Ministory 102 – Mijn herinneringen aan de Slag om Arnhem

Jan Loos
Bijlage bij Nieuwsbrief No. 115 van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek, augustus 2009

Inleiding
Wat er in het volgende verhaal wordt verteld is geheel gebaseerd op mijn herinneringen aan wat ik in die negen dagen in September 1944 heb meegemaakt. Op het ogenblik dat ik dit schrijf is het 64 jaar geleden dat de Slag om Arnhem zich afspeelde en er zullen in mijn verhaal ongetwijfeld hier en daar details voorkomen, die in de loop van de tijd wat zijn vervormd, maar dat is inherent aan heftige herinneringen. Maar alle grote gebeurtenissen van die negen dagen staan nog in mijn geheugen gegrift alsof ze gisteren zijn gebeurd.
Ons gezin bestond in die tijd uit vier personen: Pa en Ma, een zoon en een dochter, en wij woonden in Oosterbeek op Dreijen op het adres: De La Reyweg 7. Ik ben de zoon uit het gezin en was ten tijde van de slag ruim 14 jaar oud.

Zondag 17 september 1944
Al vroeg in de morgen vertrok Pa naar Arnhem. Hij had piketdienst in één van de kantoren van de Provinciale Voedselcommissaris aan de Eusebiusbuitensingel, vlak bij de noordelijke oprit van de Rijnbrug.
Mijn zus en ik gingen met Ma, zoals iedere zondag, naar de Gereformeerde kerk aan de Toulon van de Koogweg, waar de dienst om 10 uur begon. Tijdens de dienst was het buiten onrustig, veel vliegtuigen, wat doffe explosies op afstand, mensen van de Luchtbescherming die de kerk verlieten. De dominee besloot de dienst te beëindigen. Op weg naar huis waren er duidelijk meer Duitse soldaten te zien dan gewoonlijk. Toen we bijna thuis waren, voerde een aantal vliegtuigen beschietingen uit in de onmiddelij- ke omgeving en we maakten dat we onderdak kwamen. Daarna was het een poosje rustig, maar al vroeg in de middag werd de rust verstoord door een aanzwellend gebrom van vliegtuigmotoren, waaraan geen eind leek te komen. We zagen honderden vliegtuigen in de lucht in de richting Wolfheze/Ede. Ze vlogen allemaal veel en veel lager dan we gewend waren van de bijna dagelijkse stromen bommenwerpers richting Duitsland, en het leek wel of sommige vliegtuigen gingen dalen. We hadden geen idee wat er gaande was. Even later… nog veel meer vliegtuigen, en toen was de lucht ineens gevuld met ontelbare parachutes, een adembenemend schouwspel. Ik weet nog dat we begonnen te springen en te dansen: ‘De Tommies komen!!’ Iedereen stond op straat zijn ogen uit te kijken. Het leek niet op oorlog, er werd niet geschoten en er waren geen Duitsers te zien of te horen. We bleven kijken tot de laatste parachute gedaald was en gingen toen met onze buurvrouw mee bij haar naar binnen. Mijn moeder had duidelijk even iemand nodig om mee te praten nu Pa er niet was. Vanuit het kamertje waar we met z’n allen zaten, keken we uit op de weg en tegen zessen zagen we ineens een Duitse patrouille gebukt dicht langs de ligusterheg van de overburen richting Steynweg gaan met hun wapens in de aanslag. Nadat ze verdwenen waren hoorden we ook dat er in de verte af en toe werd geschoten met lichte wapens en toen kwam de oorlog ineens dichterbij.
Naderhand werd het toch weer rustig en gingen we naar ons eigen huis, waar we wat hebben gegeten en vervolgens die nacht lekker in ons eigen bed hebben geslapen.

