Ministory 106 – ‘Theirs is the Glory’, 65 jaar geleden gefilmd
MINISTORY No. 106
‘Theirs is the Glory’, 65 jaar geleden gefilmd
Allan Esler Smith
Bijlage bij Nieuwsbrief No. 120 van de Vereniging Vrienden van het Museum Oosterbeek, november 2010
Voorwoord van de redactie
In augustus en september 1945 werden in Arnhem en Oosterbeek opnamen gemaakt voor een film over de Slag om Arnhem. Op 17 september 1946 ging deze in première onder de titel Theirs is the Glory. De regisseur van deze film was de Ier Brian Desmond Hurst. De auteur van deze ministory, Allan Esler Smith, is de beheerder van de nalatenschap van Brian Desmond Hurst. Allan heeft een biografie van de regisseur samengesteld en gepubliceerd op de website www.briandesmondhurst.org. Een recente ontmoeting met een aantal veteranen van de 21st Independent Parachute Company (de ‘Pathfinders’) vormde voor Allan de aanleiding om 65 jaar later na het opnemen nog eens de aandacht te vestigen op een aantal personen, die een belangrijke rol speelden bij de totstandkoming van deze film.
‘Een monument voor de mannen die hun leven gaven’
Bij het zien van Theirs is the Glory valt het op dat noch aan het begin, noch aan het eind van de film namen staan van de mensen die de film maakten of die er in mee speelden. We zien alleen de kort tekst: ‘Theirs is the Glory werd geheel gemaakt zonder gebruik te maken van studio’s en zonder acteurs. Ieder getoond voorval werd of zelf meegemaakt door de mensen die in de film voorkomen of het werd door hen gezien’. Deze tekst wordt gevolgd door een korte verklaring van de commentator: ‘Deze film is een eerbewijs voor iedere man die bij Arnhem vocht en het is een eeuwigdurend monument voor de mannen die hun leven gaven.’
‘Een van de beste oorlogsfilms die ooit werd gemaakt?’
Kortgeleden bracht ik een weekend door in het gezelschap van veteranen van de 21st Independent Parachute Company, ook wel bekend als de ‘Pathfinders’. Ik zal hen nooit vergeten. Ik verkeerde in het gezelschap van hetzelfde soort mannen, als die waarmee mijn oud-oom Brian Desmond Hurst werkte, 65 jaar geleden, in september 1945. Brian was toen niet gewapend met een geweer, maar met een complete filmploeg, inclusief een groep van 250 man van de 1ste Divisie. Een jaar na september 1944 ging hij met hen naar Arnhem en Oosterbeek om het verhaal van de luchtlandingen op film vast te leggen. Het werd Brian’s favoriete film, zoals hij zelf schreef in zijn ongepubliceerde biografie: ‘Het is mijn favoriete film, omdat het een fantastische ervaring was om met militairen te werken en omdat het een waarheidsgetrouwe reconstructie is van de Slag om Arnhem.
Zonder bescheidenheid kan ik zeggen dat het een van de beste oorlogsfilms is, die ooit werd gemaakt’. Theirs is the Glory werd gemaakt door J. Arthur Rank Maatschappij in samenwerking met de British Army Film and Photographic Unit. De film ging in première op 17 september 1946, twee jaar na het begin van de luchtlandingen. Het werd direct een ‘kaskraker’.
Brian Desmond Hurst, de filmploeg en het script
Brian Desmond Hurst was lerlands meest productieve filmregisseur van de 20ste eeuw. Brian leerde het vak in Hollywood van zijn levenslange vriend John Ford. Hij regisseerde lerlands eerste lange speelfilm Irish Hearts (1934) en was later co-regisseur van de oorlogsfilm The Lion Has Wings (1939), waarin Ralph Richardson meespeelde. Dit was de eerste van het soort propagandafilms uit Wereldoorlog II, waarin de Britse ‘stiff upper lip’ werd geintroduceerd. Daama maakte Brian verschillende films voor het Ministry of Information (het Britse Ministerie van Voorlichting), waaronder Miss Grant Goes to the Door (1940), waarin werd getoond watje moest doen als er een Duitse parachutist in je achtertuin landde en A Letter From Ulster (1942) over de Amerikaanse troepen die in zijn geboorteland Noord-Ierland waren gelegerd. Tijdens de periode van de Blitz (de Duitse bombardementen) maakte hij Dangerous Moonlight (1941), waarbij ook zijn studio’s door bommen werden beschadigd. Andere films van Brian waren Malta Story (1953) met Alec Guiness en Jack Hawkins, Scrooge (1951) met Alastair Sim en Tom Broums Schooldays (1951).
