, en tien tegen één dat je binnen de kortste keren het internet afstroopt naar meer informatie over deze vergeten verzetsman.
Om dat ene hardnekkige gerucht maar meteen uit de weg te ruimen: nee, het was niet Van Zanten (verzetsschuil-naam: Van Buren) die de 77-jarige NSB’er Cornelis Dirk Leccius De Ridder, een rijke steenfabrikant, in koelen bloe-de liquideerde. Hij was niet eens in de buurt, concludeer-de Conny op basis van archiefonderzoek. Als leider van de Betuwse Knokploeg was hij namelijk op datzelfde ogenblik vijf kilometer zuidelijker bezig met het coördineren van een actie om zestien man van B Company van het 10th Parachute Battalion terug te brengen naar veilig gebied. De Ridder had samen met deze overlevenden van de crash over de Waal gezet moeten worden. Hij verzette zich bij zijn ‘aanhouding’ door het verzet, en kwam om in de schoten-wisseling.

Johannes van Zanten.

De stellige aanname dat Johannes van Zanten ook hier de trekker had overgehaald, spreekt boekdelen over de reputa-tie die hij na de Duitse inval opbouwde als sleutelfiguur in het verzet. Hij hielp onderduikers, distribueerde wapens, vervalste persoonsbewijzen en leidde tal van acties. De meest in het oog springende, door historicus Lou de Jong zelfs één van de belangrijkste Nederlandse verzetsdaden in de Tweede Wereldoorlog genoemd, was een door Knok-ploeg Soest uitgevoerde overval op het stadhuis van Til-burg, op 25 januari 1944. Bij deze actie, met Van Zanten aan het hoofd, werden 7.000 blanco persoonsbewijzen en 105.000 zogenaamde Rauterzegels (zegels die bewezen dat een identiteitskaart aan een bepaalde persoon was gekop-peld) buitgemaakt. Eind mei voerde Van Zanten een klein team van de Betuwse Knokploeg aan bij een overval op het Huis van Bewaring in Arnhem om een aantal verzetskame-raden te bevrijden. Deze dappere poging mislukte.


En toen was daar die 18e september, Van Zantens ‘finest hour’. De Slag om Arnhem was ruim 24 uur onderweg en meer Britse versterkingen waren op komst. Tussen de vlieg-tuigen met bestemming Ginkelse Heide zat er één die het luchtruim bij Ede niet zou halen, net als 22 andere C-47’s die dag. Geraakt door Duits luchtafweervuur, stortte de Dakota na enkele bange minuten neer tussen Dodewaard en Opheusden. Het was Johannes van Zanten met zijn ver-zetsgroep die zich ontfermden over de Britse para’s en de Amerikaanse bemanningsleden die de crash overleefden.
Wat volgde laat zich het beste vertellen aan de hand van de plekken waar de gebeurtenissen plaatsvonden. De rond-gang begint bij enkele resten van het vliegtuig.

OMMEREN, STREEKMUSEUM BARON VAN BRAKELL
In de collectie van dit fraaie museum bevinden zich on-der andere vliegtuigonderdelen van de neergestorte C-47 (waarover hieronder meer), het flak-vest van co-piloot Se-cond Lieutenant Edward Fulmer en de stafkaart met pot-lood van stick commander Albert Spring, geschonken door
diens zoons, Dan en Phil. Het hele verhaal van Spring is beschreven op p. 219 van Desert Rise – Arnhem Descent; The 10th Parachute Battalion in the Second World War.
Er is ook een tijdelijke expositie ingericht over Johannes van Zanten, met foto’s van zijn begrafenis met militaire eer en diverse originele stukken die hij bij zijn verzetsdaden heeft gebruikt.

KESTEREN, NEDEREINDSESTRAAT 19
Het huis waar Jo-hannes van Zanten woonde met zijn vrouw en vijf kinde-ren, en van waaruit hij menig verzetsac-tie leidde of onder-nam. Van Zanten gebruikte de graf-kelder op de Oude Algemene Begraaf-plaats naast zijn huis als wapenop-slag. De grafkelder bevindt zich meteen rechts bij de ingang.

KESTEREN, OUDE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS (NAAST NR. 19)
Het graf van Van Zanten bevindt zich halverwege de be-graafplaats, even voorbij het ‘lijkenhuisje’ waar tijdens de oorlog onderduikers verborgen zaten. Het is haast onnodig om te zeggen dat Van Zanten ook betrokken was bij het verbergen en in leven houden van deze mensen.
Van Zanten was één van de Knokploegleiders die op 22 november 1944 door de Sicherheitsdienst werden gearres-teerd, tijdens een vergadering in de Kamer van Koophan-del aan de Maliesingel in Utrecht. Op 2 december 1944 werd hij door een Duits vuurpeloton gefusilleerd op het terrein van de Kazerne Willem III te Apeldoorn. Op 10 juli 1945 vond een herbegrafenis met militaire eer plaats in zijn woonplaats.

DODEWAARD, PIJENKAMPSE VELDWEG
Tussen de lichtgrijze fabriekshal van Agro de Arend en de A15 lag in 1944 een kwekerij. Dit is de plek, zo’n 200 meter ten noorden van de snelweg, waar de Douglas C-47
Skytrain met registratienummer 43-16032 op 18 septem-ber rond 14.20u, in een zee van vlammen, neerstortte.
De C-47 was met eenentwintig inzittenden, zeventien Brit-se para’s en de vier Amerikaanse bemanningsleden, op weg naar DZ Y op de Ginkelse Heide. Bij Den Bosch werd het vliegtuig geraakt door Duits luchtafweergeschut. De pi-loot, First Lieutenant James Spurrier, werd dodelijk getrof-fen, waarna de co-piloot het toestel in de lucht hield om de parachutisten en de bemanning de gelegenheid te geven het vliegtuig te verlaten. Twee para’s verloren hierbij het leven, net als radio operator Corporal William Hollis. Co-piloot Edward Fulmer raakte zwaargewond. Crew chief Corpo-ral Russell Smith, die zich had verstopt in een boomgaard, werd door het verzet naar een houthandel aan de dijk in Dodewaard gebracht.
De andere mannen landden veilig in een straal van drie kilometer. Ze wisten zich te hergroeperen en volgden de spoorlijn in westelijke richting. In de buurt van Opheus-den kwamen ze uiteindelijk in contact met Van Zanten en zijn verzetsgroep.
Even ten noorden van de crash site bevindt zich, aan de Linge en de spoorlijn, het monument ‘Vliegers in het vuur’, voor de omgekomen bemanningsleden van de zes-tien geallieerde vliegtuigen die tijdens de Tweede Wereld-oorlog neerstortten in Neder-Betuwe.

KESTEREN, HOEK MARKTSTRAAT-PARALLELWEG
Het bosje waar de overlevenden van de crash zich schuil-hielden is nu een weiland met bomen in potten. De zestien parachutisten hadden zich hier in een cirkelvormige verde-digingspositie opgesteld en schoten op iedereen die in de buurt kwam. Ook de vier verzetsleden, onder wie Johannes van Zanten, die hun hulp kwamen aanbieden, werden on-der vuur genomen. Totdat Van Zanten aan Hans Vervoorn vroeg het ‘God save the King’ te fluiten, ten teken van hun goede bedoelingen. Wat volgde was een mars naar de Tiel-sestraat in Opheusden die door menig Kesterenaar werd gadegeslagen. Niemand lichtte de Duitsers in.

KESTEREN, BOERDERIJ DE HAZENHOF, BOVENEINDSESTRAAT 20
Na aanvankelijk te zijn ondergebracht in het huis van ge-meentesecretaris Van Brakel aan de Tielsestraat in Opheus-den, werden de zestien parachutisten door Van Zanten in de vroege ochtend van de 19e naar de herenboerderij aan de Boveneindsestraat gebracht. Dat ook deze nachtelijke bewegingen niet onopgemerkt bleven, blijkt uit het feit dat de plaatselijke dominee in één van z’n preken sprak over “De duistere mannen die ‘s nachts rondtrekken”.
Alle zestien vonden een veilig heenkomen op de eerste ver-dieping van De Hazenhof. Diezelfde ochtend zou ook Rus-sell Smith zich bij hen aansluiten, met de fiets opgehaald door Van Zanten. De boerderij fungeerde in de dagen erna als uitvalsbasis voor diverse verkenningsoperaties, uitge-voerd door Spring, Vervoorn en Van Zanten. Totdat de Duitsers boerderijen in de onmiddellijke omgeving begon-nen te vorderen. De Hazenhof bleef vervolgens gespaard voor Duitse vordering, wat onherroepelijk tot ontdekking van de onderduikers zou hebben geleid, dankzij het kordate ‘toneelspel’ van verzetsman Hanje van der Voort. Hij deed zich voor als bewoner van het pand en veinsde een difte-riebesmetting op het erf. Met een betraand gezicht vertelde hij dat zijn dochter die nacht aan de uiterst besmettelijke ziekte was overleden. Dit voorval en de prominentere Duit-se aanwezigheid leidde tot het besluit de mannen van B Company van 10th Parachute Battalion naar veilig gebied ten zuiden van de Waal te brengen.
Bij de toegangspoort bevindt zich een plaquette met de na-men van de zeventien mannen.

IJZENDOORN, KEIZERSTRAAT 9-11, HUIZE WELTEVREDEN
De voorbereidingen voor de Waaloversteek werden getrof-fen in Huize Weltevreden, waar de kopstukken van het Betuwse verzet elkaar ontmoetten, en waarbij ook Albert Spring aanwezig was. Van hieruit werd telefonisch contact gelegd met de ondergrondse aan de andere kant van de ri-
vier om de oversteek van de para’s in goede banen te leiden.
De Waaloversteek vond plaats in de nacht van 21 op 22 september. Alle para’s werden, na ternauwernood te zijn ontsnapt aan Duitse patrouilles, veilig overgezet met roei-boten. Alleen Russell, de Amerikaanse crew chief, bleef achter in de Betuwe omdat hij nog te zwak was om de voet-tocht vanuit Kesteren te maken.

