VVAM Airborne Magazine No.22

AIRBORNE MAGAZINE

Airborne Magazine

Jaargang 7, nr. 22, november 2021

Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.

Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.

ISSN: 2666-6871.

Voor meer informatie: www.kb.nl/issn

Redactie Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten Aan deze editie werkten mee Jory Brentjens, Luuk Buist, Martijn Cornelissen, Jan van Dalen, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Wim Kersten, Geert Maassen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten, Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out

Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst

Druk

Grafi Advies, Zwolle Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03

Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem

Rekeningnr (IBAN): NL 80 INGB 0004 4036 41

Contributie VVAM

Individueel lid: € 30 per jaar (jan t/m dec) Gezinslidmaatschap: € 40 per jaar (jan t/m dec) NL 80 INGB 0004 4036 41 U ontvangt een factuur voor de contributie van 2022.

Archivering & losse nummers

info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE

3    Verenigingsnieuws

5   Museumnieuws

6    Interview – Karel Margry, hoofdredacteur After the Battle magazine

11   Airborne Museum – De Connectie revisited

13   Airborne Museum – Wandelen om te herdenken

14   Achtergrond – Tussen Beukenlaan en Oude Kerk

23   Recent verschenen boeken

24   Persoonlijk – Battlefield tour 7 KOSB

26  Objecten – Princess Mary Gift Fund Box (1914)

28   Ministory 138 – Lieutenant Philip Holt

35  Programma

 

BIJDRAGEN

De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties. We verwelkomen bijdragen aan het blad. Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.

Omslag: Luchtopname van de contouren van voormalig landhuis De Oorsprong in Oosterbeek.

Zie Ministory 138 op pagina’s 28-34 voor het verhaal van deze plek (foto: Jan van Dalen Fotografie).

BESTUURSMEDEDELINGEN

Op zaterdag 2 oktober hield de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum (VVAM) haar jaarlijkse algemene ledenvergadering, één met minder coronabeperkingen dan voorheen én, voor het eerst sinds enige tijd, in het Airborne Museum. In eerdere edities van dit magazine heb ik al uitgelegd dat het onze intentie is, én die van het museum, om onze samenwerking de komende jaren te intensiveren. Dit thema was ook het hoofdonderwerp van de ALV.

Het VVAM-bestuur, met vlnr: Alexander Heusschen, Joey Post, Jasper Oorthuys, Otto van Wiggen (voorzitter) en Frans Kalkhoven.

Ronnie Weijers.

 

De eerste ideeën voor een intensievere relatie volgden snel op het aantreden van Ronnie Weijers als nieuwe directeur-bestuurder van het museum. Op uitnodiging van het VVAM-bestuur stelde Weijers zich tijden de ALV voor en deed hij zijn visie en plannen met het museum uit de doeken. Hij schetste hoe hij het afgelopen jaar de financiële problemen als gevolg van de gedwongen sluiting van het museum heeft weten te beperken, onder andere door een oproep tot financiële steun te doen in de vorm van een ‘vriendenabonnement’. Dit leverde als snel enkele honderden abonnementhouders op: contribuanten die het museum eenmalig met € 30 steunden. Toen bleek dat er nagenoeg geen overlap was tussen deze abonnementhouders en VVAM-leden, ontstond het idee om beide categorieën samen te brengen in de VVAM. Om abonnementhouders te bewegen hun bijdrage jaarlijks voort te zetten, was het aanbod hen voor een hernieuwde jaarlijkse bijdrage van € 30 drie keer per jaar Airborne Magazine toe te zenden. Alle abonnementhouders hebben daarop in juli 2021 het eerste nummer ontvangen.

Omdat reguliere VVAM-leden ‘slechts’ € 25 per jaar betalen, heeft het bestuur in overleg met Weijers voorgesteld het jaarlijkse contributiebedrag ook te verhogen naar € 30. Afhankelijk van het aantal abonnementhouders dat besluit zijn jaarlijkse bijdrage voort te zetten en de facto lid te worden van de VVAM, kan het ledenbestand van de vereniging hierdoor aanzienlijk groeien. Op dit moment telt de VVAM 616 leden en hebben al 233 abonnementhouders positief gereageerd op het aanbod om over te gaan naar de VVAM. Tegenover de verhoging voor VVAM-leden staat een verdere kwaliteitsimpuls voor Airborne Magazine en de verstrekking van een museumpas die onbeperkt vrije toegang biedt tot het Airborne Museum. De leden hebben tijdens de ALV unaniem ingestemd met de contributieverhoging en het samenvoegen van beide categorieën vrienden.

Daarna schetste Weijers de ontwikkelingen met betrekking tot het samenvoegen van de websites van het museum en de VVAM, en het centraliseren van de ledenadministratie, iets dat nog nadere afstemming behoeft. Weijers maakte bekend dat de geplande thema-avonden in de toekomst zonder kosten kunnen worden georganiseerd in het Airborne Museum.

Zoals gebruikelijk werd de ALV gecombineerd met een middagprogramma: een presentatie over de inzet van de 8th US Air Force tijdens Market Garden (op 17 september) door drie leden van de Studiegroep Luchtoorlog 19391945: Ivo de Jong, voorzitter van de studiegroep sinds 2010, Antoon Meijers en Fredrik Paauwe.

De Jong werkt als generaal-majoor bij de Defensie Materieel Organisatie en heeft geschiedenis in brede zin als hobby. Zijn specialisme is de luchtoorlog in Nederland in WOII, een interesse die werd aangewakkerd door verhalen van zijn vader die als jongen een Amerikaanse bommenwerper zag neerstorten bij Groenekan, in de buurt van Utrecht. In zijn lezing voor de ALV schetste hij de groeistuip die de Amerikaanse Luchtmacht doormaakte en het aandeel dat zij uiteindelijk had in het verslaan van Duitsland.

Ivo de Jong tijdens zijn lezing.

Antoon Meijers werkte 32 jaar voor de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en ging in 2010 met functioneel leeftijdsontslag. Van jongs af aan was hij geïnteresseerd in de bevrijding van Nederland. Hij kreeg vanuit zijn werk bij de EOD steeds meer interesse in de luchtoorlog. In 2019 publiceerde hij het boek They were all over the sky dat de Amerikaanse luchtaanvallen beschrijft vóór en tijdens Market Garden. In een boeiende presentatie schetste Antoon Meijers hoe voorafgaand aan de inzet van de eerste lift met parachutisten op zondag 17 september, maar liefst 875 B-17-bommenwerpers en enkele honderden P-47 Thunderbolt-jachtvliegtuigen werden ingezet om de luchtlandingstroepen te beschermen en de Duitse luchtafweer vleugellam te maken. De doeltreffende wijze waarop dit is gebeurd heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen dat op de eerste dag slechts een gering aantal C-47’s en gliders, die de Britse Airborne Division vervoerden, is neergehaald. In contrast: die zondag ging wel een aanzienlijk aantal bommenwerpers verloren.

Fredrik Paauwe zoomde in op het verhaal van de 353rd Fighter Group en de bij Wekerom-De Valk neergestorte Amerikaanse 2nd Lieutenant Robert Greene. Greene was nog maar twintig toen hij op 17 september met zijn Thunderbolt werd neergeschoten en om het leven kwam. Paauwe deed verslag van zijn zoektocht naar Greenes herkomst en naar diens familieleden. Mede door Paauwes inspanningen is op de plaats van de crash op 17 september 2001, in het bijzijn van de zus van Greene, een monument onthuld dat de herinnering aan deze jonge vlieger levend houdt.

— Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM

— Foto’s: Erik Jellema

FINANCIËN EN CONTRIBUTIE Als gevolg van de nauwere samenwerking met het museum en de te verwachten hogere inkomsten is het mogelijk Airborne Magazine door te ontwikkelen en een hogere financiële bijdrage aan het museum te leveren. In 2019 heeft de vereniging € 4.000 geschonken aan het Airborne Museum. In het begrotingsjaar 2020 is een bijdrage verstrekt van in totaal € 5.150. Deze bijdragen zijn met name gedaan als tegemoetkoming in de kosten die zijn gemaakt ten gevolge van de co-ronapandemie. Voor het aankomende begrotingsjaar hebben we € 6.450 opgenomen als gift aan het museum. Afhankelijk van het aantal nieuwe leden kan dit bedrag verder oplopen.

Overigens zijn de contributie-inkomsten in 2020 behoorlijk achtergebleven. Tot voor kort gingen we er als bestuur vanuit dat de leden hun contributie op eigen initiatief overmaken. In praktijk blijkt deze stilzwijgende afspraak echter niet te werken: het vergt erg veel tijd en geduld van de ledenadministratie om achterblijvers met betalingsherinneringen aan te sporen alsnog te betalen. Om die reden is de vereniging in 2020 overgestapt op de geïntegreerde financiële ledenadministratie van Conscribo. Dit maakt het online innen van contributies eenvoudiger en overzichtelijker. Dat dit effect heeft, zien we terug in de inkomsten voor het verenigingsjaar 2021. Niet-betalende leden worden nu eerder gesignaleerd en uitgeschreven wanneer na twee aanmaningen geen betaling volgt. Leden met een e-mailadres krijgen deze herinneringen per mail, overige leden ontvangen deze per post. Omdat we niet precies weten wie wel en wie niet zijn/haar contributie over 2020 heeft overgemaakt, verzoek ik u dit zelf te controleren. Mocht u nog niet hebben betaald voor dit jaar, dan ontvangen wij uw bijdrage graag met spoed.

MUSEUMNIEUWS

BRONZEN BUSTE JOHN L. WADDY

— Yvette Polman

Sinds 19 september is in de salon van het Airborne Museum het bronzen borstbeeld van majoor John Llewellyn Waddy te bewonderen. De buste is gemaakt door beeldend kunstenaar Vivien Mallock, in opdracht van Alan Curtis OBE. “My hope is that the Bust finds a home that would please John”, aldus Curtis. Het borstbeeld heeft voorlopig zijn thuis gevonden in het museum en zal hier in ieder geval een jaar lang te zien zijn.