Maandag 18 september
Ik weet nog dat ik vroeg wakker werd, me stilletjes heb aangekleed en naar buiten ben gegaan. Omdat alles rustig leek ben ik naar de hoek Steinweg/Utrechtseweg gelopen want daar zag ik meer mensen. En ja hoor… daar zag ik voor het eerst Engelse soldaten die in de richting van Arnhem trokken. Af en toe een klein autootje (later wist ik dat zoiets een ‘jeep’ werd genoemd), maar de meeste militairen waren te voet. Eén van de jongens uit de buurt vertelde me dat er op het veld tussen de Hartensteinlaan en de Utrechtseweg dode Duitsers lagen. Dat wilde ik zien, dus er naar toe en daar zag ik voor het eerst in mijn leven gesneuvelde soldaten. Wat me nog levendig bijstaat waren de vreemde houdingen waarin ze daar lagen. Op het trottoir van de Hartensteinlaan lag er zelfs één in een wandelwagentje en naast het wagentje lag nog één. Het leek erop dat die geprobeerd had een gewonde makker in veiligheid te brengen. Het heeft niet zo mogen zijn.
Er kwamen steeds meer Engelse soldaten langs. De stem-ming was uitgelaten, er waren mensen met vlaggen, en er werden sigaretten en chocola uitgedeeld. Maar ook hoorden we dat zondagavond drie Nederlandse mannen uit de omgeving door een Duitse patrouille waren geëxecuteerd omdat ze spullen uit het Duitse depot op de Sonnenberg bij zich hadden toen ze door een Duitse patrouille werden aangehouden. Wat ik mij kan herinneren is dat het ging om de heren Evers, Kelderman en nog iemand, waarvan mij de naam is ontschoten.
Ik heb urenlang aan de Utrechtseweg gestaan en toen ik uiteindelijk weer thuis kwam, kreeg ik van mijn moeder ongenadig op mijn donder, omdat ze geen idee had waar ik was of wat er met mij was gebeurd. Dus moest ik nu binnen zichtafstand blijven.
Onder een boom in de haakse bocht van onze straat ston-den twee jeeps met parachutisten, met daarom heen alle mensen uit de buurt. Tot grote schrik van iedereen raasden er plotseling twee Duitse jagers op boomtophoogte al schietend over ons heen. Iedereen maakte dat hij weg kwam. Ik ook en ging snel naar binnen. Maar daar bleef ik niet lang, want kort daarna hoorden we weer hetzelfde geluid als de vorige middag: heel veel laagvliegende vlieg-tuigen. Iedereen ging snel weer naar buiten. Weer zagen we talloze landende zweefvliegtuigen en heel veel parachutes, maar in tegenstelling tot de dag ervoor werd er nu hevig geschoten en zagen we dat vliegtuigen werden geraakt en neerstortten.
Ook uit de richting van Arnhem hoorden we bij tijd en wijle dat daar hevig werd geschoten, en niet alleen met lichte wapens. Mijn moeder maakte zich ernstig zorgen over mijn vader en vroeg aan de overburen (die over telefoon beschikten) of ze mocht proberen Pa te bellen. Wonder boven wonder werkte de telefoon nog, ze kreeg contact met Pa en die vertelde dat er in de buurt van het gebouw waar hij nog steeds was, hevig werd gevochten, en dat er in het gebouw Engelse soldaten op de bovenverdieping de Rijnbrug onder schot hielden. Pa zei ook dat hij niet wist of en hoelang hij nog in het gebouw kon blijven, want er waren in de buurt verschillende branden uitgebroken. Hij wilde eventueel de nacht nog daar doorbrengen en dan dinsdag proberen richting Oosterbeek te gaan. Dat is hem uiteindelijk niet gelukt, en zijn belevenissen vormen een verhaal apart.
Omdat het schieten steeds intensiever werd, zijn we die avond binnenshuis gebleven en hebben de nacht op matrassen in de keuken doorgebracht.

