MINISTORY XXXII
Bijlage bij Nieuwsbrief No.44
LUITENANT-KOLONEL M.E.M. HERFORD MBE MC, EEN NIET ‘AIRBORNE’ DOKTER IN DE WILLEM III KAZERNE TE APELDOORN, 25 SEPTEMBER – 16 OCTOBER 1944,
door: H.van den Breemen

Wie is Martin Herford, van wie één van de as he was in Apeldoorn he PUT THE GERMANS bij het tot stand komen van de Willem III Hier volgt zijn verhaal.
Airborne dokters later zei: ‘As soon AT WORK’. En wat is zijn rol geweest kazerne in Apeldoorn als hospitaal?
Afgestudeerd als dokter in 1937, ging hij in in januari 1938 naar Spanje, waar de burgeroorlog woedde, om de ‘Society of Friends’ (Quakers) te helpen bij het verzorgen van ontheemde kinderen. Het was in de tijd dat Franco de Duitse en Italiaanse luchtmacht de gelegenheid gaf ongehinderd bombardementsvluchten uit te voeren. De vernietiging was vreselijk.
Begin 1940 ging hij naar Finland. Hij reisde mee als dokter van een afdeling vrijwilligers voor het Finse leger, dat streed in de Fins-Russische oorlog. De Russen dwongen echter een wapenstilstand af en de vrijwilligers zaten klem in Finland.

Dr Herford

Met een flinke portie geluk kreeg Herford in januari 1941 van de Russische ambassadeur in Stockholm een visum om door Rusland te reizen. Een reis die hem voerde via Leningrad naar Odessa, over de Zwarte Zee naar Constantinopel, via Ankara, Sirië, Libanon en Palestina en hem uiteindelijk naar Cairo in Egypte bracht. Hier begon zijn militaire loopbaan en werd hij aangesteld bij het 24th Casualty Clearing Station, Royal Army Medical Corps (RAMC), dat op het punt stond naar Griekenland te vertrekken. De Duitsers dwongen het Expeditie Leger echter tot een terugtocht en in april was hij weer in Cairo. Tijdens de terugtocht had hij een trein ‘georganiseerd’ voor het vervoer van gewonden. Hiervoor werd hij onderscheiden met het MBE.

Hij werd aangesteld als plaatsvervangend commandant van het 7th Motor Ambulance Corps, een eenheid van 70 ambulances die het vervoer van gewonden in de westelijke Woestijn verzorgde. Een half jaar later kreeg hij het bevel over het 16th Motor Ambulance Corps. Tijdens de terugtocht op El Alamein werd zijn auto opgeblazen door een mijn en was hij een tijdje uit de roulatie.
In april 1943 werd hij benoemd tot plaatsvervangend commandant van No.200 Field Ambulance. Deze eenheid was toegevoegd aan No.231 ‘Malta’ Brigade, die onder commando stond van (toen nog) Brigadier Roy Urquhart. Samen met deze brigade maakte hij de invasie van Sicilië mee en een onafhankelijke landing bij Porto Venere in Italië. Voor beide akties werd Dr.Herford onderscheiden met het Military Cross.
In November 1943 keerde de brigade terug naar Engeland om zich voor te bereiden op de invasie van Normandië. Dr.Herford werd bevorderd tot Luitenant-Kolonel en kreeg het commando over No.163 Field Ambulance. Een maand na de invasie in Normandië kwam hij aan en volgde met zijn eenheid de Guards Armoured Division naar Brussel.
EN DAN BEGINT OP 17 SEPTEMBER OPERATIE MARKET GARDEN.
Op 23 september ontmoette Dr.Herford bij de brug in Son Brigadier Bagger, commandant van de medische eenheden van het Airborne Corps. Brigadier Eagger was zeer verontrust over de situatie bij de Eerste Britse Airborne Divisie bij Oosterbeek. Er waren berichten binnen gekomen waarin melding werd gemaakt van 2000 gewonden en van een schreinend tekort aan medische voorraden. Er werd be-sloten dat Dr.Herford de beschikking zou krijgen over reserve medische voor¬raden en zou proberen deze over de Rijn te krijgen. Er was echter een ernstig tekort aan boten. Niettemin vertrokken 79 voertuigen vanuit Nijmegen naar Driel. Vlakbij de plek die Dr.Herford als kampement gekozen had, werd de kolonne van de weg gecommandeerd door Major General Thomas, commandant van de 43st ‘Wessex’ Division. ‘What the hell is a medical unit doing here? I want guns!’ Een nachtelijke poging om de Rijn over te steken ging niet door wegens gebrek aan boten.
In de ochtend van 24 september keerde Dr.Herford terug naar het hoofdkwartier van de 43st Division. Daar was General Horrocks in bespreking met Major General Thomas. Dr.Herford kreeg toestemming om een poging te wagen overdag, onder dekking van een Rode Kruisvlag, de Rijn over te steken.
Om ongeveer vier uur troffen Dr.Herford, Captain Louis (Medical Officer Airborne Corps) en vier gewondenverzorgers, H.W.Belmore, A.H.Hill, J.J.Keegean en A.Moore, voorbereidingen om over te steken. Een Rode Kruisvlag werd uitgespreid op de dijk bij Driel, voorraden werden aangedragen en in een boot geladen. Het groepje peddelde naar de overkant en ging aan land. Onder dekking van een Rode Kruisvlag ging Dr.Herford op onderzoek uit. Er waren drie mogelijkheden: 1) vijandelijk vuur zou een eind maken aan de actie, 2) ze zouden binnen de grenzen van de perimeter landen en mogelijk zouden maatregelen getroffen kunnen worden om meer voorraden over de rivier te brengen, 3) ze zouden in de Duitse linies terecht komen. Dr.Herford had besloten zich in dat geval als onderhandelaar voor te doen.
Het laatste gebeurde, want al snel werd hij door de Duitsers aangehouden. Dr.Herford zei dat hij een onderhandelaar was, waarop ze hem vroegen waarom hij dan geen witte vlag had. Herford antwoordde dat een Rode Kruisvlag hetzelfde was en dat hij een ‘Hohe Offizier’ wenste te zien. Hij werd geblindoekt, maar voor hij werd weggevoerd gaf hij de Rode Kruisvlag aan een Duitser en zei dat zijn groepje zich nog bij de oever van de Rijn bevond en teruggestuurd moest worden. (Later hoorde hij dat dit inderdaad gebeurd was).
Een Duitser bracht hem naar wat hij dacht een bataljons-hoofdkwartier. Zijn blindoek werd afgedaan en gedurende enige tijd werd hij ondervraagd. Er was onduidelijkheid of hij als gevangene of als onderhandelaar beschouwd moest worden. Herford maakte duidelijk wat hij wilde. Doortocht van voorraden facili-teiten voor het overbrengen van nog meer voorraden en evacuatie van de gewonden. (Dr.Herford was tot de middag van 25 september niet op de hoogte van de regeling die Dr.Warrack met Dr.Skalka had getroffen).
De volgende morgen vroeg werd Dr.Herford per auto naar Paleis Het Loo in Apel-doorn gebracht. Daar ontmoette hij Oberfeldarzt Sangerling, de hoogst aanwezige Duitse medische officier in de regio. Onder een kop koffie, die werd geschonken

