VVAM Airborne Magazine No.21

Airborne Magazine Jaargang 7, nr. 21, juli 2021

Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten

Aan deze editie werkten mee
Jory Brentjens, Bob Gerritsen, Alexander Heusschen, Roland de Kwant, Jan van Lohuizen, Paul Meiboom, Leo van Midden, Daan van Oort, Yvette Polman, Hans van der Velden, Otto van Wiggen

Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk
Grafi Advies, Zwolle

Contactgegevens VVAM
www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL80 INGB0 0044 036 41

Contributie VVAM
Individueel lid: € 25,- per kalenderjaar Gezinslidmaatschap: € 35,- per kalenderjaar NL 80 INGB 0004 4036 41,
o.v.v. Contributie 2021
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE
3 Verenigingsnieuws 4 Interview – Geert Jonker, Bergings- en Identificatiedienst 8 Actueel – ‘Ashes at Oosterbeek’ 11 Museumnieuws – Airborne Museum in de prijzen 12 Objecten – Britse rantsoenen 16 Achtergrond – Luchtoorlog Gelderland 22 Museumcollectie – Amfetaminen 24 Conflictarcheologie – Vondsten bij Museum Arnhem 28 Ministory 137 – Arnhem en de Grebbeberg 33 Persoonlijk – Poolse sergeant op foto 35 Programma

BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.

Omslag: De verrekijker van Lieutenant-Colonel David Dobie, bevelhebber van 1st Parachute Battalion, in de ten-toonstelling De Connectie, Airborne Museum Hartenstein.
Te zien tot en met maart 2022 (foto: Daan van Oort).

BESTUURSMEDEDELINGEN

In onze brief van 21 mei informeerde het bestuur van de VVAM u over het verschuiven van de geplande Algeme-ne Ledenvergadering. Deze vindt nu plaats op 2 oktober 2021. Eén van de hoofdonderwerpen van deze vergadering zal de voorgestelde intensivering van de samenwerking tus-sen het Airborne Museum en de Vereniging Vrienden zijn.
Wij willen deze stappen persoonlijk aan u toelichten, en dat gaat nu eenmaal eenvoudiger als we elkaar in levende lijve kunnen zien en spreken. De nieuwe directeur van het museum, Ronnie Weijers, zal dan ook zijn visie en stand-punten met u delen. Met het oog op deze verdere samen-werking hebben we besloten de ALV in het Airborne Muse-um te houden. Het programma voor 2 oktober is als volgt:
• 09.00-10.00u: Ontvangst • 10.00-12.00u: Algemene Ledenvergadering • 13.30-15.00u: Middagprogramma – nader te bepalen.
Houd de VVAM-website in de gaten voor de laatste up-dates over de ALV en over de verenigingsactiviteiten in de tweede helft van 2021. – Otto van Wiggen, bestuursvoorzitter VVAM

VERENIGINGSNIEUWS
In voorbereiding op de voorgestelde intensievere samenwerking tussen het Airborne Museum en de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum is momenteel onder andere de verenigingswebsite onderwerp van gesprek. Medewerkers van het mu-seum en vrijwilligers van de vereniging onderzoe-ken de mogelijkheid om de functionaliteiten van de VVAM-website volledig te integreren in die van het museum. Dit zóu bijvoorbeeld kunnen beteke-nen dat de VVAM-activiteiten worden aangekon-digd via de Hartenstein-website of dat het museum de inschrijvingen en de ticketafhandeling voor de VVAM afhandelt.
Gespreksonderwerpen in deze verkenning zijn ook de ledenadministratie, de boekenshop, nieuwsbe-richten en natuurlijk de ‘kroonjuwelen’ van de ver-eniging: veertig jaar aan Nieuwsbrieven en Ministo-ries. Er zal nog wel wat overleg nodig zijn om hierin samen te gaan optrekken. • Eén van de meest gewaardeerde VVAM-produc-ten is de ‘Roll of Honour’- Battle of Arnhem
September 1944. Het laatste exemplaar van de vijfde druk is vorige maand naar Engeland ver-zonden. Hiermee is dit boek volledig uitverkocht. • Airborne Magazine wordt met ingang van dit jaar ook verkocht in Airborne at the bridge, de depen-dance van het museum bij de John Frostbrug. De verkoop komt volledig ten goede aan het muse-um en de vereniging. • Ons lid Rick van der Hoef heeft vorig jaar alle Nieuwsbrieven gedigitaliseerd en is daarna aan de slag gedaan met de Ministories, de leidende artikelen uit Airborne Magazine. Bernhard Dee-terink helpt de vereniging om alle gedigitaliseerde documenten te publiceren op de website: num-mers 1 t/m 100 worden vanaf eind juni 2021 publiekelijk gedeeld. Hiermee stellen we veertig jaar aan vergaarde kennis laagdrempelig beschik-baar aan iedereen met een interesse in de Slag om Arnhem. Naar verwachting rondt Rick nog dit jaar zijn project af, waarmee álle Nederlandstalige Nieuwsbrieven en Ministories online raadpleeg-baar zullen zijn.

INTERVIEW
GEERT JONKER, COMMANDANT VAN DE BERGINGS- EN IDENTIFICATIEDIENST

– Jory Brentjens

Urenlang kan hij vol enthousiasme praten over zijn werk. Ondanks het feit dat sommige zaken waar hij aan werkte ondertussen al meer dan 20 jaar oud zijn, geven ze hem nog steeds kippenvel als hij er over spreekt.
Geert Jonker kwam op 1 september 1969 ter wereld in het Militair Hospitaal in Utrecht. Als kleine jongen was hij geïnteresseerd in begraafplaatsen, archeologie en ge-schiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Zijn beide groot-vaders dienden in het leger, zijn vader bij de marine en zelf wist hij al op jonge leeftijd dat hij in dienst zou gaan.
Soms vallen alle puzzelstukjes op hun plek; sinds 2009 is Geert commandant van de Bergings- en Identificatie-dienst (BIDKL).
Waar ben je opgegroeid?
Ik ben geboren in Utrecht, maar ik ben eigenlijk een vol-bloed Groninger. Met mijn ouders ben ik in 1973 verhuisd van Groningen naar ’t Harde op de Veluwe, en in 1978 naar Rheden. Daar maakte ik kennis met het Airborne-fenomeen.
Als je daar woont krijg je dat met de paplepel ingegoten. Wij woonden aan de voet van de Posbank, dus ik speelde daar met vriendjes in oude legerpakken in de bossen. Sommige vrienden hadden Airborne-helmen, want die hadden ze van hun ooms gekregen die deze zelf weer ergens hadden opge-raapt na de slag. Die helmen zijn tegenwoordig een vermo-gen waard, maar toen werd daar gewoon mee gespeeld.
Is dat ook waar je interesse voor geschiedenis vandaan komt?
Ik kan niet precies uitleggen waar die interesse vandaan komt. Waarom is iemand anders verzot op vogelspotten?
Wat ik weet is dat ik van jongs af aan altijd een geschiede-nisfreak geweest ben. Ik heb ook altijd een merkwaardige fascinatie gehad met oude begraafplaatsen. Dat is de plek waar het heden en het verleden samenkomen. Ik was altijd benieuwd naar wie die mensen waren die daar begraven la-gen, en hoe hun levens waren verlopen. Het verhaal achter die grafstenen heeft me altijd enorm gefascineerd en daar heb ik uiteindelijk mijn vak van kunnen maken.

Geert in zijn lab met de stoffelijke resten van een Britse soldaat.

Wanneer heb je de BIDKL leren kennen?
Dat was in 1988 tijdens mijn opleiding aan de Konink-lijke Militaire School. Ik was bestemd voor het Regiment Intendance Troepen, het logistieke regiment. De Graven-dienst, zoals de BIDKL toentertijd nog heette, viel onder dat regiment, maar dat wist ik toen helemaal niet. Toen ik vanuit de Koninklijke Militaire School in Weert naar een kennismakingsdag ging op mijn nieuwe kazerne, de Kolo-nel Palmkazerne in Bussum, kregen we daar een presentatie van de Gravendienst. Het was toen nog een heel klein club-

Stoffelijke resten van een nog niet geïdentificeerd slachtoffer in het lab van de BIDKL.

je met maar twee man en dat sloeg in als een bom. Ik had meteen het gevoel “dit is wat ik wil, dit ga ik doen”.
Je kwam het dus eigenlijk toevallig tegen?
Nou ja, dat zeg jij nu, maar ik heb in dit werk ook vaak genoeg gezien dat sommige dingen gewoon te toevallig zijn om toevallig te zijn. Wij zijn wetenschappers, maar soms zijn dingen gewoon te toevallig, alsof die dingen zo hadden moeten zijn.
Hoe ben je uiteindelijk bij de BIDKL terechtgekomen?
Na die presentatie ben ik de bibliotheek van de Koninklijke Militaire School helemaal leeg gaan trekken over de Gra-vendienst, terwijl ik daar nog geen voet had binnengezet.
Ik wilde er alles over weten, want ik wist dat dit was wat ik wilde doen. Op mijn legeringskamer in Weert noemden ze me al lijkenpikker, de bijnaam voor iemand bij de Gra-vendienst. In mei 1989 werd ik in Bussum op de kazerne geplaatst waar ook de Gravendienst zat en ben ik daar de deur gaan platlopen.
Kon je toen ook al direct bij de BIDKL terecht?
Nee, zeker niet. Ik moest eerst een bepaald carrièretraject doorlopen en daarin was op dat moment nog geen plek
voor de Gravendienst. Maar tijdens die eerste jaren heb ik me wel steeds aangemeld voor tijdelijke plaatsingen, detacheringen tijdens grote projecten of bij tijdelijke personeelstekorten, ook toen ik niet meer op de Kolonel Palmkazerne werkzaam was. Ik werd daar een soort vijfde wiel aan de wagen. Uiteindelijk kwam er in 1995 een extra functie bij de BIDKL en werd ik uitgenodigd om te sollici-teren. Mede omdat ik al jaren meeliep, had ik de mazzel dat ze mij kozen voor de functie. Ik werkte van januari 1995 tot eind 2000 bij de BIDKL maar, zoals dat vaak werkt binnen defensie, moest ik daarna naar een andere post toe.
Ik werd plaatsvervangend pelotonscommandant in Garde-ren. Maar ja, er zijn maar weinig mensen met de vereiste vakkennis voor het werk van de Gravendienst, dus na twee jaar kreeg ik een telefoontje of ik terug wilde komen. Sinds januari 2003 werkte ik weer voor de BIDKL en daarna ben ik nooit meer weggegaan. Sinds 2009 ben ik commandant van de eenheid.
Kun je wat vertellen over je eerste opgraving?
Mijn eerste opgraving was in 1991 in de buurt van Over-loon. Het ging om een Britse soldaat van het vierde ba-taljon King’s Own Shropshire Light Infantry (KSLI). We konden vaststellen dat het om Frederick Harrington uit Onibury in Shropshire ging. Hij was paardenhandelaar van beroep en reservist. Je eerste opgraving is altijd het meest AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
6
bijzonder, en blijft je de rest van je leven bij. Freddy en zijn compagnie hadden zich ingegraven aan een bosrand en werden daar ’s nachts met mortieren onder vuur genomen.
Freddy is daarbij in zijn schuttersputje overleden. Door-gaans werk je bij een opgraving van boven naar beneden en leg je de gesneuvelde van bovenaf bloot. Freddy zat echter geknield in zijn schuttersputje in zijn lange wollen jas en we hebben hem vanaf de zijkant opgegraven. Die jongens hadden in de dagen daarvoor deelgenomen aan de bevrij-ding van het zuiden, waaronder Asten. Op Freddy’s jas zat een speldje van Dubbelkwartet Excelsior Asten. Hij heeft dat waarschijnlijk tijdens de bevrijdingsfeesten aldaar ge-kregen. Dit zijn van die momenten waarop je realiseert: dit is gewoon iemand. Dit zou mijn buurjongen kunnen zijn.
Hoe hebben jullie Harrington geïdentificeerd?
We hebben twee soorten primary evidence: DNA en gebit.
Al het andere, zoals ooggetuigenverklaringen, is secondary evidence. In die tijd was er alleen nog geen DNA-onderzoek mogelijk. We identificeerden mensen daarom vooral aan de hand van gebitsgegevens. We hadden enkele kandidaten van het vierde bataljon KSLI die het konden zijn, maar voor Freddy klopte alles: zijn lengte, zijn leeftijd en zijn cap badge. Er was alleen één probleem: de jongen die wij hadden opgegraven had een gedeeltelijke prothese in zijn bovengebit en deze stond niet op de tandartskaart van Har-rington. Uiteindelijk zijn we in contact gekomen met een neef van Freddy die zich wist te herinneren dat hij weldege-lijk een prothese had. Freddy plaagde het neefje vaak door zijn gebit uit zijn mond te halen. Dat neefje was de sleutel tot een positieve identificatie. Zo zie je, zonder geluk kun je geen zaak oplossen. Je kunt het een beetje afdwingen, maar je hebt altijd geluk nodig.
Is de opkomst van DNA-onderzoek de belangrijkste ontwikkeling binnen jullie werk?
Ja, DNA-onderzoek is de grootste verandering geweest.
Wellicht een aardig verhaal om kort daarbij te vertellen; ik ben daar zoals je merkt niet goed in, in dingen kort vertel-len. Op 8 maart 1945 zijn bij de Woeste Hoeve 117 Neder-landers geëxecuteerd als represaille voor de aanslag op Rau-ter. Twee daarvan zijn na de oorlog nooit geïdentificeerd, waarvan er bij één van hen het vermoeden was dat het ging om de Poolse jachtvlieger Czesław Oberdak. Hij moest een noodlanding maken bij Ommen, werd door Duitse troepen gearresteerd en op 8 maart samen met 116 andere mensen geëxecuteerd. Sinds 1982 waren wij betrokken bij dit onderzoek en bij de heropening van het dossier in 1996 stond DNA-onderzoek nog in de kinderschoenen. We heb-ben toen, ondanks het feit dat DNA-onderzoek nog niet echt tot onze opties behoorde, van zijn oudere zus in Kra-kau DNA laten afnemen. Dat hebben we hier in het archief bewaard. In 2007 hebben we het DNA-onderzoek uit laten voeren en daar kwam vervolgens een volledige match uit.


