Ministory 009 – Verslag van de lotgevallen van het 6e peloton S Compagnie van het 1e Parabataljon

MINISTORY IX
Verslag van de lotgevallen van het 6e peloton S Compagnie van het le Parabataljon.
Door: kapitein Richard Bingley
Ik had het voorrecht het bevel te voeren over het 6e peloton van de S Compagnie, le Bataljon van het Parachute Regiment. Degenen van ons die het jaar daarvoor gewond waren geraakt tijdens de luchtlandingsoperatie op Sicilië, waren weer terug en het peloton was weer op volle sterkte. We waren goed getrained en het moreel was hoog. Helaas zouden 12 man bij Arnhem sneuvelen en zouden er 18 gewond raken in wat een nogal ongelijke slag zou blijken tegen Duitsers die alle troeven in handen, hadden.
In de vroege ochtend van zondag 17 september 1944 ging het peloton aan boord van twee C 47 Dakota’s op het vliegveld van Folkenham in Lincolnshire. We hadden een weinig schokkende vlucht naar Nederland, waarbij we beschermd werden door een enorm aantal Engelse en Amerikaanse jagers.
Om één uur in de middag sprong het rode licht boven de deur op groen en landde het peloton behouden bij Wolfheze. Eenmaal ontdaan van het parachute-harnas verzamelden wij ons bij de groene rookpotten van het le Bataljon en vormden we een verdedigings¬linie rond de bossen van Wolfheze. Binnen een half uur zagen we het 2e Bataljon op¬trekken langs de zuidelijke route naar Arnhem en het 3e Bataljon langs de middelste, maar ons bataljon bleef in afwachting van orders ter plaatse. Tweeënhalf uur later kwam het bevel en trokken we in noordelijke richting over de spoorlijn bij Wolfheze met de R Compagnie aan de spits. Bij het oversteken van de spoorbaan werden we door zware machinegeweren en mortieren van de Duitsers onder vuur genomen. Daarna trok het bataljon ongeveer 3 km. in de richting van de weg Ede-Arnhem, waar we Duitse tanks tegenkwamen. Het bataljon was genoodzaakt in zuidelijke richting het bos in te gaan, wat met onze zware uitrusting maar moeilijk ging. Toen het donker werd stopten we. Om elf uur werd een zware Duitse aanval op R Compagnie ingezet, waar¬door deze ernstige verliezen leed. Het hoofdkwartier stuurde de plaatsvervangend bataljonscommandant op onderzoek uit, maar deze sneuvelde, toen zijn voertuig opge¬blazen werd. Een tweede officier volgde, maar hem trof hetzelfde lot.

Het 6e peloton, S Compagnie, le Parabataljon, september 1944

Kapitein Richard Bingley

Bij het aanbreken van de dag vormde de S Compagnie de voorhoede en mijn peloton liep als compagniesreserve achteraan. Om twintig over vijf kwamen we in volstrekte duisternis uit het bos tevoorschijn en liepen we via een kruispunt in de richting van Oosterbeek. Aan beide kanten van de weg lag bouwland, aan de linkerzijde op-lopend, met bovenop een huis. Het land aan de rechterkant was plat. Plotseling werd de compagnie beschoten door zware mitrailleurs, mortieren en een tank. Mijn compagniescommandant beval mij langs de linkerflank met de vijand af te rekenen. Dat deed ik en twintig minuten later trokken de Duitsers zich terug, na de bemanning van twee machinegeweren te hebben verloren. In mijn peloton sneuvelden vier man en raakten er drie gewond, terwijl de verliezen van de compagnie ongeveer veertig bedroegen. Een triest begin, daar wij nog vele kilometers van ons doel, de brug in Arnhem, verwijderd waren.
De commandant van het 7e peloton was gewond en velen van zijn peloton waren buiten gevecht gesteld, dus ging zijn 7e peloton in mijn 6e op.
Die hele dag probeerden wij langs allerlei omwegen ons een weg te banen tussen de Duitse tankopstellingen en eindelijk arriveerden we bij de gevangenis in Arnhem, waar de sporen van hevige gevechten door het 3e Bataljon duidelijk zichtbaar waren. Per ongeluk kwam het bataljon op het terrein van het St.Elisabeths Ziekenhuis, waar een vertoornde commandant van de medische troepen ons wegstuurde. Er lagen een paar honderd gewonden in het ziekenhuis en onze aanwezigheid had een Duitse beschieting kunnen veroorzaken. Met veel excuses beloofden we weg te gaan maar dat was gemak¬kelijker gezegd dan gedaan, omdat de Duitsers een vuurlinie van artillerie en ma¬chinegeweren langs de weg hadden gelegd. Onder dekking van rook liet ik mijn pelotonssergeant met enkele jongens twee straten oversteken om 100 meter van het Rijn¬hotel een verdedigingslinie te vormen. Het bleek een moeilijke operatie en we raakten tussen andere compagnieën. Het kostte twee uur om mijn combinatie van het 6e en 7e peloton weer bij elkaar te krijgen.