in porceleinen kopjes uit de inventaris van het paleis, werd de situatie van de gewonden aan Britse en Duitse zijde besproken. Dr.Sangerling vertelde dat de Apeldoornse ziekenhuizen en hospitalen overvol waren met Duitse en Britse ge-wonden. Hij verwachte nog veel meer gewonden uit de omgeving van Arnhem en was bang dat hij ze per goederentrein zou moeten afvoeren naar Duitsland.
Dr.Herford verklaarde dat het Geallieerde leger spoedig de Rijn over zou zijn en dat Dr.Sangerling beter de Duitse gewonden kon evacueren. Tijdens dit gesprek kreeg Dr.Herford een positieve indruk van Dr.Sangerling, die door het verdere verloop der gebeurtenissen bevestigd zou worden.
Hij nam Dr.Herford mee naar de lege Willem III kazerne, die hij in wilde richten als een soort doorgangspost voor ongeveer 500 gewonden.
Daarna maakten ze een ronde langs de Apeldoornse hospitalen. In één daarvan, de St.Joseph Stichting ontmoette Dr.Herford Captain T.Redman van 133 Para Field Ambulance, die tijdens de landing gewond was geraakt en gevangen was genomen. Hij had prachtig werk gedaan voor de Britse gewonden en de Duitse chirurgen geholpen bij operaties op zowel Duitse als Britse gewonden. Dr.Redman vertelde dat een gedeelte van de medische troepen weliswaar krijgsgevangen genomen was, maar nog steeds aan het werk was, o.a.e-en chirurgisch team in het St.Elizabeth Gasthuis in Arnhem.
Zodra hij dit gehoord had kwam Dr.Herford op de gedachte die waarschijnlijk een aantal Britse gewonden het leven gered heeft. Hij stelde Dr.Sangerling voor de Willem III kazerne in te richten als AIRBORNE HOSPITAAL en de gewonden te laten verzorgen door operatie-teams en personeel van de Field Ambulances. Herford zou er dan voor zorgen dat het benodigde materiaal en voorraden over de Rijn konden komen. Het lag aan de andere kant van de rivier te wachten. Hij wees er daarbij nogmaals op dat de Geallieerden spoedig de Rijn over zouden komen en dan zeker onder de indruk zouden zijn van de zorg voor de gewonden.
Het idee sprak Sangerling wel aan. Hij voerde diverse telefoontjes. Het idee van een Airborne Hospitaal zou in overweging genomen worden, maar het voorstel ten aanzien van de voorraden werd afgewezen.
Toen ze samen met Dr.Redman terugkwamen in de Willem III kazerne, waren de * eerste gewonden daar reeds aangekomen. Er was ook een groepje gewondenverzorgers bij, maar veel konden die niet uitrichten. Er was gebrek aan alles en het was duidelijk dat er zeer snel medische voorzieningen en meer gewondenverzorgers moesten komen.
In de middag nam Dr.Sangerling Dr.Herford mee naar Arnhem voor een bezoek aan een ‘Senior German Officer’. Voor ze Arnhem bereikten werd hij weer geblindoekt. Later kwam Herford erachter dat deze ‘Senior Officer’ Generaal Bittrich was.
Na enige discussie werd zijn blindoek afgedaan en werd hem te verstaan gegeven dat hij te veel gezien en gehoord had en daarom als krijgsgevangene beschouwd werd, maar wel een speciale. Dr.Herford verklaarde dat hij zolang hij zich nuttig kon maken wilde blijven. Daarop kreeg hij toestemming om naar het St. Elizabeth Gasthuis te gaan. Hier ontmoette hij Major Longland van 16 Para Field Ambulance. Er werd afgesproken zo snel mogelijk alle mogelijke soorten hulp naar de Willem III kazerne in Apeldoorn te sturen.
Toen Dr.Herford bij het vallen van de avond in de Willem III kazerne in Apeldoorn terugkeerde waren daar reeds 600 gewonden binnengebracht, waaronder een aantal zeer zwaar gewonden. Dr.Redman stond samen met zijn gewondenverzorgers en een jonge vrouw die uit Oosterbeek was meegekomen, voor een onmogelijke taak. De beloofde hulp uit Arnhem was niet gekomen. (Jaren later hoorde Dr.Herford dat dit toch het geval was geweest. Major Smith, 133 Para Field Ambulance, Captain Logan, Regimental Medical Officer 2nd Battalion, en Captain Keesey, 16 Para Field Ambulance, en een groep van twintig gewondenverzorgers met ongeveer vijftig gewonden waren tegen elf uur aangekomen. Ze waren echter opgesloten in een ander gebouw, zonder licht en water. Pas de volgende morgen werd hun bewegingsvrijheid toegestaan en kon Major Smith beginnen met het opzetten van de eerste operatie-kamer in de kazerne).
Vroeg in de ochtend van 26 september kwam het bericht dat 500 lichtgewonden zich klaar moesten maken voor transport. Even later kwam er eenzelfde bevel voor veertig ’ draagbaar-patienten’, dus zwaargewonden. Een scherp protest van Dr. Herford voorkwam het transport van deze groep.

In de loop van de morgen kwam er bericht van Dr.Sangerling dat het i ee van een volledig Airborne Hospitaal officieel was goedgekeurd en dat al het ri se medische personeel en hun uitrusting naar de kazerne gestuurd zou wor en. Gedurende de dag arriveerden naast de gewonden en gewondenverzorgers ook een aantal medische officieren. Onder hen Luitenant-Kolonel Marrable, commandant van 181 Airlanding Field Ambulance en Luitenant-Kolonel Alford, commandant van 133 Para Field Ambulance. Deze begonnen direkt orde te scheppen in de tamelijk chaotische toestand.
Kolonel Warrack, die de evacuatie van de gewonden uit Oosterbeek had geregeld, kwam tegen de schemer met de laatste truck in de kazerne aan. Het enige wat hij had geweten, was dat de gewonden naar Apeldoorn werden vervoerd. Na aankomst verstrekte Dr.Herford hem de nodige informatie.
De volgende morgen, 27 september, belegde Kolonel Warrack een vergadering voor de ‘senior staff’ waarbij hij Dr.Herford vroeg de situatie uiteen te zetten en te vertellen welke politiek hij ten opzichte van de Duitsers gevolgd had. Dr.Herford deed dat en vond een zodanig bijval dat Kolonel Warrack voorstelde hem te benoemen tot plaatvervangend commandant. Tevens zou Dr.Herford zijn rol als bemiddelaar bij Dr.Sangerling voortzetten. Dr.Redman werd aangesteld als liaison officier tussen de kazerne en de Apeldoornse ziekenhuizen. (Hierbij dient opgemerkt te worden dat Herford en Redman de enige twee Britse officieren waren die redelijk Duits spraken).
Het moet gezegd worden dat Dr.Sangerling en zijn assistent Dr.(Major) Kramer binnen de mogelijkheden die zij hadden, er alles aan deden de Britten te helpen. Ook de hulp van Nederlandse kant was hartverwarmend. Dekens en voedsel werden aangeboden en zwaargewonden werdén in Apeldoornse ziekenhuizen door Nederlandse artsen geopereerd. Dokter Van Vierssen Trip is hierbij voor Dr.Herford van grote hulp geweest.
De Duitsers, die tot dan toe erg onzeker waren geweest over de Geallieerde doorbraak, begonnen na een dag of tien hun zelfvertrouwen te hervinden. En op 16 oktober, toen de meeste gewonden reeds naar Duitsland waren getransporteerd, was het duidelijk dat de volgende dag het laatste transport zou plaats vinden. Kolonel Warrack had al een schuilplaats voorbereid in de kazerne.
Dr.Herford besloot in een opwelling voordeel te trekken uit het donkere en regenachtige weer en die avond te ontsnappen. Samen met Padre Dan McGowan kroop hij uit een raam en sloop hij het kazerneterrein af.
Dr.Herford had gepland de derde nacht na hun ontsnapping de Rijn over te zwemmen. Toen ze bijna bij de Rijn waren raakten Herford en McGowan elkaar kwijt. (Padre McGowan werd weer gevangen genomen).
Dr.Herford zwom alleen de Rijn over en bereikte veilig de overkant. Hij werd opgepikt door manschappen van de 101 US Airborne Division. Na een verkwikkende slaap werd hij in de morgen van 19 oktober naar het hoofdkwartier van de 43st Wessex Division gebracht, waar hij verslag uitbracht en zijn rapport schreef.
In april 1945 ging Dr.Herford terug naar Apeldoorn om Dokter Van Vierssen Trip te bezoeken. De stad was drie dagen tevoren, op 17 april, door de Canadezen bevrijd. Hij kwam tot de ontdekking dat Major Fraser en ongeveer twintig ge-wonden daar nog waren. Ze stonden op het punt om naar huis te worden gevlogen.
Op 29 maart 1945 was Luitenant-Kolonel Martin Edward Meakin Herford voor zijn werk in Apeldoorn onderscheiden met de Distinguished Service Order.
Bronnen: – Correspondentie met Dr.Herford en Dr.Redman.
– ‘Reports by Medical Officers Ist Airborne Division’
– ‘All in the day’s work’, Journal RAMC, 1952.
– ‘Campaigning Notes 1940-45’, Col.M.E.M.Herford, The Bristol Medico Chirurgical Journal, 1946.
– ‘A touch of providence’, M.E.M.Herford (niet gepubliceerd).
Aanvullingen, opmerkingen of commentaar worden gaarne tegemoet gezien door: H.van den Breemen, Lupinenstraat 16, 6942 VB Didam.