IJZENDOORN, WAALSTRANDJE (BIJ OUDE STEENFABRIEK)
Het strandje bij de steenfabriek van Hesteren & Janssens, vanwaar de para’s met een roeiboot werden overgezet, is tegenwoordig zeer lastig te bereiken. Het is nu onderdeel van het terrein van Dekker Groep, een groot zand- en grindwinningsbedrijf. De plek waar de zeventien overle-venden van de crash werden overgezet naar veilig gebied is het meest westelijk gelegen gedeelte van de L-vormige landtong die begint ter hoogte van de dorpskern. Vanaf de Waalbandijk kun je Huize Weltevreden zien liggen en krijg je een goed idee van de route die de para’s volgden in zuid-zuidwestelijke richting.
Met dank aan Conny van der Heyden-Versnel en aan Joke Honders van Streekmuseum Baron van Brakell.

MINISTORY 136

IN EEN NIEUW LICHT
UNIEKE VONDST VAN ONBEKENDE FOTO’S UIT DE SLAG OM ARNHEM

– Luuk Buist en Leo van Midden
In Airborne Magazine nr.19 (november 2020) schreef Paul Meiboom over zijn zoektocht naar de ontbrekende foto’s van Kriegsberichter Jakobsen en Wenzel. Dat een week na het uitkomen van het blad een hele serie, tot dan deels onbekende foto’s van de Slag om Arn-hem, te koop aangeboden worden lijkt haast geen toeval. Al snel doken afbeeldingen uit deze reeks op op social media. De discussies over de locaties en datums van deze foto’s willen we graag met jullie delen.
In 2014 werden zo’n 36 reproducties van foto’s, genomen door een Kriegsberichter, uit een nalatenschap door een handelaar op eBay verkocht. Achter op enkele van deze repro’s had de verkoper een afdruk van de originele noti-tie geplakt. Op zo’n notitie staan de datum, de plaats van opname, het negatief nummer, de naam van de fotograaf en zijn eenheid. Helaas had verkoper de naam van de fo-tograaf doorgestreept. Doordat enkele van deze foto’s al uit ander bronnen bekend waren en de naam van de foto-graaf bekend was, konden opvolgende negatiefnummers aan deze fotograaf verbonden worden. De fotograaf was Leutnant Seuffert. Leutnant Seuffert was als oorlogsfoto-graaf (Bildberichter) ingedeeld bij de Luftwaffe Kriegsbe-richter-Zug 16. Tijdens de Slag om Arnhem werd hij naar het strijdgebied gestuurd om foto’s te maken. Wanneer Seuffert precies ter plek-ke was, is niet bekend. De foto’s die van hem bekend zijn, zijn voornamelijk in Oosterbeek gemaakt.

Foto 1 (Oorlogsspullen.nl).

De ruim honderd afdruk-ken die door Jeroen Zegelaar zijn gevonden in een collectie in Engeland zijn in december op zijn web-shop oorlogsspullen.nl te koop aangeboden. Uit de beschrijving op zijn web-shop blijkt dat het gaat om opnames uit ‘Arnhem’, ge-maakt door de Propagan-dakompanie van de Duitse Wehrmacht. De afdrukken uit deze serie zijn niet door het Propagandaministerium
uitgegeven maar waarschijnlijk heeft de fotograaf deze zelf laten afdrukken. Er staan geen stempels of negatief num-mers op de achterkant van de foto’s vermeld. Een groot aantal van de afbeeldingen op de foto’s sluiten aan bij de foto’s die al bekend waren. Het betreft o.a. de serie foto’s waarop de aanval met Sturmgeschütze is gefotografeerd.
Deze foto’s zijn zeker door Leutnant Seuffert genomen.
Helaas is van veel andere foto’s de fotograaf niet bekend.
Wanneer er nog meer foto’s uit de collectie beschikbaar komen is het fijn om te weten dat Jeroen Zegelaar in het vervolg ons eerst informeert. Zo krijgen we de kans het materiaal aan te schaffen om het te kunnen delen met het publiek. Jammer genoeg is dat te laat voor deze serie die nu is verdwenen in privé collecties.

ONDERZOEK OP SOCIAL MEDIA
De foto’s waren al snel zichtbaar op Facebook. Daar werd fanatiek gediscussieerd over verschillende as-pecten van de foto’s. Vooral de vraag ‘waar is de foto genomen’ hield de betrokkenen bezig. Van sommige foto’s was meteen duidelijk in welke omgeving de lo-catie gezocht moest worden omdat ze onderdeel zijn van een al “bekende” serie. Maar sommige foto’s zijn geheel nieuw en konden niet gelokaliseerd worden omdat karakteristieke gebouwen of landschappelijke kenmerken ontbraken. In dat geval kan de compositie helpen. Zijn er voertuigen afgebeeld en is het type her-kenbaar? Zijn er nummers of letters zichtbaar op het afgebeelde materieel? Wat voor een uniform dragen de soldaten op de foto’s en zijn emblemen zichtbaar? Op basis hiervan kan vaak het gebied beter worden afge-bakend. Maar ook andere kenmerken, zoals wegdek, tramlijnen, hekjes en zelfs straatverlichting spelen een belangrijke rol in het onderzoek. Bronnen zoals lucht-foto’s en oude ansichtkaarten kunnen cruciale informa-tie verstrekken. Ook social media speelt tegenwoordig een belangrijke rol om een hypothese te toetsen en de gevonden informatie te verrijken. Last but not least is enige kennis van de Slag om Arnhem ook wel handig.
Enkele voorbeelden:
Twee foto’s gemaakt op dezelfde locatie met een verschillend blikveld, zoals aangegeven op de kaart.
Beide opnames zijn in noordelijke en noordoostelij-ke richting genomen. Op foto 1 is de achterzijde van Hartenstein zichtbaar. De bomenrij bij de jeep om-zoomt het pad dat van noord naar zuid loopt. Tussen
de rommel is onder andere een geopende biscuit tin zichtbaar.

Foto 2 (Oorlogsspullen.nl).

De tweede foto geeft het zelfde tafereel weer, maar dan vanuit een iets andere hoek. In een grofweg oos-telijke richting is een gebouw zichtbaar dat bekend stond als de bibliotheek. Op die plaats, bij het fietspad, staat tegenwoordig een 17pdr-antitankkanon.
Op de trailer is ‘117’ zicht-baar. Dit nummer was in gebruik bij 181 Airlanding Field Ambulance, maar ook bij 13 Light Aid Detachment, REME (Royal Electrical Me-chanical Engineers). Volgens

(Gemeentearchief Renkum. Bewerking: Luuk Buist).

het boek With spanners decending kwam 13 LAD met het Seaborne Echelon naar Nijmegen. In REME Glider No.4 zaten echter een jeep en trailer met lasmateriaal van 13 LAD met Craftsman Younghusband als lasser die onderdeel was van het airborneelement…

Foto 3 (Bundesarchiv, Erwin Seeger, Bild 101I-590-2330-12A).

Foto 4 (Oorlogsspullen.nl).

Hoek Steenstraat en Velperplein, Arnhem
Met hulp van deze bekende foto (3) was het mogelijk de locatie van de ‘nieuwe onbekende’ foto (4) te be-palen. De tramrail kwam goed van pas, maar de doorslag gaf de lantaarnpaal met aanwijsbord: de foto is gemaakt op het Velperplein, bij Musis Sacrum in Arnhem.

(Collectie Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Bewerking: Leo van Midden).

Kerkpad Oosterbeek
Deze foto (6) is gemaakt op de kruising van het Kerk-pad met de Benedendorpsweg. Het verkeersbord en de lantaarnpaal op foto’s 6 en 7 gaven hier de door-slag. Deze foto is genomen vanuit het Kerkpad in de richting van Benedendorpsweg.

Foto 6 (Oorlogsspullen.nl).

Foto 7 (Collectie Luuk Buist).

Op foto 6: de drie mannen links dragen alle drie een Zeltbahn (tentzeil) voor camouflage over het uniform, en – voor zover zichtbaar – daaromheen de koppel. Ze dragen hoge schoenen met enkelstukken. De tweede man van links draagt een verrekijker en een Britse pis-tooltas voor een seinpistool. Op de helm van de mili-taire rechts naast hem is een vliegende adelaar van de Luftwafffe te zien en de mannen lijken bij elkaar te horen. De meest rechtse soldaat op de foto is een Waffen-SS-soldaat en hij draagt een buitgemaakte kaartentas. De tweede man van rechts valt op door een adelaar op de mouw. Het is een SS-Untersturm-führer van de Waffen-SS. Hij draagt een kaartentas, een pistooltas en een verrekijker (let ook op het Britse benzineblik, rechts op de foto)

Weverstraat, Oosterbeek
De locatie is gevonden op basis van een hek, een paal van het hek en een verkeersbord. Foto 9 laat de re-cent gevonden foto zien. Foto’s 10 t/m 14 laten de verschillende puzzelstukken zien waardoor de locatie is gevonden.

Foto 9 (Oorlogsspullen.nl)

Foto 10 (Collectie Luuk Buist).

Foto 11 (http://heemkunderenkum.nl/ oosterbeek-weverstraat/).

Foto 12 (WUR 34955).

Foto 13 (Google Street View)

Foto 14 (Google Street View)
Met dank aan Bernhard Deeterink, Bob Gerritsen, Joop de Lange, Secander Raisani, Hans Timmerman, Walter Schwabe en Peter Vrolijk.

