MINISTORY No. 110
Dertig jaar zoeken en onderzoek: speuren naar vermiste en onbekende militairen in de regio Arnhem
Geert Maassen, op basis van gegevens van Hans Timmerman
Bijlage bij Nieuwsbrief No. 124 van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek, december 2011
Inleiding
Op 26 mei 2010 ontving Hans Timmerman uit Arnhem in Ysselsteyn (Limburg) een medaille met bijbehorende oorkonde voor zijn historische onderzoeken met betrekking tot vermiste en onbekende personen die als “Ein Deutscher Soldat” op de Duitse Militaire Begraafplaats Ysselsteyn liggen.
Hij ontving uit handen van de heer Wolfgang Held van het Landesverband Nordrhein-Westfalen van de Volksbund Deutsche Kriegsgraberfursorge, de medaille “Friedenspark” en een bijbehorende oorkonde, met de volgende motivering: “hat sich urn die Bergung und Identifizierung von deutschen Opfern von Krieg und Gewaltherrschaft verdient gemocht. Er unterstützt damit die iveltiveite humanitare Arbeit des Volksbundes Deutsche Kriegsgraberfürsorge.”
Hoewel het wellicht lijkt alsof Hans zich de afgelopen jaren uitsluitend met Duitse militairen heeft beziggehouden, is dat zeker niet het geval, zoals uit het volgende historische overzicht zal blijken.
Zoeken naar overblijfselen uit de oorlog: de jaren ’80
In 1980 kochten Hans en zijn broer Dick hun eerste me-taaldetector, waarmee zij in de naaste omgeving van hun woonwijk Alteveer in Arnhem, de bossen afzochten naar overblijfselen uit de Tweede Wereldoorlog. Tijdens hun zoekacties kwamen ze het volgende jaar min of meer per ongeluk terecht in een stuk bos in Schaarsbergen waar destijds de Duitse militaire begraafplaats Ehrenfriedhof Zypendaal lag. Deze locatie leverde voorwerpen op, die na het overbrengen van de Duitse gesneuvelden in 1948 naar Ysselsteyn, waren achtergebleven. Het ging hierbij om enkele helmen, diverse halve identiteitsplaatjes, munten enzovoort. Vanwege de vondst van die plaatjes trad Hans in contact met de Deutsche Dienststelle in Berlijn, waar de gegevens van de dragers ervan zijn vastgelegd. Hiermee was zijn interesse in militaire gesneuvelden van de Tweede Wereldoorlog geboren.
De eerste confrontatie met het daadwerkelijk vinden van een stoffelijk overschot vond plaats op 30 september 1985. Broer Dick had op een ochtend de metaaldetector ter hand genomen, en was gaan zoeken in het bosperceel direct ten westen van de Herberg Zuid-Ginkel (nu Juffrouw Tok) bij de Ginkelse Heide te Ede. Daar vond hij de resten van de 19-jarige Private William John Allen van het 10th Battalion, The Parachute Regiment. Hans was na het vinden ook ter plaatse. Na het bergen en de identificatie door de Gravendienst van de Koninklijke Landmacht (hierna te noemen GKL) werd Allen op 12 april 1989 ter aarde besteld op de Airborne Begraafplaats in Oosterbeek (graf 23.C.16). Zijn zuster was een van aanwezigen tijdens de plechtigheid.
De eerste vondst van een vermiste Duitse militair volgde op 3 september 1988. Naar aanleiding van het aanschaffen van het boek Bevrijdingsatlas Veluwe had Hans een locatie getraceerd bij Wilp, waar resten uit de Tweede Wereldoorlog in de bodem te verwachten waren. Het ging om een winterdijk aan de Marsstraat in de richting van Wilp, waar Hans en Dick onder andere enkele magazijnen voor Deense mitrailleurs van het type Madsen vonden. Dit model machinegeweer werd als Beutewaffen in het Duitse leger ingezet.
Kort daarna vond Dick in de dijk een Duitse helm. Na het lichten daarvan uit het gegraven gat bleken er schedelresten in te zitten, waarna de politie werd ingelicht. Enkele dagen later werd het stoffelijk overschot door de GKL onder leiding van sergeant-majoor Harry Jongen geborgen. Hieruit volgde een bezoek van Hans en Dick aan de dienst die destijds was ondergebracht in Bussum. Na identificatie bleek het te gaan om de 37-jarige Grenadier Franz Grof?, van het Grenadier Bataillon 476, die tijdens de bevrijdingoperaties in april 1945 om het leven was gekomen. Opmerkelijk is dat zijn stoffelijk overschot pas in juni 1997 in Ysselsteyn is herbegraven. Franz rust daar nu in vak CB, rij 14, graf 337.