Na de positieve identificatie hebben we Oberdak in 2009 zelf teruggereden naar Krakau waar hij een soort staatsbe-grafenis kreeg. Hij was in 1939 van huis gegaan en zeventig jaar later kwamen wij hem terugbrengen. Daar krijg je wel kippenvel van wanneer je na al die jaren de Poolse grens passeert. Czesław was weer thuis.
Zijn er ook mindere kanten aan je werk?
Het ergste wat je als onderzoeker hier kan overkomen, is dat je moet opgeven. Los van al het vele werk dat je erin hebt gestoken, krijg je het gevoel dat je de slachtoffers in de steek laat. Daar kunnen we heel slecht tegen. Dat druist te-gen onze beroepseer in. Er moet heel wat gebeuren voordat wij een zaak afronden als niet identificeerbaar. Die enkele keer dat dat gebeurt, blijft het knagen. Ik heb altijd een database in mijn hoofd van dat soort zaken die ergens op de achtergrond in mijn hoofd zitten. Eén van de zaken in mijn database is een opgraving van een Britse Airborne bij de Westerbouwing in 1995. Ik heb hem later de ‘teaspoon man’ genoemd omdat hij wat ‘souvenirs’ verzameld had in Oosterbeek waaronder een collectie zilveren theelepeltjes.
Die zaak zat vol met onlogische merkwaardigheden en heb ik nooit kunnen oplossen. Ik zei al dat je een gezon-de dosis geluk nodig hebt in dit werk en in deze zaak had ik telkens pech. We vonden restanten van een baret maar geen embleem, daarnaast zag je aan zijn uitrusting dat hij waarschijnlijk niet tijdens de gevechten was omgekomen, maar tijdens de Britse terugtocht in de nacht van 25 op 26 september. Elk spoor liep dood. Deze jongen droeg bij voorbeeld ook een gebitsprothese met een malnummer en het nummer van een tandheelkundig centrum. Dat nummer is uniek voor één persoon maar de tandtechnische registers waarin dit terug te vinden zou zijn, bestaan niet meer. Hij is als ‘Known unto God’ op de Airborne-begraafplaats bijgezet.
Je hebt onlangs als gastconservator deelgenomen aan De Connectie: onze objecten, hun verhaal, de nieuwe wisselexpositie in het Airborne Museum. Als voorwerp heb je de schoenen van korporaal George Froud van C Company van het Border Regiment gekozen. Waarom heb je deze schoenen gekozen?
Ik heb voor de schoenen van George gekozen omdat schoe-nen zo persoonlijk zijn. Het maakt iemand menselijk. Ik zie hem zo zijn veters strikken, zittend op de rand van zijn bed, voordat hij uit Engeland vertrok. George landde op 17 september en heeft zijn schoenen daarna waarschijnlijk niet meer uitgedaan. Dat hele onderzoek bestond uit stille getuigen. George is op 21 september gesneuveld en je leest in de gevechtsverslagen dat ze zich al dagenlang niet heb-ben gewassen of geschoren omdat er een gebrek aan water was. George droeg een helm met leren kinstuk en daarin konden we zijn zwarte baardstoppels nog zien. Hij had ook een zilveren sigarettenkoker bij zich met de initialen G.F.
De sigarettenkoker was leeg, op één sigaret na. Dat is een rare vondst. Als je je daar dan in verdiept, kom je bij de Engelse legertraditie dat je je laatste sigaret nooit oprookt, want dat is je lucky cigarette. Om hem te onderscheiden van de andere deed je hem ondersteboven in het pakje of in je sigarettenhouder. Het ontrafelen van dit soort mysteries is zo mooi om te doen. Soms vallen alle puzzelstukjes op hun plek.


Muur met krantenknipsels over de BIDKL met een foto van Czeslaw Oberdak (derde van linksboven).

De schoenen van George Froud zijn momenteel te zien in de tentoonstelling ‘De Connectie: onze objecten, hun verhaal’ in het Airborne Museum te Oosterbeek.

ASHES AT OOSTERBEEK
EEN DIGITAAL MONUMENT VOOR ARNHEM-VETERANEN MET EEN LAATSTE RUSTPLAATS IN NEDERLAND
Meer dan 150 Arnhem-veteranen kozen er de afgelopen decennia voor om hun as na hun dood door familie bij te laten zetten in het land waar zij in september 1944 de gruwelijke gevechten tegen een Duitse overmacht meemaakten; de plaats waar veel van hun kame-raden het leven lieten en achterbleven. Deze bijzettingen vonden in de meeste gevallen plaats op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery. Maar ook op de landingsterreinen of op plekken waar felle strijd tegen de Duitsers geleverd is, is de as van veteranen bijgezet of uitgestrooid. Zij worden sinds kort geëerd met een digitaal monument op internet. – Roland de Kwant

Tot en met september 2019 werd operatie Market Garden, in het bijzonder de Slag bij Arnhem, groots herdacht of zelfs bijna ‘gevierd’. In Oosterbeek waren dat jaar honder-den mensen getuige van het ontroerende ritueel van de ‘bloemenkinderen’, in aanwezigheid van de eerste bloe-menkinderen uit 1945. Tijdens de COVID-pandemie in 2020 gingen de herdenkingsdiensten gewoon door, zij het op gepaste en meer ingetogen wijze: de bloemen en teke-ningen van regionale schoolkinderen werden neergelegd vóór de meer dan 1.500 natuurstenen grafmonumenten van geïdentificeerde slachtoffers, en vóór de bijna 250 graf-stenen met alleen een ‘Known Unto God’, maar niet erach-ter. Dat dit laatste in sommige gevallen even logisch zou zijn als ervóór, verdient enige toelichting.
Sinds het midden van de jaren ‘70 is de as van meer dan 100 veteranen, en soms ook andere familieleden zoals echtgenotes of moeders, op de begraafplaats bijgezet of verstrooid. Vaak gebeurde dit in besloten kring of met een omvangrijkere ceremonie tijdens de drukbezochte septem-berdagen. De gekozen plekken voor verstrooiingen bevon-den zich in het begin meestal links en rechts van de ingang op de begraafplaats. Later vonden bijzettingen doorgaans plaats aan de achterkant van een bestaand graf. In alle gevallen zonder een permanent herdenkingsteken: geen kruis, geen registratie, geen teken, niets. Voor toekomstige generaties onvindbaar, zeker wanneer familieregistraties of herdenkingen door directe nabestaanden in de vergetelheid zijn geraakt. Wie vindt dan nog zijn of haar grootvader, overgrootvader of zelfs over-overgrootvader terug?

Toestemming van de gemeente Renkum voor één van de vroegste uitstrooiingen in 1974 (Gelders Archief, 2899 Secretarie Gemeente Renkum 1945-1988).