Download ministory

MINI STORY XXXI
Bijlage bij Nieuwsbrief No.43
door: R.N. Sigmond

Zondag 17 september 1944, de vliegbasis Down Ampney in Engeland, een uur of half- tien ’s morgens. Manschappen van het 14e peloton van de ‘D’ Compagnie van het 7th (Galloway) Battalion The Kings Own Scottish Borderers 1) arriveren in vracht¬wagens bij hun zweefvliegtuig. ‘Scallywags’ 2) was er met grote witte letters op de romp van het zweefvliegtuig geschilderd naast ‘chalknumber’ 283. Het peloton telt 26 man, inclusief de pelotonscommandant Lieutenant W.G.’Taffy’ Beddoe en Sergeant Hogwood.
Nog 25 minuten voor het vertrek. Het zweefvliegtuig, type HORSA, wordt nog ge¬controleerd door de piloten, Staff Sergeant Lovett en zijn 2e piloot Sergeant Wilson, beiden van het ‘E’ Squadron The Glider Pilot Regiment. Tot de lading behoren tevens een handkar en een vouwfiets.
Het doel voor zweefvliegtuig 283 is de landings-zone ‘S’, het gebied ten noord¬westen van de boerderij de Reijerscamp vlakbij Wolfheze.
Het ‘Operational Record Book’ van het 48e Squadron RAF geeft aan dat de 23 vlieg¬tuigen van dit squadron binnen 18 minuten opstegen, het eerste om 09.55 uur. Dakota KG 364 steeg op om 10.05 uur. De start van Flight Officer Taylor’s Dakota met z’n sleep HORSA 283 gaat perfect.
Temidden van tientallen andere sleep-combinaties wordt koers gezet richting Nederlandse kust. Rond een uur of twaalf komt het deels onder water gelopen eiland Schouwen Duiveland in zicht.
Nog geen tien minuten later schreeuwt Staff Sergeant Lovett dat hij een nood¬landing moet gaan maken. Dakota KG 364 kampt met problemen. Naast een motor¬storing zijn er moeilijkheden met de radioverbindingen.

Het 14e Peloton ‘D’ Compagnie 7 KOSB. Links bovenaan Cpl. A.Trotter. Voorste rij 2e van links L/Cpl D.Heaton, 5e van links Lt. Beddoe en rechts naast hem Sgt. Hogwood. Foto genomen in Scarborough, 1943. ( Collectie auteur ).

Lovett moet nu snel handelen omdat grote delen van het eiland onder water staan. Begin 1944 hadden de Duitsers eerst het gebied geevacueerd en daarna geïnundeerd. Na een maand of twee mochten de boeren van wie de landerijen niet onder water waren gelopen terug om het land te bewerken. Onder hen was de toen 31-jarige boer Langeraad: “Die zondag zag de lucht zwart van de vliegtuigen. Met het mooie weer zaten we met de boeren op de dijk voor onze boerderij en probeerden we ze te tellen Plotseling haakte er een af en cirkelde rond.”

Modern kaartje van de omgeving van Dreischor op Schouwen Duiveland. Het zwarte driehoekje geeft de plaats aan waar glider 283 op 17 sep¬tember 1944 een noodlanding moest maken.
1. Boerderij van Langeraad; 2. de ‘Jannetje Jacoba Hoeve’.

Corporal Andrew Trotter reageert gelaten op de melding van de zweefvliegtuig-piloot. De manschappen haken elkaar de armen en wachten op de klap van de landing.
Staff Sergeant Lovett landt zijn HORSA zweefvliegtuig achter de boerderij van Langeraad, enkele kilometers ten zuidoosten van het plaatsje Dreischor.
Lance Corporal Donald Heaton weet zich te herinneren: “Het eerste wat we zagen toen we uit de glider sprongen en dekking zochten langs een sloot was een boerderij en een paar meisjes die appels aan het plukken waren. Lieutenant Beddoe riep de piloten , Sergeant Hogwood en de sectie-commandanten bij elkaar om de situatie te bespreken.”
Intussen waren er meer Nederlanders op de dijk komen kijken, onder hen de toen 25-jarige Leen van der Werf en de toen 19-jarige A.P.Verjaal.
Inmiddels had Lieutenant Beddoe de sectie van Andrew Trotter op verkenning uit¬gestuurd in westelijke richting. De heer Langeraad: “We zagen de mannen uit het vliegtuig springen en dekking zoeken langs een sloot. Na een korte tijd ging een aantal op verkenning, anderen kwamen onze richting uit. De dreigende wapens gaven ons wel te denken! Iemand kwam op het idee om met een witte zakdoek te zwaaien. In korte tijd waren ze bij ons. Hun eerste vraag was of er ‘Germans’ waren. Met een atlas konden we ze duidelijk maken dat er op een afstand van tien kilo¬meter in Brouwershaven een kleine groep Duitsers was. Het zou meer dan een uur duren alvorens zij uit de richting van Dreischor 3) {lier zouden kunnen zijn. Alleen de polderdijken waren begaanbaar.”
Na een korte bespreking besluit Lieutenant Beddoe met zijn peloton richting de boerderij de ‘Jannetje Jacobahoeve’ te gaan en zich daar in te graven. Andrew Trotter herinnert zich dat tijdens de verkenning die hij met zijn sectie uitvoerde, er een gewapende politieman op hen toekwam. Na een kort beraad werd hij weggestuurd. “Wij dachten dat hij wel eens voor de Duitsers zou kunnen werken!”