OBJECTEN

DE O’S IN ‘BORDER’
ONOFFICIËLE SCHOUDERTITEL VAN 1ST BATTALION, THE BORDER REGIMENT 1942
In 1941 werd 1st Battalion van The Border Regiment, tot dan onderdeel van de 31st Inde-pendent Infantry Brigade, toegevoegd als glider-borne infanterie binnen de 1st Airborne Division. De toenmalige commandant van 1st Battalion, Lieutenant-Colonel Roger Bower, en zijn staf zochten naar een manier om hun eenheid te onderscheiden van ‘normale’ in-fanteristen door de bestaande schoudertitel aan te passen. Iets dat bij gespecialiseerde of elite-eenheden oogluikend werd toegestaan.
– Tekst en foto’s: Martijn Cornelissen

Tot 1941 toe gebruikte het hele regiment als schouderti-tel het woord Border, met witte letters op een rode on-dergrond (afb. 1), of de ouderwetse schuifpassant met het woord Border in het zwart met een kaki ondergrond (afb. 2a). Bower en zijn staf hadden voor ogen om een schouder-titel te ontwerpen waarop het bataljon trots kon zijn en die de lange historie van het regiment zou eren.


Het Border Regiment werd in 1881 gevormd door de sa-menvoeging van het 34th (Cumberland) en het 55th (West-morland) Regiment of Foot. Hun manchetten bestonden uit respectievelijk Lonsdale Yellow (geel) en Kendal Green (groen). Deze twee kleuren vormden de basis van de nieu-we schoudertitel. Daarnaast kozen ze voor de paarse kleur die het eerst gebruikt werd door het regiment in 1881. De keuze voor paars is niet direct te herleiden, maar naar ver-luid werd toentertijd voor paars gekozen als verwijzing naar de heide rondom de plaatsen van oorsprong van het regi-ment. Daarnaast is het een kleur die zich onderscheidt van andere regimenten die de kleuren geel en groen gebruikten.
Zover bekend is deze schoudertitel de enige Britse titel met drie kleuren.
Na het voltooien van de airborne-training in 1942 kregen de manschappen en officieren van het 1st Battalion naast de rode baret, het Pegasus-embleem en de rechte Air-borne-titel ook de onofficiële, nieuw ontworpen Border schoudertitel uitgereikt (afb. 2b).

2b: De eerste versie van de titel, gedragen door Private A. Masterton, Anti-Tank Platoon, Support Company.

Eind 1942, begin 1943 werd het gebruik van schouderti-tels teruggedraaid door het Britse leger. Formatie-emble-men mochten wel worden gedragen, maar niet de individu-ele bataljonsdistinctieven zoals de ‘straatjes-/naambandjes’.
Het blijft gissen waarom, maar de meest plausibele reden is dat dit te maken had met het feit dat de 1st Airborne Divi-sion in zijn geheel zou worden ingezet in het Middellandse Zeegebied, waar de 1st Parachute Brigade van de divisie al actief was. Men wilde niet aan tegenstanders prijsgeven welke onderdelen naar het zuiden zouden vertrekken. Het verwijderen van de schoudertitel werd gedaan met grote tegenzin van alle manschappen en officieren. Veel van deze eerste type schoudertitels zijn in deze periode verloren gegaan.
Ondanks dat bleef het embleem bij de oude lichting van het Border Regiment onverminderd populair. Spoedig na terugkomst uit Noord-Afrika en de gevechten in Sicilië, begin 1944, besloot de nieuwe commandant van 1st Bat-talion de nog niet vergeten titel weer in te voeren.
Het verhaal gaat dat de commandant, Lieutenant-Colo-nel Tommy Haddon, de kosten van het maken van deze
Border-schoudertitels uit eigen zak heeft betaald, omdat dit niet uit de bataljonskas kon.
Het bataljon had tijdens de gevechten in Sicilië veel ver-liezen geleden en spoedig kwam er nieuwe aanwas bij. De groentjes kregen bij toetreding tot het bataljon nog de of-ficiële rode schoudertitel met witte letters. Pas na te heb-ben bewezen een goed ingeburgerd lid van het bataljon te zijn, ontvingen ook zij de onofficiële, maar veel gekoesterde schoudertitel. De driekleurige titel is door het regiment ge-dragen van 1942 tot de samensmelting van het regiment met het Kings Own Royal Regiment (Lancaster) in 1956.

3a

3b

Afb 3a t/m 3f: de eerste versie: stoffen titel met schuin (oblique) gestikte ronde O (afb. 3c). De materialen bij de vroege titel zijn van hoge kwaliteit. Het garen van zijde, de stof van laken (melton) en de groene ondergrond is met groen katoengaren op de paarse ondergrond gestikt.

3e

3f

3c

3d

Afb. 4a en 4b: de tweede versie: stoffen titel met recht gestikte, ronde O. De ge-bruikte groene en paarse stof is vilt, het gebruikte garen is katoengaren. De ti-tel uit 1944 is gemaakt met kwalitatief mindere materialen. De stof (laken) en het garen (zijde) waren toen niet meer beschikbaar. Deze titel is daardoor bekend komen te staan als de ‘austerity title’, oftewel de sobere titel.
De eerste en tweede versie van de schoudertitels zijn nooit doorgestikt, en daarmee niet zichtbaar aan de achterzijde. De paarse ondergrond is pas na het stikwerk aan de groene ondergrond vastgezet. Deze twee versies zijn beide in WO2 gemaakt en gebruikt.

4a

4b

Afb. 5a en 5b: de derde versie: stoffen titel, doorgestikt. Deze is gemaakt na WO2, en gebruikt tot 1956.

6a

6b

6c

Afb. 3a-d • De letter O van ‘Border’ is, heel herkenbaar, schuin ge-stikt. Dit is een duidelijke herkenning van het vroegste type van de titel (let op de verschillen bij afb. 6). • Het tweeslagsgaren van de letters ‘Border’ is altijd van zijdegaren. • De gestikte letters zijn handwerk, de volgende versies in de regel machinaal. • De groene en paarse stof zijn laken (melton). • De letters zijn nooit doorgestikt op de paarse onder-grond. • De groene stof is met groen katoengaren op de paarse stof gestikt.
Afb. 4a-b: • De letter O is rond en recht gestikt met katoengaren. • De groene en paarse stof is van vilt. • De letters zijn nooit doorgestikt op de paarse onder-grond.
Afb. 5a-b: • De letter O is op de naoorlogse titel is ovaal van vorm. • De letters zijn gestikt met katoengaren. • De groene en paarse ondergrond zijn aan één stuk gestikt en dus zijn de letters “Border” zichtbaar op de achterzijde van de titel.
Afb. 6a-c: • De letter O is schuin gestikt, zoals bij de eerste versie (afb. 3), maar dan van katoengaren. • De titel is dikker en de losse draden aan de achterzijde zijn geknoopt en voelbaar. • De kleur is wat flets.

Afb. 8 Stoffen schoudertitel op het uniform van Sergeant Dennis Goulding

Met dank aan: I.B. Cornelissen-Willemsen en A. Junier

OPROEP
Heeft u zelf een aan de Slag om Arnhem gerela-teerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgende editie van dit blad.

ACHTERGROND

GO WEST
7TH (GALLOWAY) BATTALION KING’S OWN SCOTTISH BORDERERS IN GEVECHT

– Erik Jellema | foto’s: Collectie Robert Sigmond
De VVAM organiseert in 2021 de battlefield (fiets)tour ‘7th (Galloway) Battalion KOSB in de Slag om Arnhem’. De felle strijd van de ‘7 KOSB’ is het navertellen waard; een korte introductie op de gevechtshandelingen gedurende de eerste drie dagen op het noordwestelijke deel van het strijdtoneel.

Landing zone S, 17 september 1944. Mannen van het 7 KOSB laden een glider uit.

Het 7th (Galloway) Battalion King’s Own Scottish Bor-derers (7 KOSB) werd vóór operatie Market onder bevel gesteld van de 1st Airlanding Brigade. Het bataljon landde op 17 september 1944 in gliders op LZ S en kreeg als initi-ele taak het beveiligen van de Ginkelse Heide bij Ede, waar een dag later de 4th Parachute Brigade voet aan de grond zou zetten. Op dag drie van de operatie had het bataljon de opdracht landingszone LZ L bij Papendal (Johannahoeve) veilig te stellen voor de komst van het zware materiaal van de 1st Independent Polish Parachute Brigade. Na het eerste treffen met de vijand konden voorgaande plannen voor een deel overboord. Wat bleef was de uitzonderlijke opdracht om als één van de weinige eenheden in westelijke richting op te trekken, zoals beschreven in het boek Off at Last.

ORGANISATIE
Op 16 september werden de briefings afgerond. 7 KOSB zou met het Battalion Headquarters Company, een deel van Support Company en A Company vertrekken vanaf vliegveld RAF Blakehill Farm, niet al te ver van Oxford. B, C, D Company en de rest van Support Company ston-den gereed in Broadwell transit camp voor vertrek van RAF Down Ampney, zo’n 7 kilometer noordelijk van Blakehill Farm. 7 KOSB vertrok op 17 en 18 september met 765 man in 56 Horsa’s en 1 Hamilcar, vanaf vliegveld RAF Tarrant Rushton. De eenheid bestond uit: Battalion Headquarters Commanding officer: Lieutenant-Colonel R. Payton-Reid Second-in-command: Major J.S.A. Coke Headquarters Company: Major A.V. Cochran Signals Platoon: Lieutenant W.J.M. Lamond Pioneer Platoon: Lieutenant J. Chrystal Support Company: Major H.R. Hill Mortar Group: Captain G.W. Steer Medium Machine Gun Group: Captain J.W. Coulthard Anti-Tank Group: Captain R. Bannatyne A Company: Major R.G. Buchanan B Company: Major M.B. Forman C Company: Major G.M. Dinwiddie D Company: Major C.G. Sherriff
Na een vlucht van zo’n tweeëneenhalf uur bereikten slechts 46 van de 56 gliders om 13.15u de landingsterreinen ten noorden van Wolfheze. Van de zestien ‘infanteriepelotons’ kwamen er twee niet aan: één vanwege een crashlanding bij Dreischor in Zeeland (zie Ministory 31 ‘’Scallywags’, de noodlanding van glider 283 / ‘Scallywags’) en een an-der, No.7 Platoon van B Coy, werd de volgende dag pas ingevlogen.
LZ S was gemarkeerd door No.3 Platoon van de Pathfin-ders, onder leiding van Lieutenant Ashmore. De 46 gliders landden met hun neus in de westenwind. Bij het verzamel-punt aan de westkant van de landingszone, net naast de huidige snelweg A12, speelde Piper Lance-Corporal Willie Ford de regimental march Blue Bonnets over the Border.