POSITIEF RESULTAAT VAN DE LOCKDOWN
Met behulp van de Nieuwsbrieven van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum heb ik de afgelopen
jaren een namenlijst van veteranen samengesteld die vanaf de jaren ‘80 hun as na hun overlijden op de begraafplaats van Oosterbeek hebben laten bijzetten. In een aantal an-dere gevallen ging het om veteranen die kozen voor een laatste rustplaats elders op het slagveld. Bijna altijd werden de stoffelijke resten bijgezet met militaire eer, en vaak onder grote (publieke) belangstelling. Deze lijst met namen werd groter en groter en kon ook worden aangevuld met infor-matie uit het Gelders Archief. Via Philip Reinders kreeg ik AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
9
in 2018 een kopie van een dossier uit het Oosterbeekse ar-chief, met de namen van veteranen en familieleden die tus-sen 1974, één van de eerste keren dat de gemeente Renkum en de Commonwealth War Graves Commission (CWGC) toestemming gaven om de as van een Britse veteraan uit te strooien op de begraafplaats in Oosterbeek, en 1990 wa-ren bijgezet. Genoeg materiaal om tijdens de lockdown in 2020 een poging te wagen dit alles om te zetten in een di-gitaal monument: een blijvende herinnering aan alle vete-ranen die hun laatste rustplaats uitzochten zo ver van huis, en die in volledige anonimiteit aan de Gelderse aarde zijn toevertrouwd. Een gemakkelijk toegankelijke herdenkings-plaats ook voor de families van veteranen, nabestaanden en andere geïnteresseerden, waar veteranen opnieuw een naam en gezicht hebben gekregen. Iets dat door de CWGC op hun oorlogsbegraafplaatsen niet wordt toegestaan.
In 2018 zocht ik contact met de gemeente Renkum en met de CWGC, om te zien of er nog meer veteranen met een anonieme rustplaats in Oosterbeek konden worden gevon-den. Al snel werd duidelijk dat van beide kanten geen me-dewerking zou worden verleend. De gemeente liet weten geen enkele rol te spelen in het proces van bijzettingen: “Deze zijn los van de gemeente uitgevoerd”. In het Gelders Archief berust een dossier vol met besluiten, in dit geval te lezen als “Toestemming om de as te begraven in een daartoe bestemd graf op de oorlogsbegraafplaats, onder de voorwaarde, dat aan dit feit geen publiciteit wordt gegeven”. Deze beslui-ten uit de jaren 1974-1989 zijn getekend door of namens de toenmalige burgemeester van de gemeente Renkum. De CWGC liet mij in 2019 weten dat er vanaf begin jaren ‘90 bijzettingen plaats hebben gevonden op de Arnhem (Oosterbeek) War Cemetery, maar dat op grond van ver-trouwelijkheid geen nadere mededelingen konden worden gedaan: “All the information we have on veterans or family members whose ashes were deposited in one of our cemeteries is confidential and cannot be shared publicly. The tradition at Arnhem Oosterbeek War Cemetery started in the early nine-ties.”Onderzoek wijst uit dat deze traditie dus veel eerder is gestart. Het privacy-argument moet worden gerespecteerd.
Echter, de slachtoffers uit de periode 1944-1945 staan wel met naam en toenaam op de graven.
HET DIGITALE MONUMENT
Gesterkt met de gedachte dat ook op basis van publieke informatie en bestaande publicaties, en met de bereidheid van vele families die actief zijn in diverse Facebookgroe-pen, een digitaal monument opgezet kon worden, is in juni 2020 de website Ashes-interred-Oosterbeek – Ashes interred at the Arnhem Oosterbeek War Cemetery and other places near-by – A Digital Monument live gegaan. Al zou met de digi-tale gedenkplaats maar één familie geholpen worden om de laatste rustplaats van hun dierbare familielid (terug) te vinden, dan was dit project voor mij al geslaagd.
Eén week nadat de website openbaar werd, gebeurde het volgende: 21 juni 2020 – een bericht van Gerrit Pijpers.
Een bekende naam uit de kring van Airborne-herdenkin-gen, zelf militair, maar mij persoonlijk niet bekend. Hij schreef in het Engels op de site: “Since 1998 I am respon-sible for organising some of the interment of ashes of Arnhem veterans. I still have all the order of services and many photo-graphs.” Wat zou dat mooi zijn voor de website. Het con-tact met Luitenant-Kolonel b.d. Pijpers van de Koninklijke Luchtmacht was eenvoudig en heel snel gelegd. Een schat aan gegevens bleek beschikbaar om met toestemming op de website geplaatst te worden. Pijpers woont in Oosterbeek en heeft van 1998 tot 2019 zo’n 40 ceremonies georgani-seerd en vele families bijgestaan op de momenten dat zij definitief afscheid namen van hun dierbaren. Hij deed dit meestal in het bijzijn van een geestelijke die verbonden was aan het Parachute Regiment of de Airborne Forces en in aanwezigheid van een hoornblazer. Ik mocht alle liturgieën, gegevens en foto’s die hij de afgelopen eenentwintig jaar had bewaard gebruiken voor de nieuwe website. Zo kon ik zoveel mogelijk namen en gegevens aan de tot dan toe bestaande lijst toevoegen. Een onverwacht, maar zeer ge-waardeerd aanbod, dat ik met beide handen heb aangepakt.
BIJ ZIJN KAMERADEN
In aansluiting hierop gebeurde eind juli 2020 het volgende: een zekere Rosie Currie reageerde op een berichtje dat ik op 21 juni 2020 had geplaatst op de Facebookpagina van Arn-hem Veterans Merseyside. Dit is de internetstek van Mar-garet Shaw, zelf dochter van een veteraan genaamd Frank Collopy, wiens as ook is bijgezet in Oosterbeek. Rosie: “My grandads grave is on there it is so amazing and emotional to see his memory captured this way. Thank you with all my heart.” Ik zocht contact met Rosie; ik had op dat moment niemand met de achternaam Currie op de website staan, dus moest iemand anders haar grootvader zijn. Het bleek Corporal Richard Jo-seph (‘Sammy’) Black te zijn, van het 1st Battalion, The Border Regiment.
Het werd een verrassend verhaal, en precies dat wat wij met het digitale monument voor ogen hadden: een plek waar families verbonden kunnen worden en blijven. Hier de rest van het verhaal in een notendop: Rosie was al sinds 2005 door omstandigheden het contact met haar dierbare grootvader kwijtgeraakt. Met het overlijden van haar ou-ders, met wie ze in de laatste periode van hun leven niet meer sprak, was volgens haar de laatste mogelijkheid om achter de laatste rustplaats van haar grootvader te komen

Sammy Black.

De brief van Rosie aan haar grootvader op het graf van Black.

 

verloren gegaan. Zij wist niet of haar grootvader ergens in Engeland was begraven of dat hij, zoals altijd zijn wens was geweest, zijn as was bijgezet in de nabijheid van zijn kameraden in het door hem geliefde Oosterbeek. Op 25 april 2006 heeft Gerrit Pijpers de dienst geleid waarin de as van Sammy Black werd bijgezet, achter de grafsteen van de op 21 september 1944 overleden Lieutenant Joseph MacLean Hunter, 7th (Galloway) Battalion King’s Own Scottish Borderers (graf 21.B.03). Bijna vijftien jaar later vond Rosie eindelijk haar grootvader terug.
Het is best bijzonder om in het jaar van de lockdown, op deze wijze mensen weer bij elkaar te brengen. Als gevolg van de in- en uitreisbeperkingen door de pandemie, heeft Rosie nog geen gelegenheid gehad het graf van haar groot-vader te bezoeken. Wel brachten wij in augustus 2020 een persoonlijke brief van Rosie naar de laatste rustplaats van Sammy Black. Deze heeft, voor iedereen leesbaar, een tijdje achter de grafsteen van Joseph Hunter gestaan.
Rosie schreef iets later ook een mooie tekst voor op de web-site, waarin zij haar waardering uitspreekt voor het digitale monument. Het kan worden beschouwd als een oproep aan de CWGC om iets van een permanente registratie van de bijgezette veteranen openbaar te maken voor toekomsti-ge generaties. De volledige tekst van deze brief van Rosie is integraal opgenomen op de website Ashes-interred-ooster-beek.jimdosite.com.

TRADITIE
Per 30 juni 2021 bevat de website de namen van 116 ve-teranen van wie de as op de begraafplaats van Oosterbeek of in de nabije omgeving is uitgestrooid of bijgezet. Waar mogelijk zijn aanvullende gegevens, een foto van de vete-raan of de liturgie op de website opgenomen en, indien voorhanden, een foto van de ceremonie. Veel families heb-ben bijgedragen om dit digitale monument op te richten en uit te breiden.
Uit de op de website opgenomen analyse van bijzettingen in de afgelopen jaren is geconcludeerd dat er zeker sprake is van een traditie. Gezien de huidige leeftijd van de nu nog levende veteranen, zullen bijzettingen niet vaak meer voorkomen, maar wie weet… Uit de periode 1974-2018 ontbreken op de website nog behoorlijk wat namen van veteranen die het ‘Airborne-kerkhof’ als laatste rustplaats uitkozen. Mocht u in de gelegenheid zijn een bijdrage te leveren door een ontbrekend puzzelstukje met ons te delen, dan zou dat geweldig zijn.

Met dank aan Gerrit Pijpers voor zijn hulp bij het opzetten van het digitale monument en aan Rosie Currie voor haar inspirerende woorden.

MUSEUMNIEUWS – INTERNATIONALE ERKENNING VOOR DE AIRBORNE EXPERIENCE
Het afgelopen half jaar heeft de Airborne Experience veel internationale erkenning genoten. Zo heeft de tentoon-stelling een Muse Design Award gewonnen in de categorie ‘Interior Design’; meer dan 42.000 partijen uit 102 landen hadden zich voor deze prijs aangemeld, in de jury zitten maar liefst 108 mensen. Daarnaast is de Airborne Expe-rience tevens genomineerd voor de Museums + Heritage Awards en de European Design Awards.
In de ondergrondse Airborne Experience doorloop je, stap voor stap, het verhaal van de Slag om Arnhem. De geschie-denis komt tot leven in de realistische reconstructies terwijl je door de opeenvolgende hoofdstukken van de slag loopt.
Levensgrote filmfragmenten en geluid maken de ervaring overweldigend. Na de vlucht met de glider kom je aan op de landingsterreinen en bevind je je ineens te midden van de felle gevechten in de Arnhemse straten om de Rijnbrug in handen te krijgen.
Het Airborne Museum bedankt Tinker Imagineers, Kloos-terboer Decor, Walvisnest, Rapenburg Plaza & Mike Bink fotografie.
M

Foto: Daan van Oort

DE CONNECTIE: ONZE COLLECTIE, HUN VERHALEN

In het museum zijn honderden objecten, voorwerpen en verhalen te bewonderen. Dit is slechts een fractie van de to-tale collectie – het topje van de ijsberg. De totale verzame-ling telt duizenden bijzondere stukken, ieder met een eigen geschiedenis, die in depots wachten tot het moment dat ze in een tentoonstelling mogen pronken. In de selectie voor ‘De Connectie’ heeft niet het Airborne Museum, maar een aantal gastconservatoren die het museum een warm hart toe-dragen de keuze gemaakt. Met welke stukken uit de collectie voelen zij deze connectie met de geschiedenis van de Slag om Arnhem het sterkst? Deze intieme invalshoek zie je te-rug in ‘De Connectie: onze collectie, hun verhaal’. Onder de gastconservatoren bevinden zich onder andere journalist en programmamaker Ad van Liempt, staatssecretaris van De-fensie Barbara Visser en kapitein bij de Bergings- en Iden-tificatiedienst van de Koninklijke Landmacht Geert Jonker.

Foto’s : Daan van Oort

OBJECTEN – GOED VOOR 48 UUR
DE RANTSOENEN VAN BRITSE LUCHTLANDINGSTROEPEN

In de jaren ‘80 en ‘90 voerde ik opgravingen uit in de gemeente Renkum. Met mijn metaal-detector vond ik restanten van voedselblikken die door de Airborne-troepen zijn gebruikt tijdens de Slag om Arnhem. De biscuitblikken, emergency rations en boiled-sweets-doosjes zaten soms nog vol, verkeerden meestal in zeer slechte staat, maar konden altijd worden gedetermineerd. Mijn verzameling bevat een aanzienlijke hoeveelheid verschillende soor-ten. Een greep uit de collectie.
– Hans van der Velden Speciaal voor het leger werden rantsoenen vervaardigd die erg lang mee konden gaan en die bol stonden van de ener-giewaarde. Een Airborne-militair kreeg kort voor de start van een operatie een rantsoen mee dat bestond uit twee compacte 24 hour rations om minimaal 48 uur te over-bruggen, een cruciale tijdsspanne bij luchtlandingsinzetten.
Om ruimte en gewicht te besparen waren deze pakketten verpakt in een waterdichte en gasdichte kartonnen doos.
De één paste in de mess tin [etensblik]. De ander werd ergens in de uitrusting weggestopt, samen met het blikje sigaretten dat standaard werd uitgereikt aan iedere militair.
De 48 hour ration bestond uit: • corned beef (1 tin) • dripped spread: varkens- of rundervet voor op brood of crackers (1 tin) • processed cheese (2 tins) • tea and dried milk (1 tin) • matches (1 box) • biscuits De 24 hour rations leverden zo’n 4.000 kcal aan energie en bestonden uit: • biscuits (10 stuks) • blocks of oatmeal (2) • bocks of tea, sugar and milk • meat block (1) • raisin chocolate slabs (2) • chocolate slab (1) • boiled sweets • chewing gum (2 packets) • meat extract cubes • packet of salt (1) • sugar (4 tablets) • latrine paper (4 pieces)

Uitsnede van een bekende foto van de mannen van C Section, 1st Air-borne Divisional Signals op DZ X, 17 september 1944. Sergeant Ron Cole draagt zijn 24 Hours Ration in zijn veldfles-houder (IWM BU1124).