Inmiddels hebben de manschappen zich rond de boerderij ‘Jannetje Jacobahoeve’ in¬gegraven. Andrew Trotter komt terug en meldt zich bij Lieutenant Beddoe en zegt dat hij Duitsers heeft gezien die een mortierstelling aan het graven zijn aan de noordzijde van de dijk. Lieutenant Beddoe stuurt alle Nederlanders weg in de richting van Dreischor. Van hieruit volgen de Nederlanders de gebeurtenissen.
Opnieuw overleg over de situatie; inmiddels is het een uur of vier. Aan de noord¬zijde de dijk en water, aan de oostzijde water, evenals aan de zuid- en westzijde. Munitie voor een paar uur. Een beslissing is moeilijk te nemen.
Dan naderen de Duitsers langs de noordzijde van de Zuiddijk. Er wordt op het zweefvliegtuig geschoten. De eerste Duitser die zijn hoofd boven de dijk uitsteekt, sneuvelt direkt; een tweede raakt gewond. Er volgt een vuurgevecht, waarbij nog een tweede Duitser sneuvelt. Het begint donker te worden en dan besluit Lieutenant Beddoe om nodeloos bloedvergieten te voorkomen en zich over te geven. Sommigen accepteren direkt zijn besluit, anderen geven slechts morrend toe.
Donald Heaton: “We vernielden onze wapens, namen de grendels eruit en stopten ze onder de grond. Ik nam ook de telescoop van mijn geweer en sloeg die kapot.” Een jonge Nederlander, die was achtergebleven op de boerderij, vroeg om een geweer. Er was niemand gewond geraakt van het 14e peloton.
De Duitsers namen het gehele peloton gevangen en marcheerden hen af in de richting Zierikzee, waar ze de nacht in een oude schuit moesten doorbrengen. De Duitsers gaven de heer Moermond, van een naburige boerderij, opdracht om de gesneuvelden af te voeren, hetgeen hij deed met een paard en wagen van een kennis van hem. Andrew Trotter herinnert zich dat ze, nadat ze krijgsgevangen waren gemaakt, een gewonde Duitser moesten meenemen. Ook zal hij nooit vergeten dat een oude vrouw hen appels aanbood onder het afmarcheren.

Sterk uitvergrote luchtfoto van de plaats op Schouwen Duiveland waar glider 283 neerkwam. De foto werd genomen op 23 september 1944, dus zes dagen na de noodlanding. Het uitgebrande wrak van de glider is op de foto zichtbaar als een donker kruisje in de bocht van de sloot. Links boven de boerderij van Langeraad.
De donker gekleurde sloot met de bocht is na de oorlog dichtgegooid en dus niet afgebeeld op het moderne topografische kaartje op de vorige pagina. (Foto: Topografische Dienst, Emmen).

In de loop van de volgende morgen gaat de heer Verjaal , met nog een man of zes, terug naar de ‘Jannetje Jacobahoeve’ . Ze vinden er munitie en een vouwfiets.
Door nieuwsgierigheid gedreven lopen ze naar het zweefvliegtuig. De heer Verjaal: “We klommen in het zweefvliegtuig en ik ging achter de stuurkolom zitten op de plaats van de piloot. Lachend riep ik de anderen toe: iedereen betaald? Dan gaan we! Op hetzelfde moment schoten de Duitsers dwars door het zweefvliegtuig heen. We sprongen er direkt uit met de handen omhoog. We moesten op een rij gaan staan. Ik dacht werkelijk dat ze ons dood zouden schieten. We moesten onze papieren laten zien. Ik had ze niet bij mij en iemand anders moest ze gaan halen. Daarna mochten we weg.”
Na dit voorval hebben de Duitsers het zweefvliegtuig nog onderzocht en vervolgens in brand gestoken.
De gevangen genomen manschappen worden afgevoerd naar Amersfoort. Het is opvallend dat ze daar al op 19 september aankomen.
Lieutenant Beddoe wordt gescheiden van z’n peloton en wordt regelmatig ondervraagd. Eenmaal wordt hij zelfs drie dagen in eenzaamheid opgesloten. Na verschillende krijgsgevangenkampen moeten de gevangenen, omdat de Geallieerden naderen, in kolonne naar Moosberg in Beieren marcheren. Het is dan half april. Na ongeveer een uur wordt de kolonne door Amerikaanse jachtvliegtuigen beschoten. Daarbij worden ongeveer zeven man dodelijk getroffen en vele anderen raken gewond. Nog steeds vraagt Beddoe zich af waarom de Amerikaanse piloten de kolonne gehavende krijgsgevangenen onder vuur namen. Uiteindelijk wordt Lieutenant ‘Taffy’ Beddoe bevrijd door Patton’s troepen. Na de oorlog emigreert hij naar Nieuw Zeeland.
Corporal Andrew Trotter en Sergeant Hogwood worden naar Oostenrijk op transport gezet en Trotter ‘viert’ zijn twintigste verjaardag in een krijgsgevangenkamp vlakbij Innsbruck.
Lance Corporal Donald Heaton komt uiteindelijk in Stalag IV D bij Halle terecht. Hij wordt bevrijd op 16 april 1945, wanneer onderdelen van het le Amerikaanse Leger Leipzig bereiken.
Van het 14e peloton overleed tijdens krijgsgevangenschap Private Little. Hij werd begraven op het Berlin War Cemetery.

NOTEN
1) Het 7th (Galloway) Battalion The King’s Own Scottish Borderers vormde samen met het Ist Battalion The Border Regiment en het 2nd Battalion The South Staffordshire Regiment de Ist Airlanding Brigade, die op zijn beurt weer een onderdeel vormde van de Ist (British) Airborne Division.
2) ‘SCALLYWAGS’. Het best op z’n plaats is de omschrijving van Andrew Trotter: “We were a mixture of good, bad, caring, selfish, but in the main we were the best platoon in ‘D’ Company, we looked after our own. Hence the name ‘SCALLYWAGS’!
3) Op de Afdeling Voorlichting van de gemeente Renkum bevindt zich een klein glas- in-lood raam, dat werd geschonken door de bevolking van Dreischor als dank voor de hulp van de gemeente Renkum tijdens de Watersnoodramp in 1953. Ook is er in Dreischor een ‘Renkumstraat’.
VERANTWOORDING
Dit artikel kwam tot stand dankzij de hulp van velen, waarvoor mijn hartelijke dank! De gegevens van het zweefvliegtuig kreeg ik van Luuk Buist uit Oosterbeek.
Via Engelse kontakten lukte het enkele inzittenden te achterhalen: Andrew Trotter en Donald Heaton, van wie ik de pelotonsfoto kreeg.
‘Taffy’ Beddoe correspondeerde met mij vanuit Nieuw Zeeland.
Een redactioneel stukje in de Zierikzeese Nieuwsbode hielp mij bij het zoeken naar Nederlanders die de landing gezien hadden. Acht interviews volgden. Een speciaal woord van dank voor mevrouw Van der Zande, toen mejuffrouw Van der Linden. Van haar kreeg ik een origineel K.O.S.B. baret embleem dat zij op 18 september 1944 langs de Zuiddijk had gevonden.
Robert Voskuil hielp mij bij de interpretatie van de luchtfoto’s. Die kreeg ik van de University of Keele in Engeland (4 november en 25 december 1944) en van de Topo¬grafische Dienst in Emmen (23 september 1944).

