MINI STORY VI

(Uit het oorlogsdagboek van het 64e Regiment Medium Artillery van 21/9 tot 26/9-1944)
Om ongeveer 7 uur kregen onze verkenningseenheden opdracht om naar een gebied te gaan dat U mijl van Nijmegen lag. Vanaf 9-35 arriveerde het regiments hoofdkwartier. En er was nog steeds geen nieuws van de le Airborne Divisie. Plotseling werd het soepele verloop van het regiments-radioverkeer onderbroken door een station dat een onbekend codeteken gebruikte. Het vroeg toestemming op ons net binnen te mogen komen. Hij kreeg bevel er af te gaan. Het hield aan: “We liggen onder zwaar granaat- en mortiervuur- kunt u ons helpen”. De stem was kalm maar er doorheen klonk een nadruk die ons aan het denken zette. We vroegen wie hij was. “De mensen die jullie proberen te bereiken”! kwam het antwoord.
Het leek ongelooflijk, maar het moest -het kon alleen maar 1 British Airborne zijn- of toch niet? Kon het een Duitse piratenzender zijn die zat te vissen naar gegevens?
Het leek nauwelijks waarschijnlijk, maar we konden geen risico lopen. We moesten het station met zekerheid indentificeren. Onze methode was ongewoon, maar dat was het hele geval toch al. De commandant kende de naam van de artilleriebevelhebber van de lucht¬landingsdivisie :
+) commandant Lt Kol.H.S. Hunt,RA DSO-OBE
“Begint Uw naam met een….?” vroegen we. “Ja, en mijn voornaam is ….”. “En kent U iemand die …. heet?”-gingen we verder, terwijl we de voornaam van een wederzijdse bekende noemden. Toen de achternaam van deze kennis onmiddelijk door de “piraten- zender”werd opgegeven wisten we zeker dat we zijn indentiteit hadden vastgesteld, First Airborne! En ze hadden dringend hulp nodig. Er moest iets gedaan worden!
Om 10.35 meldde onze afdeling 4,5″ stukken zich gereed. De Airbornes gaven ons twee doelen op: beide buiten bereik.
+) deze doelen lagen ten noorden van de Utrechtseweg in de buurt van hotel de Bilderberg
Ze gaven ons een derde die goed was. Twee correcties en toen schaal 10. Dit was nog maar een opwarmertje!
+) De eerste doelen lagen allen in de bossen ten westen van de Van Borsselenweg op de Hoge Oorsprong en de salvo’s lagen op de uitgangsstellingen van de Duitse troepen die de sector van de Borders bedreigden.
Het was duidelijk dat we de Airborne Divisie geen maximum ondersteuning konden ver-lenen vanuit onze huidige stellingen en dus ging rond het middaguur een van onze U,5” batterijen vier kilometer naar voren. Inmiddels bleef de andere batterij in actie waar zij was en beschoot nog 6 doelen. Helaas lagen vier andere buiten bereik maar toen de voorste batterij zich gereed meldde, werden ook deze onder vuur genomen.
Om 12.30 kwam er nog een vreemde zender op ons net. De spreker noemde meteen zijn naam. Plotseling nam de persoonlijke belangstelling toe. Een man die in gevaar ver-keerde in gesprek met een vriend die kon helpen. Maar er viel geen spoor te merken van het kleine drama dat zich binnen het grotere afspeelde in dit radiogesprek tussen ^ie Brigademajoor artillerie van de Airborne Divisie en de Adjudant van het 64e Regi-ment middelzware artillerie.
+ ) Brig.Maj: Tower; adjudant: Kapt. Scrimgeoup-
Het eerste “piratenstation” bleek een afdeling van het artillerie-hoofdkwartier.
+) Zie ministory IV
Het was, zoals we later ontdekten het toestel (+) z.g. 19 set) van de vooruitgeschoven Artilleriewaarneming-eenheid (forward observation unit) van het 30e korps.
Dat de le Airborne Divisie er niet best voor stond viel niet te ontkennen. Ze hadden maar één radioverbinding met de buitenwereld, via ons.
De situatie was wel zo slecht dat om 12 uur 50 de waarnemer aan de Brigademajoor meldde dat de vijand maar 35 meter van zijn stelling af lag.
+) Dit was bij de “Pergola” op de Hemelse Berg -de Duitsers stonden toen op de hoek van de Pietersbergseweg/Kneppelhoutweg met gemotoriseerd geschut en had-den de D-batterij van de Airborne-artillerie praktisch onder de voet gelopen.
We waren getuigen van de gespannen situatie toen we over de radio het geluid van ontploffende granaten hoorden.
De Airbornes vroegen dringend om een situatie-rapport; konden wij hen zeggen tot waar onze voorste tanks gevorderd waren? Hoe we het ook probeerden, we kwamen er niet achter.
En steeds maar volgde doel na doel, met nauwelijks een onderbreking. Soms schaal 1, soms schaal 3 en niet tevergeefs. Om kwart over één kon de artilleriecommandant rap-porteren dat de algehele situatie verbeterd was.
+) De juiste hoeveelheid vuur is niet bekend. Wel weten we dat de 4,5″ afdeling (8 stukken) totaal 3000 schoten afvuurde.Er werden gedurende de 5 dagen 160 doelen onder vuur genomen.

Om half twee kwam er nog meer goed nieuws. De commandant had een uitgebreid verslag uitgebracht op het korpshoofdkwartier en kwam terug met het bericht dat een strijd-macht bestaande uit een pantserregiment en een infanteriebrigade met ondersteunende artillerie het bevel had gekregen op te rukken en contact te maken met de le Airborne- divisie. En verder was er een afdeling 155mm geschut met grote spoed onderweg en zou een verbindingsofficier van de le Airborne Divisie zich bij het Regimentshoofdkwartier melden.
+) De 419e afdeling zware artillerie bestond uit 4 stukken, die gedurende de
5 dagen totaal 650 schoten afvuurden.
Tegen vieren was de 155mm afdeling al in actie.
Tot nu toe werkte de radioverbinding goed, in het bijzonder met de waarnemers. Maar de avond viel en zelfs de grootste optimisten onder ons twijfelden of het contact tijdens de duisternis behouden zou kunnen worden. Maar we moesten verbinding houden ook al be-tekende dit twee of drie tussenzenders. Daarom werd er een schakelstation uitgestuurd onder bevel van een officier. Zijn opdracht was kort en terzake: “Ga zover U kunt zonder krijgsgevangen gemaakt te worden en blijf in contact”. Dat deed hij en tot het eind van onze verbinding met de Airborne Divisie bleef het station in zijn vooruitgeschoven positie. Hun werk was van onschatbare waarde.
s Nachts had de CCRA (corpscommander Royal Artillery) een zender op onze frequentie (wat een unieke onderscheiding betekende) en om 7.20 had hij de artillerie-commandant van de Airborne Divisie om een opgave van de stand van zaken gevraagd, daaraan toe- .voegend: “We schieten hard op”. Het antwoord luidde: “Geen verandering-We zullen blij zijn jullie te zien”.
Later in de morgen kwam er een tweede radioverbinding met de CRA via de Airborne ver-bindingsofficier die aangekomen was met een zender naar zijn eigen post ten noorden van Nijmegen. Dit maakte het geheel iets gemakkelijker voor RHQ (Regimental Headquarters), maar voor de artilleristen was het even drukke dag als de middag ervoor.
Naast ons vuurplan ter ondersteuning van de Airborne Divisie werden 31 doelen door het Regiment bestookt. Geïnspireerd door de druk der omstandigheden werd er schitterend werk geleverd.
+) Behalve de doelen aangegeven door de Airbornes werd er door de 64e medium vuur uitgebracht volgens drie vuurplannen met de codenamen Guineas,Bill en Lincoln. Lincoln lag op het plateau van de Westerbouwing en de bossen ten noorden hier-van, Bill op de uiterwaarden aan de oostzijde van de perimeter en van Guineas zijn geen kaartcoördinaten bekend. Wij vermoeden dat het lag aan de noordzijde van de perimeter.