Een composite ration pack. Omdat de met de luchtlan-dingen meegevoerde voedselvoorraden maar 48 uur mee-gingen, was een herbevoorrading via de lucht binnen dit tijdsbestek noodzakelijk. Hiervoor werden zogenaamde ‘compo rations’ gebruikt: samengestelde dagelijkse rantsoe-nen voor veertien man, die werden afgeworpen in manden.
Ze bevatten geconserveerd voedsel om te bereiden op één centrale plek. De compo rations zaten in zeven verschil-lende kratten, gelabeld van A tot en met G: iedere letter stond voor een dag van de week. In een droppingsmand zaten drie kisten met een totale inhoud van 42 rantsoenen.
Een ronde CLE dropping container [van ‘Central Landing

Establishment’, het Airborne-ontwikkelcentrum in Manchester] kon 28 rantsoenen bevatten.
Inhoud van een D Ration: • cooked meat and vegetables (10 tins) • bacon (3 tins) • sardines (8 tins) • concentrated soup (2 tins) • cigarettes box (50 sigaretten) • margarine (1 tin) • vitamin enriched chocolate (14 bars) and sweets (2 cans) • sweets and matches (1 packet) • salt (bags)
• tea, sugar, and powdered milk (3 cans) • preserved vegetables (3 cans) • biscuits (1 tin) • pudding (3) • soap (1 packet) • toilet paper (84 sheets) In andere rantsoenkratten zaten onder meer: • canned beans without pork • meat and vegetable ration (48 cans) • meat and vegetable ration with beans • milk (48 tins) • carrots

De bevoorrading van de troepen vanuit de lucht was in handen van het Royal Army Service Corps (RASC). Ster-lings en Dakota’s, met aan boord soldaten van 48 en 49 Air Despatch Column RASC, dropten deze voor-raden boven Oosterbeek.
Op de grond werden de kratten, manden en dozen
verzameld door de RASC; de verdeling was in handen van het Royal Army Ordnance Corps. Helaas vielen veel voor-raden in handen van de Duitsers, zoals op beelden van de Deutsche Wochenschau is te zien. Een Engelse bevoorra-dingsmand met rantsoenen is in Duitse handen gevallen.
Te zien is hoe een zogeheten composite ration uit een rieten bevoorradingsmand wordt gehaald. Links een blik choco-late & boiled sweets dat was bedoeld voor een lange over-bruggingsperiode.

De emergency ration zat in een blikje en bevatte een blok chocolade met veel calorieën. De chocolade kon zo worden gegeten of worden gemengd met heet water om er cacao van te maken. De inhoud was bedoeld om de honger te stillen en uitputting te voorkomen en moest genoeg zijn voor zo’n 24 uur. Het rantsoen mocht alleen geopend worden met toestem-ming van een officier.

Biscuits waren erg voedzaam en werden om deze reden vaak en in grote getalen met de troepen meegestuurd. Bij herbevoorradingen, zo ook tijdens de Slag om Arnhem, werden ze in manden afgeworpen.

Sergeants Walker en Lewis van de Army Film and Photographic Unit eten een rantsoen, rechtstreeks uit het blik. Sergeant Walker krijg een kopje thee of koffie aangeboden van mevrouw De Meulenaar. Op de motorkap van de jeep staat een draagbaar kooktoestel model no.2.
Dit waren de standaardkooktoestellen voor een leger in het veld. Op het kooktoestel staat een blik Val Vita, een Californisch bedrijf dat soep, fruit en groente leverde aan de strijdkrachten (IWM BU 1150).

Bronnen: • Die Deutsche Wochenschau (4 oktober 1944). • Steer, F., Arnhem, The Fight to Sustain; The Untold Story of the Airborne Logisticians (Barnsley 2000). • Tanner, J., RAF Airborne Forces Manual: The official Air Publications for RAF Paratroop Aircraft and Gliders, 1942-1946 – RAF Museum Series, vol. 8 (New York 1979).

VERLOREN GETALLEN
ONDERZOEK NAAR DE LUCHTOORLOG BOVEN GELDERLAND, SEPTEMBER 1944
Kerstavond 2016 – bij het plaatsen van lichtjes op de oorlogsgraven van begraafplaats Hei-dehof in Apeldoorn zag ik een in memoriam met foto bij één van de graven. De vergeelde afbeelding trok mijn aandacht; ik vroeg me af welk verhaal erachter schuil ging. Mijn vader wakkerde mijn interesse verder aan toen hij me 55 namen op de Heidehof gaf, een boek over de lotgevallen van de daar begraven vliegers. Deze twee aanleidingen waren het begin van mijn inmiddels vijf jaar durende onderzoek naar de luchtoorlog boven Nederland. De ver-liezen aan mensen en materieel boven Gelderland tijdens operatie Market geven een sober maar indringend beeld.
– Jan van Lohuizen

ZOEKTOCHT NAAR BRONNEN
In de speurtocht naar bruikbare informatie over krijgshan-delingen in Nederland kreeg ik de indruk dat van operatie Garden, het gronddeel van Market Garden, eigenlijk alles wel zo’n beetje is beschreven. Voor het luchtaspect van de operatie (Market) geldt dat in veel mindere mate, dacht ik
op basis van mijn internetzoektochten te kunnen conclude-ren. Totdat ik stuitte op de digitale database van de Studie-groep Luchtoorlog 1939-1945 (SLGO). Deze kwalitatief hoogwaardige en ongelooflijk uitgebreide gegevensverza-meling werd al snel de basis voor mijn deelonderzoek naar de luchtoorlog boven de provincie Gelderland in septem-
Afb4_MIA_KIA_POW_perdag_10x10

ber 1944. Door gegevens van de SGLO te combineren in zoekopdrachten vond ik lokale organisaties die specifiekere gegevens bleken te hebben over vliegtuigcrashes, betrokken vliegtuigen en de lotgevallen van bemanningsleden. Na veel lees- en spitwerk, het nauwgezet bijhouden van de ver-zamelde informatie en het terugrelateren van gegevens naar gebieden en plekken, kon ik opvallende conclusies trekken.

TOPOTIJDREIS
Het kostte veel tijd om alle stukjes informatie bijeen te sprokkelen en samen te stellen tot een zo compleet en ac-curaat mogelijk beeld van iedere crashlocatie. Daarbij bleek de website Topotijdreis van het Kadaster erg handig, van-wege de stafkaarten uit de periode 1940 -1945. Alle gege-vens legde ik vast in het programma ArcGIS-Pro, wat me de mogelijkheid gaf de geografische data in 2D of 3D te presenteren, de verzamelde gegevens te doorzoeken en de resultaten visueel weer te geven.

F1 Afb1_Vliegtuig_perdag_22_18x10

HET VERHAAL ACHTER DE GEGEVENS
Een voorbeeld van een verhaal dat schuilgaat achter een simpele reeks van gegevens in de database is het relaas van Dakota KG-328 van No. 575 Squadron RAF, op dag twee van operatie Market Garden. Toen het vliegtuig de front-lijn in Nederland passeerde, werd het getroffen door Duits luchtafweergeschut. De piloot, Flying Officer George Ed-gar Henry, was op slag dood. De copiloot, Warrant Officer Albert (Bert) Smith, wist ondanks een bloeding aan zijn rechterarm, het zwaarbeschadigde toestel onder controle
te krijgen, onbewust van het feit dat een groot deel van de staart en het roer niet meer aanwezig waren. De piloot van de aangehaakte glider gaf over de radio aan dat hij zijn toestel wilde ontkoppelen van de Dakota, maar Smith adviseerde te “blijven hangen” totdat ze zich weer boven geallieerd gebied bevonden. De combinatie van een beschadigd toestel en een ‘dood’ glidergewicht maakte de vliegcondities aanzienlijk

F2 SLO_perdag_perBegraafplts22e_10x10 F6 Top250_PDF

lastiger, maar het lukte om te keren en de glider een veilige noodlanding te laten maken.
Nadat de Dakota vrij was van zijn last moest deze nog terug zien te geraken naar Engeland. Boven Duinkerke werd het gehavende toestel opnieuw beschoten door Duits luchtaf-weergeschut. Op voorgaande vluchten had bemanningslid Sergeant Bill Fowlers vanuit de deuropening de flaps be-diend en het landingsgestel laten zakken. Ook nu herhaal-de hij deze acties. Smith bracht de Dakota aan de grond bij Martlesham Heath, ten oosten van Ipswich.
Na deze gebeurtenissen zou Smith nog een paar keer naar Arnhem vliegen, waarschijnlijk op 20 en 21 september. Zo-wel Bert Smith als de navigator, Flying Officer Henry Mc-Kinley, zijn voor hun kordate optreden op 18 september gedecoreerd met het Distinguished Flying Cross.

F4 MIA_KIA_POW_perdag_18x10

MATERIËLE VERLIEZEN 17-26 SEPT 1944
Tijdens operatie Market Garden gingen in de provincie Gelderland 89 transport- en gevechtstoestellen verloren, gliders uitgezonderd. Het aantal gecrashte vliegtuigen bevat met 25 Dakota’s en 27 Stirlings opvallend veel ‘werkpaar-den’: zij vormen 58% van de totale verliezen. Gedurende de negen dagen van strijd werden gemiddeld tien vliegtui-gen per dag neergehaald. In deze periode zitten slecht twee dagen die er ‘positief’ uit springen: zondag 22 september (geen verliezen) en dinsdag 24 september, waarop slechts één toestel verloren ging.
PERSONELE VERLIEZEN 17-26 SEPT 1944
Bij (in)directe luchtacties zijn 240 geallieerden om het le-
ven gekomen, 206 overleefden een crash. Veel militairen zijn na de oorlog herbegraven. Britse militairen kwamen in de regel terecht op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery, Amerikaanse slachtoffers op de Netherlands American Ce-metery in Margraten of op de Ardennes American Ceme-tery in Neupré (België). Canadese slachtoffers werden vaak herbegraven op de Groesbeek Canadian War Cemetery.
VERMISTEN
Tot op de dag van vandaag worden nog steeds 28 personen vermist uit 89 crashes. Het kan zijn dat deze militairen als on-bekende soldaat op één van de vele begraafplaatsen ter aarde zijn besteld of nog in een anoniem veldgraf rusten. De namen van de vermisten staan vermeld op herdenkingszuilen zoals de Wall of the Missing van Margraten, de memorial panels in Groesbeek en op het Runnymede Memorial in Engeland.
SAMENVATTEND
Een nadere analyse van de luchtstrijd boven Gelderland in de septemberdagen van 1944 brengt enkele opvallende za-ken aan het licht: • De meeste vliegtuigen die tijdens Market Garden in de provincie zijn gecrasht, waren van het type Dakota en Stirling. Bij deze crashes vielen de meeste slachtoffers en werden de meeste gevangenen gemaakt. Negentien be-manningsleden worden nog steeds vermist. • 21 september was met achttien verloren toestellen de dag met de grootste verliezen. • De meeste slachtoffers hadden de Britse nationaliteit: 149 mannen lieten het leven.