De opstellingen van 7 KOSB rondom de Ginkelse Heide. 1) Planken Wambuis, 2) Café Zuid-Ginkel, 3) Hutten, 4) Kazerne Ede, 5) Rijksweg A12 in aanleg, 6) Boerderij Reijerscamp (Crown Copyright – overgenomen uit Off at Last, p. 56).

DE GINKELSE HEIDE
Een uur na de landing was het A Coy, onder leiding van Major Buchanan, die als eerste naar haar opstelling langs de weg Ede-Arnhem vertrok. De Nederlandse commando Adriaan Beekmeijer was aan 7 KOSB toegewezen om op te treden als gids, tolk en ondervrager van krijgsgevangenen.
Aangekomen bij Planken Wambuis ging het gros van A Coy in stelling. No.4 Platoon liep in de richting van Ede, waar het zich in de bosrand aan de oostkant van de Ginkelse Heide ingroef. A Coy zag zich al snel geconfronteerd met vrachtwagens en/of ziekenauto’s vol met gewapende Duitsers. In de avond waren er schermutselingen bij No.4 Platoon, later in de nacht zelfs gevolgd door vuurgevechten met de vijand die in compagniessterkte aanviel. Het pelo-ton had een 6-pdr-antitankkanon onder commando.
De overige compagnieën van 7 KOSB hadden aan het ein-de van de middag van de 17e ook opstellingen betrokken rondom de Ginkelse Heide. De aankomst van de 4th Para-chute Brigade werd de volgende dag verwacht om 10.00u.
De twee pelotons van D Coy werden aangewezen als batal-jonsreserve. No.16 Platoon van D Coy kreeg de opdracht een aantal barakken op de heide in bezit te nemen.
De Duitse eenheid die in de nacht van 17 op 18 september op de Ginkelse Heide infiltreerde was SS-Wachbataillon 3, met een sterkte van zo’n 600 man. Het bataljon bestond uit Duits kader en Nederlandse Waffen-SS-soldaten die in Amersfoort de buitenzijde van Polizeiliches Durchgangsla-ger Amersfoort bewaakten. Rauter, als chef van de politie- en SS-bewakingseenheden in Nederland had dit bataljon onder leiding van SS-Sturmbannführer Helle onder bevel gesteld van General von Tettau. Von Tettau had het batal-jon opgedragen op te trekken richting Oosterbeek, om de gelande Britse parachutisten vanuit het westen aan te val-len.

MAANDAG 18 SEPTEMBER
Gedurende de nacht waren er kleine schermutselingen. Ge-brekkige verbindingen maakten echter dat de Britten geen idee hadden van wie tegenover hen stond. Bij het ochtend-gloren vermoedde de bataljonscommandant dat het bos aan de noordoostkant van de heide in Duitse handen was, waarop hij D Coy opdroeg het gebied in te nemen.
Gedurende de nacht was het Wachbataillon erin geslaagd over de heide uit te waaieren. No.16 Platoon, bij de barak-ken, werd overrompeld. Het bataljon moet daarvoor on-gezien de posities van B Coy gepasseerd zijn, over de weg Ede-Arnhem.
Toen het licht werd kwamen alle compagnieën van 7 KOSB in gevecht met de SS. B Coy rapporteerde zelfs dat zij een pantservoertuig hadden uitgeschakeld met een 6pdr-anti-tankkanon. C Coy had een rustige nacht en zond alleen patrouilles uit in de bossen aan de westkant van de heide.
De resterende pelotons van D Coy, onder leiding van Ma-jor Sherriff, trokken om de betwiste barakken heen, in de richting van het bos aan de noordzijde. Bij die gevechten is de Canadese Lieutenant Kipping gesneuveld. Lt. Col.
Payton-Reid had zijn reserve al ingezet toen hij geconfron-teerd werd met de vijand aan de oostzijde van de heide.
Een ad hoc samengestelde eenheid onder leiding van Major Hill, de commandant van Support Coy, werd ingezet om hiertegen op te treden. Tegen de middag is Major Hill bij het oversteken van het zandtracé gesneuveld.
Om 15.00u arriveerde de 4th Parachute Brigade, vijf uur
later dan gepland. No.3 Platoon van de Pathfinders, de-zelfde groep als op LZ S, verzorgde opnieuw de markering van de dropzone. 7 KOSB trachtte vlak voor de landing de vijand aan te vallen; een aantal man van Wachbataillon 3 werd in het gevecht uitgeschakeld, en het gros nam de benen.
A Coy is na de landing vermoedelijk onmiddellijk vertrok-ken in de richting van de opstellingen bij Johannahoeve.
Toen zij de Schweisserhöhe bereikten, zo’n 900 meter ten westen van de Dreijenseweg, werden ze onder vuur geno-men. De bataljonsleiding had geen verbinding met deze compagnie. Tegen 19.00u vertrok ook 4th Parachute Bri-gade naar de Dreijenseweg. Vanwege de gewijzigde tacti-sche situatie werd Brigadier Hackett opgedragen zijn 11th Battalion af te staan aan 1st Parachute Brigade, waarvoor hij 7 KOSB in ruil kreeg. Laatstgenoemde eenheid moest echter nog steeds LZ L beveiligen voor de aankomst van gliders op 19 september. Na het invallen van de duisternis vertrok de rest van 7 KOSB richting LZ L. B Coy werd even na het passeren van boerderij Johannahoeve bescho-ten, waarop de eenheid zich terugtrok op dit complex dat eveneens dienstdeed als tijdelijk bataljonshoofdkwartier.

DINSDAG 19 SEPTEMBER
Aan het begin van de dag werd C Coy, vanuit hun stellin-gen in het bos tussen de boerderij en het spoor, gevraagd een vuurbasis te vormen voor de aanval van het 156 Para-chute Battalion. Deze offensieve actie was gericht op het innemen van de hoger gelegen gronden ten oosten van de Dreijenseweg, om van daaruit door te stoten in de richting van Arnhem, waar 1st Parachute Brigade ter hoogte van het Sint Elisabeths Gasthuis om steun verlegen zat. Het gevecht van 4th Parachute Brigade in de omgeving van de Dreijenseweg duurde tot in de middag. Tegen 12.00u werden de posities van 7 KOSB zelfs door Duitse Messer-schmitt 109- en Focke-Wulf 190-jachtvliegtuigen onder vuur genomen.
De aanval van 4th Parachute Brigade mislukte. Generaal Urquhart, net teruggekeerd op zijn divisiehoofdkwartier in Hartenstein, begreep dat Wolfheze ieder moment door de Duitsers kon worden ingenomen. Hij gaf Brigadier Hac-kett opdracht om terug te trekken. B Coy van 7 KOSB kreeg orders om met een aantal man een overgangslocatie over de spoorlijn veilig te stellen. Deze werd gevonden bij station Wolfheze. Een aantal onderdelen stak oostelijker het spoor over. HQ Coy, D Coy en A Coy kregen te maken met aanvallen van Duitsers uit noordelijke richting. Na een verlaat vertrek uit Engeland landden tegen 16.00u 26 van de geplande 35 gliders, te midden van deze gevechten. A Coy had problemen om terug te keren naar de eigen linies en Major Buchanan werd krijgsgevangen gemaakt. Tijdens deze terugtrekking viel 7 KOSB uiteen. Major Forman en zijn manschappen trokken terug over de spoordijk en door een tunnel onder het spoor. Forman kreeg van Hackett bevel om bij hem te blijven. De volgende morgen, woensdag, kon hij gaan met een peloton van B Company. Hij bereikte hotel Wolfheze en hergroepeerde daar ongeveer 100 man, inclusief parachutisten. Hij wist niet waar hij heen moest, en besloot de beek te volgen richting de Rijn. Aan de over-kant van de Wolfhezerweg is de hele groep krijgsgevangen genomen. De rest van 7 KOSB liep van de verzamelplaats in Wolfheze terug naar Oosterbeek, waar ze in het donker terecht kwamen in de omgeving van Hotel Dreijeroord, dat al snel te boek kwam te staan als het ‘White House’.

De opstellingen van 7 KOSB rondom LZ L bij Papendal (Joahannahoeve). 1) Amsterdamseweg, 2) Spoorweg, 3) Richting Wolfheze, 4) Boerderij Johannahoeve, 5) Schweizer Höhe, 6) ‘Polish Glider Wood’ – B Company, 7) Plek waar A Company op de Duitsers stuitte, 8) Hoofdkwartier 4th Parachute Brigade Reijerscamp (Crown Copy-right – overgenomen uit Off at Last, p. 70).

LAATSTE STRIJD EN EVACUATIE
Met het verlies van A en B Coy was 7 KOSB gedurende de laatste dagen van de strijd in Oosterbeek aangewezen op de restanten van voornamelijk HQ Coy, Support Coy, B (één peloton), C en D Coy. Toen de situatie niet langer houd-baar was, volgde terugtrekking in de richting van de Paul Krugerstraat. 4 officieren en 70 man wisten te ontkomen tijdens de evacuatie over de Nederrijn.
Het gros van het bataljon, merendeels gewond, eindigde in krijgsgevangenschap. Van de in totaal 44 officieren en 721 manschappen die bij Arnhem landden, zouden 119 man de slag en de nasleep ervan niet overleven. Major Coke vond
de dood tijdens operatie Pegasus II. Een aantal mannen overleed als krijgsgevangene.
Bronnen • Sigmond, R., Off at Last, an illustrated history of the 7th (Galloway) Battalion The King’s Own Scottish Borderers 1939-1945 (Wageningen 1997). Een prachtig geïllus-treerde uitgave van R.N. Sigmond Publishing. Dit boek is inmiddels herdrukt. • Nattrass, G., Door de hel van Oosterbeek 1944 (Kruiningen 1984). • Verhoef, C., De slag om de Ginkelse Heide (Soesterberg 2002).
Met dank aan Robert Sigmond.
Aanmelden voor deze battlefield tour kan te zijner tijd via de VVAM-website. De gevechten in Oosterbeek, bij hotel Dreijeroord, zullen onderwerp zijn van de later te plannen battlefield tour ‘Noordelijke perimeter’.