Zoeken naar vermiste militairen: de jaren ’90 en daarna
Het zou tot 18 januari 1993 duren voordat Hans opnieuw met het vinden van vermiste militairen in aanraking kwam. David van Buggenum had hem gevraagd mee te helpen bij een zoektocht met een metaaldetector in een tuin aan de Van Lennepweg in Oosterbeek, waarvoor David, via zijn vader, toestemming had gekregen. In het huis was tijdens de Slag om Arnhem het hoofdkwartier gevestigd van de C Company, Ist Battalion, The Border Regiment, onder leiding van Major ‘Jock’ Neill. Robert Markus uit Brummen ging die dag ook mee. Rond een uur of tien begon de zoekactie, waarbij David en Robert zich naar de achtertuin verplaatsten. Hans onderzocht een border in de voortuin, waar destijds schuttersputten gezeten zouden hebben. Na enig speurwerk vond hij een Britse parachutistenhelm, met erin een schedel. Robert en David waren ondertussen naar de voortuin gekomen om de vondst te bekijken. Direct daarna belde Hans de inmiddels tot luitenant bevorderde Jongen van de GKL, en de plaatselijke politie. Tijdens de berging op vrijdag 22 januari bleek het niet te gaan om één, maar twee stoffelijke overschotten, kennelijk van militairen van Ist Battalion, The Border Regiment, waarvoor de gevonden emblemen een duidelijke aanwijzing waren. De identificatie bracht aan het licht dat het ging om de 23-jarige Private Emest Ager en Private Douglas Lowery die 21 jaar werd. Beide mannen waren op 24 september 1944 om het leven gekomen, en werden op vrijdag 18 oktober 1993 met militaire eer herbegraven op de Airborne Begraafplaats in Oosterbeek. Tijdens de plechtigheid waren onder meer Britse veteranen van het Border Regiment aanwezig.
Het vinden van de stoffelijke resten van Ager en Lowery bracht Hans in contact met de gemeentearchivaris van Renkum Geert Maassen, die tevens zoektochten naar vermiste militairen initieerde en coördineerde. Deze ont-moeting leidde tot het oprichten van een kleine groep, bestaande uit Hans Timmerman, zijn broer Dick en David van Buggenum, met het doel, onder auspiciën van de ge-meente Renkum en in nauwe samenwerking met de GKL en de plaatselijke politie, op zoek te gaan naar andere vermisten van de Slag om Arnhem. Tussen 1994 en 2000 heeft een flink aantal zoekacties in dit kader plaatsgevonden.
Onderzoek naar de identiteit van gesneuvelde Duitse militairen
Midden jaren negentig besloot Hans zich naast het veldwerk in de gemeente Renkum ook te richten op archiefonderzoek, en zich daarbij vooral toe te leggen op het verzamelen van gegevens van Duitse militairen die tijdens of ten gevolge van de Slag om Arnhem om het leven kwamen.
De bijeengebrachte informatie uit verschillende gemeenten waar deze gesneuvelden destijds begraven waren, waaronder Renkum, Arnhem, Ede, Rheden en Rhenen, leidde in 1999 tot zijn eerste poging via authentieke documenten een Duitse militair te identificeren. Het ging hierbij om Bootsmann Alfred Steckhan, die in september 1944 werd ingezet aan de Valkenburglaan in Oosterbeek. Deze soldaat bleek na de oorlog onder een afwijkende naam te zijn overgebracht naar Ysselsteyn, waardoor hij sinds de oorlog als vermist te boek stond bij de daarvoor verantwoordelijke Duitse instanties en zijn familie. Dankzij het samenbrengen van een brief die Alfreds vrouw kort na de bevrijding aan de gemeente Arnhem had verstuurd, en gegevens die voorhanden waren in het archief van de gemeente Renkum, kon hij in 2000 alsnog geïdentificeerd worden. De beide dochters van de Bootsmann werden door de Volksbund Deutsche Krieggraberfursorge op de hoogte gesteld: ‘durch Hinuieise eines niederlandischen Burgers war es uns in Zusammenarbeit mit der Deutschen Dienstelle in Berlin möglich/estzustellen, daJS ihrVater auf dem deutschen Soldatenfriedhof in Ysselteyn, Black BM, Reihe 12, Grab 283 seine letzte Ruhestatte ge/unden hat. In der Hoffnung hiermit letzte Gewissheit über das Schicksal Ihres Vaters gegeben zu haben verbleiben wir.’