F3 Verlorentoestellen_totaal_18x10s F5 QR_Code_CrashDbase

Bronnen: • Meijer, A., Vijf en vijftig namen op Heidehof (Gemeente-Archief Apeldoorn 1980). • Middlebrook, M., Arnhem: Ooggetuigenverslagen van de slag om Arnhem (Baarn 1994). • Paradata.org.uk/people/albert-e-smith • Pegasusarchive.org/arnhem/albert_smith.htm • Pegasusarchive.org/arnhem/frames.htm • Studiegroepluchtoorlog.nl • Topotijdreis.nl • Tracesofwar.com/persons/35152/Smith-Albert-Edward. htm?c=aw • Zwanenburg, G., En nooit was het stil… Kroniek van een Luchtoorlog, Luchtaanvallen op doelen in en om Neder-land (delen 1-3, ‘s-Gravenhage 1990-1992).

Boeken – LINIECROSSERS

Operatie Market Garden is vervlochten met de geschiede-nis van de liniecrossers van Groep Albrecht, een landelij-ke spionageorganisatie die personen en berichten van be-zet naar bevrijd gebied bracht. Het lot van de Airbornes speelt een belangrijke rol in het onlangs verschenen boek Liniecrossers, Frontkoeriers van het verzet. Auteur Jelle Si-mons richt zijn pijlen eerst op het ontstaan van de spiona-gegroep en oprichter Henk de Jonge, een Engelandvaarder die zich in Londen liet rekruteren door de Nederlandse inlichtingendienst. Hij werd in maart 1943 gedropt met de opdracht een ondergrondse organisatie op te zetten om de Nederlandse en Britse inlichtingendiensten van militaire inlichtingen te voorzien. En met succes. Hoewel De Jonge zes maanden na zijn aankomst in Nederland werd gear-resteerd, groeide het groepje medewerkers dat hij om zich heen verzamelde uit tot een landelijke en buitengewoon ef-fectieve spionageorganisatie. Het waren dan ook de spion-nen van Groep Albrecht die in september 1944 elementen van de 9. SS-Panzer-Division ‘Hohenstaufen’ waarnamen in de omgeving van Arnhem. Deze informatie werd vanuit het huis van een Rotterdamse commandant van de groep naar Londen verzonden. Net op tijd om alarmbellen te la-ten rinkelen onder de geallieerde generale staf, maar te laat om Montgomery op andere gedachten te brengen. De rest is geschiedenis. Na zijn beschrijving van het ontstaan en de ontwikkeling van Groep Albrecht neemt Simons zijn lezers mee naar de Biesbosch, waar eenentwintig mannen vanaf november 1944 verbindingslijnen tussen bezet en bevrijd Nederland onderhielden. Deze zogenaamde linie-crossers, die deel uitmaakten van de groep, doorkruisten de frontlijn honderden keren in roeiboten en kano’s. De verbindingslijnen, ‘crosslines’, waren aanvankelijk bedoeld om militaire inlichtingen naar bevrijd Nederland te vervoe-ren, maar werden al snel ingezet voor andere doeleinden, zoals de evacuatie van Britse Airbornes die na de Slag om Arnhem op de Veluwe waren ondergedoken. Zo werd de Britse brigadegeneraal John Hackett door een keten van sa-menwerkende verzetsgroepen afgeleverd in Sliedrecht. Van daar vervoerde Groep Albrecht hem naar het reeds bevrijde dorpje Lage Zwaluwe, of ‘Low Swallows’, zoals de Britten deze bestemming noemden.

Jelle Simons, Liniecrossers, frontkoeriers van het verzet, EAN: 9789401917742, pp. 328, geïllustreerd, uitgeverij Omni-boek, € 27,50.

Busje met Britse Benzedrine-tabletten (Collectie Airborne Museum).

MUSEUMCOLLECTIE – SPEED: HET GEBRUIK VAN AMFETAMINEN DOOR
DE DUITSE EN GEALLIEERDE STRIJDKRACHTEN
Ze stonden bij de brug en zagen aan de overkant de geallieerde tanks naderen. Het enige probleem was dat er geen tanks waren. De Britse troepen die onder John Frost bij de brug in Arnhem vochten, hadden niet of nauwelijks geslapen sinds ze op 17 september Engeland hadden verlaten. Om wakker en alert te blijven gebruikten sommigen van hen Benzedrine, een drug die vergelijkbaar is met speed (amfetamine). Benzedrine behoorde tot de stan-daarduitrusting van het Britse leger, maar Britse militairen waren zeker niet de enigen die tijdens de oorlog drugs verstrekt kregen. – Jory Brentjens

Amfetamine en methamfetamine werden tegen het einde van de 19e eeuw voor het eerst in laboratoria geproduceerd. De middelen werden door chemici bestudeerd en kenden geen praktische toepassingen, totdat een aantal Duitse far-maceuten er in de jaren ’30 mee gingen experimenteren.
Het was de Duitse arts en chemicus Fritz Hauschild die als één van de eersten de stimulerende werking van metham-fetamine ontdekte. Hij had het middel getest op dieren, maar ook op zichzelf en zijn collega’s. In 1937 vroeg de firma Temmler, waar Hauschild werkzaam was, een patent aan op het middel dat onder de naam Pervitin werd uitge-bracht. Andere bedrijven volgden het voorbeeld van Temmler en al snel kwamen meer soortgelijke producten op de markt. In eerste instantie was methamfetamine vrijelijk verkrijgbaar, maar nadat berichten over misbruik en versla-ving Duitse artsen bereikten, werd het middel alleen nog maar op doktersrecept verstrekt.
GEBRUIK IN HET DUITSE LEGER
De farmaceutische bedrijven hadden hun middelen ook bij de Duitse krijgsmacht aangeboden, vanwege de potentieel grote afzetmarkt. De hoogste medische officier, dr. Wald-man, was in eerste instantie terughoudend, maar gaf in 1938 opdracht om Pervitin en Benzedrine te testen. De AIRBORNE MAGAZINE NR. 21
23
eerste experimenten werden op vermoeide kadetten uitgevoerd door de Duitse leger-arts Otto Ranke. Ranke moest zijn eerste proeven echter staken omdat de kadetten de middelen misbruikten in aanloop naar hun examens. Desondanks hadden de eerste fases van het experiment bemoedi-gende resultaten opgeleverd. Pervitin en Benzedrine hielden de kadetten alert en hielpen tegen vermoeidheid. Ranke merk-te wel op dat langdurig gebruik tot fysieke uitputting kon leiden en gaf aan dat de middelen alleen onder toezicht van artsen verstrekt mochten worden.
In april 1940 werd Pervitin, met de eerder genoemde voorbehouden, opgenomen in de uitrusting van het Duitse leger. Voor-afgaand aan de invasie van West-Europa werden circa 30 miljoen tabletten Per-vitin aan het leger geleverd. Ranke nam zelf deel aan de veldtocht en merkte op dat legerartsen de pillen, vaak op bevel van hun meerderen, veel te gemakkelijk verstrekten.
Daarnaast zag hij ook hoe officieren Pervitin gebruikten om hun katers te bestrijden. Na verovering van Frankrijk hamerde Ranke er dan ook op dat zijn eerdere waarschu-wingen in acht werden genomen en Pervitin veel terughou-dender moest worden gebruikt. Dit advies werd opgevolgd: in 1941 werden ‘slechts’ tien miljoen tabletten aan het le-ger verstrekt. Daarnaast werd het gebruik van amfetamine en methamfetamine door burgers strafbaar gesteld. Vanaf 1942 zijn er geen officiële cijfers meer bekend over het ge-bruik van Pervitin door het leger, maar uit vele anekdotes en brieven blijkt dat het middel nog altijd met grote regel-maat door de troepen werd gebruikt.
GEALLIEERDE REACTIE
De militaire successen van nazi-Duitsland in 1940 hadden de Britse en Amerikaanse overheid diep geschokt. Er gin-gen geruchten rond over ‘wonderdrugs’ die door Duitse soldaten werden gebruikt en die mogelijk hun successen konden verklaren. Zowel de Britse als Amerikaanse leger-leiding zetten onderzoeken op om deze ‘wondermiddelen’ te testen en te zien of ze ook door hun eigen soldaten kon-den worden gebruikt. Beide landen gebruikten amfetami-nen onder de naam Benzedrine.
De experimenten met Benzedrine werden in laboratoria en in het veld uitgevoerd. De laboratoriumtesten toonden aan dat Benzedrine de prestaties van troepen in sommige geval-len verbeterde. Deze resultaten kwamen echter voorname-lijk voort uit het feit dat de proefpersonen de tests met een groter gevoel van zelfvertrouwen ondernamen en langer ge-concentreerd bleven bij het uitvoeren van repetitieve taken.
Zowel de Britse als Amerikaanse onderzoekers constateer-den, net als hun Duitse tegenhangers, dat het gebruik van middelen zoals Benzedrine risico op fysieke uitputting en verslaving met zich meebrachten en dat cafeïne een werk-baarder alternatief was.

De productie van Pervetin in de Duitse Temmler fabriek (Temmler Pharma GmbH & Co KG, Marburg).

De resultaten uit de veldtesten bleken echter zowel voor de Britse als Amerikaanse legerleiding doorslaggevend. Militairen die de pillen gebruikten, ervaarden een euforisch gevoel en kregen meer zelfvertrouwen. Daarnaast hielpen ze tegen vermoeidheid. Dit leidde ertoe dat, ondanks de waarschuwingen van de wetenschappers, de Britse en Ame-rikaanse krijgsmacht tegen het einde van 1942 besloten amfetaminen aan hun troepen gingen verstrekken. Interes-sant genoeg viel de beslissing van de geallieerden om Ben-zedrine in de standaarduitrusting van het leger op te nemen bijna precies samen met het moment waarop het Duitse leger het gebruik begon terug te dringen.
De Britten en Amerikanen bleven amfetamine geduren-de de rest van de oorlog gebruiken. De Britse para’s die bij Arnhem en Oosterbeek vochten, maakten er tijdens de strijd dankbaar gebruik van. Zo ook de troepen bij de brug. In de nacht van dinsdag op woensdag deelde Captain Eric Mackay Benzedrine-tabletten uit aan zijn troepen in de Van Limburg Stirum School; alle manschappen kregen er twee. Zoals bedoeld hielp de Benzedrine tegen de ver-moeidheid, maar het middel had ook de nodige bijwerkin-gen. Sommige mannen begonnen dubbel te zien en wer-den prikkelbaar. Anderen begonnen zelfs te hallucineren.
Wederom bleek dat Benzedrine, ondanks de stimulerende werking, geen wondermiddel was.
Na de oorlog nam de wetenschappelijke kritiek op het gebruik van deze middelen toe terwijl de noodzaak van gebruik juist afnam. Desondanks werden tijdens latere oorlogen in Korea, Vietnam en het Midden-Oosten nog altijd stimulerende middelen gebruikt door het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en andere landen.