Een stuk van het 64e Medium Regt.in actie in de nabijheid van de Electrische Centrale.

Onze verplichtingen beseffend had de divisie (43e Infanterie divisie-Gen.Maj.Thomas) die we eigenlijk, dienden te ondersteunen, indien noodzakelijk slechts een beroep ge-daan op ons 5.5″ geschut; maar die dag werd het overduidelijk dat de Airborne Divisie al onze hulp nodig had wilde zij overleven. Om onze 5-5″ afdeling extra steun te laten verlenen werden stellingen gekozen in het gebied waar ook de 4.5″ kanonnen opgesteld stonden. Ze werden bij het aanbreken van de dag op de 23e betrokken.
+) Deze stellingen waren bij de electriciteitscentrale te Nijmegen, (kaartcoör- dinaten 6916 6295).
In normale.omstandigheden zou het Regimentshoofdkwartier zonder aarzeling mee opge-trokken .zijn, maar in dit geval stonden we voor een dilemma. Voorwaarts trekken zou ongetwijfeld onze regimentsverbindingen ten goede komen, maar zou ook de verbinding met de Airborne Divisie verzwakken en wel omdat het terrein naar de rivier toe afliep en meer bebouwd was. De plv commandant ging er op uit in een radiowagen en testte op verschillende plaatsen de ontvangst. Tenslotte vond hij een punt dat dicht genoeg bij de afdelingen lag en waar de ontvangst van de Airborne Divisie even goed was als het steeds al was. Hij besloot om het RHQ op te laten rukken. De adjudant en de radio- officier gingen vooruit met een klein tactisch hoofdkwartier, terwijl de rest met de Airborne Divisie in contact bleef. Er werd op het nieuwe terrein een antenne van 9 meter opgericht. De verbindingen waren goed en dus werden deze overgenomen teneinde het Tactisch Hoofdkwartier in staat te stellen zich bij hen te voegen. Die dag werden 25 doelen onder vuur genomen.
Onze zorgen namen langzamerhand toe. De divisie die we eigenlijk ondersteunden begon steeds meer een beroep op ons te doen. Onze aanvoerlijn was door de vijand afgesneden. Er kon geen garantie worden gegeven dat onze munitie spoedig aangevuld kon worden. Het was een gelukkig toeval dat het vooruitgeschoven munitiedepot was bevoorraad met medium-munitie vlak voordat de weg afgesneden werd. Maar bij de huidige vuursnelheid zouden we daar niet lang op kunnen teren.
Onze problemen werden echter wat verzacht toen een afdeling zwaar luchtdoelgeschut en nog een afdeling 4.5″ stukken onder ons bevel kwamen.
+ ) De sterkte van het 64e regiment medium artillery was nu: beide eigen afdelin¬gen: nl. de 211’en 212*afdeling middelzware artillerie, bestaande uit ieder 2 batterijen met 4.5 en 5-5″ geschut, + de 419e afdeling zware artillerie, de afdeling zwaar luchtdoelgeschut (dit werd ook tegen gronddoelen ingezet) en de 27e en 28e afdeling midelzware artillerie. Deze eenheden stonden onder rechtstreeks bevel van het 64e Regiment. Bovendien kon een beroep gedaan wor¬den op het in de nabijheid opererende 84e Medium Regiment Artillery. Er waren dus niet minder dan 10 batterijen beschikbaar om vuur uit te brengen op de sector Arnhem-Oosterbeek.
De toestand voor de Airborne Divisie werd wanhopig. Opgaven van vuurdoelen werden onderbroken door Slidexboodschappen van de CCRA aan de CRA AB.div.
+) Slidex is een bepaalde code. CCRA= Corpscommander Royal Artillery. CRA AB.div. = Commander Royal Artillery Airborne Division=Lt.Kol. Loder Symonds.
Er was nog steeds geen aansluiting en het was onwaarschijnlijk dat dit nog zou plaats-vinden. De voorraden raakten op. Het was tragisch te constateren dat de Airborne Divisie het niet lang meer zou volhouden in hun steeds kleiner wordende perimeter.
In de nacht van 24 op 25 september werd een poging ondernomen hen te bevoorraden. Het werd een mislukking. Door de sterke stroming en de modderige oevers slaagden slechts enkele Dukws erin de Rijn over te steken.
En zo werd om 10.25uur op 25 september het raadselachtige bericht “Berlijn vanavond” aan de CRA AB.Div. verzonden.
Er werd een vuurplan voorbereid. Onder dekking van een vernietigend spervuur werd “operatie Berlijn” uitgevoerd.
Het laatste verzoek om vuursteun was gedaan.
Namens de Airborne Divisie werd de volgende brief aan het 64e Medium Regiment Royal Artillery verzonden:

Onderwerp: Operatie Market Garden.
Aan Bevelvoerend Officier,
6h Medium Regt Royal Artillery,
British Liberation Army.
Namens de le Airborne Divisie wil ik dank uitspreken aan U, Uw regiment en de 419e afdeling zware artillerie voor de steun die U ons de afgelopen wee verleend heeft.
Het is overduidelijk dat de rol die het Regiment in de Slag om Arnhem ge a heeft van beslissende aard is geweest voor het overleven van de Divisie ge¬durende de negen dagen die zij doorgebracht heeft ten noorden van de rivier de Rijn.
Op het moment dat Uw Regiment in actie kwam stond de zaak er tamelijk slecht voor en Uw vuur maakte alle verschil uit.
Het was niet alleen het vernietigende en zeer accurate effect dat Uw vuur teweeg-bracht tijdens de laatste zes dagen van de slag dat ons allen zo’n hart onder de riem stak, maar ook de manier waarop aan alle verzoeken zo direct werd voldaan. De bevelhebbers van het 30e korps en van het Airbornekorps 1) hebben ingstemd met ons verzoek Uw regiment ons Airborne insigne, de Pegasus, te mogen aanbieden dat onder op de rechtermouw gedragen dient te worden.

Wij zullen het als een voorrecht beschouwen als U het wilt dragen als een blijvende herinnering aan onze samenwerking tijdens de Slag om Arnhem.
Ik hoop in de gelegenheid te zijn Uw regiment in de toekomst te bezoeken en officieren en manschappen persoonlijk te danken voor hun inspanningen.
27 Sep 44
Was getekend,
R.E. Urquhart, Generaal Majoor,
Commandant le Airborne Divisie.
1) Respectievelijk Lt Gen. Horrocks
Foto:Sergeant S.Hoppe,64e Medium
Regiment Royal Artillery,
2nd. Army.
Het Pegasus-embleem op de
rechter benedenmouw.
Samensteller:G.van Roekel.
Vertaalwerk:Drs A.Groeneweg.
Foto’s:Drs R.P.G.A.Voskuil.
en Lt Gen. Browning.