Het productieteam voor de film over de Slag om Arnhem bestond o.a. uit de producent Leonard Castleton Knight, productiemanager Victor Wark, cameraman C.M. Pennington Richards, Major Hugh Maguire, die nauw met Brian samenwerkte aan het script en Doreen North. Andere medewerkers waren Major ‘Boy’ Wilson, commandant van de 21st Independent Parachute Company, Captain David Treharne, Sectie Commandant ‘F’
Squadron (No.2 Wing) Glider Pilot Regiment, Major Freddie Gough, commandant van het 1st Airborne Reconnaissance Squadron en Major Richard Lonsdale, plaatsvervangend commandant van het 11th Parachute Battalion.
Regisseur Brian Desmond Hurst had in zijn jeugd als sol-daat de realiteit van de oorlog aan den lijve ondervonden. De verwantschap die hij voelde met de militairen in de filmploeg en de manier waarop hij zaken aanpakte zullen ongetwijfeld hebben bijgedragen aan een ontspannen sfeer op de set en het beste uit zijn mannen hebben gehaald. Ik vraag mij overigens af of hij de anderen deelgenoot maakte van de gruwelijkheden, die hij dertig jaar daarvoor had meegemaakt. Soldaat Hans Hurst (na de Eerste Wereldoorlog veranderde hij zijn naam in Brian Desmond) had in de eerste weken van de Eerste Wereldoorlog dienst genomen bij het 6e bataljon van de Royal Irish Rijles. De mannen in zijn bataljon hadden geen enkele gevechts- ervaring toen zij op 9 en 10 augustus 1915 op de hellingen van Chunk Bair in Gallipoli werden ingezet tegen zwaar mitrailleurvuur van de vijand. Aan het eind van 10 augustus 1915 waren alle officieren van de Royal Irish Rijles gedood of gewond. Philip Orr, militair historicus en auteur, schrijft in zijn boek over de Ierse divisie in Gallipoli, Field of Bonos: ‘Tegen de avond van 10 augustus waren zowel de Hampshires als de Rijles verslagen, in wat uitliep op een slachting.
‘Help for Heroes’
(Hulp voor helden), ook toen al
Het succes van Theirs is the Glory gaf Arthur Rank, het hoofd van de Rank Organisatie, de mogelijkheid zijn belofte om het Airborne Forces Security Fund te helpen, in te lossen. De première werd in het Verenigd Koninkrijk gevolgd door collectes, verlotingen en optochten. Uiteindelijk ontving Mountbatten van Arthur Rank een cheque van £ 50.000 voor het Airborne Forces Security Fund. Ook toen al kon je dus spreken van een actie ‘Help for Heroes’!
Het idee voor de film in Brian’s eigen woorden
In zijn nooit gepubliceerde autobiografie ‘Travelling the Road’ schrijft Brian hoe het idee voor de film ontstond. ‘Vlak na de oorlog kwam producent Castelton Knight bij mij en vroeg mij of ik er voelde om een film te maken over de luchtlandingsoperatie bij Arnhem. Toen ik hoorde dat de filmmaatschappij voorstelde om daarvoor originele documentaire beelden te gebruiken en die aan te vullen met wat ‘grappen’, zei ik tegen mijzelf: ‘Dat gaat niet gebeuren’. Bovendien stelde de producer van de Rank Organisatie voor om de populairste mannelijke filmster te gebruiken. Ik zei: ‘Nee, die weet nog niet het verschil tussen de voor- en de achterkant van een geweer’. Uiteindelijk is er niemand in de film, officier of soldaat, die niet bij Arnhem had gevochten. Het is een waarheidsgetrouwe reconstructie van de slag. In het scenario volgden we de strijd van dag tot dag.’
‘Het waren maar gewone mannen’, de tien mannen in de Nissen hut
De openingsscène van de film Theirs is the Glory is symbolisch. Het toont tien mannen in een Nissen hut, die de 10.000 man van de 1ste Britse Airborne Divisie vertegen-woordigen. Aan het eind van de film zien we dat maar twee man zijn teruggekeerd. Zij staan symbool voor de 2000 mannen die na de slag over de Rijn in veiligheid werden gebracht. Aan het begin van de film worden alle tien mannen een voor een geïntroduceerd. Eerst ontmoeten we de leiders in de Nissen hut, Sergeant Jack Bateman uit Ulster en Sergeant John Daly uit Zuid-Ierland.