Download ministory

MINISTORY XIV
DE GESCHIEDENIS VAN DRIE OUDE DAMES IN DE STRIJD OM DE RIJNBRUG
Samenstelling: C.van Roekel, met medewerking van de heer H.P.Veenhuijsen.
Enige malen werd mij verzocht eens een ministory te wijden aan de gebeurtenissen nabij de Arnhemse Rijnbrug in september 1944. Steeds heb ik geantwoord dat de verslagen over de gevechten aldaar van een zo uitstekend gehalte zijn dat ik niet zou weten wat aan de boeken van Frost, Fairley, Boeree, Urquhart en Mackay toe te voegen. Ook aan Duitse zijde is er weinig meer dat niet bekend is. De inbreng van Kampfgruppe Brinkmann (Panzeraufklarungsabteilung van de Frundsbergdivisie), het tragische lot van Grabner met een deel van de Panzeraufklarungsabteilung van de Hohenstaufendivisie, de inzet van de tien verouderde opleidingstanks onder bevel van kapitein Knaust en het feit dat de gevechtsgroep Hummel met slechts twee opleidingstanks van het type Tiger I de brug bereikte, mag aan de geregelde bezoeker van ons Museum bekend worden geacht. Mijn voornemen om voorlopig geen “oude brugkoeien” uit de sloot te halen werd echter doorkruist op het moment dat ik op de Duitse televisie nog eens de film “Een Brug Te Ver” zag. Daarin komt een scene voor waarin een oud dametje wordt neergeschoten, als zij zich, al roepend om een taxi, buitenshuis waagt. Ik herinnerde mij toen ineens een verhaal van wijlen It.kol.Boeree, waarin hij de belevenissen van een aantal Arn¬hemse burgers beschrijft, die in de heksenketel van de verwoede gevechten rondom de brug het slachtoffer werden van het nietsontziende oorlogsgeweld. Boeree schrijft daarbij ook over die oude dame, maar de plaats van het drama en de namen van de be¬trokkenen worden niet genoemd.
Enig speurwerk bracht mij op het spoor van de heer H.P.Veenhuijsen, de zoon van de man in wiens huis de dramatische gebeurtenissen plaatsvonden, en die zo vriendelijk was dit manuscript kritisch door te lezen en aldus te toetsen aan de werkelijke gebeurtenissen waarvan hij destijds ooggetuige was.
Het bewuste verhaal blijkt zich afgespeeld te hebben in het pension van de familie Veenhuijsen, Eusebiusplein 22, en de betreffende oude dame heette mevrouw Van Ommeren. Mevrouw Van Ommeren was echter niet zo oud als de verhalen suggereren. Zij was onge¬veer zestig jaar toen de slag om de Rijnbrug in Arnhem plaatsvond.
Terwijl ik mij in deze tragische geschiedenis verdiepte, werd de verwarring steeds groter want behalve mevrouw Van Ommeren bleken in die tijd ook nog de dames Van Wulfte Palthe bij de familie Veenhuijsen en pension te zijn. Ook zij kwamen om toen zij op woensdag 20 september door een granaat werden getroffen.
Juist omdat het verhaal ergens als een soort mysterie in de literatuur over de Slag om Arnhem rondzweeft leek het mij goed die geschiedenis eens precies uit te zoeken en op schrift te stellen. Daarbij bleek weer eens hoe onzorgvuldig bepaalde gebeur-tenissen in het verleden beschreven zijn en zelfs in een film werden weergegeven.
Op het Eusebiusplein no.22 in Arnhem was in 1944 het pension Veenhuijsen. Het gezin bestond uit vader, moeder, zoon en dochter. Het pension diende als rusthuis voor oude dames. Bij de strijd om de Rijnbrug zou het in de vuurlinie komen te liggen.
In september 1944 waren er drie dames en pension: mevrouw Van Ommeren en de twee zusters Van Wulfte Palthe. De twee zusters waren al in de tachtig en zij leefden slechts in het verleden.
Onder het huis was een souterrain en de eerste verdieping had aan de achterzijde een serre, die steunde op betonnen paaltjes, en van waaruit je met een trapje in de achtertuin kon komen. Het huis stond met de achtergevel naar het zuiden en een muur vormde de afscheiding met de tuinen van de huizen aan de Rijnkade.
De bewoners hadden tot dat moment slechts de bezwaren van de voedselschaarste onder-vonden, maar in de avond van 17 september 1944 knalden de eerste schoten om het huis. De bewoners waren genoodzaakt de kelder in te vluchten.
Om drie uur ’s nachts braken de Engelsen de voordeur open en betraden het huis, dat zij echter na een tijdje weer verlieten. Om ongeveer zes uur in de ochtend stopte er een Jeep voor het huls en plotseling brak er een gevecht uit tussen een vijftiental parachutisten, onder bevel van een luitenant en de Duitsers. De parachutisten renden naar binnen en zeiden dat ze het huis moesten verdedigen. Ze barricadeerden de gang en zetten mitrailleurs voor de open vensters. Dichter bij de brug stond een Engels antitank-kanon, dat het gehele plein bestreek en tot het middaguur van 18 september bleef schieten. Alle ruiten in het huis braken aan scherven.

De achtertuin van pension Veenhuijsen in 1942. Duidelijk is de schuilplaats onder de serre te zien. De fotograaf stond tegen de tuinmuur, die de afschei-ding vormde met de tuinen van de huizen aan de Rijnkade. Let op de knoestige kastanjeboom links, (foto: H.P.Veenhuijsen)

Die middag vertelde de luitenant dat de toestand slecht was en dat de versterkingen hen niet konden bereiken. Rechts en links van het huis stonden huizen die in gebruik waren bij de politie. De Britten in het pension klommen over de tuinmuren en haalden daar meel, kool, aardappelen en een stuk vlees. Het westelijk deel van het huizen¬blok was toen alweer in Duitse handen, evenals de huizen aan de overkant. Duitse sluipschutters hadden zich overal verschanst.
Vlak voor het huis was een brengun in stelling gebracht, die in de richting van de Markt vuurde. Om vijf uur ’s middags openden de Duitsers het granaatvuur. Een pro-jectiel ontplofte op de zolder. Dakpannen en een deel van de dakgoot stortten omlaag. Een van de huizen in de buurt, die door de Dienst Gemeentewerken werd gebruikt voor opslag van teer en andere brandbare stoffen, raakte in brand, maar het vuur kon in eerste instantie door de Engelsen die het huis bezet hielden, worden geblust.
Voor het huis stond een vernielde tramwagen en in de nacht van maandag 18 op dins-dag 19 september vochten Engelsen en Duitsers om het bezit van dit voertuig. Dinsdagmorgen werden de bewoners gewekt door een vuurgevecht in het naastgelegen huis. De zoon ging kijken. In de gang lag een zwaar gewonde man. De brengun voor het huis was weg. Op de rand van het trottoir zat een soldaat tegen een boom. Hij bleek al enige tijd dood te zijn.
In de middag leefde het mortiervuur weer op. In de bovenverdieping en in de tuin ontploften een paar projectielen. In de keuken stond een parachutist intussen rustig het eten voor zijn kameraden klaar te maken. Hij zei geruststellend dat er niets aan de hand was.
Blijkbaar kon mevrouw Van Ommeren al dit rumoer niet langer verdragen. Voordat iemand het kon verhinderen sloop zij de achterdeur uit en bereikte via het gangetje naast het huis de straat. Van links naderde vurend een Duitse tank en van rechts zag men de rode lichtspoormunitie van een mitrailleur.Voordat ze de straat kon oversteken werd ze door het vuur van de tank gedood. Zij viel neer aan de voeten van de dode Britse soldaat bij de boom. Zijn dode ogen staarden haar aan. Het was alsof zijn hersens zich pijnigden met de gedachte: “Wat heeft dit te betekenen ?” De familie Veenhuijsen en de overgebleven twee pensiongasten aten mee van het maal dat de parachutistenkok had bereid. Om negen uur in de avond verlieten de Britten het huis. Zij trokken zich terug naar de onmiddellijke omgeving van de brug.
Die avond verkenden vader en zoon het huis. De hele omgeving stond in brand en daar het in de kelder gevaarlijk zou kunnen worden, schuilden ze onder de serre. Plotseling brak er brand uit op de zolder; daarna volgde de bovenverdieping. Kachel en bad kwamen door de brandende vloer omlaag. Onder de vloer van de serre werd het steeds warmer. Een van de dames Van Wulfte Palthe, die zonder enige belangstelling alles had gevolgd, zei plotseling: “Kunt U niet een einde maken aan dit lawaai?” Toen mevrouw Veenhuijsen haar de toestand probeerde uit te leggen werd zij boos en zei: “Bestel een taxi voor mij!” Men probeerde haar gerust te stellen. De heer Veen¬huijsen had een paar emmers water klaar gezet en daarmee verkoelde men haar gloeiende hoofd en handen.
Toen het onder de serre te heet werd probeerden de familie en de twee dames zich terug te trekken naar de tuinmuur aan het einde van de tuin, maar toen zij zich be-wogen schoten de Duitsers op hen vanuit één van de huizen aan de Rijnkade. De para-chutisten in een nabijgelegen huis brachten met een brengun dit vuur tot zwijgen en de familie en de twee dames snelden naar de beschuttende stenen muur. Het was de hoogste tijd want het hele huis stond nu in brand en die nacht stortte het in een vuurzee ineen. Gelukkig bleek de tuin net lang genoeg om niet onder het puin terecht te komen. Dit gebeurde in de nacht van dinsdag 19 op woensdag 20 september.
Allen waren koud en hongerig. Ze leefden van appels die door de hitte van het vuur gebraden onder de boom lagen. Duitse sluipschutters klommen in de bomen voor het huis en schoten op alles wat bewoog.
In de middag van 20 september ontplofte een granaat in de tuin. Beide zusters Van Wulfte Palthe werden daarbij gedood. De familie Veenhuijsen kon niets anders doen dan afwachten tot de ruïne van hun huis afgekoeld was om dan weer terug te kruipen, teneinde meer beschutting te hebben tegen het granaatvuur.