Eind 2001 viel de zoekgroep tijdelijk uit elkaar, maar twee jaar later werd de draad weer opgepakt door David van Buggenum, waarna Hans aansloot. Het vinden van stoffelijke overschotten leverden de zoekacties tot april 2008 echter niet op.
Tussendoor schreef Hans in 2004 een artikel onder de titel Duitse veldgraven in Oosterbeek’, waarin hij zijn bevindingen over Bootsmann Alfred Steckhan en andere gesneuvelde Duitse militairen van de Slag om Arnhem aan het papier toevertrouwde. Het verhaal verscheen destijds als Ministory 84 bij de Nieuwsbrief van de Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek (2004), in het kwartaalblad Schoutambt en Heerlijkheid (jaargang 23, nummer , 009), en op de websites Gelderland 1940-1945, Mijn Gelderland en Bodemonderzoek WO2.
Hans ging door met zijn archiefonderzoek, waarbij hij vooral in de jaren 2005 tot en met 2007 veel activiteiten ontplooide.
SS-Unterscharführer Ewald Carstensen was in september 1944 ingedeeld bij het Feldersatz Bataillon van de 9. SS-Panzer Division ‘Hohenstau/en’. Op de 20e van die maand overleed hij aan zijn verwondingen in het Kriegslazarett 1/686, dat destijds was gevestigd in het Gemeenteziekenhuis in de wijk Alteveer in Arnhem. Hij werd bijgezet op het Ehrenfriedhof dat tijdens de Slag om Arnhem was aangelegd bij het ziekenhuis. In totaal werden daar in die periode ongeveer 120 Duitsers begraven. In 1945 werd Carstensens stoffelijk overschot onder de noemer ‘onbekend overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats Ehrenfriedhof Zypendaal in de bossen van Schaarsbergen bij Arnhem. Uiteindelijk werd de SS-Unterscharführer in 1948 in Ysselsteyn opnieuw als een onbekende soldaat ter aarde besteld. Door het combineren van documenten en lijsten afkomstig uit diverse archieven lukte het Hans in 2005 alsnog de laatste rustplaats van Ewald Carstensten in Ysselsteyn vast te stellen. Daar ligt hij sindsdien onder een kruis met zijn naam erop in vak M, rij 7, graf 169.
In juli 2006 ontdekte Hans dat een Duitse militair van wie het graf in 1945 werd aangetroffen aan de Geelkerkenkamp in Oosterbeek, en die sinds 1948 begraven was als een onbekende soldaat in Ysselsteyn, mogelijk op basis van onjuiste gegevens op het identiteitsplaatje, niet geïden-tificeerd was. Nieuwe informatie zou de juiste identiteit van deze man kunnen opleveren. Deze zaak loopt op het moment van het schrijven van dit artikel nog.
Twee gesneuvelden met vier graven
Begin 2007 diende een wel zeer wonderbaarlijke zaak zich aan. Tijdens het combineren van diverse documenten ontdekte Hans dat twee Duitse militairen op Ysselsteyn in 1948 vier graven hadden.
Dit verbijsterende geval bleek te zijn ontstaan door het volgende feit. Na mei 1945 werden zowel uit de gemeente Renkum als uit de gemeente Arnhem Duitse gesneuvelden uit veldgraven overgebracht naar de militaire begraafplaats Ehrenfriedhof Zypendaal. Probleem daarbij was dat de stoffelijke overschotten uit beide gemeenten deels gelijktijdig naar de dodenakker werden vervoerd. Daarnaast was men zowel bij de Renkum-gesneuvelden als bij de Arnhem-gesneuvelden, begonnen te nummeren bij 1. Het enige verschil was dat bij de gesneuvelden uit de gemeente Renkum een R werd toegevoegd aan het nummer. Waarschijnlijk zijn door deze verwarrende situatie twee Duitse militairen die in Oosterbeek (gemeente Renkum) werden gevonden, op zowel de lijst van gesneuvelden in de gemeente Renkum beland, als op zo’n zelfde lijst van de gemeente Arnhem. Daardoor kregen beide militairen twee graven per persoon in Ysselsteyn.