+) = toelichting door de samensteller .
In de volgende ministory wordt dit onderwerp afgesloten door een overzicht van de doelen welke door het 64e Medium Regt.gedurende de Slag om Arnhem onder vuur werden genomen.

Download ministory

Ministory V – ‘Time and age have dimned my memories’
Het begon een ministory te worden door een simpele zinsnede in het verslag van het 3e bataljon (Lonsdale force). Een zinnetje dat op het eerste gezicht niet van veel belang leek te zijn, n.1. “enemy infantry suffered casualties from 3” mortarfire, directed by Sgt.Whittingham, Ist Batalion”. U kunt er van opaan dat als, de rivaliteit tussen de elite-bataljons in aanmerking nemend, het 3e bataljon het nodig acht een simpel mortier- groepje van het le in het officiële oorlogsdagboek te vermelden, er sprake is geweest van opmerkelijke gebeurtenissen!
In ieder geval was dit hetgeen nodig was, om de “legpuzzle” waarvan bijna alle stukjes aanwezig waren in aanmerking te laten komen voor een mini-story.
Beschrijvingen van de gebeurtenissen door drie onafhankelijke bronnen, fotomateriaal en verslagen van ooggetuigen werden nu ondersteund door officiële verslaggeving!
Als uitgangspunt beschikten we deze keer over een heel bijzondere bron, n.1. het dagboek van een, destijds, 15 jarig meisje. Bijzonder waardevol in onze ogen, omdat kinderen op deze leeftijd scherpe waarnemers zijn en bovendien niet geneigd zijn deze waarnemingen te interpreteren. Een “kwaal” waaraan volwassenen zich veelal bezondigen. Niet dat wij leuge¬naars zijn, maar wij willen steeds maar oorzakelijke verbanden leggen en dit lofwaardig streven, dat nu eenmaal een eigenschap van volwassenen is (en behoort te zijn) is bij dit werk soms oorzaak van vreemde vergissingen. Vandaar onze blijdschap dat we over “kinder¬ogen” mogen beschikken bij de start van deze verhalen. Het in elkaar passen laten we deze keer aan U over. In verband met plaatsruimte verzoeken wij U het schetskaartje van mini¬story II hierbij te gebruiken.

Donderdag 21 september:

Donderdagmorgen krijgen we van de Engelsen eten. Vlees met nog iets er door heen. Afge¬lopen nacht zouden ze in de kamer zowat verbrand zijn. Ze hadden een kaars op een glazen asbakje staan. Deze is echter opgebrand, maar het asbakje is zo heet geworden dat het ge¬knapt is. Het tafelkleed heeft toen vlam gevat en er is een gat in de tafel gebrand. Ge¬lukkig hebben ze het toen gemerkt en uitgemaakt.
De hele donderdagmorgen is het schieten. We mogen de kelder tenminste niet uit.’s Middags hebben we weer van de Engelsen eten gekregen. Het was erg lekker.
Donderdagmiddag beginnen de Duitsers ineens hevig te schieten. Er komen veel Engelsen in de kelder. Dan komt er één de trap af en zegt dat er een wagen met munitie, die naast ons huis staat, een voltreffer heeft gehad en dat hij in brand staat. Alles ontploft nu natuur¬lijk. Alle Engelsen, die in de andere kelder zitten komen bij ons, want de wagen staat daar net boven het keldergat en dan zitten ze daar niet veilig meer. Ze hebben allemaal beilen (!) bij zich.
Er vliegen grote stukken uit de muur, maar het brandt nog niet. We zitten allemaal op de hurken en stijf tegen elkaar aan, zodat er zoveel mogelijk Engelsen bij in kunnen. Ze zitten op de trap tot boven aan toe. We worden allemaal erg stijf van dat zitten. Er komen een paar soldaten de trap af met één in het midden. Ze zeggen dat hij gewond is. Ze leggen hem op de grond in een wollen deken. Ineens wordt ik erg raar in mijn benen. Ik kan haast «et meer staan. Ik ga op een stoel zitten. Ineens komen Len en Gerald naar beneden. Ik n erg blij dat ik een paar bekende gezichten zie. Ze hebben de Engelse soldaat onder-zocht maar hij is niet gewond. Maar er is een granaat bij hem ingeslagen en daarom is hij erg geschrokken (geschokt, zeggen de Engelsen). Hij is een beetje gekalmeerd. Ze hebben hem een beetje eau de cologne gegeven en nu slaapt hij een beetje….
Oom Jan, (zo noemen we de Engelse gewonde, omdat hij zo op de broer van Mammie lijkt, die Jan heet) heeft ook wat gegeten en gedronken. Hij is echter heel wezenloos, want hij kent me niet eens, als ik hem vraag hoe hij zich voelt. Ze hebben hem een natte handdoek op het hoofd gelegd. Er komen telkens Engelsen naar hem kijken. Zij zijn voor hun gewonden heel anders, dan toen de Duitsers die bij Klaassen waren……….

“Oom Jan” heette in werkelijkheid Nobby Clarke, maar wat was er met hem gebeurd? Hiervoor citeren we “Een Brug te ver, blz 424 Ned. uitgave:

De “Tiger” bleek in werkelijkheid een gemotoriseerd kanon te zijn, een z.g. Stug III G. Op het schetskaartje is de situatie terug te vinden op “Ploegseweg”.(foto coll. Airb.Mus.)

Korporaal Sydney Nunn en een andere parachutist, soldaat Nobby Clarke, hadden vriendschap, gesloten met een zweefvlieger in een aangrenzende loopgraaf. Tijdens een pauze in de mor- tierbeschieting riep de piloot tegen Nunn: “Ik weet niet of je het weet, ouwe jongen, maar rechts van ons staat een knaap van een tank. Eentje van de “Tigerfamilie”. Clarke keek Nunn aan. “Wat moeten we doen?” vroeg hij. “Er een stelletje gaten in boren?” Nunn gluur¬de behoedzaam over de rand van de loopgraaf. Het was inderdaad een “knaap van een tank . Verborgen in de struiken vlak bij hen stond een anti-tankkanon, maar de bemanning ervan was gesneuveld en niemand van Nunns groep wist hoe het wapen geladen of afgevuurd moest worden. Nunn en de piloot besloten er naar toe te kruipen. Toen de mannen uit hun dekking klauterden,werden ze opgemerkt en het kanon van de tank begon te vuren. “We kropen zo dicht over de grond, dat we er met onze neuzen voren in trokken”, vertelde Nunn. “Onze bosjes begonnen er uit te zien als een houthakkerskamp, toen overal om ons heen bomen neer¬kwamen”. De twee mannen bereikten het kanon juist toen de “Tiger” ons persoonlijk attentie begon te bewijzen met zijn mitrailleur. De zweefvlieger keek langs de loop van het kanon en slaakte een vreugdekreet. “Ons kanon was regelrecht op de tank gericht. Als we geweten hadden hoe we het hadden moeten doen, hadden we niet beter kunnen richten”. De piloot keek Nunn aan en zei: “Ik hoop dat het ding werkt”. Hij haalde de trekker over. Door de hevige ontploffing die volgde, werden beide mannen op hun rug gesmeten. “Toen onze oren niet meer suisden, hoorde ik hoe de anderen om ons heen begonnen te lachen en te juichen”, zei Nunt^ Toen hij met ongelovige ogen in de richting van de tank keek, zag hij dat de “Tiger” in lichtelaaie stond en de munitie ontplofte. De zweefvlieger draaide zich om naar Nunn, gaf hem plechtig de hand en zei: “Zo, die zat”.