Dinsdag 19 september
In de loop van dinsdagmorgen begon de situatie bij ons in de buurt duidelijk te veranderen – en niet in de goede zin. In de achtertuinen van de huizen aan de De La Reyweg, dicht tegen de huizen aan, begonnen de Engelse soldaten zich in te graven en ze maakten ons duidelijk dat we er verstandig aan deden ook een schuilplaats klaar te maken. Mijn moeder overlegde met buurvrouw Rika (huisnummer 9) wat te doen. Haar pleegzoon Walter en zijn vrouw Annie drongen er op aan dat wij bij hen in de kelder een plaatsje moesten zoeken als het gevaarlijk zou worden. Walter vroeg mij hem te helpen bij het versterken van het kelderluik met een paar dikke houten balken en met het naar beneden sjouwen van kisten en planken om op te zitten en wat dekens en kussens.
Intussen begonnen er in de buurt van de Paul Krugerstraat en de Mariaweg af en toe granaten te ontploffen en we zagen op een gegeven moment dikke rookwolken omhoog komen. Kennelijk stond er een huis aan de Paul Krugerstraat in brand.
Gaandeweg werd het schieten heviger en mijn moeder begon een paar tassen in te pakken en voor het eerst viel het woord ‘vluchten’. Ze zei ons dat, als we moesten vluchten, we elk tenminste één tas mee moesten nemen. Wat er precies in de tassen zat, weet ik niet meer, maar wel weet dat mijn zondagse kleren er ook in zaten, want dat had Ma gezegd.
Ondanks alles gingen Walter en ik nog regelmatig naar buiten, waar we probeerden met de Britten een praatje te maken. Er werd door de para’s regelmatig thee gezet in het bijkeukentje. Eén van de para’s vroeg mij bij hem te blijven staan en zijn geweer vast te houden, terwijl hij zich aan het scheren was. Later in de week heeft hij dat nog eens gedaan. Ook slaagden Walter en ik er die middag nog in het gebouw van het Groene Kruis aan de Joubertweg te bereiken. Daar moesten we iets op halen voor een kraamvrouw, die op zondag was bevallen. Ik weet niet meer wie dat geweest is en hoe het verzoek ons bereikte. Wel weet ik nog dat er een paar keer vrij dichtbij granaten neerkwamen en dat we er vandoor gingen alsof de duivel ons op de hielen zat. Was ik bang? Waarschijnlijk wel. Vond ik het spannend? Ja, zonder meer. Toen we weer bij ons huis waren, stuurde Walter mij naar binnen en ging zelfde gevraagde spulletjes afleveren. Hij was heel vlug weer terug.
Intussen hadden ook de dames Riksen (wonend op nummer 11) hun toevlucht gezocht in de kelder van de buurvrouw. Met zes volwassenen en twee kinderen was het smalle keldertje behoorlijk gevuld. Maar aan het eind van de middag kwam er nog een echtpaar bij. Het waren bekenden van onze buurvrouw uit de omgeving van Station Oosterbeek Hoog (de naam ben ik vergeten – laten we maar zeggen: familie X). Daar ging het kennelijk zo te keer, dat zij op de vlucht waren geslagen richting Dreijen. Er waren nu zoveel mensen in de kelder dat Walter op de trap moest zitten en ik in een hoekje op de vloer.
Voor zover ik me kan herinneren, kwam er die middag geen water meer uit de kraan en was er ook geen gas en electriteit meer. Gelukkig hadden we op aanraden van één van de Britse soldaten al eerder die dag emmers met water gevuld en dus konden we even vooruit. Ook meen ik me te herinneren dat de nacht van dinsdag op woensdag (onze eerste nacht in de kelder) redelijk rustig verliep. Er werd wel voortdurend geschoten, maar niet in onze onmiddellijke omgeving. Mijn zusje en ik mochten om de beurt een paar uur op een matras liggen op de keldervloer.

Woensdag 20 september
Al heel vroeg in de morgen barstten de artilleriebeschietingen in alle hevigheid los. Maar na een nacht in de kelder had iedereen dringend behoefte aan toiletbezoek. Walter stelde vast in welke volgorde we gebruik konden maken van de WC, die op een afstand van een meter of tien van het kelderluik aan de achterkant van het huis lag. Bij iedere vuurpauze deed Walter het luik omhoog en stoof degene die aan de beurt was de kelder uit, deed wat hij of zij moest doen en schoot als een haas de kelder weer in. Meneer X had grote pech, want nauwelijks had hij de WC bereikt of er ontplofte een granaat net aan de andere kant van de muur. Ik zie hem nog met zijn broek om zijn enkels de keldertrap afvallen, zo’n haast had hij. Ondanks alle misère schoot iedereen in de lach. Ik kan me met herinneren dat er daarna nog veel te lachen viel. Met tien mensen in de kelder en acht a tien militairen in en om het huis, raakten we al vlug door de watervoorraad heen. Uit de kraan kwam niets meer, dus opperde Walter om samen met mij te proberen de pomp bij slager Van Roekel op de Paul Krugerstraat te bereiken en daar water te halen. Het was geen grote afstand, maar vanuit die richting hoorden we wel bijna onafgebroken schieten met mitrailleurs en allerlei andere wapens.