CONFLICTARCHEOLOGIE – SPOREN VAN GEVECHTEN IN DE
TUIN VAN MUSEUM ARNHEM
Het Museum Arnhem wordt rigoureus verbouwd. Na een lange periode van onduidelijk-heid over de locatie en ontwerp wordt er nu hard gewerkt aan de Utrechtseweg. In dezelf-de nieuwbouw wordt ook het archeologiedepot van de gemeente gevestigd. Vanwege de grote kans op achtergebleven conventionele explosieven is een opsporingsbedrijf betrok-ken bij de grondwerkzaamheden. Dat dit niet voor niets was bleek even geleden. In dit ar-tikel probeer ik enkele niet explosieve vondsten van het opsporingsbedrijf te determineren en in de tijd te plaatsen. – Leo van Midden

Het Museum Arnhem aan de Utrechtseweg is gebouwd in 1873-1875. Het gebouw verving toen een houten theehuis dat daar rond 1820 was geplaatst nadat de ‘Zandberg’ zijn militaire functie had verloren. In de 16e eeuw was de locatie onderdeel van een vestingwerk dat de stad beschermde. In 1912 kwam het gebouw in handen van de gemeente, die het na een verbouwing in 1920 opende als het Gemeente Museum. Het museum lag in mei 1940 aan de opmars-route van het Duitse leger en kwam ongeschonden uit de openingsfase van de oorlog. In de daarop volgende periode werden verschillende panden in de buurt van het museum gevorderd, maar het gebouw zelf werd ontzien. Het Ge-meente Museum behield haar culturele functie en ontving bezoekers voor tentoonstellingen van zowel de eigen collec-tie, als over meer nationaalsocialistisch getinte onderwerpen.
HEVIGE WEERSTAND
Op zondagmiddag 17 september volgde de luchtlanding en al snel trokken Britse eenheden onder andere via de Utrecht-seweg naar Arnhem. Vroeg in de avond trok C Company van het 2nd Battalion onder Major Victor Dover via Bovenover langs het Gemeente Museum om de Ortskommandantur te veroveren. Een paar honderd meter verder strandde de opmars in Duits mitrailleur vuur; C Company liep vast op Duitse weerstand. Vroeg in de ochtend van 18 september trok de eenheid terug in westelijke richting. In de gevechten rond de villa’s ter hoogte van het museum bleek dat ze geen kant meer op konden en restte alleen nog de overgave. In de vroege ochtend van 19 september probeerden vier bataljons door de Duitse linies te breken in een ultieme poging de Britse troepen bij de verkeersbrug te bereiken. De route via


PK-Bildberichter Jacobsen legde het moment vast dat Duitse soldaten over het hek klimmen van het Gemeente Museum en de Britten uit het museum ver-drijven (Bundesarchiv 101I-497-3531-08 PK Jacobsen).

De graafmachine met extra beschermde cabine aan het werk (foto: Leo Smole).

de Utrechtseweg is toegewezen aan het 2nd Battalion The South Staffordshire Regiment, gevolgd door de mannen van het 11th Parachute Battalion.
De Staffords startten de aanval vanuit de wijk Lombok. De Duitse weerstand was hevig, waardoor ze moeizaam terrein konden winnen. Tegen 07.00u hadden ze het Gemeente Mu-seum en de tegenoverliggende huizen in handen. Het lukte echter niet om verder op te rukken. Duitse Sturmgeschütze, begeleid door infanterie, ondernamen een tegenaanval over zowel Onderlangs als Bovenover en heroverden meter voor meter terrein. Hierna gaven de Staffords het Gemeente Muse-um op. Het 2nd Battalion The South Staffordshire Regiment en de mannen van het 11th Parachute Battalion werden vroeg in de middag teruggedrongen tot in de wijk Lombok.
MOLSHOOP
Na deze drie dagen van zware gevechten in september keer-de de rust terug rond het museum. De bevolking werd na de slag geëvacueerd. Voor hen in de plaats kwamen dui-zenden dwangarbeiders van verschillende nationaliteiten om verdedigingslinies aan te leggen in de verlaten stad. De dwangarbeiders veranderden de zorgvuldig aangelegde en verzorgde museumtuin in een molshoop. Loopgraven lie-pen zigzag door de tuin en verbonden kleine gevechtsop-stellingen met het loopgraafsysteem dat langs de Utrecht-seweg over de stuwwal liep. Ruim een half jaar werkten de dwangarbeiders in het uitgestorven Arnhem en veran-derden de tuin van het Gemeente Museum in een mili-tair landschap. Op 12 april 1945 stak de Britse 49th (West
De graafmachine met extra beschermde cabine aan het werk (foto: Leo Smole).
Riding) Infantry Divison (Polar Bears) de IJssel over bij Westervoort. In de ochtend van de 13de bereikte de divisie Arnhem. Het Gemeente Museum had de oorlog, weliswaar gehavend, doorstaan. Toen de bevolking terug kon naar de stad begon het ruimen en werden uiteindelijk ook de stel-lingen in de tuin dichtgegooid met het puin van de stad.


Sporen van de strijd: munitieresten die door de ECG zijn afgevoerd (foto: Leo Smole).

GEVECHTSSPOREN
Voor het nieuwe Gemeente Museum en de nieuwe loca-tie van het gemeentelijk archeologiedepot, moesten flinke stukken van de stuwwal afgegraven worden aan de west-kant van het gebouw. Eind april 2020 zijn hier, zoals ver-wacht, sporen aangetroffen van de gevechten in september 1944. Naast kleinkaliber- en geschutmunitie zijn ook enkele objecten gevonden die te relateren zijn aan de strijd rond het markante gebouw, evenals een loopgraaf. Het team Archeologie van de gemeente werd op de hoogte gesteld. De munitie is afgevoerd en de objecten werden door de gemeentelijk archeologen gereinigd en nader onderzocht.
Een aantal voorwerpen is geconserveerd door een gespecia-liseerd bedrijf. Deze zijn aangetroffen op de plaats van het nieuw te bouwen archeologiedepot en verdienen daarin een plaats. Het zijn immers tastbare getuigen van de geschie-denis van de locatie. Enkele van de gevonden voorwerpen:

Na reiniging in het depot waren de letters KVU en cijfers 44 zichtbaar. De letters staan voor de fabrikant: Rudof Fissler KG uit Idar Oberstein, met het productiejaar 1944.


RUGPLAAT VAN EEN SCHERFVEST
Een vondst die direct verbonden is met de 1st Airborne Division is de rugplaat van een MRC (Medical Research Council) body armour. Bijna twaalfduizend exemplaren zijn verstrekt aan de 21th Army Group. Het grootste deel kwam terecht bij de Airbornes. Ook eenheden van de SAS en de Independent Polish Parachute Brigade kregen deze vesten verstrekt.

KOKEN EN ETEN
Kook- en eetgerei van beide zijden werd gevonden. Dui-delijk herkenbare, maar zwaar verroeste Britse mess tins en een deksel van een Duits Kochgeschirr met stempel en fabrikantcode uit 1944.

De gevonden deksel van het Kochgeschirr. Boven: een afbeelding van een compleet model uit 1945.


VERPAKKINGSMATERIAAL MUNITIE
De gestapelde ronde verroeste deksels zijn afkomstig van verpakkingsmateriaal voor granaten van een Britse 2”-mortier, een wapen dat werd gebruikt door de parachutisten, en dat zeer waarschijnlijk veelvuldig is gebruikt op deze plek op de ochtend van 19 september.
GASMASKER
Er werden meerdere Britse gasmaskers en toebehoren ge-vonden. Het getoonde exemplaar op de volgende pagina is nog niet gereinigd, maar is herkenbaar als een Light An-ti-Gas (LAG) respirator, vermoedelijk type MKII. Bij de resten werd ook een tube ontsmettingsvloeistof gevonden.
TOEKOMST VAN DE PLEK
Sinds 2014 zijn de Archeologische Werkgemeenschap Ne-derland en de stichting Menno van Coehoorn actief in de tuin van het Gemeente Museum. Ze verrichten onderzoek naar de resten van de Duitse verdedigingswerken uit de laatste fase van de oorlog. Ze proberen de zichtbare res-ten van deze Duitse verdedigingswerken te beschermen en hopen door hun activiteiten aandacht te krijgen voor het verhaal achter deze bijzondere restanten. Hopelijk zorgen deze activiteiten ervoor dat de Duitse verdedigingswerken in de nieuwe museum tuin terugkomen en de bouwwerken toegankelijk blijven voor publiek.
Bronnen
• Reinders, M., Kochbunkers in de tuin van museum Arnhem (via martijnreinders.com). • https:/mp44.nl • https://nmm.nl • https://gasmaskandrespirator.fandom.com

SEPTEMBER 2019: DUITSE BUNKERS IN DE TUIN VAN HET MUSEUM
In de herfst van 2019 kregen vrijwilligers van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) de kans om onderzoek te verrichten in de tuin van het Gemeente Museum. De aandacht was gericht op een klein Duits verdedi-gingswerk waarvan alleen een ronde betonnen deksel boven het maaiveld uit stak. Aan het einde van de dag bleek dat het om een Kochbunker uit de periode oktober-november 1944 ging. Het unieke van dit exemplaar was de aanwezig-heid van een betonnen voorruimte die was gemaakt van keerwanden. Via een loopgraaf kwam je in het onderkomen en kon je de Kochbunker betreden. De ruimte en toegangsloopgraaf lagen vol met puin (gebruik de QR-code om het rapport over het AWN-onderzoek uit 2016 te downloaden).

Vrijwilligers van de AWN staan in de ruimte voor de bunker. Er zijn geen sporen aangetroffen van de dakconstructie die erop heeft gelegen.

Ministory 137 – VAN ARNHEM NAAR DE GREBBEBERG (EN TERUG) – Paul Meiboom

Afb. 1. Britse krijgsgevangenen in de Steenstraat, fotograaf PK-KB W. Höppner (Bundesarchiv, Willi Höppner, Bild 183-S73820).

Het merkwaardige aan deze vaak gepubliceerde foto, is dat tot op heden geen van de af-gebeelde Britse krijgsgevangenen is geïdentificeerd. Soms zijn er details in dit soort foto’s aanwezig die toch een aanknopingspunt blijken te zijn. Dit artikel is een verslag van het vinden van zulke details, waarbij de identiteit van één van de afgebeelde Britten is achter-haald. Daarnaast is er op deze foto nog veel meer te zien!
De locatie van de foto’s is al langer bekend dankzij de goed zichtbare gevelrij op de achtergrond: we kijken vanaf de Velperbuitensingel in oostelijke richting de Arnhemse Steenstraat in. Rechts achter ons bevindt zich Musis Sa-crum. De fotograaf is de Duitse Marine-Kriegsberichter Willi Höppner, die verscheidene foto’s heeft gemaakt aan de oostkant van het bruggenhoofd bij de Rijnbrug tussen 19 en 21 september. We kennen hem ook van de uitge-breide serie foto’s aan de Dreijenseweg in Oosterbeek op 20 of 21 september. Gegeven de plaats en tijd van de foto is het duidelijk dat het gevangengenomen Britten betreft, die deel uitmaakten van de eenheden die de noordelijke brugoprit bezet hielden. Van de voorste drie mannen kunnen we aan het baretem-bleem zien dat de linker twee behoorden tot een Royal En-gineers-eenheid en de rechter tot het Royal Army Ordnan-ce Corps (RAOC). Het RAOC is wat in het Nederlandse leger de Intendance was: verantwoordelijk voor de bevoor-rading van de troepen. Het is opvallend dat deze man niet eerder is geïdentificeerd; slechts een klein groepje van zes RAOC’s maakte deel uit van de troepen die de noordelijke brugoprit bezet hielden: Captain Manley, Sergeant Walker en Privates Pugh, Mordecai, Heaney en McCarthy. Van vijf van hen zijn portretfoto’s bekend. Vier van deze vijf (Manley, Pugh, Mordecai en McCarthy) vertonen geen ge-lijkenis. Dit geldt wél voor Sergeant Harry Walker (afbeel-ding 2). Alleen lijkt de man op de foto van Höppner geen sergeantstrepen te hebben. Lijkt, want nadere bestudering laat deze wel zien (zie afbeelding 3)! Waarschijnlijk heeft het niet zichtbaar zijn van deze strepen ertoe geleid dat het verband met Harry niet eerder is gelegd. Inmiddels is na een zoektocht op internet zijn kleinzoon opgespoord. Hij en zijn familie zijn het erover eens dat dit Harry is.