Wat Nobby Clarke betreft, dit gevecht was voor hem wel een beetje teveel van het goede, want door een toeval scheen hij steeds zijdelings betrokken te zijn bij wanhopige tankgevechten. De dinsdag daarvoor, waren hij en de overgebleven soldaten van de 3”mortier- sectie onder bevel van Sergeant Harold (Dick) Whittingham getuigen geweest van de actie van Baskeyfield V.C. onderaan de Accacialaan. Overigens was deze taaie mijnwerker uit Wales op vrijdag 22 september weer in staat zijn taak te verrichten als verbindingsman in de mortiersectie.
We geven hiervoor het woord aan Dick Whittingham:

Mijn orders in de Lonsdalegroep waren op donderdag 21 september de tuinen (nu Zuiderbeek- weg en Ploegseweg) en het stuk daarachter, het z.g. kerkeland en Bato’swijk, in de gaten te houden. Het stuk lag aan de Arnhemse kant van de wasserij van de firma Van Hofwegen. Een deel van de tuinen behoorde tot het huis en de smederij van de Heer Evert Breman (De huisnummers zijn nu Benedendorpsweg 117 en 119). Enkele van onze geweerschutters had¬den putten gegraven in dit deel van de tuinen, welke tegenover dit open stuk grond lagen. Hier liet ik Nobby Clarke achter om een waarnemingspost te maken aangezien de grond in de tuin te zanderig was om een diepe loopgraaf te graven. Op mijn tocht kwam ik bij een klein achterplaatsje van ongeveer 3 bij 9 meter terecht. Er was een ingang van ongeveer anderhalve meter breed en de plaats werd omgeven door de zijkant van een groot huis, een hoge stenen muur en een paar schuren. De hoogte van de gebouwen bedroegen wel zes meter; Ik had hier dus een prachtige “kuil” van wel 6 meter diep voor onze mortier.
In het huis woonden de heer en mevrouw Breman, hun beide dochters van 15 en 11 en nog twee oudere dames. De heer Breman was zeer hulpvaardig. Hij stemde er mee in dat onze mortier opgesteld zou worden op één meter afstand van zijn achterdeur en dat mijn mannen gebruik mochten maken van zijn huis en zijn twee kelders. Op één van de zolderkamers lag hun wintervoorraad fruit, groenten en tabak opgeslagen. In één van de schuren hield hij kippen. We hadden dagen geen warme maaltijd gehad, maar mevrouw Breman kookte voor ons, maar ook zou de familie in de komende dagen al hun voedsel met ons delen, totdat alles op was. Toen konden we nog niet vermoeden hoe hevig het gevecht, dat zou leiden tot de vol¬ledige verwoesting van dit deel van het dorp, zou worden.(Zie het schetskaartje van mini- story II). Toen we onze eerste salvo afvuurden vertelden mijn amnnen mij dat Breman tegen hen gezegd had dat het hem als muziek in de oren klonk!
In de dagen tussen donderdag 21 september en zondag de 24e, gingen mijn collega, sergeant Norman Geekie en zijn mannen er iedere dag en nacht op uit om granaten voor ons mortier te zoeken en eten op te scharrelen. Dankzij hun inspanning zijn wij nooit zonder munitie geweest. We vuurden iedere dag, met vele tussenpozen, granaten af op de bossen tussen de wasserij en het Gemeentehuis in Bato’swijk. Dit vuur moet heel wat slachtoffers gemaakt hebben bij de vijand. Deze beantwoordde ons vuur met een 6-loops mortier. We kregen het hard te verduren, maar er kwam toch slechts één granaat in onze stelling terecht en dat was volgens Frank Mc Cormick bovendien nog een blindganger! Hierbij moet echter wel wor¬den vermeld dat de andere granaten treffers waren op de daken van de gebouwen om ons heen!

De plaats van de mortieropstelling in 1946. Beide zusjes Breman, destijds 11 en 15 jaar, staan bij de achterdeur.

Op het schetskaartje boven de g. van Benedendorpsweg.
Het zal op zaterdag de 23e zijn geweest dat de Duitsers het open veld bereikten ongeveer 80 meter van onze waarnemingspost. Deze afstand is te gering voor een normale 3” granaat Ik liet de lading terugbrengen tot twee, daarna tot één en nog altijd vlogen de granaten over de vijand heen. In mijn wanhoop gaf ik order slechts de ontstekingslading te gebrui¬ken. Onze infantrie, Nobby en ik zagen de granaat opstijgen. Hij ging nauwelijks vooruit en ik dacht dat hij op onze waarnemingspost terecht zou komen! Toen draaide hij langzaam om in de lucht en landde precies op het doel. Er volgden nog twee granaten en toen kwam het tegenvuur tussen ons in, tot grote schade voor onze infantristen in hun schutters- putten.
Op zondag, de 24e, vond Nobby me gewond in de tuin en met behulp van de heer Breman, die van twee bezems krukken voor mij maakte, kregen ze me het huis en de kelder in.

Tot slot keren wij weer terug naar het dagboek en wel op zaterdag 23 september:
De Engelsen krijgen gebrek aan eten. Er zijn gisteren wel parachutes uitgegooid, maar er zijn er teveel buiten de Engelse linies gevallen, dus in Duitse handen. Ook zijn er in de wei gevallen, maar de Engelsen durven ze niet te halen, omdat er zo hevig gevuurd wordt. We hebben boven staan kijken, toen de parachutes naar beneden kwamen. Er komen er ook in onze tuin en achter op de plaats. We gaan weer naar beneden want de Duitsers beginnen weer te schieten. Ik heb Gerald gevraagd naar Len, maar hij praat er over heen.
’s Middags komt Frank de hele tijd naar beneden. Hij komt uit Ierland (Dublin), dus hij is ook vrijwilliger. Het is een aardige jongen met dikke zwarte krullen (Frank Mc Cormick was op dit tijdstip 18 jaar en diende onder een andere naam sinds zijn 16e jaar!) Hij is stapelgek op Koelie, die hij blondine noemt. Zij heeft hem ook Hollands geleerd zoals: “Hou je mond. Je bent een wurm. Wee. Ja. Je bent een kip zonder kop. Je bent een kat . Hij is er erg trots op dat hij dat allemaal kan zeggen. Als hij beneden komt repeteren ze het hele geval.

Maandag 25 september
Maandagmorgen is het nog tamelijk rustig. Ik ben met Gerald boven geweest. We stonden bij Tante Jo in de gang toen er een gewonde de keldertrap opliep (n.b. Het huis heeft twee kelders). Hij had de arm in de doek en het gezicht in verband. Dan wordt er een gewonde door een zestal soldaten de keldertrap opgedragen. Het is de Haviksneus.(Harold -Dick- Whittingham) Eén van de goede bekenden. Hij heeft het linkerbeen in het verband. Ik vind het erg zielig voor hem, dat hij nu zo hulpbehoevend is. Ik ga weer naar onze kelder, want het begint onrustig te worden. We zitten een poosje beneden als Frank de trap af komt^ Hij staat achter de mortier en moet om de vijf of tien minuten schieten. Maar in de vrije^ tijd komt hij bij ons in de kelder….
Hoe kwam deze episode over bij “Haviksneus” de gewonde Dick Whittingham?