Om ongeveer acht uur ’s avonds kreeg ik bezoek van de kolonel en mijn compagnies-commandant. De kolonel zei: “Luitenant Bingley, ga zo snel als U kunt met Uw peloton en zoveel mogelijk munitie in drie Brengun-carriers naar de jongens bij de brug !” Daar kwam de eerste Brengun-carrier aan, maar toen we er naartoe liepen om de munitie in te laden vloog het rotding door een voltreffer van een 88 mm. kanon de lucht in en hetzelfde gebeurde met de tweede carrier. En de kolonel zei: “Ik waag mijn derde en laatste carrier er niet aan, dan zullen we maar lopen”. De adjudant zei toen: “Bingley, neem een paar man mee en zoek in de tuinen in de buurt naar manschappen die zoek zijn !” In het daarop volgende uur kwam ik met zo’n twaalf man van het le Bataljon terug, Bij de tweede reis verzamelde ik er veertien en de adjudant zei: “Er is nog net tijd om er nog een paar binnen te halen voordat we vertrekken.” Toen zij dat hoorden vroegen mijn twee begeleidende manschappen of zij konden blij¬ven om hun geweer schoon te maken, wat ik toestond. Toen ik vlak bij het Rijnhotel was besefte ik hoe stom ik was geweest om er alleen op uit te gaan. Tegelijk rook ik gevaar en opende het vuur met mijn Sten op het moment waarop een Duitse soldaat uit het portiek van het vierde huis vanaf het Rijnhotel sprong en met de kolf van zijn geweer de Sten uit mijn hand sloeg met een klap die zowel de Sten als mijn hand raakte. Nu was dit de hand waarvan een jaar geleden een Italiaanse kogel vier midden- handsbeentjes had doorboord, wat het niet gemakkelijker maakte. Gelukkig had het salvo uit mijn Sten hem ernstig gewond, maar er verliepen nog wel wat onaangename momenten voordat ik hem met mijn seinpistool kon doodschieten. Onmiddellijk daarna ging ik terug en meldde mij bij de adjudant. Vervolgens begaf ik mij naar mijn com¬pagnie en mijn peloton.
In de vroege ochtend van de volgende dag (19 september) ging het restant van het bataljon met mijn compagnie voorop langs de weg die evenwijdig aan de rivier loopt, waarbij wij onderweg Duitse scherpschutters en machinegeweren opruimden. Na ongeveer 500 meter werd mijn voortreffelijke pelotonssergeant die naast mij liep door een scherpschutter gedood. Ik wilde hulp bieden maar werd toen in mijn enkel geraakt. Toen besloot de kolonel van deze weg naar boven te gaan om via de middelste weg op te marcheren. T Compagnie veegde dan ook het gebied voor zich schoon en verdreef Duitse SS-ers uit een groot wit huis van drie verdiepingen. Daarna voegde S Compagnie zich bij hen.

Luchtfoto van de omgeving van het Rijnhotel in Arnhem, 19 september 1944.
1) De Rijn. 2) Het St.Elisabeths Gasthuis. 3) Het Rijnhotel. 4) Bovenover, 5) Onderlangs. Brandende huizen tegenover het Gemeente Museum verspreiden rookwolken, die delen van Bovenover en Onderlangs versluieren.