1945 – Gezicht vanaf de Rijnbrug op het Eusebiusplein en omgeving. Het enige dat nog aan het Eusebiusplein herinnert is de knoestige kastanje aan de linkerkant, (foto: Gemeentearchief Arnhem)

XIV – 4

Die nacht werden de Britten bij de brug onder de voet gelopen en donderdagmorgen 21 september om drie uur stonden de Duitsers op de puinhopen en schreeuwden: “Heraus, Hande hoch!” Het gezin Veenhuijsen wenste niets liever. Zij werden naar het stadhuis gebracht. Na daar nog een nacht te hebben doorgebracht, mochten zij vrij heengaan. Zij waren verbaasd dat zij het leven er afgebracht hadden, maar de drie oude dames waren dood en hun eigendommen waren in vlammen opgegegaan.

Naschrift.
Uit militair oogpunt voegt bovenstaand verhaal weinig toe aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem. Maar als we een militaire operatie bestuderen dan wordt meestal de nadruk gelegd op de partijen die elkaar bestreden en het risico is groot dat we zoals Boeree opmerkte:”De ongelukkige burgers vergeten, die met hun hoofd tussen hamer en aambeeld zaten en die de slagen van beide zijden moesten opvangen”.
Deze slag werd niet uitgevochten in de woestijn van Noord-Afrika, maar in een dicht¬bevolkte stad met bijna honderdduizend inwoners.

Kaart van de omgeving van de noordelijke oprit van de Rijnbrug in Arnhem in september 1944. De Britten hadden zich verschanst in de huizen aan weerszijden van de oprit. Van hun posities zijn op de kaart alleen het Brigade Hoofdkwartier (1 BDE HQ) en het hoofdkwartier van het 2e Para Bataljon (2 BN HQ) aangegeven. Bij “A” pension Veenhuijsen.
(Deze kaart werd overgenomen uit het boek “Remember Arnhem” door John Fairley, die de perceelsgrenzen overnam uit het boek “Arnhems Stadsplan” uit 1953).

Download ministory

MINISTORY XIII
DAGRAPPORTEN VAN DE GEMEENTEPOLITIE OOSTERBEEK, 17 t/m 20 SEPTEMBER 1944.
Van aantekeningen voorzien door G.H.Maassen.
Toen op zondag 17 september 1944 hoofdwachtmeester G.Huijgen om 7 uur ’s morgens op het politiebureau in Oosterbeek (Utrechtseweg 107, de huidige Muziekschool) de wacht over¬nam van zijn collega, hoofdwachtmeester W.Maassen, maakte hij zoals gebruikelijk zijn eerste aantekening in het dagrapportenboek. Zoals het woord al aangeeft werd dat boek gebruikt voor het vastleggen van meldingen die op het bureau binnenkwamen. De dagrap¬porten werden bijgehouden tot en met 20 september. Van de laatste melding werd het tijdstip al niet meer genoteerd en we moeten aannemen dat de dienstdoende agent (Huijgen) nadat hij zijn paraaf gezet had, zich bij zijn gezin in de kelder van zijn huis aan de Ploegseweg voegde. Het mag toch wel verbazingwekkend worden genoemd dat de betrokken Oosterbeekse politieagenten (behalve Huijgen en Maassen, ook nog hoofd-wachtmeester W.G.Koster) ondanks de gevechten tot en met woensdag trouw hun plicht bleven vervullen.
Het is opvallend dat nergens melding wordt gemaakt van de luchtlandingen zelf en dat Oosterbeekse burgers tot op het laatst keurig doorgaven dat huizen in brand stonden, dat er munitie in een tuin lag, etc.
Voor het overige spreken de aantekeningen, die voor het grootste deel letterlijk zijn weergegeven, voor zich. Er is een selectie gemaakt die, waar nodig, vergezeld wordt door verklarende noten. Deze zijn in een kleiner lettertype gedrukt.
Het betreffende dagrapportenboek wordt, tesamen met de overige exemplaren die de oorlog hebben overleefd, bewaard in de gemeentelijke archiefbewaarplaats. Omdat het in prin¬cipe nog niet openbaar is, heeft de hoofdinspecteur van politie voor het gebruik van de gegevens voor deze ministory toestemming gegeven, waarvoor onze dank.