Wij citeren: Dinsdag 26 september! In het vroege ochtendlicht was er boven mij een enorme ruzie. Weer was het onze gastheer Breman. Hij zorgde voor onze gewonden en was in een hoogloopende ruzie verwikkeld met SS-ers die voornemens waren handgranaten in de kelders te gooien. Maar hierin waren op dat tijdstip slechts vrouwen en gewonden!
Hoe dan ook, onze strijd in Oosterbeek liep teneinde. We verloren elkaar en het gezin Breman uit het oog. Gelukkig niet voor goed, want 15 jaar later ontmoette ik Frank weder¬om in Oosterbeek bij de Airborne-herdenking. Na het kerkhof en het oude Kerkje bezocht te hebben gingen we op speurtocht. We vonden de tuin met de waterpomp, “hier is het”, zei Frank en klopte aan op de achterdeur van nr 11?. En wie deed de deur open? Niemand anders dan mevrouw Breman. Het deed ons goed te horen dat het gezin en onze sectie het er levend hadden afgebracht en dat het meisje dat in die bewogen dagen voor ons piano speelde, in¬middels getrouwd met Chris van Roekel, op nr 119 woonde.
En ik? Als beloning voor het feit dat ik er verantwoordelijk voor was dat hun huis in puin werd geschoten, krijg ik iedere keer als ik hen opzoek, in plaats van een slaapplaats in de kelder zoals in 1944, de eer van de LOGEERKAMER.

V.l.n.r.: “Dick” Whittingham, Nobby Clarke en Frank Mc Cormick

Download ministory

Bijlage bij Nieuwsbrief no.13 Copyright V.V.A.M.
MINI-STORY IV, De artilleriesteun van het 2e Leger aan de 1e Britse Airborne Divisie tijdens de Slag om Arnhem.
door: Mr. J. Terhorst, Oosterbeek.

Veel is bekend geworden over de volstrekt onvoldoende radioverbindingen, zowel tussen de Airborne Divisie en de buitenwereld, als onderling binnen de divisie. Daarom immers trachtte generaal Urquhart maandag 18 september per jeep de brug te bereiken.
Het Engelse idee dat de in de Noordafrikaanse woestijn gebruikte “desert-sets” het ook in het vlakke Nederland goed zouden doen is in onze bossen en heuvels een grote misrekening geworden.
Daarom meen ik de aandacht te mogen vestigen op de twee enige goed-werkende verbindingen, beide te danken aan artilleristen, wat mij als batterij-commandant uit onze eigen oorlog in mei 1940 nog extra goed heeft gedaan.
De eerste “radio-link” was die tussen Oosterbeek en Arnhem gedurende de eerste vier dagen van de slag, toen regelmatig contact bestond tussen de Airborne-artillerie bij de Oude Kerk in Oosterbeek-laag en de mannen van Lt.Col.Frost bij de Rijnbrug, met name met de daar aanwezige artillerie-waarnemer majoor Mumford. De houwitser- batterijen bij de Oude Kerk konden de Duitse belegeraars van de ruim 500 Airbornes bij de brug exact onder vuur houden, ook al moesten deze houwitsers op maximum afstand vuren. Directe waarneming vanaf de kerktoren in Oosterbeek kwam de radio-verbinding te hulp. Daarom juist had deze artillerie stelling genomen in de velden bij de Beneden- dorpsweg, met de Concertzaal als regiments-commandopost. Langs deze radioverbinding heeft Frost kunnen melden hoe het hem bij de brug verging; alleen het laatste bericht van de overgave is niet doorgekomen naar Oosterbeek en pas later bekend geworden. Ook het radiocontact vanuit Oosterbeek met het uit het zuiden oprukkende legerkorps van generaal Horrocks was aan artillerie-apparatuur te danken. Ditmaal niet van de Airborne-guns, maar van de “Forward Observation Unit”. Hiertoe behoorde Captain McMillan met zijn rechterhand Sergeant Norman Patton. Pas later is mij duidelijk geworden, als verklaring voor hun afwachtende houding de eerste dagen bij ons huis, dat zij niet bij de Airborne-artillerie behoorden. Zij waren wel met hen door de lucht vervoerd, maar zij fungeerden uitsluitend als waarnemers voor de zware leger- korps-artillerie, zodat zij geen taak hadden zolang deze niet in Nijmegen was aange¬komen en opgesteld.

Sergeant Patton en de schoorsteen van Wasserij van Hofwegen, waarlangs hij op donderdag 21 september 1944 met zijn radioapparatuur omhoog klom.
( Foto’s : Mr.Patton en Wasserij Van Hofwegen ).

Het totstandkomen van hun eerste radiocontact met het 64e Regiment Middelzware Artil-lerie bij Nijmegen op donderdag 21 september wordt boeiend beschreven door Christopher Hibbert in zijn boek “Arnhem 17 – 26 september 1944”, waaruit ik hier blz. 172 – 173 laat volgen in de voortreffelijke vertaling van P.R.A.van Iddekinge uit 19Ó2;
– Het contact met het 64e Regiment was even na negenen tot stand gebracht door kapitein McMillan van de 1 Forward Observation Unit. Overste Thompson had generaal Urquhart ver¬gezeld op diens inspectietocht door de sector van zijn regiment. Het laatste punt dat bezocht moest worden, was de commandopost van de le Lichte Afdeling, die zich achter een wasserij bevond. “Toen ik vlak achter de divisiecommandant binnenkwam”, vertelt overste Thompson, “zag ik kapitein McMillan met de commandant van de artillerie (. overste Loder Symonds ) praten en hem zijn koptelefoon en microfoon overhandigen. Uit de gespannen houding van de commandant kon ik opmaken dat er iets belangrijks aan de hand was. Verscheiden malen riep hij in het apparaat, zeggende dat hij “Sunray” was ( dat was de code-aanduiding voor een commandant ) en toen : “ja, en mijn voornaam is Robert”. Vervolgens:”Wacht even!” Even stond hij geamuseerd te kijken en toen riep hij opgewonden: “Ja, Armitage, Charles Armitage”. Hij wendde zich om naar de divisiecomman¬dant en deelde mede dat we radiocontact hadden met het 64e Regiment Middelzware Artil¬lerie. De spanning in de commandopost was gebroken en ging over in een gevoel van op¬getogenheid. Dit was groot nieuws.. Het schijnbaar niet ter zake doende radiogesprek was het resultaat van de pogingen van het 64e Regiment om zekerheid te verkrijgen om¬trent de identiteit van onze zender. –
Wat niet vermeld wordt en waai’ het mij nu juist om gaat, als een aspect dat elders ook niet vermeld wordt, is dat dit radiocontact op donderdag 21 september door sergeant Patton tot stand werd gebracht. Toen McMillan en hij maar geen contact konden krijgen met de legerkorps-artillerie is Patton tenslotte met zijn apparatuur langs de schoor¬steen van Wasserij van Hofwegen omhoog geklommen, daarbij gebruik makend van handvaten en treden voor schoonmaak en reparaties. Waar het uitzicht op Nijmegen vrij was en geen bossen of huizen het radiocontact belemmerden, heeft hij zijn apparatuur aange¬bracht en contact gekregen met de artillerie in Nijmegen. Toen dit was gelukt heeft hij direct zijn chef McMillan gewaarschuwd, die met generaal Urquhart, Lt.Col.Loder Symonds en Lt.Col.Thompson bij de Wasserij arriveerde, al overtuigd van het grote belang om nu de situatie in Oosterbeek aan Nijmegen te kunnen melden. In “plain language”, d.w.z. zonder codering hoorde Patton generaal Urquhart zeggen ( vertaald ): -“Zware vijandelijke aanvallen op de verkeersbrug. Toestand kritiek voor de kleine strijdmacht. Ook vijandelijke aanvallen op de positie van de divisie ten oosten van de streek rond Heelsum en ten westen van Arnhem. Toestand ernstig, maar ben bezig met het restant van de divisie een hechte verdediging rond Hartenstein op te bouwen; zo snel mogelijk ontzet voor beide sectoren een gebiedende eis. Beheers nog steeds het veer Heveadorp.”-
In opdracht van generaal Urquhart is dit goed werkende radioapparaat toen overgebracht naar de omgeving van Hartenstein, n.1. de heuvel in het park de “Hemelse Berg” bij het monument voor Mevrouw Kneppelhout-van Braam, opgericht door “Het dankbare.Oosterbeek” op haar 70ste verjaardag, gevierd op ( let wel! ) 17 september 1895- Vanaf donderdag 21 september is het gebruikt voor het inschieten van de artillerie in Nijmegen. Aanvankelijk met één kanon, dat thans is opgesteld in het Londense Artil¬lerie Museum. Later met een volledige batterij van dit zware geschut. De beschietingen werden beurtelings geleid door Loder Symonds en McMillan, die zich met Patton bij het monument hadden ingegraven. Het leiden van de vuursteun was een preciese taak omdat de kanonnen op een afstand van 18 kilometer vlak voor de linies van de Airborne troepen moesten vuren. De volgende dagen is deze artilleriesteun van grote betekenis geweest. Tenslotte heeft McMillan in de nacht van de terugtocht dermate nauwkeurige aanwijzin-gen aan de legerkorpsartillerie kunnen geven, dat de Duitsers een aanval vanuit de Betuwe over de Rijn veronderstelden, hetgeen omgekeerd juist de terugtocht mogelijk heeft gemaakt. Nog steeds diende hierbij Patton’s radioapparatuur.
Het totstandbrengen van dit radiocontact met Nijmegen heeft Patton een prijzende brief opgeleverd, getekend door Veldmaarschalk Montgomery:
“Hij slaagde erin op 21 september contact te maken met een onbekend station, dat zoals hij zich spoedig realiseerde een artillerie-regiment van het Tweede Leger was. Door zijn initiatief was hij in staat dit station van zijn goede trouw te overtuigen en hij onderscheidde zich als de eerste verbindingsman van de le Airborne Divisie, die contact maakte met het Tweede Leger. Daardoor bracht hij ten bate van zijn in het nauw gebrachte formatie de artilleriesteun, waaraan zij zo’n grote behoefte hadden”.