Tijdens de Slag om Arnhem was Major John Waddy de commandant van B Company, 156 Parachute Battalion, 4th Parachute Brigade. Op 18 september landde hij op de Ginkelse Heide. De volgende dag raakte Waddy zwaargewond terwijl hij door een Duitse verdedigingslinie probeerde te breken. Hij werd afgevoerd naar het noodhospitaal in Hotel de Tafelberg, waar hij op de biljarttafel werd geopereerd. Na de oorlog keerde hij regelmatig terug naar Arnhem en Oosterbeek om de slag te herdenken. Ook was hij militair adviseur voor de film A Bridge Too Far. John Waddy overleed op 27 september 2020 op 100-jarige leeftijd.

 

(foto: Arjan Vrieze photography).

 

AIRBORNE MUSEUM OP BEZOEK IN POLEN

Ieder jaar in september viert en herdenkt de Poolse 6 Brygada Powietr-znodesantowa, de 6e Airborne Brigade, in Krakau de oprichting van de 1st Polish Independent Parachute Brigade op 23 september 1941. Ronnie Weijers, directeur-bestuurder van het Airborne Museum, was hierbij aanwezig op persoonlijke uitnodiging van brigadegeneraal Grodzki. De viering ging van start met een kerkmis, gevolgd door een ceremoniële herdenking bij het beeld van generaal-majoor Sosabowski op het kazer-neterrein. De volgende dag kwam iedereen bijeen voor de brigadeparade en de jaarlijkse ‘paratrooperspicknick’. Tijdens operatie Market-Garden kreeg de Poolse parachutistenbrigade, onder leiding van Sosabowski, de opdracht de Britse 1st Airborne Division bij Oosterbeek te helpen. In 2006 ontving de Poolse eenheid hiervoor de Militaire Willems-Orde. Ronnie Weijers bezocht ook de traditiekamer van de brigade, waar o.a. de orde wordt getoond.

Brigade-generaal Grodzki (L) en Ronnie Weijers.

 

 

Met meer dan 150 uitgaves op zijn naam mag Karel Margry (1957), hoofredacteur van de kwartaaluitgave After the Battle, zich inmiddels ‘veteraan’ noemen. Het 700 pagina’s tellende standaardwerk Operation ‘Market-Garden’ Then and Now, ook van zijn hand, is volgend jaar twee decennia oud. Een aardig moment om de blik eens te richten op de verdiensten van deze uiterst gepassioneerde (militair) historicus, zijn modus operandi en de toekomst van het tijdschrift.

— Alexander Heusschen

Vingers omhoog wie nog nooit heeft gehoord van After the Battle (ATB), of van 40-’45 Toen en Nu, zoals het blad in het Nederlandse licentiegebied heet. Toen Winston Ramsey de uitgave in 1973 in Groot-Brittannië introduceerde, was de belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog of operatie Market-Garden aan deze kant van Het Kanaal nog niet zo groot als nu. Toch zou het format waarmee hij destijds kwam veel navolging krijgen en is ATB uitgegroeid tot een heus ‘instituut’ met een trouw lezerspubliek. En niet zonder reden: ATB combineert de historische fascinatie voor de plekken waar het daadwerkelijk allemaal gebeurde met het hedendaagse. De vaak uiterst gedetailleerde informatie over de militaire acties is gedegen en geeft de lezer het idee dat hij in één klap alles weet over het onderwerp. Het hart van de formule was en blijft simpel: neem de originele foto van destijds en achterhaal waar deze is genomen. Het bewijs wordt steevast geleverd met een foto van dezelfde plek nu, zelfs als deze onherkenbaar is veranderd.

ATB 1 trapte een kleine 50 jaar geleden af met D-Day, nummer 2 was gewijd aan Market-Garden. De timing had voor de jonge Karel Margry niet beter kunnen uitpakken toen hij als 16-jarige met een ontluikende belangstelling voor militaire geschiedenis de trein pakte naar Apeldoorn, om eens rond te neuzen in dat gespecialiseerde boekenzaak-je van H. de Weerd waarover hij had gelezen. Gadegeslagen door de eigenaar in z’n beige stofjas, bladerde hij door de allereerste nummers van After the Battle. Dit was informatie waar hij naar op zoek was; een eerste kennismaking die achteraf gezien het startsein zou blijken voor een legergroene schrijfcarrière. Op de verlanglijst voor Sinterklaas kwam een abonnement op het blad, een studie Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht volgde. Fast forward naar 2021, met een tussenstop midden jaren ‘80.

PROEVE VAN BEKWAAMHEID

Margry leunt voorover op het tafeltje, terwijl achter hem twee- en driejarigen het moderne Utrechtse koffiezaakje reduceren tot iets voor in After the Battle. Onverstoorbaar en met een brede grijns vertelt hij over die ene vakantie op Sicilië, in 1986. Nou ja, vakantie… Voor zijn toenmalige vriendin misschien. Voor hem was het meer een zorgvuldig voorbereide battlefield trip met een duidelijk plan. Margry: “Waren we net ergens aangekomen op een prachtige plek, wilde ik eigenlijk alweer door. Ik had mezelf namelijk tot doel gesteld om alle locaties te fotograferen van de tientallen foto’s van de Slag om Sicilië die ik in het archief had opgediept. Niet dat mijn vriendin daar per se gelukkiger van werd, maar ik wilde deze reis gebruiken om een zo compleet mogelijke portfolio te maken van de slag, met het idee om deze daarna persoonlijk in Engeland aan uitgever Winston Ramsey in Engeland te laten zien. Bij wijze van open sollicitatie, zeg maar. “Die relatie heeft vast niet lang standgehouden?”, voeg ik toe. “Integendeel”, antwoordt Margry monter, “we zijn nog steeds bij elkaar”.

De opzet slaagde. Margry maakte een afspraak voor een gesprek bij de uitgeverij in Londen en Ramsey was onder de indruk van de wijze waarop hij te werk was gegaan. Wat volgde was een eerste proeve van bekwaamheid: Karel mocht een artikel schrijven over de aanslag bij de Woeste Hoeve op Hanns Rauter, hoofd van de SS in Nederland. Kort daarna werd ook zijn artikel over Sicilië gepubliceerd. Hij kreeg een freelance-aanstelling, in 1990 gevolgd door een vaste betrekking.

Sicilië mag achteraf gezien dan de springplank naar ATB zijn geweest, de aanloop was er al veel eerder. Margry: “Eigenlijk vanaf het ogenblik dat ik in de bibliotheek de eerste zes bladzijden vond over de Irish Guards die mijn dorp (Aalst, onder Eindhoven) hadden bevrijd, ben ik stelselmatig informatie gaan verzamelen over de oorlog in het zuidoosten, en heb ik mijn kennis steeds verder verbreed. Op mijn 18e zat ik al archiefstukken over te schrijven in The National Archives in Kew.”

Dat Margry bij zijn sollicitatie bij Winston Ramsey al een boek op zijn naam had staan over de bevrijding van Eindhoven (1982), halverwege dat decennium het Verzetsmuseum in Amsterdam opzette en al voorzichtig dacht aan promoveren aan de universiteit, zegt evenveel over zijn gedrevenheid als over zijn veelzijdigheid. Schrijven in de journalistiek-analytische traditie van historici zoals John Toland en Cornelius Ryan werd zijn drijfveer.

STENCIL

Dat die motivatie na 40 jaar, evenals haar drager, geen dag ouder geworden lijkt, blijkt wanneer Margry zijn enthousiasme tentoonspreidt: “Mijn werk voor After the Battle is eigenlijk het mooiste wat ik me kan voorstellen. Dat vond ik destijds al als freelancer en dat vind ik nog steeds nu ik hoofdredacteur ben. Ik krijg alle vrijheid: ik kies zelf de onderwerpen uit en maak het blad dat ik graag zelf zou willen lezen. En dan betaalt mijn werkgever ook nog eens al mijn reizen naar voormalige slagvelden. Ik ken niet veel mensen in dezelfde positie”, zegt hij zonder enige vorm van snoeverij. “Uiteraard ben ik wel gebonden aan het format: ieder nummer heeft minimaal één artikel over een veldslag of militaire operatie. En de opzet en lay-out van ATB bepaalt de lengte van een stuk; het moet wel passen. Dat is af en toe zoeken, maar maakt het juist ook uitdagend. Ik neem nooit ooggetuigenverslagen op, die nemen teveel ruimte in. De foto’s en teksten moeten goed aansluiten, en van de fotobijschriften probeer ik altijd een doorlopend verhaal te maken, dat je zelfs los van het artikel zou kunnen lezen. Let daar maar eens op als je ATB leest.”

Wat After the Battle volgens Margry tot een succes heeft gemaakt, is de onveranderlijkheid van het concept, in combinatie met de compacte historische analyses in zo’n 10.000 woorden. “Soms is het ook gewoon een kwestie van geluk hebben, zoals bij de ondergrondse fabrieken van Nordhau-sen waar V1’s en V2’s werden geproduceerd. We kwamen met een artikel toen de mijntunnels, die sinds de oorlog

Op Utah Beach in Normandië (2017).

gesloten geweest waren, net weer waren geopend. Ik was de eerste die zo het complete verhaal kon vertellen.”

De herkenbaarheid van ATB zit ‘m ook in de vormgeving. Neem het logo: geen poespas, maar gewoon de naam van het blad in lettertype Stencil, waar ook ter wereld geassocieerd met ‘het leger’. Verzonnen begin jaren ‘70 en fier overeind in 2021. Margry: “Natuurlijk heeft het blad een archaïsch uiterlijk, dat besef ik maar al te goed, maar lezers vinden dat fantastisch en willen ook niet dat dit verandert. De enige echte wijziging is dat we een kleine tien jaar geleden zijn overgegaan op kleur.”

“ATB prides herself met het in druk houden van de oude nummers voor een mondiaal publiek. Ik geloof dat van de editie over de Hammelburg Raid [de door George Patton op touw gezette operatie om zijn schoonzoon uit een Duits krijgsgevangenenkamp te bevrijden, AH] iets van 60.000 exemplaren zijn verkocht. Met name in de VS is de belangstelling voor de bekendere militaire campagnes groot. Persoonlijk vind ik kleinere verhalen over verzet, spionage of de holocaust vaak nog interessanter om te maken.” MODUS OPERANDI

Dat maakproces is in het geval van Margry een aardig intensieve bezigheid, zelfs voor een duursporter zoals hij.

Amerikaanse opmars naar Magdeburg, midden Duitsland, 1945 (foto: William Vandivert).

Margry op dezelfde plek in 2018 tijdens de research voor een ATB-artikel over de inname van de stad.