Sergeant Jack Bateman was 30 jaar oud toen hij bij Arnhem vocht. Hij had behoorlijk wat gevechtservaring, want voordat hij bij het lOth Parachute Batallion kwam, hij had gediend bij de Royal Ulster Rijles, de Commando’s en de Long Range Desert Group. In de film is Sergeant Bateman de kalme stem die de mannen voorbereid op de operatie en die hen daarna leidt in de strijd. Voordat hij dienst nam in het leger was hij monteur op dezelfde scheepswerf, waar Brian vaak kwam als hij als kind het middageten naar zijn vader en zijn broers moest brengen. Ik heb contact gehad met Jack’s familie. Zij herinneren zich dat hij sprak over de zware verliezen die zijn peloton had geleden en dat hij na de strijd was ondergedoken bij een lokale familie en dat hij vervolgens over de Rijn naar veilig gebied was gezwommen. Jack was pelotons-sergeant van het 4e peloton van de A compagnie.
Zijn collega Sergeant Harry Houghton was pelotons-sergeant van het 3e peloton van de A compagnie. Ik heb met Harry gesproken en hij herinnert zich Jack als een zeer vindingrijk man. Maar hun beide pelotons kwamen elkaar tijdens de strijd op de grond niet tegen. Harry gelooft dat Jack in het toestel zat van majoor Anson, dat waarschijnlijk door Duits luchtafweervuur was geraakt. Harry legde uit dat het 10e bataljon op de tweede dag sprong en de opdracht kreeg om de perimeter te verdedigen. Binnen een uur waren zijn luitenant en een andere sergeant gedood en hijzelf werd later krijgsgevangen gemaakt. Harry herinnert zich dat hij de première van Theirs is the Glory in Liverpool meemaakte en dat hij verrast was om Jack Bateman in een van de hoofdrollen te zien.Toen besefte hij pas voor het eerst dat zijn vriend de strijd had overleefd. Het 10e bataljon had het zeer zwaar gehad gedurende de Slag om Arnhem. Twee dagen na de landing waren er nog maar 60 man over van de 582 die op maandag 18 september 1944 waren geland. Wanneer u hierover nadenkt, bekijkt u sergeant Basteman en zijn mannen met andere ogen.
De tweede man die wordt geïntroduceerd is Sergeant John Daly uit Waterford. Zijn vooraanstaande rol, naast die van Jack Bateman, was Brian’s manier om te illustreren dat Noord en Zuid Ierland samen tegen een gemeenschappelijke vijand konden vechten. Dertig jaar eerder was exact hetzelfde gebeurd in Gallipoli, waar Brian’s regiment bestond uit mannen uit zowel Belfast als uit Dublin. Opvallend is de uitspraak van Brian, die in 1969 in het tijdschrift Punch werd geciteerd: ‘Ik zou voor Engeland tegen iedereen willen vechten, behalve tegen Ierland. Waarom voor Engeland? Omdat een Engelsman meer waard is dan twintig buitenlanders. Waarom niet tegen Ierland? Omdat een Ier meer waard is dan vijftig Engelsen’. In hetzelfde artikel stond dat de tegenstellingen tussen Katholieken en Protestanten verdwenen in de strijd. Sergeant Daly zat bij het Ist Air Landing Light Regiment, Royal Artillery. Voor zijn moed en dapperheid kreeg hij het Distinguished Conduct Medal. In zijn boek ‘Brotherhood of the Cauldron’ beschrijft David Truesdale hoe hij die verdiende: ‘Toen de Tigertank de artilleriepositie naderde, deed Major Cain een succesvolle aanval, waarbij de tank werd vernietigd. De Duitse infanterie, die achter de tank oprukte, werd gedwongen zich terug te trekken door het nauwkeurige vuur dat Sergeant Daly met zijn Brengun.’
Wanneer de camera langs de tien mannen in de Nissen hut gaat en we zien dat zij een brief lezen of proberen te slapen aan de vooravond van de operatie, dan zegt de commentator: ‘Parachutisten zijn geen supermensen. Het zijn, ondanks alle daden die zij zullen verrichten, maar gewone mannen’.