Download ministory

Bijlage bij Nieuwsbrief no.12 Copyright V.V.v.h.A.M.

Velen onder ons zullen zich herinneren dat er, toen wij in het voorjaar van 1945 terugkeerden naar Oosterbeek, een zwaar beschadigde trein stond op de spoordijk tussen station Oosterbeek-Laag en de spoorbrug over de Rijn. Die trein stond daar al op zondag 17 september 1944-.
Volgens de eerste inlichtingen die bij ons binnenkwamen, was de trein op zondag 17 september 1944 uit de richting Nijmegen gekomen. Na het passeren van de spoor-brug zou de trein op de spoordijk tot stilstand zijn gekomen tijdens een lucht-aanval van Geallieerde jachtvliegtuigen. In enkele getuige-verslagen werd zelfs gesproken over mensen die men tijdens de aanval uit de trein had zien vluchten. Bij nader onderzoek bleken deze feiten niet juist te zijn.
Gegevens van de Nederlandse Spoorwegen wezen op een geheel ander verloop van de gebeurtenissen.
De trein, die de Oosterbekers op zondag 17 september 1944 op de spoordijk hadden zien staan, was al één of meer dagen daarvoor vanuit Arnhem daarnaartoe gereden en neergezet op het oostelijke spoor. De reden van deze maatregel was dat zulke “burger”-treinstellen veiliger stonden buiten het rangeer-emplacement bij het Arnhemse station. Bij dit station was, vanwege het drukke Duitse militaire trein-verkeer, de kans op beschadiging door luchtaanvallen veel groter. Het treinstel, waarvan hier sprake is, was al eerder beschadigd.
Reeds vanaf mei 1940 was de spoorbrug bij Oosterbeek enkelsporig; slechts het westelijke spoor was beschikbaar voor doorgaande treinen. Een deel van het oostelijke spoor, even ten noorden van de brug, was doodlopend en werd gebruikt als parkeer-spoor. Hierop was de trein neergezet.
Oorspronkelijk was het een zgn. diesel-elektrische trein. De dieselmotoren waren echter verwijderd en door de N.S. veilig opgeslagen voor “betere tijden”. Bovendien was de dieselolie in die tijd toch schaars. Deze dieselmotor-loze trein-stellen, die vreemd genoeg bij de N.S. “zweefvliegtuigen” werden genoemd, werden getrokken door korte elektrische treinstellen. Deze fungeerden dus als locomotief.


De trein op de spoordijk bij Oosterbeek, gefotografeerd op 24 september 1945. Duidelijk is te zien dat de trein is samengesteld uit twee korte (elektrische) treinstellen en twee lange (diesel) treinstellen.( foto: Ir.J.Voskuil ).

Als ouverture van de Slag om Arnhem vielen op zondag 17 september 1944 Geallieerde jachtvliegtuigen de bij de brug opgestelde stukken luchtdoe1-geschut aan. In welke mate de trein daarbij ook werd getroffen, is niet bekend.
Merkwaardig is dat de trein in geen enkel gevechtsrapport wordt vermeld. Bij de poging van de C-compagnie, onder bevel van majoor Victor Dover, om zondagmiddag de spoorbrug intakt in handen te krijgen, is de trein vrijwel zeker een doelwit geweest voor de parachutisten.
Tijdens de duels tussen de 3e Batterij van de Royal Artillery bij de Oude Kerk en het 37e Duitse Zware Mitrailleur-bataljon, dat tijdens de Slag bij Arnhem van achter de spoordijk de uiterwaarden bij Oosterbeek bestreek,stond de trein opnieuw in het schootsveld.