Niet zelden is hij weken achter elkaar van huis om archiefonderzoek te doen in het buitenland, of om verder historisch recherchewerk te verrichten op locatie, gewapend met pen, fotocamera en de gevonden archiefbescheiden onder de arm. Vaak gaat de racefiets mee voor een avondlijk rondje over Duitse en Franse dreven.

Hoe Margry te werk gaat is gemakkelijk uitgelegd: “Het eerste wat ik altijd doe als ik een nieuw onderwerp heb uitgezocht is kijken of er origineel fotomateriaal beschikbaar is: negatieven, contactafdrukken, foto’s. Het begint altijd met de afbeeldingen. Het mooiste is als je weet wie de fotograaf is geweest en als er dope sheets [het ‘logboek’ van de fotograaf, AH] beschikbaar zijn. In Amerikaanse archieven is het vaak een rommeltje en is het soms behoorlijk lastig zoeken, zelfs als de inventarislijst aangeeft dat het materiaal er móet liggen. Ongeordende foto’s die in één doos zijn gestopt, slecht gerubriceerde stukken onder één globale zoekterm… Vind dan maar eens een specifieke foto.

Maar goed, heb je zo’n foto eenmaal gevonden, dan is mijn volgende stap nagaan of ik een print of afdruk kan bemachtigen. Of bij foto’s van burgers liefst de negatieven. Daarna begint het logisch redeneren. Het helpt als je bijvoorbeeld weet van welke kant een eenheid een stad heeft benaderd. Militairen volgen meestal de hoofdwegen; fotografen volgen vaak net achter de eerste aanvalsgolf. Dit soort simpele feiten zijn vaak een goed vertrekpunt voor je onderzoek terplekke. Wat je doet is de grote wegen volgen, rondrijden en kijken of je ergens een aanknopingspunt vindt. Heb je eenmaal één herkenningspunt gevonden, dan werk je van daaruit terug en vooruit, en ga je, ik neem maar even een stad als voorbeeld, de zijstraten in en dieper de wijken in.

Het helpt enorm als je een fotograaf kan volgen aan de hand van de volgorde waarin hij de foto’s heeft genomen. Dan begrijp je de context beter en is het verloop van de strijd ook gemakkelijker te volgen. In een stad als Arnhem is dat overigens vrij eenvoudig. De Slag om Arnhem is zo goed gedocumenteerd dat je kunt voortbouwen op de informatie die er al is. Waar je wel mee moet oppassen zijn de dope sheets. Fotografen willen nog weleens fouten maken in de datering of de locaties. Niet gek als je je midden in het geweld bevindt; die mannen wisten de helft van de tijd ook niet meer waar ze waren.”

Eenmaal thuis begint het betere schrijfwerk. Margry: “Als je échts iets wilt weten van een bepaalde slag, dan moet je de war diaries hebben. Die gebruik ik dan ook veel. En als het kan, leun ik op eerder verschenen werk van anderen. Het is mijn taak als historicus dié bronnen eruit te halen die ik het meeste vertrouw. Wat overigens niet wil zeggen dat ik geen fouten maak bij het schrijven. Tot echte missers in één van de publicaties heeft dat gelukkig nooit geleid. De kunst is de juiste mensen om je heen verzamelen die je kunnen behoeden voor dit soort uitglijders. “Ik streef er in

ieder geval naar een fotografisch standaardwerk te maken dat de tand des tijds kan doorstaan.”

SLAG OM ARNHEM

‘Arnhem’ heeft zo’n standaardwerk: het in 2002 uitgebrachte boek Operation ‘Market-Garden’ Then and Now. Dat de voorbereidingen voor dat boek terug te voeren zijn naar begin jaren ‘70 lijkt overdreven maar is dat niet. Mar-gry daarover: “Vanaf 1973 heb ik op continue basis foto’s verzameld over deze operatie. In het pré-digitale tijdperk schreef ik alle informatie die ik maar vinden kon achter op deze platen. Zelfs als ik wist dat deze niet klopte.”

“Ik had eerder al het boek D-Day Then and Now voor een groot deel samengesteld. Die ervaring leerde me al hoe moeilijk het is om een goede selectie te maken uit het fotomateriaal. Toen het idee opkwam om iets met Arnhem te gaan doen, bleek dat niet anders. We beseften al heel snel dat we hoogstens een vijfde van de foto’s zouden kunnen opnemen in het boek. Maar dan liefst wel als complete reeksen. Dat heb ik opgelost door bijvoorbeeld contactaf-drukken [afgedrukte negatieven, AH] te gebruiken van de fotoseries van de Duitse Kriegsberichter Jacobsen en Wenzel. Dit heeft, zeker in combinatie met kaarten, als voordeel dat je precies kunt volgen hoe de strijd is verlopen en in welk tempo.”

Ieder boek is maar een momentopname, weet Margry als geen ander. Dit geldt zowel voor de informatie die op dat moment beschikbaar was, als voor de vergelijkingsfoto’s zelf: Margry’s Peugeot 204, die opduikt als stand-in voor een Panther-tank of Montgomery’s Humber, verraadt hoe snel de tijd beweegt. “Ik rijd nog steeds Peugeot”, lacht Margry, “Ik heb pas weer een nieuwe gekocht.” Gedateerd of niet, volgens Margry is het nog steeds een goed geslaagde synthese van de kennis over de slag. “Mijn hele ziel en zaligheid ligt in die twee boeken, en het was af en toe ongelooflijk hard werken naast mijn normale baan, maar ik ben wel van mening dat het het allemaal waard is geweest.

Presentatie van het boek in het Airborne Museum (2002). Rechts Aad Groeneweg, toenmalig directeur van het museum.

Ik had het geluk dat ik gebruik kon maken van de enorme kennis van experts als Robert Voskuil en anderen [zie pagina 7 van het boek voor alle namen, AH] en dat er heel veel bekend was. Zo’n affaire King Kong, over het mogelijke verraad van de operatie, daar was alles wel over gezegd. Die discussie hoefde ik dus niet dunnetjes over te doen. Mijn aandeel is geweest om evenwicht te brengen in het verhaal over Market-Garden. Waar Cornelius Ryan in zijn boek voor 70% de nadruk legt op Arnhem en Oosterbeek, is voor mij de Amerikaanse rol en de opmars vanuit België minstens zo relevant.”

Goed is goed, vindt Margry inmiddels: “Met het onderwerp Slag om Arnhem ben ik wel klaar. Ik bedoel dit overigens positief: we hebben goed naar de slag gekeken, en dat heeft een goed boek opgeleverd. In die zin is het voor mij af. Iedere eenheid heeft inmiddels wel een monument of plaquette gekregen, ook allemaal prima. Nieuwe ontwikkelingen rond Arnhem volg ik niet op de voet. Dat is ook niet nodig, want ik word er vanzelf wel mee geconfronteerd: overal waar ik rijd zie ik de Tweede Wereldoorlog doorheen schemeren. Die persoonlijke interesse blijft toch.” TOEN, NU EN STRAKS

“Over die interesse gesproken: ik krijg wel vaker de vraag of dat nou nooit eens gaat vervelen en of ik niet door mijn onderwerpen heen begin te raken. Man, ik kan nog 100 jaar voort; de Tweede Wereldoorlog bestaat uit twintig miljoen verhalen. En dan hebben we de grote gebeurtenissen niet eens allemaal behandeld: Dresden, de strijd om Caen, Operation Cobra… Het Oostfront: idem. Onze stelregel is dat we ieder verhaal maar één keer vertellen, en dan meteen goed en zo compleet mogelijk. Tenzij er echt nieuwe informatie beschikbaar komt. Mensen blijven dat toen&nu-as-pect in ieder geval interessant vinden. Dat heeft Winston Ramsey, de eerste die met dit idee kwam, goed ingeschat.” Ramsey is 81 inmiddels. Karel Margry kan met z’n 64 jaar nog vrij gemakkelijk door voor een Henny Vrienten in zijn gloriedagen en gaat, als het aan hem ligt, gewoon door met wat hij het allerleukste vindt: het verleden op de huid zitten. “Als ik mezelf zou moeten karakteriseren dan zou ik zeggen dat ik vasthoud aan het vertrouwde en het goede. Waarom veranderen wat goed is? Ik doe al 50 jaar dezelfde sporten, ben 40 jaar met dezelfde vrouw en we zijn pas één keer verhuisd in al die jaren dat we in Utrecht wonen. Ik ben gewoon een gestructureerde jongen met een fascinatie voor geschiedenis.”

Als ons gesprek ten einde is, schuift hij nog een recente ATB (nr. 187 uit februari 2020) over tafel, met daarin het verhaal over zijn moeder, Marijke Margry-Roes, die in het Haagse verzet zat en die de laatste maanden van de oorlog in gevangenschap doorbracht in het ‘Oranjehotel’ van de Gestapo. Marijke overleed in 2019 op 99-jarige leeftijd. Opvallend is dat Karel haar verleden even fijnmazig rechercheert als de strijd om Charkov of Hannover, met dezelfde ingetogen analytisch-onderzoekende stijl die ATB zo typeert. Hoe nabij de geschiedenis in dit geval ook komt. Karel staat zelf op twee foto’s: één keer als gezinslid met zijn moeder als stralend middelpunt en één keer als standin om een plek te markeren van de Frauen-Abteilung van de gevangenis. Het is de rol die hem het beste ligt: die van chroniqueur van veelkleurige verledens.

Naschrift: In oktober 2021 is After the Battle overgenomen door uitgever Pen and Sword Books. Het is daarmee “afwachten wat de toekomst brengt”, aldus Karel.

Margry op de exacte locatie van de gevangeniscel van zijn moeder (2019). De cel is er niet meer.

AIRBORNE MUSEUM

DE CONNECTIE: ONZE COLLECTIE, HUN VERHAAL. EEN PROFIEL VAN TWEE GASTCONSERVATOREN

In april 2021 werd de tijdelijke tentoonstelling De Connectie: onze collectie, hun verhaal geopend in het Airborne Museum en in Airborne at the Bridge. Inmiddels hebben de nodige bezoekers de tentoonstelling bezocht en hebben zij de persoonlijke verhalen en de objecten van negen gastconservatoren kunnen ontdekken. Hier leest u een profiel van twee van onze gastconservatoren: Ad van Liempt en generaal-majoor Ron Smits.