De familie Loos voor hun huis op De La Reytoeg 7 in Oosterbeek. Lang na de oorlog werd er een nieuw huis gebouwd op het open gedeelte tussen hun huis en het huis op de achtergrond. (foto: collectie Jan Loos)

Maar er moest water komen, dus gingen Walter en ik de kelder uit, namen een flinke zinken teil mee en staken onze neuzen buiten de voordeur om poolshoogte te nemen. Op twee stoelen in de voorkamer zaten twee para’s achter een Brengun, die op de vensterbank steunde en zo hielden ze ons straatje in de richting van de Paul Krugerstraat onder schot. Uit hun opmerkingen in onze richting viel op te maken dat zij het nu niet bepaald verstandig van ons vonden naar buiten te gaan. Maar wat moetje…?
We hebben de pomp gehaald, en we waren niet de enigen. De behoefte aan water was kennelijk bij veel meer mensen groot en dus nam men het risico. Het lawaai was oorverdovend. Er stonden richting Stationsweg huizen in brand, er lag puin op straat en er hingen ook parachutes in de bomen. Her en der in de tuintjes hadden para’s zich ingegraven. Ook vlak bij de pomp lagen ze in dekking. Eén van die para’s maakte ons duidelijk dat vanuit de bomen op De Dennenkamp door snipers op de Britten in onze achtertuinen werd geschoten. Met onze volle teil gingen we voetje voor voetje terug. Het duurde een eeuwigheid en ieder moment verwachtte ik dat ik zou worden geraakt door een granaat. We waren bijna thuis toen ik een klap tegen mijn linkerbeen voelde, maar zonder te kijken liepen we door en zetten de teil met water naast het kelderluik neer, zodat we er gemakkelijk bij zouden kunnen. Ook de para’s zagen dat we water gevonden hadden en kwamen om de beurt een paar slokjes halen. Toen zag ik ook dat mijn been onder het bloed zat en ik bleek een flinke jaap in mijn linkerscheen te hebben. Was het een granaatsplinter of een kogel? Ik had geluk gehad, want er was geen schade aan het bot. Er werd een witte lap omheen gedaan en het ergste leed was weer geleden. Aan het eind van de middag maakten we op het fornuis in de bijkeuken een paar weckpotten vlees warm, zodat iedereen in ieder geval iets te eten kreeg. De para’s maakten ook van het fornuis gebruikt om ingeblikt eten op te warmen.