CONFLICTARCHEOLOGIE

OORLOG IN LINGEZEGEN – Martijn Reinders
In de jaren ’90 raakte het gebied tussen Arnhem en Nijmegen steeds meer bebouwd. Als tegenhanger werd een groene bufferzone aangewezen. Dit is het huidige Park Lingezegen: een veelzijdig gebied van ruim 1.700 hectare, dat grenst aan Arnhem-Zuid, Huissen, Elst en Bemmel en dat doorloopt tot aan Nijmegen-Lent. Het is anno 2021 een eldorado van woongenot, recreatie, speelplezier en natuurschoon. De Tweede Wereldoorlog heeft hier echter een vernietigende uitwerking gehad.

De gevechten in Lingezegen hebben lange tijd in de scha-duw gestaan van de Slag om Arnhem en operatie Market Garden, maar doen hier niet voor onder wat betreft men-selijk leed en materiële schade. Onlangs verscheen hierover Oorlog in Lingezegen: een oorlogsboek met een archeolo-gisch karakter. De grote lijnen van militaire bewegingen worden afgewisseld met persoonlijke en lokale verhalen, verteld aan de hand van in de bodem gevonden objecten.
Deze vondsten geven een indringend beeld van de volledi-ge vijf oorlogsjaren in Park Lingezegen.
Met de aanleg van Park Lingezegen en nieuwbouwwijken als Schuytgraaf, Westeraam, Visveld en De Stelt kwamen de littekens uit deze tijd weer naar boven. Bij de archeo-logische en explosievenonderzoeken werden talloze voor-werpen gevonden zoals wapens, munitie, militaire uitrus-ting en persoonlijke stukken. Tevens zijn enkele tientallen vermiste soldaten teruggevonden, zowel Britten als Duit-sers. Een deel van hen heeft door het onderzoek van de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Land-macht een naam, gezicht en rustplaats (terug)gekregen. In Oorlog in Lingezegen worden hun verhalen voor het eerst gepresenteerd. Dit artikel geeft een voorproefje op deze niet eerder vertelde levenslopen.

Afb 1. Een Duits gasmasker uit een veldgraf dat werd gevonden in Het Landbouwland in het huidige Park Lingezegen. De ‘snuit’ bevat een persoonlijk en met de hand geschilderd nummer van de soldaat (foto: Ivo Hutten).

OVER-BETUWE IN DE FRONTLINIE
De globale schets van de krijgsverhandelingen start met het mislukken van Market Garden, met een kantelpunt op 21 september 1944. Het lukte de geallieerden de voorgaande dag de Nijmeegse bruggen ongeschonden in handen te krijgen. De Arnhemse verkeersbrug werd ech-ter weer in gebruik genomen door de Duitsers nadat zij John Frost en de mannen onder zijn commando hadden verdreven. Later op die dag landde de 1st Independent Polish Parachute Brigade, waar nu de Arnhemse wijk
Schuytgraaf ligt. Op hun beurt plaatsten de Duitsers weer een afweerscherm in het Elderveld en langs de hoge spoordijk tussen de Nederrijn en Elst.

Afb 2. Het huidige Park Lingezegen: het strijdtoneel van toen is veranderd in een groene bufferzone tussen de groeiende stedelijke gebieden van Arnhem en Nijmegen. Te zien is de voormalige spoorwegovergang die tegenwoordig het Park met de woonwijken De Laar West en Schuytgraaf verbindt (foto: Ivo Hutten).

De Duitsers en geallieerden troffen elkaar in eerste instan-tie zuidelijk en westelijk van Elst, zoals bij Oosterhout en Bemmel. Na harde gevechten kwam het gebied rond Elst en Bemmel in geallieerde handen. Zo gebeurde het dat het front hier eind september enige dagen stabiliseerde. Maar niet voor lang. Ondertussen had Hitler aan Model (de commandant van Heeresgruppe B) het bevel gegeven om een tegenoffensief te organiseren. Hiervoor zouden twee pantserdivisies vanuit Aken naar de Over-Betuwe worden verplaatst. Ook de restanten van de 10. SS-Panzerdivision ‘Frundsberg’ zouden hier een rol gaan spelen. Het doel: via Elst de Nijmeegse bruggen heroveren.

SPOORWEGOVERGANG DE LAAR
De verhuizing van de Duitse divisies kende enige vertra-ging. Het startschot voor de tegenaanval werd dan ook pas gegeven in de vroege, mistige ochtend van 1 oktober 1944. Over een breed front bestookten de Duitse infan-terie en tanks de inmiddels goed ingegraven geallieerden van de Britse 43rd (Wessex) en 50th (Northumbrian) infanteriedivisies, gesteund door de tanks van de Guards Armoured Division.
Eén van de bloedigste veldslagen vond plaats bij de spoor-wegovergang bij de toenmalige boerderij De Laar. Een deel van het vijfde bataljon van het Wiltshire Regiment had zich hier verschanst. Zij zouden het opnemen tegen het eerste bataljon van het Panzergrenadier-Regiment 156. De overgang bestaat niet meer: er is een fietstunnel voor in de plaats gekomen. Tegenwoordig is dit het zuidelijkste puntje van de wijken Schuytgraaf en De Laar-West, op de rand van Park Lingezegen.
De intensiteit van de gevechten kan in eerste instantie wor-den uitgedrukt in cijfers. Twee Britse compagnieën, zo’n
500 man, vochten hier tegen een grote Duitse overmacht, die werd gesteund door tanks en gemotoriseerd geschut.
Rond de spoorwegovergang sneuvelden in minder dan een week tijd meer dan zeventig Britten. Onder hen zijn tot op heden nog zeventien vermisten. Na de eerste twee dagen waren er bij het Duitse 156ste regiment tussen De Laar en Elst al meer dan honderd man uitgevallen (gewond, gesneuveld, vermist). Hun totale verliezen zullen dan ook veel hoger hebben gelegen. Tijdens de werkzaamheden voorafgaand aan de nieuwbouw van Schuytgraaf werden niet minder dan twaalf vermisten teruggevonden: vier ‘Wiltshires’ en acht Duitsers.
De getallen spreken voor zich. De verhalen die schuilgaan achter de gevonden voorwerpen zoals in de veldgraven ge-ven een indringender beeld van de strijd.

“A BRAVE CORNISHMAN”
Eén van deze vermisten werd in 2003 tijdens onder-zoek naar niet-gesprongen explosieven gevonden. Zijn veldgraf lag binnen de na de oorlog gesloopte boerderij De Laar, alwaar B Company zich had ingegraven. Het stoffelijk overschot lag ondiep, op zijn rechterzij en met opgetrokken knieën. Bij de stoffelijke resten lag een groot deel van zijn uitrus-ting. De persoon droeg een helmtype Mark II bij zich (ook wel Brodie genoemd), een set eetketels (mess tins genaamd) en militaire enkelschoenen. Dit was de eerste aanwijzing dat het om een Britse gesneuvelde ging. Zijn persoonlijke bezittingen bestonden uit onder andere twee scheermessen, een scheerkwast, tandenborstel, haarkam en munten.
Het onderzoek van de BIDKL wees uit dat het om de negentienjarige Private Lewis James Curtis ging. Hij was tijdens de gevechten bij het huidige Park Lingezegen als vermist opgegeven. Curtis werd op 21 december 1924 ge-boren in Liskeard in Cornwall, het uiterste zuidwesten van Groot-Brittannië. Als hij het wereldconflict zou hebben overleefd, dan was hij waarschijnlijk nog steeds kleermaker van beroep geweest. Blijkbaar had hij deze bezigheid nog niet helemaal losgelaten, aangezien hij in zijn graf vinger-hoedjes bij zich droeg. Mogelijk repareerde hij (tussen de gevechten door) de kleren van zijn kameraden.
In maart 1943 ging Curtis in militaire dienst. Zijn vuur-doop kreeg hij in Normandië, bijna een maand na D-Day.
Als onderdeel van de 43rd (Wessex) Infantry Division landde het 5th Battalion The Wiltshire Regiment eind juni 1944 in Frankrijk. Vanaf dat moment maakten zij hevige gevechten mee in Noord-Frankrijk en trokken zij als één van de eerste eenheden over de Seine. Na Market Garden kwamen zij in Lingezegen terecht, waar zij in de hardste gevechten tot dat moment verzeild raakten.
Lewis James Curtis werd in het bijzijn van enkele van zijn nabestaanden in 2012 ceremonieel ter aarde besteld. Hij rust nu op de militaire begraafplaats in Oosterbeek. Zijn persoonlijke bezittingen zijn overgedragen aan zijn familie.

EEN JONGE MONTEUR
Ook Duitsers die hier zijn gesneuveld hebben een naam teruggekregen. Eén van hen is Grenadier Herbert Erbe.
Hij werd in 2002 bij de boerderij oostelijk van De Laar teruggevonden. Dit eerste grote gebouw westelijk van de spoorwegovergang was door D Company van de 5th Wilt-shires ter verdediging ingericht, maar werd ook enige keren veroverd door Duitse soldaten. Bij deze gevechten bevond de derde compagnie (3./Panzergrenadier-Regiment 156) zich regelmatig in de voorhoede. Hun verliezen waren dan ook extreem hoog.
Erbe moet de oorlog tot dan toe echter heel anders hebben ervaren dan Curtis. Deze achttienjarige jongen uit Sterkel-shausen in Midden-Duitsland was nog niet lang in militai-re dienst. Thuis, in het burgerleven, was hij monteur. Als dienstplichtige kwam hij terecht op een militair vliegveld.
Hij behoorde daar tot het Flieger-Ersatz-Bataillon VII, en dus tot de Luftwaffe. Na de geallieerde invasie zagen de Wehrmacht en Waffen-SS zich genoodzaakt steeds vaker minder goede, tot zelfs niet opgeleide mannen en jongens naar het front te sturen. Vanwege het tekort aan manschap-pen kwam luchtmacht- of marinepersoneel zo aan het westfront terecht.