Het was ónmogelijk om over straat te gaan en daarom moesten we om van het.ene huis in het andere te komen telkens een gat in de muur maken. Dit werd.zo’n twintig keer gedaan tot we bij het laatste huis van de rij kwamen, waar het krioelde van de Duitse tanks en kanonnen, die regelrecht op onze huizen schoten.
Na enige tijd werden wij overweldigd, terwijl wij ons doel in zicht hadden, maar er nog een kilometer vandaan waren. Drie dagen om twaalf kilometer af te leggen met vrijwel honderd percent verliezen ! Het was een bittere pil.
Toen ik acht maanden later uit het krijgsgevangenkamp in Engeland terug kwam, had ik de droeve plicht om de naaste familie van mijn twaalf manschappen die gesneuveld waren te bezoeken en ik vond dit een zware opgave.
Voordat ik gedemobiliseerd werd ging ik een paar maanden het ziekenhuis in.
Ik had steeds gehoopt dat de vijf man van mijn peloton, wier moedig gedrag ik onder de aandacht van de autoriteiten had gebracht, enigerlei onderscheiding zouden ont-vangen, maar dit mocht niet zo zijn.
Enige namen. De kolonel: Colonel Dobie, de adjudant: Gapt.Grove, de compagnies-commandant: Major Stark, de commandant van het 7e peloton: Lt.Felton.

NASCHRIFT
Voor veel Oosterbekers is Richard (Dick) Bingley geen onbekende en een graag geziene figuur, die zelden ontbreekt bij de herdenkingen tijdens de septemberdagen. Een officier die zeer gewaardeerd wordt door zijn “jongens”. Wij vinden het een bijzon-dere eer dat deze veteraan zijn belevenissen uit de Slag om Arnhem op zijn bescheiden manier aan ons beschikbaar stelde, temeer daar er zo weinig bekend is over de chao¬tische toestand waarin het le, 3e en He Parabataljon en het 2e Bataljon South Staf¬fords verzeild raakten bij hun wanhopige poging zich bij de groep op de Rijnbrug te voegen.
Wie is Dick Bingley ? Onderstaande, in telegramstijl weergegeven lijst, geeft een indruk van zijn respectabele militaire loopbaan.
1938: Dienst genomen in het territoriale leger, Mitrailleurbataljon Middlesex Regt. Januari 194-0: sergeant bij het Britse expeditieleger in Frankrijk.
27 mei 194-0: gewond door een mortiergranaat en via België geëvacueerd.
Oktober 1940: na ontslag uit het hospitaal dienst genomen bij de nieuw opgerichte 2e Commando Eenheid. Voltooide zijn parachutisten-opleiding. Ging over naar 11 SAS (Special Air Service). Hieruit werd later het le Parabataljon geformeerd.
Sergeant bij de T Compagnie. Oktober 1942: officiersopleiding in Aldershot.
1 april 1943: als 2e luitenant in de S Compagnie gesprongen boven Sicilië.
14 juli 1943: tweede verwonding aan zijn hand bij de verovering van twee bunkers op de Primosole brug op Sicilië.
1 oktober 1943: bevorderd tot le luitenant – tijdelijk kapitein.
Tweede operatie aan de rechterhand; tijdens revalidatie commandant opleidings- compagnie bij de Parachute Training School op Ringway bij Manchester.
I april 1944: weer in aktieve dienst als luitenant bij de S Compagnie.
17 september 1944: geland bij Wolfheze. Op 19 september gewond aan linker enkel en rechterhand. Krijgsgevangen gemaakt.
II april 1945: bevrijd en enige maanden opgenomen in een Engels ziekenhuis.
12 augustus 1946: gedemobiliseerd.
In 1949 weer in het leger; opleiding tot inlichtingenofficier.
November 1951: aangesteld als plaatsvervangend compagniescommandant in de B Compagnie, Welsh Regiment bij de Britse Gemenebestdivisie in Korea, met de rang van kapitein.
23 juni 1952: bij een aanval op een door Chinezen bezette heuvel door diverse kogels getroffen en zijn linker oog verloren. Slaagde er niettemin in de heuvel vier uur vast te houden en het beoogde doel, het maken van een gevangene, te verwezenlijken. Rest ons nog te vermelden dat Dick Bingley het eerste “lid voor het leven” van onze Vereniging is en bovendien een stuwende kracht achter B.L.E.S.M.A., waarvoor Uw aandacht wordt gevraagd elders in deze Nieuwsbrief en in het voorwoord van onze voor- zitter (C.v.R.).

Download ministory

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Vraag of reactie?
Laat hier uw reactie achter.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.