De volgende man die wordt geïntroduceerd, Peter Holt, is zonder twijfel de ster van de film. Soldaat Holt kwam uit het Londense district Hillingdon en hij diende bij de 21st Independent Parachute Company. Hij was een knappe kerel en zeer populair. Zijn voormalige collega’s, die ik ontmoette, waren niet verbaasd dat hij was uitgekozen als de ster voor
de film. De rol van de ‘Pathfinders’ sprak tot de verbeelding. Zij waren een elite eenheid, en werden speciaal geselecteerd. Zij vlogen in Stirling bommenwerpers en sprongen 20 minuten voor de hoofdmacht om de landingsterreinen te markeren. Brian koos de jonge, knappe soldaat Holt om de hoofdrol te spelen. In de film springt hij met zijn parachute, komt in een boom terecht, raakt zijn eenheid kwijt, raakt gewond en komt in een hospitaal terecht. Als dat in Duitse handen valt, weet hij te ontsnappen. Hoewel Holt in de film een ster is, herinnerde Brian zich dat het leven van een soldaat soms hard was in het leger. ‘Op een dag kwam Peter Holt, die ik had uitgekozen om de hoofdrol te spelen niet opdagen. Ik vroeg waar hij was. Iemand antwoordde: Oh, hij is terug in het kamp, om de vloeren te schrobben. Ik zei: Haal hem direct hier naartoe!’
De volgende man in de Nissen hut is soldaat Tommy Scullion uit Ballymena. Ook hij zat bij de ‘Pathfinders’. Daarvoor had hij gediend bij de Royal Inniskilling Fuseliers. Waarschijnlijk heeft hij het idee aangedragen voor de scene uit de film, waarin de Britten via een luidspreker worden gemaand om zich over te geven. De producent Leonard Castleton Knight, schreef een brief aan de militairen met een aantrekkelijk aanbod: ‘Voor het maken van de film over Arnhem, hebben we naast beelden van de strijd zelf, zo veel mogelijk scenes van speciale voorvallen nodig. Ik denk dat jullie je veel gebeurtenissen herinneren, die van grote waarde kunnen zijn bij het maken van de film. Daarom stel ik voor om jullie £5 te geven voor ieder voorval waar jullie mee komen, als dat uiteindelijk in de film wordt gebruikt’. In zijn boek ‘Brotherhood of the Cauldron’ beschrijft David Truesdale een situatie, waarbij de Pathfinders een positie verdedigen ergens in Oosterbeek. Plotseling wordt het stil, na drie dagen van hels lawaai. Dan wordt muziek hoorbaar, afkomstig uit een luidspreker op een wagen van de Duitse eenheid voor psychologische oorlogsvoering. Dan zegt een stem in goed Engels dat de Britten zich moeten overgeven. Deze oproep wordt enige keren herhaald. David Truesdale schrijft daarover: ‘Volgende oproepen werden echter in de kiem gesmoord toen Tommy Scullion naar voren kroop tot aan de rand van het bos en met zijn PIAT een salvo op de truck afvuurde. Het schot was raak en er volgden geen oproepen meer.’
Soldaat David Parker uit Irvine is de volgende man die wordt geïntroduceerd. In een nummer van het Peoples Journal in Schotland wordt ingegaan op zijn rol in de film. In hetzelfde stuk schrijft de journalist hoe sommige bioscoop bezoekers reageerden op de film. Het is een van de meest indringend verslagen over de indruk die de film maakte, dat ik ooit heb gelezen: ‘Een parachutist in het publiek gaf toe dat hij naar de film was gaan kijken met het idee, dat het niet erg serieus zou zijn. Ik had het fout. Ik vond het moeilijk om te geloven dat de opnamen niet waren gemaakt tijdens de slag zelf. En een of twee keer betrapte ik mijzelf er op dat herinneringen terug kwamen, waarvan ik dacht dat ik ze was vergeten.’ De journalist sprak ook met een moeder van een soldaat die in Arnhem was achtergebleven, omdat hij te zwaar gewond was om te worden geëvacueerd met de anderen. Hij overleed later in Duitse handen. ‘Ik moest mijzelf dwingen om de film te gaan zien, maar ik ben blij dat ik ben gegaan. Ik ben nu nog trotser op de rol die mijn zoon heeft gespeeld bij het winnen van de oorlog.’
Op het volgende bed ligt soldaat Luchar, een electricien uit Dorset.Toen de film werd gedraaid in zijn lokale bioscoop, het Regent Theatre in Weymouth, werd hij op het toneel geroepen om aan het publiek te worden voorgesteld.