—Jory Brentjens

ad van liempt

Journalist, programmamaker en schrijver Ad van Liempt is geen onbekende wat betreft de Tweede Wereldoorlog. Van Liempt schreef verscheidene boeken en presenteerde meerdere programma’s over dit thema. Daarnaast is hij eerder als gastconservator actief geweest voor de tentoonstelling De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen. Met zijn toetreding tot de Raad van Toezicht van het Airborne Museum was het dan ook een voor de hand liggende keuze om hem toegang tot de collectie van het Airborne Museum te geven en een object te laten kiezen om met het publiek te delen.

Het selectieproces voor een voorwerp begon voor Van Liempt, net als voor alle andere gastconservatoren, met een interview. De collectie van het Airborne Museum telt bijna 20.000 stukken; om hieruit één voorwerp te selecteren moest eerst de zoekrichting worden bepaald. Van Liempt wilde een voorwerp dat op het eerste oog weinig voorstelt, maar dat bijzonder wordt door het verhaal dat erachter schuilgaat. Zijn oog viel uiteindelijk op het dagboek van Anje van Maanen want, zoals Van Liempt vertelt: “Dagboeken behoren tot de belangrijkste bronnen over het verleden. En dat geldt zeker voor het dagboek van Anje van Maanen. Zij was erbij, en ze beschrijft wat ze meemaakt, open en eerlijk. Ze geeft daarmee inzicht in wat gewone burgers meemaakten van de verschrikking die oorlog heet.”

Anje van Maanen hielp tijdens september 1944 bij de verzorging van gewonden in Hotel de Tafelberg. In haar dagboek beschreef ze haar ervaringen. Het dagboek is rijkelijk versierd en geeft een bijzondere weergave van de gebeurtenissen in de Tafelberg. Wat Van Liempt enorm aansprak was het observatievermogen van Van Maanen: “Het bijzondere van Anje is dat ze ondanks haar jonge leeftijd oog heeft voor details, voor bijzondere momenten. Op zondag 24 september nemen de Duitsers bezit van De Tafelberg, waar dan nog Britse soldaten verblijven. De ontgoocheling is groot, en dan ziet Anje een Duitser en een Engelsman in heftige discussie. Ze begrijpen elkaar niet. Anje komt erbij als tolk. Blijkt dat de Duitser een vuurtje wil hebben voor zijn sigaret. Opgelost. Anje schrijft: ‘Het ene ogenblik schieten ze elkaar dood en moet alles ausgerottet worden en het andere ogenblik roken ze sigaretten met elkaar en staan ze erbij alsof er geen oorlog is.’”

Uit zijn keuze voor het dagboek van Van Maanen spreekt de voorkeur die Van Liempt voelt voor microgeschiedenis en aangrijpende persoonlijke verhalen. Het is een trend die hij zelf ook terugziet in zijn werkveld waar er naast het grote militaire verhaal steeds meer oog komt voor bur-gerperspectieven en kleine verhalen.

Het dagboek van Anje van Maanen.

 

GENERAAL-MAJOOR RON SMITS

Ten tijde van de ontwikkeling van De Connectie was generaal-majoor Ron Smits de commandant van de 11 Luchtmobiele Brigade. Vanwege zijn functie voelt Smits een

grote verbondenheid met de Britse luchtlandingstroepen die in september 1944 bij Arnhem en Oosterbeek hebben gevochten. Zijn keuze voor een object uit de collectie van het Airborne Museum was dan ook snel gemaakt: het werd een rode baret. De rode baret die Smits heeft gekozen is niet zomaar een exemplaar. Het is de baret van soldaat William Easton van C Company van het 3rd Parachute Battalion. Easton was één van de circa 45 mannen van deze eenheid die de Rijnbrug wist te bereiken. Hij werd ingezet aan de oostzijde van de brug, op het terrein van de huidige Cober-co-fabriek. Easton verloor één de gevechten. Hijzelf raakte gewond en werd krijgsgevangen gemaakt.

Voor Smits is de rode baret het symbool van operatie Market Garden en de Slag om Arnhem. Daarnaast ziet hij duidelijke parallellen tussen de militairen zoals William Easton en de troepen van de Luchtmobiele Brigade: “De vasthoudendheid, vastberadenheid en het doorzettingsvermogen van soldaat William Easton staan vandaag de dag nog steeds model voor de eigenschappen die elitesoldaten dienen te bezitten. Dat geldt ook voor de militairen van de Luchtmobiele Brigade. De opleiding om de rode baret in Nederland te mogen dragen, is na de commando-opleiding de fysiek en mentaal zwaarste infanterieopleiding die wij kennen.”

Smits ziet zijn mannen als de opvolgers van de Britse troepen die bij Oosterbeek en Arnhem hebben gevochten. Dit wordt tijdens de opleiding van de Luchtmobiele Brigade op krachtige wijze onderstreept: “Voordat mijn militairen de rode baret na de opleiding ontvangen, houden wij een ceremonie om middernacht op de begraafplaats in Ooster-beek. We vertellen daar het verhaal van hun voorgangers, de mannen van de Slag om Arnhem, van wie zij vandaag de dag de fakkel overnemen.”

Het verhaal van Smits laat duidelijk de connectie zien die hij en zijn mannen voelen met de geschiedenis van de Slag om Arnhem en sluit daarmee perfect aan bij het doel van de expositie: het tonen van uitzonderlijke collectiestukken én persoonlijke verhalen van degenen die de geschiedenis van de Slag om Arnhem een warm hart toedragen.

De Connectie: onze collectie, hun verhaal is nog t/m februari 2022 te zien in het Airborne Museum en t/m maart 2022 in Airborne at the Bridge.

De rode baret van Private William Easton.

AIRBORNE MUSEUM

WANDELEN OM TE HERDENKEN

Het erfgoed van de Slag om Arnhem, operatie Market Garden en de Tweede Wereldoorlog nemen nog steeds een belangrijke plek in onze collectieve herinnering in. De gedachtenis aan deze historische gebeurtenissen wordt levend gehouden met musea, monumenten, plaquettes én binnenkort ook met een internationale wandelroute.

—Jory Brentjens

De Liberation Route Europe Foundation is actief in elf Europese landen en is in 2021 begonnen met het aanleggen van de eerste regionale, nationale en internationale wandelroutes. Ondanks het grootschalige en internationale karakter van de organisatie, werd de LRE Foundation in 2007 geboren in de Airborne Regio.

De Liberation Route begon als een samenwerking tussen Toerisme Veluwe Arnhem Nijmegen, het Airborne Museum in Oosterbeek en het Vrijheidsmuseum in Groesbeek. In eerste instantie legde de Liberation Route zich toe op het zichtbaar maken van de lokale oorlogsgeschiedenis door audiospots te creëren. Deze spots werden gemarkeerd door grote veldkeien met daarop informatiebordjes die bezoekers de mogelijkheid bieden audioverhalen over de betreffende locatie af te spelen. Ondertussen zijn er in Nederland ruim 200 audiospots, waarvan circa vijftien in de Airborneregio. In 2013 werd de Liberation Route internationaal en werd ‘Europe’ aan de naam van de toegevoegd. Vanaf het prille begin van deze Europese uitbreiding was er de ambitie om bezoekers in staat te stellen in de voetsporen van de westelijke geallieerde mogendheden te treden en de opmars van de troepen vanuit Zuid-Engeland tot aan Berlijn te volgen. Vanaf 2021 wordt deze ambitie realiteit.

De perimeterroute bij Oosterbeek. De route en bijbehorende verhalen kunnen op de website van de Liberation Route worden bekeken.

De eerste Vector of Memory van de LRE Foundation is onlangs geplaatst op de Vlagheide bij Eerde. Deze Vectors markeren belangrijke punten op de wandelroute.

LRE FOUNDATION IN DE AIRBORNE REGIO Regionale wandelroutes kunnen aan de lange-afstand-wan-delroute worden gekoppeld. In de Airborneregio zijn vier van deze regionale routes ontwikkeld. In de gemeente Ede kunnen bezoekers wandelen langs de dropzone op de Ginkelse heide. Bij Driel wordt het verhaal gevolgd van de 1st Polish Independent Parachute Brigade. In Arnhem loopt de route langs de belangrijkste punten van de strijd in de stad. En rond Oosterbeek is de bestaande perimeterwandeling volledig herzien en geüpdatet. Samen met het Airborne Museum heeft de gemeente nieuwe verhalen toegevoegd en de noordelijke en de zuidelijke wandelroute samengevoegd tot één nieuwe perimeterwandelroute. Al deze routes zijn te ontdekken via de website van de LRE Foundation: www.liberationroute.comDE WANDELROUTE IN HET MUSEUM

De ontwikkeling van de nieuwe perimeterroute in Ooster-beek is aanleiding geweest voor een nieuwe tijdelijke tentoonstelling die vanaf het voorjaar van 2022 te zien zal zijn in het Airborne Museum. In deze tentoonstelling zal het verhaal van de perimeter worden verteld aan de hand van een aantal egodocumenten en persoonlijke verhalen van personen die de slag van dichtbij meemaakten. Op deze wijze kan de bezoeker de authentieke locaties langs de wandelroute bezoeken en de prachtige persoonlijke verhalen en objecten die hier verband mee houden, in het museum bekijken.

ACHTERGROND

TUSSEN BEUKENLAAN EN OUDE KERK

Jacobsen en Wenzel waren niet de enige Duitse Kriegsberichter die tijdens of na de Slag om Arnhem opnames hebben gemaakt. Luuk Buist heeft een vijftigtal andere Kriegsberich-ter-foto’s uit Oosterbeek onder de loep genomen. In zeven delen worden zijn bevindingen gepubliceerd onder de titel Kriegsberichter in Oosterbeek: tussen Beukenlaan en Oude Kerk.