Afb 3. Lewis James Curtis sneuvelde op negentien-jarige leeftijd bij boerderij De Laar, nabij het huidige Park Lingezegen. Curtis was een kleermaker uit het uiterste zuidwesten van Groot-Brittannië (Collectie BIDKL).

Het is gezien zijn achtergrond en leeftijd evident dat Erbe geen enkele ervaring had in zware grondgevechten. Toch kwam hij, honderden kilometers van zijn thuis, aan zijn einde aan het front. Het osteologisch onderzoek van de BIDKL was duidelijk: zijn schedel bleek versplinterd. Hij moet op slag dood zijn geweest.
Een opvallende vondst uit zijn veldgraf is een aluminium speldje met een geel, vierkant banier met in de hoeken ha-kenkruizen en in het midden een Luftwaffe-adelaar. Het is geen militaire onderscheiding, maar een verzamelobject. Er bestonden twintig varianten, elk van één legeronderdeel. Al deze speldjes konden worden gekocht in het kader van het Winterhilfswerk. De opbrengst van deze inzamelacties ging naar arme Duitse burgers. De achttienjarige Erbe droeg het speldje (bij gebrek aan echte onderscheidingen zoals die van zijn oudere kameraden) mogelijk om zijn Luftwaffe-trots te tonen.

Afb 4. De militaire schoenen uit het veldgraf van de acht-tienjarige Herbert Erbe. Deze jonge monteur kwam uit een gehucht uit Midden-Duitsland (foto: Ivo Hutten).

Herbert Erbe werd met een eenvoudige dienst in 2003 bij-gezet in een graf op de Duitse militaire begraafplaats van Ysselsteyn. Nabestaanden werden niet getraceerd.

LEVENSLOPEN
De hierboven beschreven veldgraven geven een inkijkje in het leven van de gezichten achter de vele gesneuvelden.
Beide jongemannen zouden waarschijnlijk een heel andere levensloop hebben gehad.
De verhalen van de vele slachtoffers laten zien hoe een con-flict op mondiale schaal zich kan manifesteren op een relatief klein stukje grond. Er werden geharde, ervaren frontsoldaten teruggevonden maar (aan Duitse zijde) ook onervaren oude-re mannen en zelfs kindsoldaten. Aan geallieerde zijde kwam de infanterie oorspronkelijk uit alle windstreken van het Ver-enigd Koninkrijk, van Londen tot Wales en Noord-Ierland.
De Duitsers kwamen uit alle hoeken van het voormalige Reich, zelfs uit wat nu Tsjechië en Polen is. Een opvallend groot aandeel van de teruggevonden vermisten was afkom-stig van de Luftwaffe of Kriegsmarine.
Archeologisch onderzoek, wetenschappelijk, gravend en specifiek gericht op het tijdvak Tweede Wereldoorlog, was tijdens de ontwikkeling van Schuytgraaf en Park Lingeze-gen nog onderbelicht. De resultaten in dit boek laten ech-ter, hetzij voorzichtig, de potentie zien van de waarde die gedegen archeologisch onderzoek kan toevoegen. Ook kan het pleiten voor meer samenwerking tussen diverse discipli-nes, zodat verhalen zoals die hierboven een groter publiek kunnen bereiken.
Uiteindelijk kleeft aan alle objecten dezelfde constatering: welk leed oorlog teweegbrengt. Met (de productie van) dit boek is gebleken dat het bodemarchief de zeggingskracht heeft om op intieme en confronterende wijze deze bittere ernst aan het licht te brengen. Deze rol zal in de toekomst waarschijnlijk alleen maar groter worden.
De hier besproken en andere lotgevallen kunnen worden gelezen in het boek Oorlog in Lingezegen. Dit is verkrijg-baar op internet: https://greenhouse-advies.nl/boek-oor-log-in-lingezegen/ Martijn Reinders is als archeoloog, met een specialisatie in onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog, werkzaam bij Greenhouse Advies Archeologie.
Geraadpleegde literatuur voor het historische deel van dit artikel: • Brouwer, J., Strijd om Elst (Elst 1984). • Gerritsen, B., Revell, S., Retake Arnhem bridge. An illustrated history of Kampfgruppe Knaust, September-October 1944 (Renkum 2010). • Guderian, H.G., Das letzte Kriegsjahr im Westen. Die Geschichte der 116. Panzer-Division – Windhund-Division, 1944-1945 (Aachen 2010).
Met dank aan de BIDKL voor het beschikbaar stellen van hun rapporten.

ANALYSE

EEN MAN IN ZIJN CARAVAN
EEN BESCHOUWING VAN URQUHARTS KEUZES EN BESLUITEN (12-17 SEPTEMBER ‘44) – Otto van Wiggen, met medewerking van Erik Jellema
Het falen van de gevechtsacties ten noorden van de Nederrijn tijdens Market Garden wordt met name aan Britse zijde toegeschreven aan een veelheid van factoren. De afstand tot de brug, de onverwachte Duitse tegenstand, het slechte weer en de langzame opmars van XXX Corps zijn enkele van de meest bekende. Maar welke invloed had het plan van de divi-siecommandant van 1st Airborne Division nou eigenlijk op het strijdverloop?

Hoewel meestal gebruikt als korte introductie voor be-schrijvingen van de slag, blijft Urquharts planvorming, en de ontplooiing van zijn plannen bij het begin van de strijd, meestal buiten beschouwing. Dit artikel beoogt Urquharts besluitvormingsproces te beoordelen en poogt aan te tonen dat binnen de aan de divisie opgelegde restricties weldege-lijk andere keuzes mogelijk zouden zijn geweest.
Op zondag 10 september 1944 stemt opperbevelhebber Eisenhower op het vliegveld Melsbroek bij Brussel in met Montgomery’s operatie Market Garden. De divisiecom-mandanten in Engeland worden diezelfde dag nog door Browning geïnformeerd over hun rol in de operatie. Een dag later, nadat detailafstemming met de Royal Air For-ce en de IX US Air Force heeft plaatsgevonden over het beschikbare luchttransport, worden de implicaties voor de 1st Airborne Division duidelijk. Op advies van de RAF is besloten af te zien van luchtlandingen bij duisternis. Daar-naast besluit de Amerikaanse commandant van het First Allied Airborne Army, Lieutenant-General Brereton, dat slechts één lift per dag mogelijk is. Vanwege de verwachte aanwezigheid van sterke Duitse luchtafweer rond de ver-keersbrug bij Arnhem en vliegveld Deelen wijst de RAF landings- en droppingsgebieden toe op zo’n tien kilometer van de verkeersbrug. Als gevolg van de beperkte beschik-baarheid van (zweef)vliegtuigen en de opgelegde restricties, zijn drie dagen nodig om de gehele divisie in te vliegen.

URQUHARTS PLAN
Major-General Roy Urquhart is 42 jaar als hij op 7 januari 1944 de nieuwe divisiecommandant wordt van de 1st Air-borne Division. Urquhart is een officier van The Highland Light Infantry en is als buitenstaander verrast wanneer hij door Lieutenant-General Browning voor deze positie wordt gevraagd. Field Marshal Montgomery moet daarin een rol hebben gespeeld. Montgomery hield een notitieboekje bij van officieren die in zijn ogen geschikt waren voor bevor-deringen. Urquhart was in Sicilië als brigadecommandant positief opgevallen.
Hoewel hij geen airborne-achtergrond heeft, maakt dat volgens hem op de grond niet zoveel uit: ”Once the airborne troops are on the ground, the rules of war that I’m accustomed to are largely the same”, luidt zijn opvatting, hierbij voor-bijgaand aan het gegeven dat luchtlandingseenheden van nature de vuurkracht, mobiliteit en bescherming ontberen die reguliere gepantserde eenheden nu eenmaal wel heb-ben. Urquhart is niet echt blij met de opgelegde beperkin-gen, maar accepteert het aantal aan zijn divisie toegewezen vliegtuigen, dat veel lager is dan bij de 82nd en 101st Air-borne Divisions. Ook legt hij zich neer bij de onwil van de RAF om zweefvliegtuigen in de directe omgeving van de verkeersbrug te laten landen. Dat Browning twee dagen voor de start van de operatie maar liefst 38 zweefvliegtui-gen opeist voor het transport van zijn hoofdkwartier zorgt voor verdere beperkingen. Ook dat accepteert Urquhart zonder morren. Met de gegeven opdracht en het beschik-bare bestand aan vliegtuigen in het achterhoofd trekt hij zich op 11 september terug in zijn commandocaravan, die hij had neergezet naast het hoofdkwartier van Brownings 1st Airborne Corps in Moor Park in Hertfordshire, aan de noordwestrand van Londen. Urquhart vertoeft daar al enkele weken met zijn planningsstaf om samen met het hoofdkwartier van Browning de verschillende operaties te plannen.
Urenlang zit hij daar in alle eenzaamheid gebogen over kaarten en luchtfoto’s. Nadat hij zijn besluiten heeft ge-nomen, informeert hij op 12 september om 17.00u zijn stafofficieren, die zijn plan zullen omzetten in brigade-opdrachten.