Schütze Werner Adolf König sneuvelde op 21 september 1944 op 17-jarige leeftijd als militair van het Fallschirm Ersatz und Ausbildungs Regiment Hermann Göring. Zijn veldgraf werd na de oorlog aan de Veerweg gevonden. Op Ysselsteyn had König één graf onder zijn werkelijke naam en één onder de naam Lutze Koenigl. De tweede gesneuvelde had een graf onder zijn eigen naam èn een andere graflocatie waar hij als onbekende rustte.
Van beide militairen is door een uitgebreid onderzoek en daarop volgende analyse van Hans sinds juni 2007 bekend waar ze daadwerkelijk op Ysselsteyn begraven zijn. Schütze König rust in vak TB, rij 11, graf 121. Hoewel duidelijk is dat de tweede gesneuvelde in een ander graf ligt dan tot op heden bekend is, heeft de Volhsbund Deutsche Kriegsgraberfursorge om humanitaire redenen (met het oog op zijn familie) besloten de gegevens over zijn graflocatie te laten zoals ze zijn.
Een andere identificatiepoging uit 2007, waar het gaat om drie Lu/tiuafjfe-militairen, loopt op het moment van dit schrijven nog.
In maart en november 2009 verzorgde Hans tweemaal de lezing “De gewonden en gesneuvelde Duitse militairen van de Slag om Arnhem”, voor het Arnhems Historisch Genootschap Prodesse Conamur en de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek. Uit de grote opkomst, totaal zo’n 250 personen, werd duidelijk dat de belangstelling voor dit onderbelichte onderwerp groot is.
De vondst van Oberbootsmannsmaat Johann Peter Grabowski
In het kader van een zoekactie naar de vermiste Britse Lance-Corporal Eric Melling van het Ist Battalion, The Border Regiment, hebben David van Buggenum en Hans Timmerman in 2007 en 2008 diverse dagen zoekacties uitgevoerd op de Westerbouwingheuvel in Oosterbeek. Het initiatief hiertoe was genomen door Haks Walburgh Schmidt, de auteur van het boek ‘No return Flight : 13 Platoon at Arnhem 1944’. Tijdens zijn onderzoek voor die publicatie was Haks erachter gekomen dat Melling sinds de gevechten van september 1944 vermist was op de Westerbouwing.
Op 1 april 2008 werd de zoekactie voortgezet. Die dag werd David vergezeld door Haks en vriend Ruud de Bie. Hans was niet beschikbaar. Tegen het middaguur vonden de onderzoekers een schedeldak, waarna direct sergeant-majoor Patrick van Aalderen van de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Landmacht (BIKL), de Politie Gelderland-Midden en natuurlijk Hans werden gewaarschuwd. Allen waren binnen afzienbare tijd ter plaatse.
Tijdens het bergen van de stoffelijke resten bleek het niet te gaan om een Britse militair, maar om een Duitse. Dat werd vooral duidelijk toen uniformknopen met ankertjes werden gevonden die te verbinden waren aan de Kriegsmarine. De belangrijkste vondst die uiteindelijk tot de identiteit van deze Duitser zou leiden, was zijn identiteitsplaatje, met daarop de naam van de drager. Ook werden persoonlijke bezittingen als een polshorloge, restanten van een portemonnee en een gouden trouwring met inscriptie gevonden. Na onderzoek door de BIKL, in samenwerking met Duitse instanties, kon de marineman worden geïdentificeerd.
Oberbootsmannsmaat der Reserve Johann Peter Grabowski werd geboren op 1 augustus 1913, en kwam tijdens ge-vechten in Oosterbeek op 25 september 1944 om het leven. Johann was ingedeeld bij de 3. Kompanie van de 10. Schiffsstammabteilung, een onderdeel van de Kriegsmarine, waarvan enkele compagnieën tijdens de Slag om Arnhem werden ingezet bij de Westerbouwing en in de bossen van Hoog Oorsprong.