Afb. 2. Sergeant Harry Walker (Collectie Paul Meiboom)

Zijn gevangenname wordt beschreven in het verslag van Ted Mordecai:“Just after I left them, the Germans poured down a heavy barrage of mortar bombs which I had witnes-sed. To the troops left under the bridge an attack by infantry
seemed imminent and Kevin Heaney remembers being ordered to fix bayonets to their Sten guns to repel the attack. Whilst this was taken place, Harry Walker remembers that he and a Lance corporal were ordered to cover an engineer officer who wanted to do something in the lower part of the blockhouse stanchion, possibly to defuse the charges as it was never our intention to blow the bridge. To get to the doorway in the bottom of the stanchion meant crossing an exposed position, so the officer cra-wled forward on his stomach followed by Harry and the cor-poral. As he entered, Harry and the corporal opened fire with their Sten guns to draw any fire away from him. After a few minutes, the officer dashed out of the doorway shouting ‘right’ and was immediately shot in the legs. Harry and the corporal grabbed a leg each and started to drag him back under the bridge arch. They were joined by two other men who took an arm each. Harry does not remember much after that incident as another mortar stomp took place and he was knocked out.
When he came too, it was dark and there was no firing at the bridge and he was on his own. Leaving the bridge he saw two men in a slit trench and joined them. By a strange coincidence, one of the men was a Sergeant Les Phillips of the Royal Engi-neers whom he had known in North-Africa. The two of them were subsequently captured by the Germans in the early hours of Thursday morning.” Daarmee is het duidelijk dat de afbeelding van Höppner op 21 september is gemaakt, vermoedelijk ‘s ochtends. Het is verleidelijk te denken dat één van de twee engineers op de foto de genoemde Les Phillips is, maar in de namenlijs-ten van de RE-eenheden die bij de brug waren, komt hij niet voor. De enige Lesley Phillips die te boek staat in de uitgebreide namenlijsten van Arnhem 1944 fellowship-lid Graham Francis, is van het 11th Parachute Battalion.
Bekend is ook dat de bij de brug gevangengenomen Brit-ten werden afgevoerd naar Velp; de locatie Steenstraat sluit prima daarbij aan. De Steenstraat gaat verderop over in de Velperweg, destijds de belangrijkste route van Arnhem naar Velp. Van andere Duitse fotografen zijn ook foto’s bekend met Britse krijgsgevangenen op exact dezelfde plek: de serie van Seeger met twee Britten die worden afgevoerd in een

Afb. 3. Detail van afbeelding 1.

buitgemaakte jeep en ook één in de onlangs opgedoken se-rie waarover in Airborne Magazine 20 verslag is gedaan.
Harry was niet zomaar een RAOC-militair, op zijn por-tretfoto zien we aan zijn baretembleem dat hij ook heeft gediend bij het Army Physical Training Corps (APTC).
Voordat hij bij de RAOC kwam was hij dus sportinstruc-teur, en in de beginperiode van de Britse Airborne forces ook een periode parachute instructor op Ringway. Hij had dus meer sprongen achter zijn naam dan de meeste van zijn collega’s van het Parachute Regiment. En nogmaals kijkend naar de foto: wie anders dan een RSM, CSM of APTC instructor ziet er na vier dagen vechten nog zo uit? Zijn achtergrond was ook de reden dat hij was uitgekozen voor het ‘forward detachment’ van de RAOC, dat als parachutis-tensectie was toegevoegd aan het HQ van de 1st Parachute Brigade op 17 september 1944. De rest van RAOC-troe-pen zouden per glider landen.
WEGWIJZERS
Wat is er nog meer te zien op Höppner’s foto? De splitsing van de Velperbuitensingel naar de Steenstraat was blijkbaar een belangrijke verkeersroute voor de Duitsers: het staat er vol met wegwijzers. Onder andere een bord met hoofdlet-ter ‘F’ in een diamant, dit verwijst naar een verbindings-post: de ‘F’ is van ‘Fernmelde’. Linksonder tussen de twee engineers is een ander handgeschreven bord zichtbaar met de tekst ‘Flor’ en een pijl wijzend in de richting Steenstraat/ Velperweg. Ten tijde van de Slag om Arnhem maakte Hauptsturmführer (kapitein) Magnus Flor deel uit van de 9. SS-Panzer-Division ‘Hohenstaufen’. Als compagnies-commandant was hij de hoogst overgebleven officier van het SS-Panzer-Regiment 9 na de terugtocht uit Normandië.
In Arnhem waren de schamele restanten daarvan onderge-bracht in de Menno van Coehoornkazer-ne. Vandaag de dag stuurt Google Maps je vanaf de Rijn-brug nog steeds via de Steenstraat daar-heen.
Een verwijzing naar een Duitse eenheid met de naam van de commandant zien we wel vaker, bijvoorbeeld in de bekende berichten
van de verzetsgroep Albrecht aan Engeland waarin melding werd gedaan van waarneming van een ‘Meldekopf Har-zer’. Maar in de verslagen van en over de Slag om Arn-hem komt Flor niet voor. Dat hoeft niet vreemd te zijn, de Hohenstaufen had geen tanks meer en het restant aan tankbemanningen dat in Oosterbeek werd ingezet als in-fanterie werd aangevoerd door een lagere commandant, Obersturmführer (eerste luitenant) Harder. Bij de Frunds-berg (10. SS-Panzer-Division) zien we iets vergelijkbaars met Obersturmbannführer Paetsch, de commandant van het Panzer-Regiment van die divisie. Zijn hoofdkwartier bevond zich aan het begin van de slag in Vorden in de Ach-terhoek. In zijn dagboek beschrijft hij hoe hij op 24 sep-tember op dienstreis gaat naar Duitsland om afspraken te maken over de ‘Auffrischung’ van de divisie. Hij kon dus bij Arnhem gemist worden en had daar ook niets om aan te voeren op zijn niveau. Datzelfde gold voor Flor. Hoewel niet gedocumenteerd is het aannemelijk dat ook hij bezig was met de herinrichting van de divisie, en dus niet meer in Arnhem was. Maar daarom kan zijn naam begin september nog wel op een bord staan in Arnhem, misschien om de terugtrekkende troepen de weg te wijzen.

Afb. 4. Sturmbannführer Magnus Flor (uit: Bundes-
verband der Soldaten der Ehemaligen Waffen-SS (red.), Wenn alle Brüder schweigen: Großer Bildband über die Waffen-SS (Osnabrück 1981)).

DE GREBBEBERG
We maken even een sprongetje van slechts een kleine twin-tig kilometer vanaf de Rijnbrug, om uit te komen bij een andere zware slag op Nederlandse bodem: van 11 t/m 13 mei 1940 verdreven de Duitsers de Nederlanders bij Rhe-nen van de Grebbeberg, de cruciale schakel in de gelijkna-mige linie. Bij deze strijd vielen 417 Nederlandse en 275 Duitse dodelijke slachtoffers.
Tijdens de Slag om de Grebbeberg maakte Magnus Flor als Ordonnanz Offizier deel uit van het derde bataljon van de SS-Standarte ‘Der Führer’. Op afbeelding 5 staat hij tegenover een aantal Nederlandse krijgsgevangenen.
De aanwezigheid van de Luftwaffe-man (helm zonder ca-mouflagecover) en die van Flor en Wäckerle duiden erop dat het hier gaat om de hoofdkwartiergroep van het derde bataljon van Der Führer. De foto komt volgens het Ne-derlands Instituut voor Militaire Historie uit de collectie Vroemen. Het bijschrift staat op de achterkant van de foto in het Nederlands. De complete tekst luidt: “Nederlandse krijgsgevangenen worden door Duitse militairen onder-vraagd. De militair tweede van rechts is de Duitse Luftwaf-fe officier Flor, de anderen zijn SS-Standarte Der Führer.
Vooraan rechts Wäckerle. Rhenen, mei 1940.” Vanuit het originele bijschrift is dan door Vroemen de naam Flor ge-hangen aan de verkeerde Duitser; hij is de tweede zichtbare Duitser van rechts, met de ‘Karten/Document-tasche’ van de ordonnansofficier.
Op deze prachtige foto (kijk naar die Hollandse koppen!) is de beruchte Obersturmbannführer Hilmar Wäckerle de spraakmakendste persoon. Hij was in 1933 de eerste

Afb. 5. Nederlandse krijgsgevangenen worden door Duitse militairen ondervraagd in de voorpostenstrook bij de Grebbeberg op 11 mei 1940. De meest linker Duitser, met ‘Karten/Document-tasche’, is Magnus Flor.
De Nederlandse sergeant (derde van links) is Jan de Rij. Rechts vooraan staat Obersturmbannführer Hilmar Wäckerle (NIMH).

commandant van concentratiekamp Dachau maar werd uit die functie ontheven vanwege zijn wrede en geweld-dadige bewind. Ja, u leest het goed! Maar daaraan moeten we toevoegen dat dit was in een tijd dat de Nazipartij nog niet volledig tot in alle vezels van het Duitse bestuur was doorgedrongen en er nog tegenkrachten waren, in dit ge-val de regering van Beieren. In de SS kon hij zijn carrière gewoon vervolgen en dat bracht hem als commandant van het derde bataljon van Der Führer in mei 1940 naar de Grebbeberg. Zijn optreden daar sluit aan bij zijn reputatie.
Met name zijn bataljon lijkt een spoor van wreedheden en schendingen van het oorlogsrecht te hebben getrokken tus-sen Wageningen en Rhenen. Bekend zijn (zie o.a. de web-site www.grebbeberg.nl): gebruik van Nederlandse krijgs-gevangenen als schild, het laten vervoeren van het zware materiaal door krijgsgevangenen onder vijandelijk vuur, het zich vermommen in Nederlandse uniformen om door te dringen in de linies en ook mishandeling en executie van krijgsgevangenen. Eén van zijn compagniescom-mandanten, die we vier jaar later tegenkomen in ‘Arnhem’, was Hauptsturmführer Heinz Har-mel. Hij maakte deel uit van de kleine groep onder Wäckerle die in de avond van 12 mei door de Nederlandse linies brak. Harmel moet geweten hebben van de misstanden, en heeft zich er mis-schien zelf schuldig aan gemaakt.*

Afb. 6. Toenmalig SS-Hauptsturmführer (kapitein) Flor bij de begrafenis van Otto Meyer, de comman-dant van het SS-Panzer-Regiment 9, die sneuvelde op 28 augustus 1944. Tijdens het Ardennenoffensief was Flor commandant van de I. Abteilung (bataljon) van dit regiment. In maart 1945 kwam hij om in Hongarije (Collectie Fürbringer).