ANALYSE: BESCHIKBARE ALTERNATIEVEN
• Vreemd genoeg heeft Urquhart, ondanks zijn onervaren-heid en onbekendheid met het luchtlandings-optreden, besloten de analyse van de opdracht geheel in zijn eentje te doen. Hij betrekt zijn staf noch brigadecommandan-ten, waar ‘parallel planning’, zeker gezien zijn onervaren-heid met luchtlandingen, logisch en wenselijk zou zijn geweest. Een divisiecommandant van een parachutisten-divisie zonder airborne-ervaring had op zijn minst Lath-bury als zijn meest ervaren brigadecommandant bij zijn initiële beslissingen kunnen, en misschien wel moeten betrekken. • Zijn voorstel, door tussenkomst van Colonel George Chatterton (commandant van The Glider Pilot regi-ment) bij Browning om een ‘coup de main-macht’ te gebruiken om de verkeersbrug in Arnhem bij verrassing in te nemen, wordt door Browning van tafel geveegd: “George it’s too late. It has all been decided.” Wellicht zag Browning het niet zitten terug te gaan naar Brereton.
Major-General Gale, commandant van de 6th Airborne Division in Normandië, zou tegen Browning hebben ge-zegd dat zo ver van de brug landen ‘desastreus’ zou zijn voor het slagen van de operatie. Volgens Gale worden ook zijn opmerkingen terzijde geschoven. • In tegenstelling tot de Amerikaanse 82nd en 101st Air-borne Divisions reserveert Urquhart op de eerste dag een derde van zijn capaciteit aan zweefvliegtuigen voor divi-sietroepen. De commandanten van de Amerikaanse di-visies, Brigadier-General James Gavin en Major-General Maxwell Taylor, hadden op basis van eerdere gevechts-operaties het belang vastgesteld om direct vanaf het begin van een luchtlanding zo veel mogelijk gevechtseenheden beschikbaar te hebben. Zij besluiten dan ook om hun organieke drie Parachute Infantry Regiments, in sterkte vergelijkbaar met een Britse parachutistenbrigade, direct bij de eerste lift in te vliegen. Taylor eist dat zijn troepen bij elkaar landen, en niet verspreid over een aantal klei-nere DZ’s en LZ’s, zoals aanvankelijk wordt voorgesteld. • Urquhart had, vergelijkbaar met zijn Amerikaanse colle-ga’s, op de eerste dag drie van zijn infanteriebrigades kun-nen inzetten. De 153 C-47 Dakota’s van No.46 Group, die in zijn plan waren voorbestemd om de Airlanding Brigade met zweefvliegtuigen te vervoeren, hadden (in retrospect) ook de gehele 4th Parachute Brigade kunnen inzetten. Met 206 omgebouwde bommenwerpers van No.38 Group bleven er voldoende vliegtuigen over om de 153 zweefvliegtuigen van de voltallige 1st Airlanding Brigade te vervoeren. De capaciteit van de overige circa 40 zweefvliegtuigen zou dan beschikbaar kunnen wor-den gesteld ten behoeve van het eerste deel van de divi-sietroepen. Urquhart had met deze indeling van de aan zijn divisie toegewezen vliegtuigen op 17 september over drie infanteriebrigades kunnen beschikken.
• Een andere, eenvoudigere oplossing had kunnen zijn om, uitgaande van het door Urquhart opgestelde plan, met alle eenheden op dag 1 (1st Parachute Brigade, 1st Airlanding Brigade en divisietroepen) direct de aanval op de bruggen in te zetten. Deze beperkte strijdmacht zou, ten noorden en zuiden van de verkeersbrug over de Rijn, een sterk bruggenhoofd hebben kunnen vormen, met daarbinnen een DZ voor het droppen van verster-kingen en voorraden op dag 2. Beveiliging van DZ’s en LZ’s op grote afstand van de brug was dan niet nodig geweest. Deze keuze zou tot een kleinere ‘footprint’ heb-ben geleid: er zouden minder zweefvliegtuigen nodig zijn geweest om het zwaardere materiaal van de divisie-troepen te transporteren. Niet een voltallig Light Artil-lery Regiment met 24 houwitsers, maar slechts twaalf.
Misschien zou één field ambulance-hospitaal voldoende zijn geweest. Ook zouden er niet, zoals in het plan van Urquhart, 83 antitankkanonnen nodig zijn geweest om twaalf infanteriebataljons te versterken, maar nog maar 36 6-pounder-antitankkanonnen (zes per bataljon) voor zes bataljons. Met deze footprint zouden ruim voldoen-de Horsa-zweefvliegtuigen beschikbaar zijn geweest om én het voltallige 2nd Battalion, The South Staffordshire Regiment in te zetten én gelijktijdig 38 zweefvliegtuigen af te staan voor het invliegen van het hoofdkwartier van Browning. Als daarnaast zou zijn gekozen voor één DZ (DZ L, het dichtst bij het aanvalsdoel), dan had het ver-trek van Recce Squadron geen twee uur gekost, maar zou driekwartier haalbaar moeten zij geweest.

LANDING EN ONTPLOOIING VAN 1ST AIRB. DIV.
De gevolgen van de transportplanning van 1st Airborne Division voor Market Garden zijn algemeen bekend: alleen 1st Parachute Brigade en 1st Airlanding Brigade landen op 17 september. Omdat laatstgenoemde eenheid de opdracht krijgt een aantal DZ’s en LZ’s te beveiligen, zijn bij het be-gin van de operatie slechts drie parachutistenbataljons van de brigade en één Reconnaissance Squadron beschikbaar om de aanvalsdoelen in Arnhem te overmeesteren.

Urquhart bij zijn terugkeer in Engeland na de slag (National Archives and Records Administration).

1st Airborne Division kreeg voor haar deel van de operatie op 17 september 502 vliegtuigen en 359 gliders toegewe-zen. 143 van de 502 vliegtuigen, C-47 Dakota’s droppen 1st Parachute Brigade. De overige 359 vliegtuigen van de RAF waren voorbestemd om op de eerste dag evenzoveel zweefvliegtuigen te transporteren met daarin: de Airlan-
ding Brigade, het Reconnaissance Squadron, de voltallige capaciteit aan antitankwapens, evenals een groot deel van de divisietroepen.
Wanneer even na 12.30u op 17 september de eerste 180 valschermen van de pathfinders van 21st Independent Parachute Company in de lucht hangen tussen Renkum en Wolfheze, hebben de Duitsers een duidelijke indica-tie dat er iets op handen is. Tussen 13.00u en 13.18u landen 153 Horsa zweefvliegtuigen met de drie in-fanteriebataljons van de Airlanding Brigade op LZ S. Om 13.40u geeft het II. SS-Panzerkorps van Bittrich algeheel alarm en stuurt daarna een waarschuwingsbevel naar de 9.SS Panzer-Di-vision. Die alarmeert om 14.00u een aantal Alarm-Einheiten die zich in de omliggen-de dorpen bevinden. Zo snel zelfs dat de eerste Alarm-Einheiten al vanaf 15.00u in de richting van Arnhem vertrekken. Ondertussen ontbreekt het bij de ontplooiing van Urquharts plan en de Britse opmars aan snelheid en doelge-richtheid. Omdat de voertuigen van het Reconnaissance Squadron en hun bemanningen gescheiden zijn geland op res-pectie-velijk LZ  Z en DZ X, moe-ten eerst de jeeps uit de Horsa’s worden gehaald. Pas daarna kunnen de bemanningen worden opgehaald die met parachutes zijn geland op DZ X. Hierdoor gaat veel tijd verloren. Pas om 15.35u, twee uur nadat zij zijn geland op LZ Z, vertrekt de verkenning-seenheid naar de verkeersbrug bij Arnhem. Er is nu zoveel tijd verstreken dat Krafft’s bataljon de gelegenheid heeft gekregen om in opstelling te komen langs de Wolfhezer-weg. Van daaruit weten ze om 15.45u het Reconnaissance Squadron te stoppen. Ook de parachutistenbataljons van 1st Parachute Brigade verliezen direct na de landing al veel tijd. De brigadecommandant wil eerst zeker weten of alle eenheden van de brigade compleet zijn, voordat ze mogen vertrekken. Hoewel alle bataljons om 14.45u vertrekge-reed zijn op de verzamelplaats, geeft de brigadecomman-dant van 2nd en 3rd Parachute Battalions pas om 15.10u toestemming voor de opmars. 1st Parachute Battalion kan zelfs pas om 15.30u vertrekken. De uitkomst van de eerste gevechtsdag in Arnhem is bekend: alleen 2nd Parachute Battalion weet rond 20.00u de verkeersbrug in Arnhem te bereiken.