Zondag 17 september

11.30 J.J.v.Duuren, Acacialaan 28 bericht bominslag Stenenkruis, 2 doden, gewonden en brand.
11.32 G.J.Wiggers, v.Spaenweg, meldt bominslag Stenenkruis, doden en gewonden.
12.20 De Ruiter, waarnemend stationschef Wolfheze, meldt bominslag station Wolfheze (voltreffer), vier woningen door voltreffers getroffen, alles puin en stof, personen bevinden zich nog in schuilkelders.
Heer Groenendijk, Heuveloordweg, stelt zich vrijwillig met auto in dienst. Luchtbeschermingsdienst, Geneeskundige dienst, Brandweer gewaarschuwd.
12.35 Striker, waterfitter, meldt brand steenoven Sanders. Eveneens brand richting Bilderberg.
13.20 Dr.Coebergh (veearts) meldt dat op de weide nabij het station Oosterbeek-Laag 20 dode koeien liggen die waarschijnlijk door bomscherven getroffen zijn.
13.35 Bericht komt dat de woning van hoofdwachtmeester Maassen aan de Benedendorpsweg getroffen is. Geen persoonlijk ongelukken.
Bommenwerpers van de Amerikaanse Luchtmacht probeerden rond 11.30 uur Duitse lucht- afweerstellingen ten westen en ten oosten van de spoordijk in de Rosandepolder uit te schakelen. Enkele bommen kwamen echter in de omgeving van het Stenenkruis terecht. Daarbij kwamen Albertus Willemsen (36 jr.) en Willem van Brummelen (21 jr.) om het leven. Zij waren de eerste burgerslachtoffers in Oosterbeek.
Ongeveer tezelfder tijd werd ook het terrein van het Psychiatrisch Ziekenhuis in Wolfheze gebombardeerd. Doelwit vormden in dit geval daar gelegerde Duitse troepen. Sinds 10 september waren deze ingekwartierd in de kliniek Neder-Veluwe en ook elders in het dorp (Hotel De Buunderkamp, Tehuis voor Blinden, de Christelijk School aan de Parallelweg en bij burgers). De volgende dagen arriveerden ook stukken geschut ( 39 stuks, later verminderd tot ca. 27), terwij1’tussen de paviljoens in het bos munitie opgestapeld werd.Het bombardement kostte uiteindelijk aan 80 personen, patiënten, verplegend personeel en burgers, het leven. Het Tehuis voor Blinden brandde uit en ook woonhuizen werden zwaar getroffen.
De melding van de heer Striker over de steenoven van Sanders heeft betrekking op het bedrijf in de Rosandepolder, ten westen van de spoordijk, aan de Polderweg. Het terrein is nu in gebruik bij de Stichting Oosterbeekse Rijnoever als camping en jachthaven. De resten van de ringoven zijn nog aanwezig.
Met de brand ”richting Bilderberg” wordt ongetwijfeld Wolfheze bedoeld.

23.40 Hoofdwachtmeester Nauta geeft kennis dat bij hem te Renkum, namelijk bij hem aan het bureau bij Hardeman, Keijenbergscheweg, en in het gebouw het “Witte Kruis”, een krankzinnige zit. In de verwarring na het bombardement op Wolfheze is een aantal patiënten van het eQ iQ Psychiatrisch Ziekenhuis op eigen gelegenheid op stap gegaan. In bovenstaande en in latere meldingen komen we sommigen van hen op verschillende plaatsen in de gemeente tegen. De meesten zijn uiteindelijk teruggekeerd. Enkelen werden later troffen.

Maandag 18 september

07.00 De luchtbescherming brengt een Engels geweer en helm aan het bureau.
08.00 Wachtmeester Pahlplatz van de marechaussee brengt een in de tuin bij huize Eikenhorst gelegen handgranaat.
Eikenhorst was de middelste van drie villa’s die stonden op de plaats waar Utrechtseweg/Lebretweg het bejaardencentrum Overdal is.
10.00 Inspecteur Jansen meldt dat een vrouw genaamd Hofman, wonende hoek Schoolstraat/ Taludweg, door een schot gedood is.
10.35 De Swart (RAFA), Benedendorp, geeft kennis dat twee onbeheerde rijwielen zijn geborgen in de fabriek. P.C.de Swart woonde aan de Benedendorpsweg tegenover zijn timmerfabriek RAFA (Radio Apparaten Fabriek Arnhem). De bewuste panden werden na de bevrijding verwoest aange¬troffen en zijn nu vervangen door de huizen met de respectievelijk de nummers 114 en 99. Wellicht waren de eigenaren van de fietsen gevlucht voor het oorlogsgeweld.
11.15 Jacobus Bles, evacué, wonende Parallelweg ten huize van P.W.Hoftijzer, komt met de mededeling dat gisterenavond te omstreeks 21 uur genoemde Hefijzer op onver-klaarbare wijze is verdwenen, terwijl hij buiten gereed stond om naar de brand op de Graaf van Rechterenweg te gaan.
Meldde tevens drie koeien dood in de weide Johannahoeve, vermoedelijk van Aalbers.
Hoftijzer komt in de overige meldingen niet meer voor. Hij is in ieder geval weer boven water gekomen, want hij heeft na de oorlog nog in Oosterbeek gewoond. Wat met “de brand” wordt bedoeld is nog onbekend.
11.30 Huismeester Van Aken, Stichting Wolfheze, Meldt dat zijn vrouw gisteren tijdens het bombardement op Wolfheze dodelijk is getroffen. Caspers kennis gegeven, daar de zoon van Van Aken tijdelijk bij hem vertoeft.
11.35 Van Neck, Beukenlaan, meldt dat de watertoren door een granaat is getroffen.
Niet uitgesloten dat hangende stukken gevaar opleveren voor passage watertoren-pad. Bobeldijk gewaarschuwd.
De watertoren stond aan de Molenweg (oostzijde) tegenover de huidige Ireneweg. Het verbindingspad Molenweg-watertoren-Beukenlaan werd “Watertorenpad” genoemd.
M.Bobeldijk, opzichter Bouw -en Woningtoezicht, was tevens opperbrandmeester.
11.40 Geurtsen, Steynweg, meldt een onontplofte granaat Steynweg, hoek Paul Krügerstraat.
11.45 Wolzak meldt dat indien nodig bedden verkrijgbaar zijn bij de Wilhelminaschool en de RK-Jongensschool.
De Wilhelminaschool werd verwoest. Nu staan daar de panden Wilhelminastraat 26-30
Het gebouw van de RK-Jongensschool staat nog aan de Sint Bernulphusstraat 7-9
12.00 Bax, Utrechtsestraatweg, meldt dat bij hen is aangekomen een zenuwpatiënte, niet in het bezit van papieren. Draagt een herenjas.
Mevrouw Van Mastbergen te Wolfheze meldt dat gisteren direct na het bombardement een auto voor het huis van loodgieter Klaver stopte. De inzittende personen liepen de woning binnen, terwijl niemand thuis was. Uit een in die woning staande koffer is ontvreemd een portefeuille met inhoud geld. Deze vermissing is ontdekt direct na het bezoek van die personen.
12.45 Van Bode meldt benzinetank in de tuin van Reijenbeek, Beukenlaan 16a Ook bij het Badhuis, Lebretweg, ligt een gevulde benzinetank
Het “Zalencentrum Lebret” – tot voor kort het Parochiehuis – herbergde destijds ook het gemeentelijk badhuis.

15.30 Berendsen, Strodorpsweg, meldt dat in de Beukenlaan gwonde Engelse soldaten liggen. Een Rode Kruis-zuster die hen wilde helpen, kreeg een schot door haar arm. De tafelberg gewaarschuwd.
15.10 De rechercheur Wetsteijn meldt dat bij J. Wetsteijn een granaat in de woning is geslagen. Geen persoonlijke ongelukken.
15.45 Uitslaande brand gemeld op Marienbergweg, woning T.H. Smit. Bobeldijk kennis gegeven.
16.30 Bericht kind van Meeuwsen en kind van Snijder, Parallelweg, gewond. Rijks met twee EHBO’ers erheen gegaan.
Beide kinderen, Cornelis Gerrit Meeuwsen (11 jr.) en Sibilla Hendrika Snijder (2 mnd.) zijn dezelfde dag aan hun verwondingen overleden. De heer Rijks was leider van de E.H.B.O.
16.30 Huisdeur woning Utrechtseweg 95 door militairen binnengedrongen.
18.30 V.d.Sluijs, Dreyeroord”, geeft kennis dat huize Waldfrieden in brand staat. Directeur Brandweer V.Buuren kennisgegeven.
18.40 Hoogendam, Johannahoeve, geeft kennis dat er gewonde soldaten bij huize Wald-frieden liggen.
Huize Waldfrieden behoorde tot het landgoed Johannahoeve; nu staat daar het hoofd¬gebouw van de missionarissen van Mill Hill, missiehuis Vrijland.
18.35 Wordt aan het bureau gebracht door zuster Egbertse, een van naam onbekende vrouw, verpleegde van de Stichting Wolfheze, die bij Bax was aangekomen. Deze is door tussenkomst van de inspecteur overgebracht naar het sanatorium “Hemeldal”.
Rust- en herstel1ingoord ’t Hemeldal van E.H.J.Zwarts aan de Graaf van Rechterenweg, ten westen van de huidige opvang- en begeleidingsinrichting “Paula”, werd later in brand geschoten en brandde volledig uit. Vijf mensen kwamen daarbij om het leven.
19.30 Post watertoren te Doorwerth meldt dat de boerderij van Jurrius, staande op de Doorwerthse heide, in brand staat.
19.45 Gerritsen, wonende Schelmseweg 2, geeft kennis dat voor het woonhuis van mw. Tromp Meesters, Schelmseweg 31, een fosforbom op het trottoir ligt.
Bret, wonende Van Wassenaerweg 10, geeft kennis dat bij hem twee gewonde Duitse militairen liggen. De Tafelberg in kennis gesteld.
21.00 Brig.Nauta te Renkum bericht dat de boerderij van Dorrestijn (Klein Amerika) is afgebrand.