Gedurende de winter van 1944- op 1945, toen de Veluwezoom voortdurend vanuit het zuiden door Geallieerde kanonnen werd beschoten, zal de trein ongetwijfeld ook de nodige voltreffers hebben moeten incasseren.
De foto’s die kort na de Bevrijding, maar voor 13 september 1945 zijn genomen, laten zien dat een deel van de trein is verbrand en dat ook de rest van de trein zware schade heeft opgelopen.
De geschiedenis van de trein heeft echter nog een merkwaardig vervolg gehad, dat tot 19 februari 1951 de gemoederen heeft bezig gehouden. Op die datum werd door bemiddeling van een speciale rechter, de heer Brett Cloutman, in Londen overeen-komst bereikt over de betaling van een schadevergoeding aan de Nederlandse Spoorwegen. De aanleiding van het proces, dat werd gevoerd tussen de film-maatschappij die de film “Theirs is the Glory” had gemaakt en de N.S., was het op 13 september 19^5 in brand steken van het nog bruikbare deel van de trein voor de opnamen van de film. De heer J.ter Horst, destijds waarnemend burgemeester van de Gemeente Renkum schreef hierover: “In september 19^5 werd de film “Theirs is the Glory” opgenomen, waarin 300 Airbornes onder commando van majoor Maquire ter beschikking stonden van het RANK- concern. In overleg met het Gemeentebestuur hebben zij enkele malen beschadigde, maar nog overeind staande huizen, die toch gesloopt moesten worden, in brand gestoken voor deze film. Zonder overleg is dit ook toegepast op het treinstel op de spoordijk. Johan Wesselink, de plaatsvervangend gemeentesecretaris, die het treinstel vanuit zijn woning kon zien staan, kwam onthutst over deze vernieling op het tijdelijke Gemeentehuis “De Bilderberg”. Toen de Spoorwegen aan het Gemeentebestuur getuigen vroegen voor een proces tegen het RANK-concern kon ik Wesselink opgeven. Hij is toen naar Londen geweest in het najaar van ±9J’+5 om te getuigen en de Spoorwegen hebben inderdaad de schade vergoed gekregen”.
De heer T.W.Maassen, zoon van een destijds in funktie zijnde politie-ambtenaar en (oog)getuige van de gebeurtenissen, gaf ons inzage in een brief welke zijn vader op 19 februari 1952 ontving van de N.S. De tekst luidde als volgt: “Daar U medegewerkt hebt voor het vergaren van bewijsmateriaal in de zaak van ons proces tegen de Engelse filmmaatschappij om schadevergoeding te krijgen wegens het in brand geraken van onze dieseltreinstellen te Oosterbeek op 13 september 1945, heb ik het genoegen U te be¬richten dat deze zaak door een redelijke schikking tot ons genoegen geëindigd is”. U begrijpt nu ook waarom de scene “Brand in de trein” zorgvuldig buiten de film is gehouden. Het was dus in dubbel opzicht een zinloze vernieling!


Detail van de vernielde trein. ( foto: N.S. ).

Download ministory

Bijlage Nieuwsbrief 11. copyright V.V.A.M.
Enige algemene gegevens:
Ongeveer in augustus 1944 verschenen de eerste Pzkw VI, beter bekend onder de naam Königs- tigers, aan de verschillende fronten. Deze tank was op vele punten superieur aan die van de Geallieerden. Met name door zijn bepantsering van maximaal 185 mm en zijn 88 mm kanon. Er werden er slechts 485 gebouwd, maar het staat wel vast dat enige van deze kolossen door de Duitsers werden ingezet tijdens de operatie Market-Garden. Zij duiken op, getuige bijgaande foto,in Oosterbeek, maar ook in Elst en in de sektor Nijmegen-Eindhoven.
In tegenstelling tot de nu toe aanvaarde stelling dat deze tanks deel uitmaakten van het 2e SS-Panzercorps, staat vast dat in de organisatie van de SS deze zware tanks onder-gebracht waren in speciale tankbataljons, die naar behoefte gedetacheerd werden.
Deze zware tankbataljons hadden hun eigen reparatieafdelingen en logistieke verzorging.
De bemanningen waren samengesteld uit ervaren veteranen uit de Russische,Italiaanse,Noorda- frikaanse en Normandische slagvelden.
Hoewel veelal geschreven wordt over gebrek aan initiatief aan Duitse zijde,zijn wij ge-neigd voor deze eenheden juist het tegengestelde te aanvaarden. Van de Hohenstauffendivisie staat vast dat deze juist overal ingezet werd waar de benarde toestand een snelle reactie noodzakelijk maakte en voor de zware SS tankbataljons gold dit in nog sterkere mate. Tevens moet in dit verband opgemerkt worden dat, in tegenstelling tot de geallieer¬de legerorganisatie, de Duitse samenstelling van zogenaamde “Kampfgruppen”,buiten de organieke organisatie om,een gewone zaak was.
Tot grote schade voor de le Airbornedivisie kan deze tegenstander gekenschetst worden als zeer initiatiefrijk en inventief!
Volgens diverse bronnen werden tijdens de Slag bij Arnhem diverse,zeer belangrijke ver-sterkingen onder bevel geplaatst van de “Kampfgruppe 9 SS Panzerdivision-Hohenstauffen”, die zelf nooit in staat geweest zou zijn de le Airbornedivisie een nederlaag toe te brengen.Op 24 september 1944 kan gerust aangenomen worden dat tweederde van de strijd-macht gedetacheerd was onder bevel van Luitenant-Kolonel Harzer en niet organiek deel uitmaakte van zijn eenheid.
Hieronder bevond zich een eskadron met 15 Königstigers,type Ilb van het 506e zware tank- bataljon onder commando van Majoor Lange en een versterkt eskadron Pantertanks(13) van de 280e”Stürmgeschütz-Brigade’.’


De Tigertank in de Beneden-Weverstraat in Oosterbeek.Inzet Lt.Ian Meikle,R.A.

Verdere gegevens over de gloednieuwe Königstiger in de Weverstraat.
Deze praktisch rechtstreeks uit de fabriek afkomstige tank(afleveringsdatum 20-8) werd in het voorjaar van 1945 totaal vernield aangetroffen bij de inrit van het bedrijf
van Meelhandel Arie van Veelen(nu Fa.Den Boer.)Bijgaande foto laat ons de tank zien,zoals deze oorspronkelijk werd aangetroffen.Voor de opnamen van de film “Theirs is the Glory werd later de koepel 180 gedraaid(zie foto in nieuwsbrief 10).
De Königstiger heeft vele treffers moeten incasseren;de ernstigste schade is waarschijnlijk toegebracht door piatbommen.Het is duidelijk zichtbaar dat een deel van de lange loop van het 88 mm kanon eraf geschoten is, maar de meest dodelijke treffer is van achteren afgevuurd en heeft de “achilleshiel” van de Tiger geraakt.Het gat is zichtbaar juist tussen koepel en chassis. Een van de zwakke punten van dit type was namelijk dat in de koepel zeer veel munitie aanwezig was. Omdat deze tank ontzettend zwaar was (68 ton) en zeer veel brandstof nodig had, moest op zeer kwetsbare plaatsen munitie opgeslagen worden, met alle gevaren van dien;Het is dan ook vrijwel zeker dat er geen overlevenden zijn geweest aangezien het gehele interieur ontploft is, hetgeen door ooggetuigen uit 1945 wordt bevestigd.
Het fatale schot is waarschijnlijk afgevuurd vanuit de Oude School. Informaties en inlichtingen maken het nagenoeg zeker dat de datum waarop het gevecht plaatsvond donderdag,21 september was.
Wie van Engelse zijde hebben hierin een rol gespeeld?0ok hier zijn enige verrassende feiten aan het licht gekomen!
In tegenstelling tot hetgeen in Ryan’s boek staat met betrekking tot wasserij Van Dolderen en majoor Cain,V.C. van de South Staffords,blijkt dat er wel sprake is van een wasserij, maar niet de bovenvermelde.Niet wasserij Van Dolderen,maar de Oostelijk van de school gelegen wasserij Van Hofwegen wordt bedoeld.Cain heeft hier met zijn South Staffords geopereerd,zijnde het noordelijkste deel van de Lonsdale Force.Minder bekend is dat Cain een metgezel en vuurleider had,namelijk de luitenant Meikle,R.A.Luitenant Meikle werd het laatst levend gezien in de kelder van de familie Breman op 21 september en sneuvelde op deze dag toen hij als waarnemer optrad en van achter een van de schoorstenen van de huizen in de buurt van de tank aanwijzingen gaf aan Cain.U kunt dit verslag vinden in Hibbert’s boek “The Battle of Arnhem” op bladzijde 171.Het is hoogstwaarschijnlijk dat het duo Cain-Meikle betrokken is geweest bij de vernietiging van de Königstiger.Meikle behoorde tot de batterij 75 mm houwitzers,die opgesteld stond op de akkers tussen Stalhouderij Klaassen-Smederij Breman én Wasserij van Hofwegen(zie situatieschets).Meikle(zie foto) is begraven op dit terrein of zwaargewond naar de Kerk gedragen(hierover bestaat geen zekerheid). Misschien komen er nog nadere gegevens uit Engeland,maar het staat wel vast dat deze feiten in grote lijnen kloppen.Indien er nadere gegevens aan het licht komen, dan worden deze in de volgende nummers van de Nieuwsbrief vermeld.