Donderdag 21 september
In de nacht van woensdag op donderdag waren de be-schietingen zo hevig en zo dichtbij, dat we nauwelijks een oog hebben dichtgedaan. Vroeg in de ochtend was er de gebruikelijke pauze in de artilleriebeschietingen en gingen Walter en ik even poolshoogte nemen buiten de kelder.
Op de grond in de keuken zaten twee gewonde Britse sol-daten, maar die gaven aan dat ze geen verdere hulp nodig hadden. Toen we heel even buiten gingen kijken, zagen we dat er in de richting van de Paul Krugerstraat en de Stationsweg verschillende huizen in brand stonden. Ook werd er in die richting onophoudelijk en hevig geschoten met lichte wapens.
Het was duidelijk dat er nog veel meer ellende op komst was, en omdat er ook nauwelijks meer iets te eten en te drinken was, opperde Walter dat het beter was te proberen een goed heenkomen te zoeken. Maar waar zou dat te vinden zijn? Annie’s ouders woonden in Heveadorp en dus werd besloten dat we zouden proberen om daar naar toe te gaan. De dames Riksen en het echtpaar X wilden onder geen beding mee.
Intussen waren de artilleriebeschietingen weer hervat en het werd meteen duidelijk dat Dreyen flink onder handen werd genomen. Walter en ik brachten onze vluchttassen vanuit de kelder naar de bijkeuken en staken de steel van een ragebol door alle hengsels, zodat we met z’n tweeën alle tassen konden dragen. Van een laken scheurden we een paar grote witte lappen, die we aan twee stokken bonden en zo waagden we ons naar buiten. Ik weet nog dat het lawaai oorverdovend was. De straat lag vol met afgeschoten takken en puin. Toen we vanaf de Steynweg de Utrechtseweg opliepen richting Hartenstein, konden we nauwelijks vooruit komen vanwege alle rotzooi op de weg. Op verschillende plekken lagen gesneuvelde para’s, her en der stonden kapotgeschoten voertuigen en toen we ter hoogte van Hartenstein waren gekomen zagen we dat ook aan de Hoofdlaan huizen in brand stonden. Toen we net voorbij Hartenstein waren, viel een artilleriesalvo zo dichtbij dat mijn moeder riep dat ze niet verder durfde. Ze draaide zich om, pakte mijn zus en mij bij de hand en samen renden we terug. Waarschijnlijk heb ik de stok uit mijn handen laten vallen, want we kwamen zonder tassen terug in de veilige kelder. Even later kwamen ook de anderen – ze waren door twee para’s teruggestuurd met de mededeling: ‘You are walking into hell’.
Later die dag hebben Walter, mijn moeder en ik nog weckpotten met vlees en vruchten uit onze eigen kelder weten te halen, zodat we in ieder geval weer iets te eten hadden.
Maar er moest ook weer water komen, want daar was nog meer behoefte aan dan aan eten. Tegen de avond on-dernamen Walter en ik, zeer tegen de zin van mijn moeder, een soort helletocht naar de pomp van Van Roekel aan de Paul Krugerstraat. Ik weet niet meer hoe lang het heeft geduurd voor we er waren, maar ik weet nog wel dat we met drie volle emmers zo snel we maar konden naar huis zijn gelopen, zonder ook maar één keer dekking te zoeken. Als ik er nu nog aan terug denk, blijft het een wonder dat we ongeschonden en met water weer terug zijn gekomen.
Van een vuurtje maken in het fornuis kon nu geen sprake meer zijn, zo hevig werd er geschoten. Later die avond werd het kelderluik van buiten af een klein stukje geopend door één van ‘onze’ para’s, die ons vroeg of één van hun gewonde makkers een paar uurtjes bij ons in de kelder mocht liggen, wat we natuurlijk goed vonden. Het was duidelijk dat ook de Britten onderhand aan het eind van hun Latijn waren. Er werd geen eten meer aangevoerd, het was onmogelijk om een noodrantsoentje warm te maken, het was hondenweer en er vielen steeds meer gewonden.
De hele nacht werd er onophoudelijk geschoten en de granaten vielen zo dichtbij dat we de regelmatig de lucht-druk van de ontploffingen in de kelder voelden. Een paar keer viel er een lading aarde in het keldergat, en dat was bepaald geen geruststellende toestand. Het zal duidelijk zijn dat niemand ook maar een minuut heeft geslapen.

Vrijdag 22, zaterdag 23 en zondag 24 september
Over deze drie dagen kan ik kort zijn. Het was oorlog in de meest letterlijke zin van het woord. Ik heb ook geen dui-delijke herinneringen aan afzonderlijke gebeurtenissen in die dagen. Er was lawaai, stank, honger, dorst en stof.
Langzamerhand werd iedereen in ons keldertje apathisch en ik vermoed dat de meesten van ons dachten dat we het er niet levend van af zouden brengen. Voor zover ik weet was het toen ook de eerste keer dat mijn moeder zich hardop afvroeg of Pa nog in leven zou zijn en zo ja, waar hij zou zijn.
Af en toe viel de artillerie even stil en dan deed Walter gauw het kelderluik even open om wat ‘frisse’ lucht binnen te laten. Wat ik ook nog weet, is dat we bij één van die gelegenheden zagen dat het dak gedeeltelijk was weg-geschoten en dat het bijkeukentje vol met puin lag.
Er was nog steeds een aantal para’s in het huis, die vanuit verschillende posities de omgeving onder vuur hielden en het was dus wel duidelijk dat de Duitsers steeds dichterbij kwamen. Dat werd nog eens terdege onderstreept toen we in de nacht van zaterdag op zondag (het was toen beestenweer) een gewonde Duitser urenlang om zijn moeder hoorden roepen. Kennelijk durfde niemand hem in veiligheid te brengen en uiteindelijk werd het ‘dood’ stil.