— Luuk Buist en Leo van Midden

In 1969 bezocht de gemeentearchivaris van Arnhem, Piet van Iddekinge, het Bundesarchiv in Koblenz. Hij was benieuwd of er ook Duitse foto’s waren die in Arnhem waren genomen. Hij kreeg twee series foto’s te zien die tijdens de Slag om Arnhem waren gemaakt. Dit waren de nu bekende series gemaakt door Jacobsen en Wenzel, twee Luftwaffe Kriegsberichter. In 1969 publiceerde Van Iddekinge het boek Arnhem, September 1944 waarin een selectie van deze foto’s is gepubliceerd. Jacobsen en Wenzel waren echter niet de enige Kriegsberichter ter plaatse. Regelmatig duiken onbekende afbeeldingen op die tijdens de septemberdagen van 1944 zijn gemaakt. Ze worden gevonden in archieven, bij persagentschappen of komen uit nalatenschappen, en worden dan vaak voor veel geld verkocht. Dat deze foto’s nog steeds de aandacht trekken blijkt uit het feit dat op diverse internetfora levendige discussies worden gevoerd over wanneer een foto is gemaakt, wie of wat er op te zien is en om welke locaties het gaat. Luuk Buist is één van de experts die deelnemen aan deze gedachtewisselingen.

 

De Emmastraat in Oosterbeek, met de corresponderende huisnummers. Zie pagina’s 15 t/m 17 voor de Kriegsbe-richter-foto’s die hier zijn genomen.

Op de middenpagina van dit magazine zijn de locaties van de zes fotoseries met rechthoeken aangegeven op de Scha-dekaart van de gemeente Oosterbeek uit 1948. De redactie heeft, om ruimte te besparen, geen hedendaagse foto’s geplaatst voor toen&nu-vergelijkingen. We waarderen het als lezers vergelijkende foto’s maken die ze met de redactie willen delen. De resultaten komen in aanmerking voor publicatie op de verenigingswebsite. Van veel foto’s zijn de fotografen onbekend. Als u weet wie de foto heeft genomen, dan vernemen we dat ook graag.

In dit eerste deel begint Luuk met tien foto’s die zijn gemaakt nadat de Britse troepen uit het westelijke deel van Arnhem waren teruggetrokken en de perimeter in Oos-terbeek de frontlijn vormde. We zien Sturmgeschütze op de Emmastraat tussen de Beukenlaan en de Vogelweg (op 20 september of later). Duitse soldaten sleutelen aan een buitgemaakte jeep en verzamelen door de geallieerden afgeworpen brandstofvoorraden. De opnames geven een goed beeld van het gebied vlak achter de frontlijn.

Foto 1. Beukenlaan, ter hoogte van nummer 31. De fotograaf heeft zijn camera naar het noordwesten gericht. Het huis op nummer 29 bestond nog niet, de eerstvolgende woning was nummer 27. Op de achtergrond is de door artillerievuur beschadigde watertoren zichtbaar die tussen de Molenweg en de Beukenlaan stond. Het Watertorenpad herinnert nog aan dit bouwwerk.

Foto 2. Een Sd.Kfz. 142/2 Sturmhaubitze 42G en haar bemanning van Sturmgeschütz-Brigade 280, voor Emmastraat 14. Het tuinhek is platgereden om zoveel mogelijk gebruik te maken van de schaduw en beschutting van het huis. Vandaag de dag is nog steeds te zien waar het hekwerk is gerepareerd.

Foto 3. Een Sd.Kfz. 142/1 Sturmgeschütz III Ausf. G, ter hoogte van de kruising Emmastraat – Molenweg.

Het oorspronkelijke pand, Emmastraat 24, is in de septemberdagen van 1944 verwoest. De gemechaniseerde artillerie trok op in tweetallen die elkaar bij het voorwaarts gaan dekking boden.

Foto 4. Deze foto is net als de voorgaande genomen ter hoogte van huisnummer 24 en toont een buitgemaakte jeep. De mannen die er omheen staan, vermoedelijk ondersteunende troepen van de Sturmgeschütz-Brigade 280, zien we terug op foto 6. Met name de man in het overhemd met korte mouwen is goed te herkennen (fotograaf: KB Hermann).

Foto 5. We zien dezelfde jeep, onder andere herkenbaar aan het registratienummer M5558741 op de motorkap. Op de achtergrond is huisnummer 28 zichtbaar, het hoekhuis van de Emmastraat en de Vogelweg. De drie muurankers zijn nog steeds aanwezig (fotograaf: KB Hermann).

Foto 6. Genomen tussen Emmastraat 22 en 24. De manschappen die eerst bij de jeep stonden, zijn nu in de weer met benzineblikken die tijdens de herbevoorradingsmissies door de RAF in speciale containers zijn gedropt (fotograaf: KB Hermann).

 

 

 

 

Foto 7. Foto genomen voor Heuveloord, zie o.a. de staken in de grond op foto 10 als referentie. De mannen die op de vorige foto te zien zijn met de jeep zijn volgens het bijschrift bezig met dodelijke Britse ‘Liebesgaben’.

Vertaling van de afbeelding links: In de manden die de Tommy in Arnhem dropte en waarvan slechts een klein deel de omsingelde Britten bereikte vonden onze mannen o.a. een bijzondere springstof met de naam Plastex die gebruikt kon worden voor valstrikken. Het is een zachte kneedbare massa met explosieve werking. Op de foto bekijken soldaten van het SS-Panzer-Regi-ment ‘Hohenstaufen’ de ‘liefdevolle’ gift van de vijand.”

Foto 8. Regimental Quarter Master Sergeant Dave Morris wordt voor Heuveloord ondervraagd door een Duitse officier. Dave Morris komen we later ook nog tegen op De Dam in Oosterbeek.

Foto 9. De Poolse militair op de foto is Lieutenant Colonel Marcin Rotter, de Assistant Adjutant & Quartermaster General van de Poolse parachutistenbrigade. Hij wordt ondervraagd door een Duitse officier die we later ook op De Dam zien. Mogelijk is dit SS-Obersturmführer A. Harder. Foto genomen bij Heuveloord.

Foto 10. Villa Heuveloord aan de Emmastraat. Dit was ooit het huis van de burgermeester. Tijdens de Slag om Arnhem was het een Duitse commandopost, mogelijk van Harder.

HORST BRINK, EEN DUITSE PK-BERICHTER?

— Geert Maassen

Toen in 1980 het boekje Oosterbeek Verwoest – Oosterbeek Destroyed 1944-1945 verscheen, maakten de lezers kennis met de Duitse militair Horst Brink. Althans, met zeven foto’s (zonder naamsvermelding) die van zijn hand zouden zijn, en waarvan originele fotografische afdrukken in het bezit waren gekomen van de samenstellers: vader en zoon Gerard en Geert Maassen uit Oosterbeek. Tot de collectie behoorden nog zes foto’s, maar omdat die niet in het genoemde dorp waren genomen werden ze niet gebruikt voor de uitgave. Sommige plaatjes waren al bekend toen ze gepubliceerd werden. Andere echter waren uniek omdat ze voor het eerst werden getoond. Alle kiekjes kunnen inmiddels worden bekeken op de website van het Gelders Archief (GldA), onder de nummers 1560-2043 t/m 1560-2049, 1560-2051, 1560-2053, 1560-2054, en 1560-2056 t/m 1560-2058. De verzameling was oorspronkelijk afkomstig van een heer uit Arnhem, die vader Maassen vertelde dat hij ze ooit gekregen had van de maker, ene Horst Brink. De laatstgenoemde was een Duitser, en de Arnhemmer leerde hem kennen op een congres in dat buurland. Meer was niet bekend. Een lange speurtocht begon om te proberen de fotograaf te vinden. Elk spoor echter liep dood.

Inmiddels mag worden aangenomen dat Horst Brink (zie GldA-foto 1560-2055) geen PK-Berichter was (PK = Pro-pagandakompanie), en dat hij de foto’s van een ander (de maker?) had gekregen. Afbeeldingen waarvan we zeker weten dat ze vervaardigd werden door Duitse legerfotografen en die de laatste paar jaar via eBay de weg vonden naar vele liefhebbers. Dit leidde tot de voorzichtige conclusie dat genoemde afbeeldingen van de hand van PK-Berichter Seuffert zijn. Vergelijk bijvoorbeeld eens een foto van hem (GldA 1560-5494) met GldA 1560-2044. Hoewel bekend is dat de betrokken fotografen soms met z’n tweeën op pad gingen, gaan we ervan uit dat in dit geval Seuffert in z’n eentje actief was, en dat hij in september 1944 op dezelfde plek aan de Weverstraat in Oosterbeek twee keer afdrukte. Samengevat: vergeet Horst Brink als PK-Berichter, en vul in zijn plaats de naam Seuffert in. Als iemand een afwijkende verklaring heeft, laat dan van je horen via magazine@vriendenairbornemuseum.nl

RECENT VERSCHENEN

ARNHEM, EEN VERLATEN STAD (WILLEM LOOIJS)

Willem Looijs, als geschiedschrijver verbonden aan Rijkswaterstaat, was tijdens de evacuatie van Arnhem vier jaar oud; samen met zijn moeder liep hij naar Apeldoorn. De evacuatie liet een diepe indruk achter. In de jaren ‘80 interviewde hij ruim honderd overlevenden van deze historische gebeurtenis. Hun verhalen verwerkte hij tot dit boek. Bij het uitbreken van de Slag om Arnhem gaf de Duitse bezetter het bevel voor de evacuatie van de stad: meer dan 100.000 mensen vertrokken, waarvan zo’n 40.000 richting Apeldoorn. In Arnhem, een verlaten stad lees je de persoonlijke, erbarmelijke verhalen van deze mensen; evacués die met de kinderen op de arm en een zak eten over de schouder een onbekend doel tegemoet gingen.

Dit derde boekje in de ‘anitankersreeks’ gaat over de 6-pounderkanonnen die waren toegevoegd aan het 3rd Battalion, The Parachute Regiment. Helaas bevat ook dit werk enkele fouten die hadden kunnen worden voorkomen. Neem Waverstraat in plaats van Weverstraat, of de foto op pagina 41: hiervan is bekend dat deze is genomen op 18 september. Ook de beschrijving van de gevechten in Lombok is niet erg uidelijk, net als de posities van de kanonnen van A Troop: deze wijken af van de genoemde locaties in het boekje over A Troop. Ergens anders staat een kanon van E Troop wel érg ver vóór de posities van het 11th Battalion. Na het terugtrekken naar Oos-terbeek blijft het onduidelijk waar de kanonnen in stelling zijn gegaan. Hoe het ook allemaal zij, “Then our gun brewed up” geeft wel een duidelijk beeld van de situatie tijdens de slag.

ISBN-13: 978-90-827-8936-2, pp. 392, geïllustreerd, 18.02 Publishing, € 29,95.