Grabowski werd op woensdag 26 mei 2010, samen met 16 andere in Nederland gevonden Duitse militairen, tijdens een sobere plechtigheid op Ysselsteyn ter aarde besteld. Aanwezig waren familieleden van de gesneuvelden, en daarnaast onder anderen Duitse en Nederlandse school-kinderen, de Duitse ambassadeur Thomas Laufer, ver-tegenwoordigers van de B1KL en de Volksbund Deutsche Kriegsgraberfürsorge, en de vinders van Johann Peter Grabowski.
Op diezelfde dag ontving Hans ter plekke zijn medaille en oorkonde. Een mooie afsluiting van 30 jaar zoeken en onderzoeken, en volgens Hans, ‘vooral een stimulans om het speurwerk voort te zetten’. Nog geen half jaar later, in september 2010, zou zijn onderzoek opnieuw tot een positief resultaat leiden.
Laatste rustplaats nachtjagerbemanning vastgesteld
Op 14 juli 1944 stortte een Heinkel 219 nachtjager van de 2e Staffel van Nachtjagdgeschtvader 1 tijdens een oefenvlucht neer op vliegveld Venlo. De beide bemanningsleden, piloot Oberleutnant Hans-Joachim Fincke en radiotelegrafist Unteroffizier Felix Petzold, kwamen bij dit ongeluk om het leven. Meerdere militairen van het Nachtjagdgeschtvader 1, die destijds op vliegveld Venlo gelegerd waren en tijdens luchtgevechten en andere acties sneuvelden, werden in Arnhem op het Ehrenfriedhof Zypendaal begraven, onder wie Fincke en Petzold.
In 1948 werden hun stoffelijke overschotten, samen met die van alle andere militairen die op Zypendaal lagen, overgebracht naar de Duitse Militaire Begraafplaats te Ysselsteyn. Opmerkelijk genoeg was de identiteit van de twee Luftwaffe-militairen sinds het begraven van hun lichamen verloren gegaan. Daardoor stonden zij tot voor kort als “Unbekannter Soldat” in de registers.
Onderzoeker René Brachten uit Oosterbeek, die onderzoek doet naar Nachtjagdgeschtvader 1, attendeerde Hans medio 2009 op het feit dat op de website van de Volksbund Deutsche Kriegsgraberfürsorge bij de beide mannen de grafligging “Einzelgrab” op Ysselsteyn genoemd wordt. Zijn vraag was of Hans daar meer over kon zeggen. Ondanks dat de laatstgenoemde zich ondertussen zo’n vijftien jaar bezighoudt met de identificatie van Duitsers die als onbe-kende zijn begraven, was hij de aanduiding “Einzelgrab” niet eerder tegenkomen.
Nieuwsgierig geworden is Hans zijn privé-archief ingedoken, waar hij aan de hand van diverse documenten over Ehrenfriedhof Zypendaal, afkomstig uit het Gelders Archief in Arnhem en uit het archief van het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag, gecombineerd met de Namentliche Verlustmeldung van Fincke en Petzold (verkregen via onder-zoeker Jaap Lavermanuit Enschede), in staat was de juiste grafligging van de vliegtuigbemanning op Ysselsteyn vast te stellen. Dit resulteerde in een brief met verschillende bijlagen naar de eerder genoemde Volksbund, die daarna werd doorgestuurd naar de Deutsche Dienststelle (WASt) in Berlijn, de organisatie waar in oorsprong de basisgegevens van Duitse militairen zijn ondergebracht.
Op 8 september 2010 mocht Hans het bericht van de Volksbund ontvangen, waarin de eindconclusie van de WASt te lezen is: “nach Prüfung der im o.a. Schreiben beigefügten Anlagen sotvie der hier vorhandenen Unterlagen für Ysselsteyn, schliesse auch ich mich der Beweisführung von Herr Hans Timmerman an”. Dat betekent dat vanaf dat moment vast staat waar de tot voor kort vermiste militairen op Ysselsteyn begraven zijn. Oberleutnant Hans-Joachim Fincke rust in vak M, rij 4, graf 99, en Unteroffizier Felix Petzold in vak M, rij 4, graf 100.
Dankzij een goede samenwerking tussen verschillende personen en instanties werd hiermee de vraag over de laatste rustplaats van deze twee Duitse vliegtuigbemanningsleden uit de Tweede Wereldoorlog na meer dan 65 jaar alsnog beantwoord.