Marcel Kuster

Aan Duitse zijde gebeurt het volgende: SS-Panzer-Auf-klärungs-Abteilung 9 van SS-Sturmbannführer Viktor Gräbner bevindt zich op zondagmiddag in een afwach-tingsgebied in Hoenderloo. Rond het middaguur is ook de commandant van de 9. SS-Panzer-Division, SS-Stand-artenführer Walter Harzer, daar aanwezig. Om 14.40u verstrekt Harzer daar een waarschuwingsbevel aan zijn divisie. De Aufklärungs-Abteilung heeft op dat moment zijn ongeveer 30 overgebleven pantservoertuigen gereed gemaakt om met de trein naar Duitsland te laten vervoe-ren. Dat plan wordt nu razendsnel aangepast. Voordat Harzer teruggaat naar zijn commandopost in Beekbergen geeft hij Gräbner opdracht zo snel mogelijk en zo veel mo-gelijk voertuigen verplaatsingsgereed te maken. Gräbners bataljon vormt op die zondagmiddag de enige mobiele en gepantserde eenheid waarover de 9. SS-Panzer-Division kan beschikken. Vlak voor zijn vertrek krijgt Gräbner om 16.30u een gedetailleerdere opdracht: 1) verken met een deel van de eenheid in de richting van de landingsterreinen, 2) verken met het gros van de beschiakbare middelen de Waalbrug bij Nijmegen.
Rond 17.00u komen de eerste elementen van de Aufklä-rungs Abteilung met hoge snelheid aan in de buurt van Arnhem. Via de Koningsweg verplaatsen de eerste tien half-tracks van Gräbner zich in kolonne over de Schelmseweg, en naderen de kruising met de Amsterdamseweg. Van daar zullen zij hun verkenningen uitvoeren in de richting van de DZ’s en LZ’s. Het gros van zijn eenheid rijdt rond 18.00u over de Arnhemse verkeersbrug naar Nijmegen om daar in-derdaad de Waalbrug te verkennen. Tegen 20.00u slaagt hij erin de Nijmeegse kant van de Waaloever te bezetten.
ANALYSE: WHAT IF?
• Met meer focus op de opdracht, hoe wankel ook, én snelheid, is het niet ondenkbaar dat als de 1st Airborne Division met alle eenheden die op dag 1 (1st Parachute Brigade, 1st Airlanding Brigade en divisietroepen) direct de aanval op de bruggen zou hebben ingezet al in zijn geheel bij het invallen van de duisternis op zondag 17 september in Arnhem zou zijn aangekomen. Het Recon-naissance Squadron en de bataljons van de 1e Airlan-ding Brigade, die tussen 13.00u en 13.18u waren geland op de LZ’s S en L hadden uiterlijk om 1400 uur met hun opmars naar Arnhem kunnen beginnen. Een een-heid die met zweefvliegtuigen landt, een zweefvliegtuig transporteert een organiek peloton infanterie, is binnen enkele minuten marsgereed. Het tijdstip 1400u is on-geveer hetzelfde tijdstip dat de 9. SS-Panzer-Division het waarschuwingsbevel krijgt om zijn Alarmeinheiten gereed te stellen. Op dat moment bevonden er zich nog geen Duitse eenheden tussen de LZ’s en de bruggen in Arnhem. Het Ersatz- und Ausbildungs-Battalion 16 van SS-SturmbannführerKrafft bevindt zich dan wel in de bossen tussen Wolfheze en Oosterbeek maar zijn 2. en 4.
Kompanie kunnen pas om 15.30u opstellingen innemen langs de Wolfhezerweg. • Met een opmarssnelheid van drie kilometer per uur zouden de infanteriebataljons van de Airlanding Briga-de rond 15.30u al vijf km gevorderd zijn in oostelijke richting. Zij zouden, voordat het bataljon van Krafft in opstelling staat, al in de buurt van de Schelmseweg en Mariëndaal bij Arnhem aangekomen zijn. Ook het Reconnaissance Squadron zou, als de verplaatsing rond 14.00u was ingezet, al voor 15.00u met twee pelotons in jeeps de verkeersbrug kunnen bereiken. • Ook de parachutistenbataljons van 1st Parachute Briga-de zouden, met uitzondering van 1st Parachute Batta-lion, het bataljon Krafft te snel af zijn geweest. Als zij direct na te zijn aangekomen op hun rendezvous point om 14.45u met de opmars zouden zijn begonnen, en geen kostbare tijd hadden verloren met wachten op toe-stemming van hun brigadecommandant, zouden ook zij het bataljon Krafft hebben omtrokken. Het is dan ook niet ondenkbaar dat beide brigades met hun zes batal-jons rond 20.00u een aaneengesloten verdediging rond de verkeersbrug hadden kunnen inrichten (zie tekening).
TER AFRONDING
Bij het ontvouwen van Urquharts plan op de eerste dag van Market Garden heeft het volledig aan snelheid en doel-gerichtheid ontbroken. Dit is evident in de wijze van op-treden door de divisie, maar vooral ook in het optreden van 1st Parachute Brigade en het Reconnaissance Squadron tijdens de eerste uren van de slag.
De divisiecommandant besloot in zijn eentje, zonder zich te laten adviseren door ervaren stafofficieren of onder-commandanten, tot een wijze van optreden waarbij de bedoelde strategische verrassing binnen enkele uren tac-tisch verloren ging. Niet alleen omdat hij een te geringe strijdmacht ter beschikking stelde voor het overmeesteren van de verkeersbrug, maar ook omdat hij het zwaartepunt van het optreden van zijn divisie legde bij het beveiligen van LZ’s en DZ’s voor de landingen van de daaropvolgende dagen. Luchtlandingseenheden ontberen immers van natu-re de vuurkracht, mobiliteit en bescherming die reguliere gepantserde eenheden nu eenmaal wél hebben. Dat nadeel kan alleen worden vermeden door verrassing en snelheid.
Ondanks de opgelegde beperkingen had hij meerdere mo-gelijkheden tot zijn beschikking om op de eerste dag meer gevechtseenheden beschikbaar te maken voor de verove-ring van de verkeersbrug. Zo had hij binnen de beschik-bare transportvloot van 502 vliegtuigen moeiteloos drie infanteriebrigades kunnen invliegen op dag 1. Ook had hij kunnen kiezen voor een geconcentreerde aanval op de brug met slechts twee infanteriebrigades. Als hij zich zou hebben laten adviseren door ervaren stafofficieren of ondercommandanten, dan zouden deze oplossingen waarschijnlijk wel onder de aandacht van Urquhart zijn gebracht.

Brereton verwelkomt Urquhart bij zijn terugkeer (National Archives and Records Administration).

Het verlies van de strategische verrassing op 17 septem-ber werd nog eens versterkt door de trage uitbraak vanaf de LZ’s en DZ’s door 1st Parachute Brigade en het Recce Squadron. De gescheiden inzet van laatstgenoemde een-heid, waarbij de bemanningen landen op DZ X en de voer-tuigen op LZ Z, kost twee kostbare uren en leidt ertoe dat ze reeds in een vroeg stadium door Kraffts bataljon worden gestopt. Ook de parachutistenbataljons van de brigade verliezen direct na de landing al veel tijd omdat de com-mandant eerst zeker wil weten of alle eenheden compleet zijn. Het geeft de Duitsers voldoende tijd om het initiatief over te nemen van 1st Airborne en de Britten in een vroeg stadium beslissend de pas af te snijden.
Otto van Wiggen schreef deze analyse op basis van zijn mi-litaire achtergrond en zijn interesse voor krijgshistorie. Van Wiggen was in zijn 40-jarige loopbaan actief binnen de pant-serinfanterie, de special forces en de air assault-infanterie. Hij was commandant van het Korps Commandotroepen en van 11 Luchtmobiele Brigade. Erik Jellema diende eveneens in verschillende functies bij zowel het Korps Commandotroepen als de Luchtmobiele Brigade.

PROGRAMMA 2021
Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
GEPLAND 2021
• Zondag 9 mei: KOSB-fietstour (max. 3 groepen van 10 personen) • Zaterdag 5 juni: Algemene Ledenvergadering en lezing over de Eighth Air Force • Augustus: RECCE-fietstour (3 groepen van 10) • Oktober (gewijzigd): battlefield tour (wandeling) Perimeter Noord (3 groepen van 10) • Najaar: Lezing opmars 21st Army Group: Falaise t/m 17 september • Nader te bepalen: lezing over de rol van herdenken
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 21 – JULI 2021
NUMMER 22 – NOVEMBER 2021
NUMMER 23 – MAART 2022

DE ACHTERZIJDE
In 1947 schonken Poolse parachutisten een substantieel bedrag én een glas-in-loodraam aan de Drielse gemeen-schap voor de wederopbouw van de in 1944 vernietigde school. Dit raam is recent gerestaureerd, met de steun van de lokale voetbalvereniging (foto: Ton Timmer).
• Nader te bepalen: lezing over de Bergings- en Identificatiedienst Koninklijke Landmacht (BIDKL), door Kapitein Geert Jonker

BOEKEN
Nigel Simpson, e.a., ‘Hitched up and ready to move’; The First Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem, Battery A Troop | ‘Standby – Steady – Fire!’, The First Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem, Battery B Troop Deel 1 en 2 van een reeks van uiteindelijk zeven over de anti-tankers van Arnhem. Beschrijving van de inzet van ieder kanon (aan de hand van luchtfoto’s en platte-gronden), en waar dit – voor zover bekend – tijdens de slag actief was. Een aardige aanvulling op de bekende literatuur over The First Airlanding Anti-Tank Battery.
A Troop: ISBN-13: 978-90-826-4753-6, pp. 106, geïl-lustreerd, Engels, € 17,50. B Troop: ISBN-13: 978-90-826-4758-7, pp. 144, geïllustreerd, Engels, € 20,-. Beide zijn verkrijgbaar via: www.aviationwarbooks.nl.


Ook onlangs verschenen: Judy Urquhart, Memoir of a Major General’s Daugth-er. From the second world war to the 60’s social war’ Judy Urquhart, de jongste dochter van Roy Urquhart beschrijft in dit eerste deel van haar memoires haar lev-en van 1942 tot de jaren ’60. Inzicht in het leven van de familie Urquhart en de invloed van de upper class in Groot-Brittannië op de kinderen.
ISBN-13: 979-86-533-7884-3, pp. 256, geïllustreerd, Engels, € 12,50.
Christer Bergström, Mythes rondom Market Garden ontkracht – deel 1.
Een boek volgens de klassieke opzet: Slag bij Arnhem – Amerikaanse Airborne-divisies – XXX Corps. Met ge-bruik van ongepubliceerd materiaal uit de Cornelius Ryan Collection. Saillant: Urquharts luchtziekte op dag één van de slag als verklaring voor het uitblijven van snelle beslissingen. In Airborne Magazine nr. 21 een recensie.
ISBN-13: 978-90-830-8600-2, pp. 400, geïllustreerd, Nedvision Publishing (te reserveren via www.nedvision. com), € 32,50. Deel 2 (Nederlands) wordt medio mei 2021 verwacht.

In 1947 schonken Poolse parachutisten een substantieel bedrag én een glas-in-loodraam aan de Drielse gemeen-schap voor de wederopbouw van de in 1944 vernietigde school. Dit raam is recent gerestaureerd, met de steun van de lokale voetbalvereniging (foto: Ton Timmer).