Kaartje van een deel van het Benedendorp in Oosterbeek.De gearceerde bebouwing is tijdens of na de Slag bij Arnhem verwoest of zwaar beschadigd.1.De duitse Königstiger in de Be¬neden Weverstraat;2.De Oude School;3.Wasserij Van Hofwegen;4.Batterij 75 mm houwitzers;5 Wasserij Van Dolderen.

Dank aan de vele Vrienden en anderen die de moeite namen te reageren.
C.van Roekel.

Download ministory

(Bijvoegsel bij Nieuwsbrief No.10)
Ter introductie van de “mini-story”:
De redactie van de Nieuwsbrief heeft het altijd jammer gevonden dat er in ons blad geen ruimte was voor het opnemen van gegevens over de Slag bij Arnhem,die elders nog niet of nauwelijks zijn beschreven en dat ook de leden hun eventuele schrifte-lijke bijdragen over een bepaald onderwerp niet kwijt konden.
Bij ons leven vragen over bepaalde gebeurtenissen met betrekking tot de Slag bij Arnhem en bij U waarschijnlijk ook.Wij kunnen Uw vragen misschien gedeeltelijk be-antwoorden en misschien kunt U vragen van ons of van mede-geïnteresseerden oplossen. Het lijkt ons daarom een goed idee om met een rubriek “mini-stories” te beginnen. Deze mini-stories zullen worden gepubliceerd in een los blad,dat bij de Nieuwsbrief zal worden gevoegd.Iedere mini-story zal in het voorgaande nummer worden ingeleid door een korte omschrijving,een aantal vragen en eventueel een foto.In het uitein¬delijk te publiceren verhaal wordt alle door U gegeven informatie verwerkt,zodat een zo compleet en betrouwbaar mogelijk beeld ontstaat.Dankzij deze “legpuzzle- taktiek” is er dan misschien een blinde vlek minder in onze kennis van de Slag bij Arnhem.
U kunt zowel mondeling als schriftelijk Uw gegevens kwijt bij een van de bestuurs-leden of in het Museum.Het liefst schriftelijk natuurlijk.
Als U vragen hebt over een bepaald onderwerp,dan kunt U die ook indienen.
Wij hopen dat ook onze Engelse vrienden,in het bijzonder natuurlijk de oud-strijders, hun onmisbare bijdrage willen leveren.
Nu krijgen we nog de kans om gegevens te verzamelen van mensen die de Slag bij Arn-hem zelf hebben meegemaakt.Over enige tijd zijn we afhankelijk van overlevering,met alle beperkingen van dien.

MINI-STORY 1: Engelse postduiven tijdens de Slag bij Arnhem.
In de lezing van de heer W.Boersma over de verbindingen tijdens de Slag om Arnhem, kwam ook even ter sprake dat er, toen de radioverbindingen gedeeltelijk faalden,op beperkte schaal gebruik is gemaakt van postduiven. Hieronder volgen daarover nog enige aanvullende gegevens.
De Eerste Engelse Airbornedivisie had in totaal 82 postduiven ter beschikking tijdens de operatie bij Arnhem. Deze duiven waren verdeeld over de verschillende onderdelen van de divisie en waren afkomstig van de Royal Air Force.Hun “thuisbasis” lag in de omgeving van Londen.

Links:de duif “William of Orange”;midden:de “Dicken Medal”:rechts:parachutist met duivenkoker.
De duiven die door de parachutistenbrigades werden meegenomen werden ieder ver¬voerd in een speciale koker.
Van de 82 meegenomen duiven keerden er uiteindelijk slechts 14 terug, en van deze 14 hadden er slechts 3 een bericht bij zich.
Het bekendst is de prestatie van de duif “William of Orange”,die op dinsdag 19 sep-tember I9W om half elf ’s morgens bij de Rijnbrug werd losgelaten en die om vijf minuten voor drie ’s middags in Londen terug was.Hij legde de afstand van ongeveer 400 kilometer,waarvan 200 kilometer over zee,af met een vliegsnelheid van ca.1600 meter per minuut,hetgeen een reusachtige prestatie is.
Contact met generaal-majoor J.Frost leverde nog de volgende gegevens op:
Hij herinnerde zich nog goed dat de duif eerst nog op het dak van één van de huizen ging zitten en door een van zijn mannen met een salvo uit een stengun verjaagd moest worden.
Verdere gegevens werden gevonden in “Parachuting Spectacular 2”,het programmaboekje van de 40 jaar “Parachute Training of Allied Airbome Forces at Tatton Park and Ring- way”.De vertaling van de hierin opgenomen tekst luidt als volgt: William of Orange V.C.
Doffer,geringd N.P.S. 15125.Gekweekt in de duivenstal van Sir William Procter Smith, Bexton House,Knutford,door de heer J.Summer,zijn duivenverzorger.
De duif werd door een verbindingsman van het 2e parabataljon meegenomen naar Arnhem. William werd met een dringend bericht gelost bij de brug in Arnhem en vloog de 283 mijl naar zijn hok te Wing House Londen in 284- minuten!
Kort nadat hij de duif had losgelaten is de verbindingsman bij de brug gesneuveld. Vanwege zijn verdiensten voor de Eerste Engelse Airbome Divisie werd “William of Orange” onderscheiden met de Dicken Medaille,het Victoria Kruis voor dieren.
Deze medaille en de foto van de duif zijn nu te zien in het Imperial War Museum in Londen. (Het Airborne Museum beschikt sinds kort over een houten model van de duif en over foto’s van de duif en zijn medaille. Noot redactie)
Tegen het einde van de oorlog werd de duif door Sir William voor een bedrag van 165 pond teruggekocht,ter gelegenheid van een verkoping ten behoeve van het R.A.F. ondersteuningsfonds.Hij overleed in de duivenstal te Bexton in 1960.
Bovenstaande informatie is afkomstig van de heer F.Gamer,vriend van wijlen de heer John Summer.

Mini-story voor het volgende nummer:De Duitse tank in de Beneden-Weverstraat in Oosterbeek.
Geen enkele Duitse tank is tijdens de Slag bij Arnhem zo ver de perimeter binnen-gedrongen.Hoe kwam dat? Wanneer is dat gebeurd? Wie zijn verantwoordelijk geweest voor de vernietiging? Hoe is dat gebeurd?
Als U hierover iets weet, schrijft U ons dan even. Gaarne bovenaan de brief vermelden: “mini-story”.
Alvast dank voor Uw medewerking!
U kunt Uw correspondentie hierover kwijt bij C.van Roekel,Bendendorpsweg 119,6862WE, Oosterbeek of op het Museum.

Download ministory