De camera in de Nissen hut beweegt dan naar het bed van soldaat George ’Tich’ Preston, Hij was een slagersjongen uit Leeds, die dienst nam bij de Kings Owm Yorkshire Light Infantry, om zich vervolgens aan te melden bij de ‘Pathfinders’. Hij was veel te jong in het begin van de oor-log, vertelde zijn trotse tante toen zij met een journalist van de Yorkshire Evening Post sprak. Soldaat Preston verhuisde later naar Grimsby en zijn moeder was eregast op de avond dat de film voor het eerst werd vertoond in de Savoy op 30 september 1946. In de Grimsby Evening Telegraph stond dat de burgemeester en veel andere notabelen bij de vertoning aanwezig waren. Mannen van de Royal Artillery, de RAF en de Polish Carparthian Lancers vormden een erewacht en mannen van de 1ste Britse Divisie kregen een vrijkaartje. Er werden herin- neringstickets verkocht en die brachten £50 op voor het Forces Security Fund. Vergelijkbare bijeenkomsten, waarop geld werd ingezameld, vonden plaats in bijna iedere stad. Zoals ik al eerder in dit artikel schreef: het was ‘Help for Heroes’ uit die dagen.
Corporal David Pearce diende bij het 2nd Parachute Battalion. Hij kwam oorspronkelijk uit Wales, waar hij in een ‘fish and chip shop’ werkte. Daarna vestigde hij zich in het noorden van Engeland.
Soldaat Geoffrey Van Ryssel is de vierde vertegenwoordiger van de ‘Pathfinders’ in de Nissen hut. Hij wordt geïn-troduceerd als werker in een aardewerkfabriek. Hij werd geboren in België, maar verhuisde naar Engeland toen hij 14 jaar oud was. In een interview met Angus Robertson vertelde hij dat hij £5 kreeg voor een van zijn verhalen, die hij aan Castleton Knight had gegeven en dat hij £1 kreeg voor de ingeleverde verhalen die niet werden gebruikt. Zijn gebruikte verhaal gaat over de situatie waarbij de Duitsers naar de Britten roepen dat ze zich over moeten geven door met witte zakdoeken te zwaaien. Van Ryssel schreeuwt dan terug: ‘Wie denk je wel dat we zijn? Mietjes met witte zakdoeken?’
Dan bereikt de camera de tiende en laatste man, soldaat Reginald Spray. In het burgerleven was hij elektromonteur in Londen. Over hem heb ik nog geen aanvullende informatie gevonden.
‘Maar gewone mannen’, zoals de commentator zegt. Maar wanneer u de volgende keer de film ziet, moet u eens goed kijken naar de gezichten en vooral de ogen van de mannen in de close-up scenes, die Brian Desmond Hurst regisseerde. Daaruit kan je iets opmaken van de ervaringen die deze gewone mannen ondergingen.
De verpleegster – werkelijkheid of fictie?
Er doet een aantal mythen de ronde over de film. Een daarvan is dat Audrey Hepburn als figurant in de film zou hebben meegedaan. Ze zou als verpleegster in een van de hospitaal-scenes voorkomen. Audrey was in augustus/september 1945, toen de opnamen werden gemaakt, 16 jaar oud. Maar Audrey heeft nooit iets verteld over haar deelname aan de film. Haar zoon Sean Ferrer bekeek de Theirs is the Glory, maar hij kon niet zeggen of een van de verpleegsters mogelijk zijn moeder was. Het zou een aardig verhaal zijn geweest, maar het lijkt dus zeer onwaarschijnlijk. Maar de film toont wel een stukje van het tijdperk, waarin Audrey leefde. Zoals Sean Ferrer zei: ‘Het toont Arnhem en Oosterbeek, zoals Audrey en de burgers die in de film voorkomen, die gezien hebben. Allen maakten de strijd mee. Mensen zoals Pater Dijker (een Nederlandse priester in de film) en Kate ter Horst, die de gewonden voorlas uit de Bijbel, waren gewone mensen die allen hun bijdrage leverden in de oorlogsjaren en in het bijzonder gedurende de Slag om Arnhem, die in september 1944 in hun straten woedde. Zij worden op passende wijze herinnerd in deze film.
Dit artikel beschrijft maar een klein deel van de geschiedenis van het maken van Theirs is the Glory. Ik hoop te kunnen meewerken aan een nieuwe publicatie over dit onderwerp en zou daarom graag in contact komen met mensen die in de film voorkomen. U kunt mailen naar info@briandesmondhurst.org.
De auteur wil graag de volgende mensen bedanken voor hun hulp: de leden van de 21st Independent Parachute Company, Robert Voskuil. Niall Cherry, David Truesdale, Angus Robertson, Steve Elsey, Jon Baker, Stephen Cooper, Leo Eticknap, Robert Sigmond, Sally Parsons, Hugh Ashmore, Joe Smith en Sean Ferrer.
Vertaling: Robert Voskuil
Plaats een Reactie
Vraag of reactie?Laat hier uw reactie achter.