“Then Our Gun Brewed Up”: The 1st Airlanding Anti-Tank Battery at Arnhem. Battery C Troop Nigel Simpson, e.a.), ISBN-13: onbekend, pp. 142, geïllustreerd, Engels, € 20.

Verkrijgbaar via: www.aviation-warbooks.nl

PERSOONLIJK

BEHEERSENDE TERREINDELEN, LEVENDE GESCHIEDENIS

BATTLEFIELD TOUR 7 KING’S OWN SCOTTISH BORDERERS

Op 28 augustus vond de VVAM-battlefield tour plaats over de verrichtingen van het 7th (Galloway) Battalion, King’s Own Scottish Borderers (7 KOSB) in september 1944. De tocht van bijna 30 kilometer werd afgelegd per fiets, in drie groepen van zo’n tien personen: één groep op mountainbikes, de andere twee op, al dan niet elektrisch ondersteunde, conventionele stalen rossen. Zelf volgde ik de tour op een ‘gewone’ fiets. Wel jammer, omdat je met een mountainbike net wat dieper kunt doordringen in het operatiegebied van het bataljon rond de Ginkelse Heide en de bossen ten westen van Oosterbeek.

— Rob van Putten

 

7 KOSB had, na met gliders geland te zijn op landing zone S (LZ ‘Sugar’ bij Wolfheze), als eerste taak drop zone Y (DZ ‘Yoke’) op de Ginkelse heide te beveiligen voor de latere landing van de para’s van de 4th Parachute Brigade. De vervolg-taak van 7 KOSB was het innemen van, zoals dat in militaire termen zo mooi heet, ‘beheersende terreindelen’ noordwestelijk van Arnhem.

De battlefield tour voerde vanaf Fletcher Hotel-Restaurant Wolfheze naar de Ginkelse Heide, waar verschillende stops werden gehouden. De tocht ging daarna via Planken Wambuis richting het huidige Papendal, waar 7 KOSB op 19 september betrokken raakte bij de gevechten op en rondom landing LZ L (‘Love’), om via de Johannahoeve en de bossen bij Hotel Wolfheze te eindigen op het eerdere vertrekpunt. De groep waar ik deel van uitmaakte, werd geleid door Erik Jellema. Erik is een enthousiast amateurhistoricus die regelmatig zijn eigen militaire achtergrond inzet om zaken te verduidelijken, en om ‘vreemde’ gebeurtenissen tijdens de operatie onder de aandacht van de deelnemers te brengen. Daarnaast wist hij zijn verhaal uitstekend te ondersteunen door een veelvoud aan kaarten en luchtfoto’s. Het geheel werd verder verfraaid met foto’s van Britse en Duitse militairen. Het was geen verhaal waarin de gevechten en gevecht-servaringen met grove streken werden weergegeven. Juist de verhalen en ervaringen van de mannen die erbij waren in september 1944 maakten de tocht persoonlijk en diepgaand. De uitgereikte documentatie, met de organisatie van 7 KOSB en nog meer kaarten en luchtfoto’s, vormde daarbij een prima omlijsting.

NADERINGEN

Tijdens de tour kwam een aantal zaken boven die bijzondere aandacht verdienen. Zo blijken de meesten onder ons al tijden het verkeerde spelalfabet te hebben gebruikt voor de aanduiding van de landing en drop zones. Zo werd er, zover mij bekend, altijd gesproken over drop zone ‘Sierra’. De Britten spraken vóór de introductie van het NAVO-alfabet niet over ‘Sierra’. Voor hen was dit ‘Sugar’, ‘Yankee’ was ‘Yoke’, ‘Lima’ was gewoon ‘Love’.

Ook bleek dat 7 KOSB eerder geen gevechtservaring had opgedaan. Hun inzet tot 1943 bleef beperkt tot het beveiligen van RAF-bases in Oost-Engeland en van de marinebases op de Orkneyeilanden. Daarna zou de eenheid worden opgeleid tot een luchtmobiele eenheid, in te zetten met gliders, en werd er alleen geoefend.

In tegenstelling tot de Duitsers is niet geanticipeerd op dit gebrek aan gevechtservaring. Waar bij de Duitsers onervaren eenheden doorgaans werden versterkt met gevechtservaren elementen, gebeurde dat bij de Britten niet. Zo leerden de deelnemers van de battlefield tour dat 7 KOSB in de nacht van 17 op 18 september 1944 opstellingen betrok rond de Ginkelse Heide die gericht waren op het controleren van de bossen, terwijl enkele honderden meters verder Duitse eenheden ongestoord konden passeren op de Verlengde Arn-hemseweg. Ter verduidelijking: zeker in het donker, in een tijd zonder nachtzichtapparatuur, werden meestal paden en wegen gevolgd. En was dit niet geval, dan volgde men vaak de berm of de bosschages in de onmiddellijke omgeving. Hieraan kleefde wel het risico eerder te worden gehoord en het risico op vertraging. Ook in 1944 zou, net als nu, de aandacht op de belangrijkste naderingen moeten zijn gericht. Dat wil zeggen: primair op de hoofdverbindingen, zoals in het geval van 7 KOSB op de Verlengde Arnhemseweg en, wat meer naar het zuiden, op de spoorlijn en het tracé van de A12, die toen in aanleg was. En secundair op de kleinere verbindingen, zoals bospaden. Duidelijk was dat de Britten op meerdere niveaus flinke steken hebben laten vallen qua terreinstudie, voorafgaande aan de operatie.

TOEWIJDING

De battlefield tour was verrassend, met name ook door de li-ving-history-ensceneringen door de vereniging War Department: een doedelzakspeler in krijgstenue die de Regimental March Blue Bonnets over the Border speelde op de plek waar de 7 KOSB zich op 17 september ‘44 daadwerkelijk verzamelde bij hun piper, en soldaten in schuttersputten. Tour-tochtdeelnemers konden vragen stellen over de uitrusting, inclusief wapens, over de voertuigen en andere aspecten van de inzet van het bataljon.

De battlefield tour gaf een goede indruk van de verrichtingen van 7 KOSB. Ook was de tocht door de toewijding en bena-derbaarheid van de gidsen, zeer toegankelijk voor diegenen die minder militair onderlegd zijn. Wat mij betreft smaakt deze kennismaking, zeker in deze unieke vorm, naar meer.

OBJECTEN

GEWOON EEN OUD DOOSJE

EEN PRINCESS MARY GIFT FUND 1914 BOX IN EEN SCHUTTERSPUT

Op onze oproep om een object met een bijzonder verhaal met ons te delen, maakte Rob Janssen ons attent op een voorwerp dat hij in bezit heeft. Het is een Princess Mary Gift Fund 1914 Box. Dit doosje is in 1993 samen met een helm door Hans van der Velden gevonden in een veldgraf (een oude schuttersput) aan de bosrand bij de tennisbaan achter Hartenstein. De helm is terechtgekomen in het depot van het Airborne Museum. Rob heeft de gift box overgenomen.

— Bob Gerritsen

Het verhaal rond het geschenkdoosje begint in de eerste maanden van de Eerste Wereldoorlog. Prinses Mary (18971965) vond dat elke soldaat en marineman die op dat moment aan het front vocht een kerstcadeau moest krijgen. Dit geschenk werd in oktober 1914 ontwikkeld; het was een metalen doosje met daarin een pakje tabak, een pakje

 

sigaretten, een kerstkaart en foto’s van koning George, koningin Mary en prinses Mary.

Fast forward met dertig jaar, en we komen uit bij de schut-tersput van Laurence James Burton in het park achter Har-tenstein. Barton behoorde bij het Headquarters 1st Airborne Division Defence Platoon. Dit peloton bestond uit soldaten van The Oxforshire and Buckinghamshire Light Infantry. Oorspronkelijk behoorde dit regiment bij de 1st Airlanding Brigade; op 1 juni 1943 ging de eenheid over naar de 6th Airlanding Brigade. In september 1944 waren nog steeds 27 of 28 man van de Ox & Bucks aanwezig in het Defence Platoon van de 1st Airborne Division dat onder bevel stond van Lieutenant Alfred Butterworth.

Op 17 september 1944 vertrok een deel van het peloton in een Horsa-glider, getrokken door een Stirling-bommen-werper, vanaf RAF Fairford richting Nederland. Het zweefvliegtuig met nummer 434 werd gevlogen door Captain

Lieutenant Alfred Butterworth (IWM, H 40970).

Deksel van de Princess Mary Gift Fund 1914 Box.

Parachutistenhelm met het embleem van The Oxforshire and Buckinghamshire Light Infantry (foto: Hans van der Velden).

Peter Fletcher, adjudant van No.1 Wing, The Glider Pilot Regiment, en Sergeant Tony Streeter. Er bevonden zich dertien man, een jeep en drie motorfietsen in het zweefvliegtuig. Naast vijf man van het Defence Platoon, vloog ook Lieutenant-Colonel Graeme Warrack, de divisie-arts, mee.

Resten van een brief met postzegel die zich in het blikje bevond.

Na een rustige overtocht landde het zweefvliegtuig op LZ ‘Z’ en voegden de mannen van het Defence Platoon zich bij de rest van het Divisional Headquarters. Op het moment dat het hoofdkwartier bij Hotel Hartenstein aankwam, ging het Defence Platoon in stelling, bij de tennisbaan even ten zuiden van Hartenstein. In de dagen erna zouden drie van de vijf Defence Platoon-mannen die met glider 434 aankwamen, sneuvelen in het park bij Harten-stein. Eén van hen was Laurence Barton.

Waarom Barton een Princess Mary Giftbox bij zich had, zullen we nooit te weten komen. Aangenomen wordt dat hij het doosje gebruikte om persoonlijke, waardevolle papieren of foto’s in te bewaren.

Met dank aan: Rob Janssen, Hans van der Velden, Graham Francis en Bob Hilton.

Bronnen:

• Hey, J.A. (compiled by), Roll of Honour, Battle of Arnhem, September 1944 (Society of Friends of the Airborne Museum Oosterbeek, Oosterbeek 1999).

• Warrack, Graeme, Travel by dark (revised & enlarged edition, R.N. Sigmond Publishing, Renkum 2014).

• The National Archives (TNA), WO 361/645, H.Q. 1 A/B DIV OBLI.

OPROEP

Heeft u een aan de Slag om Arnhem gerelateerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl. Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgende editie van dit blad.