Maandag 25 september
Al heel vroeg maandagmorgen was te horen dat de gra-naten wat verder weg vielen, richting Hartenstein. Ook hoorden we Duitsers elkaar aanroepen. Boven ons hoofd hoorden we de para’s schieten. Eén Duitser moet kans hebben gezien dichtbij het huis te komen, want ineens hoorden we iemand roepen: ‘Zivilisten rauskommen!’ Ik geloof dat we met ons tienen heel hard geroepen hebben dat we naar buiten zouden komen. Zonder verder na te denken deden we het kelderluik open en gingen zo snel we konden naar buiten, zwaaiend met één van de witte lappen van onze eerdere vluchtpoging. Tegen de heg van de buren lag een Duitse soldaat, die ons duidelijk maakte dat we moesten maken dat we wegkwamen, richting Paul Krugerstraat. Er werd op dat moment niet geschoten — en tot op de dag van vandaag vraag ik me af of dat bewust gebeurde.
Bovenaan de weg lagen een paar gesneuvelde Duitsers achter een grote steen op de hoek bij het huisje van Berentsen. Weer was er een Duitser, die ons wees welke richting we op moesten: naar de Mariaweg. Langs de Paul Krugerstraat waren verschillende huizen uitgebrand, en in de ruïne van de bakkerij van Zeggelaar stond een SS-er met een machinepistool en een handgranaat in zijn hand. Wat hem bezielde zal ik nooit weten, maar hij wenkte mij en toen ik vlak bij hem was haalde hij uit een soort heuptas een stuk brood en een reep chocola en gaf die aan mij en zei iets van: ’Und jetzt schnell weg. Wer zurück kommt wird erschossen’. Dit was duidelijk niet voor tweeërlei uitleg vatbaar.
De buurvrouw vond dat we het beste maar naar Schaarsbergen konden gaan. Daar woonden goede bekenden van haar en die zouden ons wel opvangen. Dus gingen we via Mariaweg en Stationsweg die richting op. Overal puin, ka-potte en uitgebrande huizen, stukgeschoten voertuigen, parachutes in de bomen en op daken, maar ook werd het opvallend stiller. Geen in de buurt ontploffende granaten, en ook het lawaai van de lichtere wapens werd steeds minder. Wat ook opviel was dat er geen andere mensen te zien waren. Kennelijk was iedereen al weg.
Langs de Dreijenseweg stonden grote Duitse tanks opgesteld en er lagen grote stapels voorraden, die bij het afwerpen door de vliegtuigen in Duitse handen waren gevallen. Ik weet nog dat de Duitse militairen die daar rondliepen, zichtbaar veel genoegen beleefden aan de inhoud van de manden en containers.
We waren allemaal opgelucht toen we de Amsterdamseweg overgestoken waren en via de bossen en hei van Warnsborn richting Schaarsbergen liepen. Aangekomen bij restaurant “Rust wat’’ op de Kemperbergerweg was het duidelijk dat we niet de enigen waren die op de vlucht waren. Het was daar net een mierenhoop – mensen met kinderwagens, met fietsen, met handkarren, volgeladen met… Ja, met wat? Matrassen, dekens, huisraad, vogelkooitjes met levende have. Het was onvoorstelbaar. En daar liepen wij tussen met als enig bezit de kleren die we aan hadden. Al gauw hoorden we dat al die mensen uit Arnhem kwamen en dat ze waren weggestuurd door de Duitsers en maar moesten zien waar ze naar toe gingen. En toen was daarin die massa opeens die vrouw, die mijn moeder herkende : ’Greet, je man loopt je te zoeken. Ik heb hem net gezien… daar ergens’. Even later was ons gezin herenigd, er werd gehuild, gelachen en we hielden elkaar allemaal vast.
Die nacht sliepen we in de school bij de kerk. De volgende dag, dinsdag 26 september, liepen we naar de Woeste Hoeve. Vandaar werden we met karren naar Epe gebracht, waar we onderdak kregen in het huis van een collega van Pa. Daar zijn we gebleven tot we eind mei 1945 terug konden naar Oosterbeek.

Download ministory

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Vraag of reactie?
Laat hier uw reactie achter.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.