Een ander interessant gegeven is de aanwezigheid van Duitse commandanten op het slagveld in de meidagen van 1940 én hun latere rol en aanwezigheid in hetzelfde gebied tijdens de Slag om Arnhem. Op dat punt hadden ze ook een voorsprong op de Britse tegenstanders die in voor hen wildvreemd gebied moesten afspringen. Naast Harmel wa-ren er nog anderen. Neem Hauptsturmführer Hans Möller, commandant van de genie-afdeling van de Hohenstaufen: in zijn gevechtsverslag van Arnhem maakt hij melding van een bezoek, begin september, aan de voor hem bekende omgeving tussen Arnhem en de Grebbeberg uit de mei-dagen 1940. Hij wist dus precies wat waar lag, toen hij op de avond van 17 september als één van de eerste com-mandanten in het strijdgebied aankwam. Er zullen wellicht zo nog een aantal zijn geweest. Bob Gerritsen suggereert dat ook Georg-Waldemar Rösch, stafofficier (1b) van de
Frundsberg in 1944, in 1940 in Wageningen aanwezig zou zijn geweest.

Afb. 7. Sergeant-Major Morris wordt ondervraagd door een Duitse officier voor Villa Heuveloord- foto-graaf onbekend (Imperial War Museum HU 2133).

TERUG NAAR ARNHEM
Of eigenlijk: terug naar Oosterbeek. In Mi-nistory 127 (Airborne Magazine 11) is de plek bepaald waar onder andere afbeelding 6 is gemaakt, namelijk villa Heuveloord aan de Emmastraat in Oosterbeek. Naar de identiteit van de afgebeelde Duitse officier hebben we wel gegist, maar deze is nooit overtuigend vast-gesteld. In hetzelfde artikel hebben we vastge-steld dat villa Heuveloord vermoedelijk de commandopost was van de eerdergenoemde Obersturmführer Harder, naamgever van de juist in die omgeving actieve Kampfgruppe, georganiseerd rond de tankloze bemanningen van het SS-Panzer-Regiment 9. Dus… zou deze andere Duitse officier Flor kunnen zijn, die aan het eind van de slag op bezoek gaat bij zijn ondercommandant aan het front? Er is gelijkenis, zie behalve afbeelding 4 ook afbeelding 7, maar of deze overtuigend ge-noeg zijn…? *Vergelijk voor een complete analyse van de vermeende dubieuze rol van het bataljon de informatie op www.grebbeberg.nl eens met het onlangs verschenen Tot de laatste man en de laatste patroon – Gevechtsveldgedrag en hel-dendom, 11 mei 1940 van Harmen Hoogen-boom.
Reacties: pemeiboom@gmail.com

Bronnen: • Fürbringer, H., La Hohenstaufen (Editions Heimdal, Saint-Martin-des-Entrées 1998). • Gelderen, J. van, Historische schetsen van en over Maas-sluis (zie nr. 61, mei 2012, voor meer informatie over Jan van Rij). • Gelders Archief, 1379 Slag om Arnhem (verslag Möller). • Gelders Archief, 2867 Collectie L.P.J. Vroemen (dagboek Paetsch). • Mordecai, T., Arnhem! A Soldiers account (niet gepubli-ceerd). • Ruissen, dr. C.J., Geschut op de Wagenings Berg, de Duitse Artillerie bij Wageningen mei 1940 (Amersfoort 2012).
• Steer, F., Arnhem the fight to sustain (Pen & Sword, Barnsley 2000).

PERSOONLIJK – VERBONDEN MET MARKET GARDEN
Wie over de Otterloseweg langs de legerplaats Harskamp rijdt en links naast de ingang de lange rij garages ziet, heeft vermoedelijk geen idee wat zich hier tijdens de Slag om Arn-hem heeft afgespeeld. Vóór deze garages werden namelijk gevangengenomen Airbornes, voordat ze verder op transport gingen, ontdaan van niet-persoonlijke bezittingen. Tot voor kort was ik hier niet mee bekend; dit is recent naar boven gekomen doordat op internet een aantal Kriegsberichter-foto’s verschenen. Op de foto zien we een Duitse militair tegenover een krijgsgevangene met niet-Britse ranginsignes. Wat weten we over deze man?
– Leo van Midden

Eén van de sleutels tot identificering van Blazej Szpetnar, was wat Jack Southall, co-piloot van glider CN-142, wist te melden over één van de inzittenden: “[…] one of the Polish passengers was the image of Wallace Beery, a big rugged Yankee film actor”.
Oordeelt u zelf.

De militair rechts de foto is de Poolse Sergeant Blažej Szpet-nar, geboren op 9 februari 1909. Hij vertrok op de ochtend van 19 september 1944 met glider 142 van vliegveld RAF Keevil, in het zuidwesten van Engeland. Het zweefvliegtuig was beladen met materiaal voor de medische compagnie van arts Dr. Golba waarvan Blažej deel uitmaakte. De eenheid
werd vervoerd met drie Airspeed Horsa’s die de LZ bij de Johannahoeve als bestemming hadden. Glider 143 haalde de overtocht naar het Europese vasteland niet, waardoor twee van de vijf jeeps met aanhangers verloren gingen. Gliders 142 en 144 wisten succesvol te landen te midden van de verwoede gevechten op en rond het terrein.

Sergeant Blazej Szpetnar overleed op 71-jarige leeftijd. Hij ligt begraven in het Poolse Jaroslaw.

Ondanks de gevechten en het hevige vuur wist Blažej de jeep met kostbare lading uit de Horsa te rijden. Hij wilde met zijn lading naar een Brits veldhospitaal gaan, maar zijn jeep wordt onderweg uitgeschakeld door vijandelijk vuur. Hij griste zoveel mogelijk verband uit het vernielde voertuig en meldde zich bij de dichtstbijzijnde medisch hulppost. Hier verzorgde hij gewonden totdat de Duitsers de post innamen en Blažej in gevangenschap werd afgevoerd. Zijn moed en gedrag waren zo uitzonderlijk dat Lt. Col. Doctor Golba, Chief Physician van de 1st Polish Independent Parachute Brigade en Capt. Doctor Janusz Moździerz, commandant van de Parachute Medical Company, hem voordroegen voor een onder-scheiding. Blažej ontving het Bronzen Kruis van Verdienste met zwaar-den. Wat er met Blažej is gebeurd na zijn gevangenschap is mij onbe-kend. Vermoedelijk is hij na zijn gevangenschap direct naar Polen gegaan en heeft daar zijn werkzame leven doorgebracht. Als er lezers zijn die nog details kunnen bijdragen over Blažej, dan zien we deze graag tegemoet.
Glidernummers en personeel van de geneeskundige eenheid: • 142 (149) sierż. B. Szpetnar, strz. S. Marszałek, strz. E. Jaroszc-zuk 2x Willys MB Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling LZ „L”, 19 IX 1944 r. • 143 (150) st. strz. Cz. Michalak, st. strz. B. Ziemba, strz. J. Ba-kun 2x Willys MB Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling Wodo-wanie w Morzu Północnym, 19 IX 1944 r (stortte neer in de Noordzee). • 144 (151) st. strz. T. Chruściel, strz. A. Abramczyk Willys MB, 2x przyczepka Keevil, 19 IX 1944 r., Short Stirling LZ „L”, 19 IX 1944 r.

Glider raid report van de succesvolle vlucht van glider 142.

In dit artikel is gebruik gemaakt van informatie van de Facebook-pagina van Mateusz Mroz. Bart Belonje, Luuk Buist en hij stonden aan de basis van de identificering van Blažej.

RECENT VERSCHENEN Arnhem a Few Vital Hours; SS-Panzergrena-dier-Ausbildungs- und Ersatz Bataillon 16 at the Battle of Arnhem, September 1944 (Scott Revell, Niall Cherry en Bob Gerritsen)

In 2013 verscheen Arnhem, A Few Vital Hours, het uitstekende werk over het Duitse SS-opleidings-bataljon dat op 17 september 1944, in een tijds-bestek van een paar uur, een cruciale rol speelde in het hinderen van de opmars van 1st Airborne Division. Door deze acties werd het verloop van operatie Market Garden beïnvloed. Zeven jaar later heeft uitgever Robert Sigmond een gewijzigde herdruk uitgebracht met de uitdrukkelijke bedoe-ling de informatie in het werk beschikbaar te houden voor een breed publiek. Dat met de herdruk wat wind uit de zeilen wordt gehaald van internethandelaren die inmiddels gepeperde prijzen vragen voor de eerste druk, zou een aar-dige bijkomstigheid zijn. De nieuwe versie heeft net zoveel pagina’s als de eerste en bevat naast enkele tekstuele cor-recties ook nieuwe informatie. Het team dat verantwoor-delijk is voor Arnhem, A Few Vital Hours is erin geslaagd om tot dusver onbekende foto’s te vinden van bijvoorbeeld Krafft in politie-uniform, van de commandant van de 2. Kompanie en de ongelukkige Günther Leiteritz die op zondagmiddag het bevel kreeg over de Alarmkompanie. Naast de foto’s zijn documenten toegevoegd die gerelateerd zijn aan de dood van General Kussin met zijn ge-zelschap op de kruising van de Utrechtseweg met de Wolfhezer-weg. Tenslotte is een annex opgenomen met namen en type onderscheidingen die zijn toegekend aan de mannen van het opleidingsbataljon. In de vorige versie was dit beperkt tot vermelding van het aantal IJzeren Kruisen 1e en 2e klasse. In de nieuwe annex staan 71 namen met de bijbehorende onderscheidingen.
ISBN-13: 978-90-831-4220-3 (tweede druk, 2021), pp. 152, geïllustreerd, Engels, Robert Sigmond Publishing, € 27,50. Verkrijgbaar bij Meijer & Siegers in Oosterbeek.

PROGRAMMA 2021
Onder voorbehoud van wijzigingen in landelijke of plaatselijke COVID-19-maatregelen:
GEPLAND 2021
• Zaterdag 28 aug: 7 KOSB-battlefield tour (op de fiets) • Zaterdag 9 okt: Recce Squadron-battlefield tour (op de fiets) • Zaterdag 6 nov: Perimeter Noord-battlefield tour (wandeling) • Zaterdag 3 dec: Lezing over de opmars van 21st Army Group (opmaat naar Market Garden)

VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 22 – NOVEMBER 2021
NUMMER 23 – MAART 2022
NUMMER 24 – JULI 2022

OPROEP
Heeft u een aan de Slag om Arnhem gerelateerd object met een bijzonder verhaal, laat het ons weten via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Wie weet nemen we uw bijdrage op in een volgen-de editie van dit blad.

DE ACHTERZIJDE
Rosandepolder Oosterbeek, augustus 1945: het staartstuk van de op 23 september 1944 gecrashte Dakota KG-370. Zie pagina’s 16-21 in dit blad voor een analyse van de luchtoorlog in Gelderland (Gelders Archief: 1579-108, fotograaf: D. Renes, CC-BY-4.0 licentie).


NB: Het inkleuren van zwart-witfoto’s en -filmbeelden (waaronder deze afbeelding) kan details zichtbaar maken die anders verscholen zouden blij-ven. Zo leidde deze toepassing niet lang geleden tot de identificatie van een aantal (joodse) gedeporteerden die in 1943 via Westerbork naar de concentratie-/vernietigingskampen in Duit-sland en Polen werden getransporteerd.
Toch blijft voorzichtigheid geboden bij deze goedkope (vaak kosteloze) en gemakkelijke manier om de geschie-denis ‘dichterbij te halen’. Waar een paar muisklikken
op internet genoeg zijn om een aantrekkelijk plaatje te maken, gaat het in bijna alle gevallen om een bewerking van een historische bron en is het een interpretatie van de werkelijkheid met behulp van algoritmen. Zelfs handma-tige inkleuring kent de nodige mitsen en maren. Met deze ‘disclaimer’ plaatsen we een door Hotpot.ai ingekleurde uitsnede van deze redelijk bekende foto uit 1945.