MINISTORY 138

EEN ONUITWISBARE INDRUK

Het is het najaar van 1944: de soldaten van het 21st Platoon D Company, 1st Battalion The Border Regiment, zitten al weken ingekwartierd in een mooi Victoriaans hotel in Burford in het heuvelachtige gebied van de Cotswolds. Het peloton was al die weken paraat en klaar voor actie. Op 17 september is het opnieuw zover.

— Martijn Cornelissen

Na een briefing, en ontvangst van Nederlands geld om uit te geven in bevrijd gebied, vertrekken ze in vrachtwagens naar het nabijgelegen vliegveld RAF Broadwell, samen met de rest van de compagnie. De vrachtwagens zijn beschilderd met nummers die corresponderen met het nummer op de aan D Company toegewezen zweefvliegtuigen. Op het vliegveld staat ook het toestel van 21st Platoon klaar, de voorgaande dagen geladen met de handcart en de voorraden van het peloton. Een aantal soldaten koopt nog een Sunday newspaper voordat ze in de Horsa-glider stappen, in afwachting van vertrek. Tot dusver hebben ze een soortgelijke procedure al zestien keer eerder doorlopen, waarbij het vertrek steeds werd afgeblazen. Deze zeventiende keer echter niet. Om 10.45u vertrekt 21st Platoon naar hun bestemming bij Arnhem.

Na een rustige vlucht van tweeëneenhalf uur komen de gliders van het Border Regiment aan bij hun Landing Zone (LZ). Tijdens de landing nemen de Duitsers de glider van 21st Platoon onder vuur. Een soldaat van het peloton wordt daarbij in het been getroffen. De landing verloopt goed tussen alle andere glijvluchten waarbij verscheidene gliders in botsing komen met bomen of met elkaar. De commandant van het peloton, Lieutenant Philip Sumner Holt, geeft direct na de landing opdracht de gewonde soldaat naar een verbandplaats te brengen.

CSM H. E. Thyer fouilleert Duitse krijgsgevangen op de Telefoonweg/Bennekomseweg (foto via L. Buist). 

Na de landing op LZ ‘Z’ nabij Wolfheze, meldt Lieutenant Holt zich eerst op het rendezvouspoint van het bataljon. Na een kort gesprek met zijn commandant, Captain Hodgson, krijgt hij de opdracht het kruispunt Telefoonweg / Benne-komseweg in Renkum te bewaken. De twee scherpschutters van het peloton worden op de eerste verdieping van een huis geplaatst, terwijl de rest van het peloton schutter-sputten graaft, iets ten zuiden van de huidige rotonde Te-lefoonweg / Bennekomseweg. Hier wachten ze de landing van de parachutisten af die voor de volgende dag gepland staat. De rest van de 17e verloopt relatief rustig, al worden al wel de eerste Duitse soldaten krijgsgevangen gemaakt.

In de avond stuurt Holt een patrouille naar B Company, die bij de steenfabriek nabij de Rijn in Renkum ligt. Bij terugkomst van de patrouille blijkt dat deze compagnie al enige gevechten met de Duitsers heeft geleverd maar zich verder prima redt.

NAAR DE OORSPRONG

De volgende dag begint al vroeg met aanvallen van de Duitsers. Holt en zijn Platoon Sergeant William (Bill) Thompson spotten al snel een sectie van tien Duitsers die onder dekking van een heg 21st Platoon naderen. Thompson herinnert zich later nog duidelijk dat een Duitser, waarschijnlijk een onderofficier, rechtop stond en maar bleef roepen: “Tommy komm her”.

Als de Duitsers tot op zo’n 90 meter zijn genaderd, geeft Holt het bevel te vuren. Helaas schieten de Britten te hoog, waardoor de kogels net over de hoofden van de Duitsers vliegen. Na een snelle correctie worden de Duitsers naar alle waarschijnlijkheid uitgeschakeld.

Lieutenant Philip Sumner Holt en Corporal A. Fischer, hier als Sergeant gefotografeerd in Arnhem.

In de nacht van 18 op 19 september vertrekt het bataljon naar de al in Engeland bepaalde fase 2-posities in Oosterbeek. Met touwen trekken de manschappen hun zware handcart mee naar Oosterbeek. Tijdens de tocht worden de soldaten opnieuw geconfronteerd met de ruwe werkelijkheid als ze de gevolgen zien van de gevechten van de voorgaande dagen: Britse en Duitse gesneuvelden die langs de kant van de weg liggen. Via de Utrechtseweg komen ze in Oosterbeek aan waar D Company de afslag Van Borsse-lenweg neemt. Bij aankomst op hun nieuwe positie krijgt 21st Platoon een plek achter landhuis De Oorsprong toegewezen.

Naarmate de dag vordert, wordt de tegenstand steeds heviger: ook vanuit het zuiden wordt nu op het peloton geschoten. Juist op dit kritieke moment, terwijl het peloton van beide zijden onder vuur ligt, landen de parachutisten van de tweede lift en trekken de Duitsers zich terug.

Van hieruit hebben ze over open terrein en prachtige tuinen zicht op het zuiden, richting de Rijn.

Een tijdelijke bewoner van De Oorsprong, Jaap van de Kerk, vermeldt hierover: “Mijn vrouw en ik werden inge-kwartierd in het prachtige landhuis ‘De Oorsprong’ in de

PELOTONSCOMMANDANT HOLT

Holt werd op 15 februari 1924 geboren in Wilmslow, Cheshire. Zijn moeder, Dorothy Sumner, was in 1920 met Harold Holt getrouwd. Hun huwelijk heeft niet lang standgehouden. Philip groeide op bij zijn moeder in Wilmslow; de twee woonden op de eerste verdieping van 28 Grove Street, boven de zaak van zijn opa: ‘Arthur Sumner Family Boot and Shoe Maker’. Zijn moeder Dorothy werkte daar na de scheiding als verkoopster. Philip heeft een goede en gelukkige jeugd.

In 1943 gaat hij het leger in. Tijdens zijn opleiding ontmoet hij Joan Holmes uit Hull, waarmee hij een serieuze relatie krijgt. Het Britse leger heeft officieren nodig en in 1943 krijgt Philip Holt een Emergency Commission, een versnelde aanstelling als officier. Na het behalen van die opleiding treedt Philip op 10 oktober in dienst bij het Royal Armoured Corps. Korte tijd later wordt hij naar het 23rd Hussars overgeplaatst, maar al snel meldt hij zich vrijwillig aan voor een opleiding voor de Airborne Division.

Holt verkast als versterking naar het Border Regiment, dat onderdeel is van de 1st Airlan-

ding Brigade, en direct na het afsluiten van zijn glidertraining in januari 1944 krijgt hij, nog maar negentien jaar oud, de leiding over de ervaren soldaten van het 21st Platoon van D Company. Deze compagnie had tijdens de gevechten in Noord-Afrika en Italië ernstige verliezen geleden, onder wie de voormalig commandant van het peloton.

Corporal A. Bagnall en Private A. Gorman.

herfst van 1943. De eigenaar Mr. J. Frowein woonde met zijn vrouw in het westelijke deel van het huis en wij kregen het oostelijke deel toegewezen. In september 1944 bestond ons gezin uit mijn vrouw en ik, beide 33 jaar oud, ons zoontje Peter van drie en ons dochtertje Lowien van een half jaar oud. Op de dinsdag (19 september) was ik buiten bij het huis, toen een jonge luitenant naar mij toe kwam. Hij stelde zich voor als luitenant Philip Holt en vroeg: Ik heb een goede opstelling nodig voor mijn peloton met zijn anti-tankkanon aan de zuidkant van uw huis. Hebt u er bezwaar tegen dat er in uw tuin ingegraven wordt? Ik was stomverbaasd over zo’n beleefd gedrag. Gedurende de bezettingsjaren waren we gewend geraakt aan het ruwe, brutale, intimiderende en vernederende optreden van de Duitsers. Deze luitenant Holt leek een menselijk wezen uit een andere wereld.” Spoedig wordt door de compagniescommandant opdracht gegeven een sectie op patrouille te sturen. De drie sectiecommandanten bij 21st Platoon zijn de Corporals Albert Bagnall, Gordon Shepherd en Alan Fisher. Na de patrouille veilig te hebben volbracht rapporteert Shepherd aan Holt: “Vijand in de buurt, verder weinig te melden, alleen heeft de patrouille een enorme hoeveelheid munitie gekost.” Direct na terugkomst wordt een andere sectie op woningcontrole, een ‘house clearing’, gestuurd. Holt geeft aan de overige manschappen de opdracht om zichzelf weer toonbaar te maken na de gevechten van de afgelopen dagen. korporaal Fisher vertelt: “Drie spoelen met garen gingen in het rond met de mededeling dat onze gescheurde uniformen gemaakt moesten worden. Dit ging uiteraard gepaard met de nodige vloeken.” Nadat Holt zeker weet dat er geen Duitsers meer in de directe omgeving liggen, geeft hij opdracht in te graven in de tuin van het landhuis. De eerste sectie op de linkerflank, de tweede op de rechterflank en in het midden sectie nummer 3. Links van de derde sectie is Luitenant Holt samen met zijn batman ingegraven, rechts ernaast bevindt zich Platoon Sergeant Thompson met Holts chauffeur Corporal Frederick Leaver.

BESCHIETINGEN

Vroeg in de ochtend van 20 september verhevigt het artillerie- en mortiervuur vanuit het bos aan de westzijde. De bewoners van de omliggende huizen brengen zich die nacht in veiligheid in de schuilkelder die zich bevindt aan de oostzijde van huis De Oorsprong. Deze schuilkelder had de familie Frowein in 1939 laten bouwen van gewapend beton. De ruimte biedt plaats aan een aantal families. De dag verloopt, naast het Duitse vuur, zonder grote incidenten.

De ochtend van 21 september begint rustig volgens Jaap van de Kerk: “Het leek rustig genoeg om vanaf de schuilkelder naar ons huis te lopen. Mijn vrouw, die wat etenswaar uit onze keuken wilde halen, bereikte veilig het huis. In de keuken kookte ze pap in een grote pan om voor ieder wat te eten te hebben. Daar was luitenant Holt ook aan het koken en mijn vrouw gaf hem ingeblikt vlees om een goede voedzame stamppot voor zijn mannen te kunnen maken. Met twee grote borden ging mijn vrouw terug naar de schuilkelder en liet de pap nog even in de keuken staan. Toen ze die wilde gaan ophalen, bleek het door het granaat-vuur niet meer mogelijk om de schuilkelder te verlaten.”

Bill Thompson herinnert zich: “Vlak voordat wij werden aangevallen had de bewoonster van het huis aardappelen voor ons gekookt. Zij opende de tuindeur en gaf het aan ons. Het was maar iets kleins, maar zoiets vergeet je niet!”

Corporal G. B. Shepherd.

Sergeant W. C. Thompson.

Door de Duitse artillerie- en mortierbeschietingen vat de rieten kap van De Oorsprong vlam en begint hevig te branden. De druk op het peloton wordt flink opgevoerd met de Duitse beschietingen. Het huis biedt geen beschutting meer, maar vormt omdat het in brand staat, juist een extra bedreiging. Ook in de schuttersput van luitenant Holt wordt het nu erg zwaar: het Duitse vuur is vol op de schut-tersputten gericht.

Jaap van de Kerk: “Even na het middaguur vloog huize ‘De Oorsprong’ in brand. Vanuit de ingang van de schuilkelder zag ik het huis fel branden. Een kleine groep van tien gewonde soldaten kwam toen naar onze schuilplaats. In de kelder van het grote huis waren ze veilig geweest voor het granaatvuur, maar de brand dreef hen naar buiten. Bij het huis zag ik het dode lichaam van luitenant Holt liggen.” Tijdens een korte pauze in de beschietingen kruipt Thompson uit zijn schuttersput en ziet Philip Holt dood liggen. Thompson: “Mijn schuttersput was recht voor de achteringang van het huis. Toen ik links van mij luitenant Holt zag liggen, lag hij met zijn schouders en hoofd boven op de rand van zijn schuttersput. Hij moet dodelijk getroffen zijn tijdens het observeren van verplaatsingen van de tegenstanders. Ik was niet bewust van beweging of geluid van mijn linker flank waar Holt zich bevond. Bedenk wel dat tijdens de beschieting niets meer te horen was, de enige die het gezien kan hebben was degene die de schuttersput met hem deelde.” Robert Waugh, de batman van Holt, was tijdens de beschietingen zwaargewond geraakt en heeft de directe aanleiding van de dood van Holt niet gezien.

RUÏNE

Thompson heeft de taak om het verlies van Holt aan hun commandant, Captain Hodgson, te melden. Thompson krijgt de leiding over de overgebleven mannen van 21st Platoon die nog in staat zijn te vechten, en krijgt ook het bevel een tegenaanval te doen met het peloton. Thompson: “Waarom hij dit wilde, zal ik nooit weten. Wij konden de vijand nog steeds niet waarnemen. Het enige wat zij deden was het vuren vanuit hun veilige stellingen als zij dit nodig vonden. Ik ben teruggegaan naar mijn schuttersput. Dit bevel heb ik maar genegeerd.” In de schuilkelder van het huis is het inmiddels overvol. Naast twaalf volwassenen en vier kinderen zijn er de nodige gewonden van het Border Regiment die daar in veiligheid zijn gebracht. De hospik van het peloton, Private Hugh McGuinness, probeert hen zo goed en kwaad als hij kan te helpen. Hij biedt ook hulp aan de gewonden in het nabijgelegen huis van de familie Beumer, op Van Borsselenweg 36. Van het huis De Oorsprong is inmiddels niet veel meer over dan een smeulende ruïne. Sergeant Thompson besluit zich met de overgebleven manschappen terug te trekken richting D Company’s hoofdkwartier in de lange boerderij op Van Borsselenweg 32. Hier aangekomen worden de mannen in de reeds aanwezige maar onbemande schuttersputten geplaatst. 21st Platoon blijft deze positie tot op de laatste dag van de slag bezetten. Een aantal keren worden kleine groepen soldaten van het peloton op patrouille gestuurd. Tijdens één van deze verkenningen, onder leiding van Bill Thompson, komen ze terecht op het bataljonshoofdkwartier op Van Lennepweg 3, een route die ze vaker zullen gebruiken. Zo ook in de vroege ochtend van 23 september. Duitse soldaten zijn overal in de Britse perimeter en de patrouille van Thompson, die zelf bij het bataljonshoofdkwartier is, kan niet meer terugkeren naar zijn eigen stelling. De rest van 21st Platoon zullen ze niet meer terugzien.

1st Airborne Division trekt zich in de nacht van 25 op 26 september terug over de Rijn. Dit bevel heeft de manschappen van D Company, die op positie liggen bij de Van Borsselenweg, echter nooit bereikt. Zij zijn in de veronderstelling dat de gevechten nog steeds in volle gang zijn. Pas

Corporal F. H. Leaver en Private R. N. Waugh.

in de ochtend van 26 september horen zij hierover. Van de 150 man van de compagnie zijn op dat moment nog maar negentien in staat hun wapen vast te houden, de rest is gewond geraakt of gesneuveld. Slechts vier man van 21st Platoon slagen erin de Rijn over te steken. Dit zijn de vier van Sergeant Thompsons patrouille.

FOTO OP DE SCHOUW

Enkele dagen na de terugtocht zijn de overlevenden weer terug in Engeland. Er wordt uitgebreid onderzoek naar de gevechten in Oosterbeek gedaan en de soldaten krijgen vragenlijsten over wie er zijn gesneuveld of gevangen genomen. Voor de officieren en onderofficieren is het nu de taak om de families van de gesneuvelde militairen in te lichten. Sergeant Thompson schrijft ook enkele familieleden waaronder familie van Philip Holt. Zijn moeder en vriendin sturen hem beiden een bedankbrief terug.

Na afloop van de strijd in Oosterbeek schrijft de heer Beumer, de opzichter van landgoed Hoog Oorsprong die op Van Borsselenweg 36 woont: “Tot half oktober ben ik gebleven aan de Van Borsselenweg. De Engelse gesneuvelden heb ik samen met mijn buurman begraven. Wij hebben ze op mijn houten ladder getrokken met puthaken en met

HOLT.—Killed in action in North-West Europe, in Sept., 1944. Lieut. PHILIP SUMNER HOLT (Border Regt., Airborne), aged 20. clearly-loved only son ot Dorothy Holt and grandson ot the late Arthur Sumner.—28. Grove-street, Wilmslow.

8 a 9 in een groot graf gelegd. Ook luitenant Holt heb ik begraven. Ik ben drie maal door de Duitsers opgepakt maar zonder gevolgen. Daarna ben ik op de fiets naar Rheden vertrokken. De officiersfluit van Philip Holt heb ik nog altijd in mijn bezit en zijn foto staat nog steeds bij ons op de schouw.”

Na de oorlog is het veldgraf van Philip Holt opgegraven. Zijn stoffelijke resten zijn geïdentificeerd en op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery in Oosterbeek begraven onder nummer 22.C.8. De tekst op zijn grafsteen luidt: “At the going down of the sun and in the morning we will remember him.” De jonge luitenant Philip Sumner Holt maakte een onuitwisbare indruk op de bewoners van De Oorsprong. Ook zijn mannen van 21st Platoon zijn hem nooit vergeten. Ondanks zijn jonge leeftijd, zijn onervarenheid in oorlogssituaties en de korte tijd bij het Border Regiment, was hij zeer geliefd, mede door zijn vriendelijke, menselijke en kordate manier van leidinggeven.

Met dank aan: Iris Cornelissen, Bob Gerritsen, Marcel Anker en Ken Greenough.

 

Bronnen

• Correspondentie familie Beumer

• Kerk, G. van de, Ik heb het met eigen ogen gezien (ISBN 978-90-762-2430-5)

• Verslagen A. Fisher, ir. J. van de Kerk, W.C. Thompson

Lieut. PHILIP SUMNER HOLT 1st. Btln. The Border Regiment (Airborne) Killed in Action at Arnhem, 21st September, 1944.

Aged 20 years.

His Mother Dorothy Holt and his Uncle J. A. Sumner, sincerely thank you for your kindness and sympathy in their great loss.

In oktober 1944 werd in Wilslow, de geboorteplaats van Holt, een herdenkingsdienst voor hem gehouden.

28 Grove Street, Wilmslow. October. 1944.

Eerste graflocatie.

 

 

Bedankbrief geschreven door de moeder van Philip Holt aan Sergeant Thompson.

PROGRAMMA

Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:

Gepland 2021

• Zaterdag 3 dec: Lezing in het Airborne Museum at Hartenstein. Het onderwerp wordt bekend gemaakt op de VVAM-website en via Facebook

Gepland 2022:

• Eerste kwartaal (Q1): Thema-avond operaties Comet / Linnet

• Q2: Lezing ‘Opmaat naar operatie Market Garden’, door Johan van Doorn

• Q2: Battlefield tour ‘XXX Corps advance’

• Q3: Battlefield tour 101st Airborne Division –

‘Sonse bossen’, door Edwin Popken

• Q4: Battlefield tour 82nd Airborne Division & Advanced HQ Frederick Browning

DE ACHTERZIJDE

Luchtopname van Tuin de Lage Oorsprong, met rechtsonder de contouren van voormalig landhuis De Oorsprong, waar het 21st Platoon D Company, 1st Battalion The Border Regiment onder Lieutenant Philip Holt standhield. Vergelijk deze opname met de foto op pagina 32 (foto achterzijde: Jan van Dalen Fotografie).

VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE NUMMER 23 – MAART 2022 NUMMER 24 – JULI 2022

NUMMER 25 – NOVEMBER 2022

OPROEP

Wie zou zich willen ontfermen over de laatste rustplaats van arts Alexander Lipmann Kessel op de Algemene Begraafplaats ‘Noord’ in Oosterbeek?

Lipmann Kessel, jood en van Zuid-Afrikaanse afkomst, diende als arts bij de 1st Airborne Division. Tijdens de Slag om Arnhem was hij actief op de medische post in het St. Elisabeths Gasthuis. Hij verwierf bekendheid omdat hij het leven redde van Brigadier John Hackett, commandant van de 4th Parachute Brigade.

Woont u in de buurt en zou u bijvoorbeeld één of twee keer per jaar de groene aanslag van de witte grafsteen willen verwijderen en het graf kunnen onderhouden, dan draagt u bij aan de instandhouding van deze persoonlijke gedenkplek die verbonden is aan de slag.