Dinsdag 19 september

8.45 Terwindt, Rosandeweg, bericht dat er munitie, bestaande uit granaten, groot en klein, plus handgranaten in zijn tuin liggen, die hij gaarne verwijderd wil hebben.
10.30 Brand boerderij Bongers, Borgerhoeve. Opperbrandmeester Bobeldijk gewaarschuwd.
12.15 Voltreffer geplaatst in woningen Heuveloordweg 1-5-7-12-14 en 17, Watertorenweg 8, Molenweg 11-13-14 en 39 en Emmaweg 22.
Watertorenweg = de huidige Ireneweg; Emmaweg = Emmastraat.
12.45 Op ca. 15 m. afstand van de woning van G.v.d.Kamp, Cornelis Koningstraat 11, een granaat ontploft. Daarbij is Willem Rieksen, geboren 7-4-1933, Cornelis Koningstraat 18, aan de rug gewond en Hendrik van Vooren, geboren 17-3-1926, Kapelstraat 30 Arnhem, in zijn gelaat is gewond. De woning heeft glasschade en ruitenschade bekomen. Op het pand nr.56, le etage NO-zijde, is een granaat ont-ploft. Niemand gewond of gedood. Aan de panden 56 en 54 dak-hout-glasschade, tevens vitrage.
Voor het pand Utrechtseweg 110a, café-restaurant Concordia, bewoond door J.M. van der Velden, een voltreffer in het trottoir. Alleen 3 ruiten stuk op het terras.

13.15 J.Nijhuis, Vogelweg 16, geeft kennis dat er een voltreffer is ingeslagen in de schuilkelder bij Modder, Vogelweg 21. Dode en gewonden.
13 00 Van Brakel, Paasberg 13, geeft kennis dat er een dode op de Van Toulon van der Koogweg bij woonhuis Evers ligt en dicht daarbij een gewonde. Luchtwacht kennis gegeven.

13.45 Mevrouw Van ’t Ende, Prins Bernhardweg 8, geeft kennis dat het woonhuis van de aldaar wonende Kraaijenhagen (nr.6) blijkbaar begint te branden. Later wordt kennis gegeven dat het huis is afgebrand.
Op 1 april 1942 had burgemeester J.J.Talsma ter openbare kennis gebracht dat op last van de Duitsers de naam van Prins Bernhardweg gewijzigd was in Spoorstraat. Niet iedereen hield zich blijkbaar aan dat voorschrift !
14.10 Van Manen, brandstoffenhandelaar, Weverstraat 152, geeft kennis dat een zekere Soetjes, Fangmanweg 20, gevangenen, die afkomstig zijn uit de strafgevangenis, in school I heeft geborgen.
Bedoeld wordt Ir.F.de Soet, Weverstraat 146, die in het boek “Niet Tevergeefs – Oosterbeek’s burgers temidden van de strijd der Airbornes September 1944” (1946) vanaf blz. 34 verhaalt van genoemd voorval. School I was de zgn. “Klompenschool”, de Openbare Lagere School onderaan de Weverstraat; School II was de eerder genoemde Wilhelminaschool.
14.30 Van Harskamp, Jan van Embdenweg 33, geeft kennis dat in pand nr.31 een voltreffe is terechtgekomen.
Bominslag Vogelweg. Gedood Johannes Gerardus Piek, 40 jaar. Zwaar gewond zijn: Hendrik Piek (14 jr.), mej.D.Karei (17 jr.), mej.J.Piek (11 jr.), Van Harskamp, Vogelweg 13. Gewonden overgebracht naar De Tafelberg.
In het boek “Zes Dorpen in Oorlog en Verzet” (1984) vertelt de voormalig politie¬beambte H.Elijzen op blz.132 over deze gebeurtenis.
15.30 Vreede, Wolfhezerweg 37, geeft kennis dat achter zijn woning munitie ligt.
George Willem Vreede, oud ritmeester van het Regiment Huzaren, 71 jaar, zou op 20 september in zijn oude rijbroek tegen de Duitsers ten strijde trekken. Hij stond zwaaiend met een pistool in zijn tuin toen hij werd doodgeschoten.
17.30 J.J.van Woerkom, Backerstraat 53, geeft kennis dat bij H.0.P.v.d.Berg en J.Th. Piek, beiden Taludweg, een brand is ontstaan.
17.45 Opperwachtmeester De Haen meldt dat twee manden, waarin vermoedelijk ieder een benzinetank, neergelaten zijn achter het Zusterhuis, gelegen aan het Sint Ber- nulphuspad.
18.00 J.van Woerkom, Backerstraat, geeft kennis dat achter pand nr22 twee parachutes zijn gedaald, waarin vermoedelijk benzinebussen.
19.20 Keijs, Sint Bernulphuspad 4, geeft kennis dat hij in het bezit is van verschil-lende adressen waar parachutes zijn gedaald. Een busje olie is door hem gede-poneerd op het bureau.
21.15 Wordt door Engelse militairen aan het bureau gebracht Lotte Hermine Anne Wagner, geb.29-12-1922 in Düsseldorf (D), wonende Overtoom 430 III en Alphonse Geldrüde, geb.22-3-1922 te Cathologue, wonende te Amsterdam. Voor onderzoek ingesloten.
7.30 Rombout meldt dat D.Rijks gewond ligt bij Snoeck Henkemans, Unksepad 1.
Volgens de overlijdensakte werd Derk Rijks, 79 jaar, op 1 october 1944 dood aan¬getroffen “in de gemeente Renkum”. Het opgravingsrapport vermeldt dat hij was be¬graven in de tuin van Van der Sande, Jhr.Nedermijer van Rosenthalweg 79, hoek Bato’sweg. Dat is niet zo ver van het Unksepad.

Woensdag 20 september.

07.30 In bewaring twee arrestanten H.Wagner en A.Geldrüde. Brood en drinken verstrekt.
09.00 Kortman bericht een dode Frater bij het Parochiehuis. De Tafelberg heeft be¬richt ontvangen.
10.30 Striker geeft kennis dat 3 panden staande aan de Molenweg afgebrand zijn. Wolzak geeft kennis dat de echtgenote van De Haan, Emmastraat 50a, thans ge‘vacueerd is naar Doorwerth, Kerkstraat 32.
Bovenstaande melding is de laatste in het dagrapportenboek, dat begint op 25 augustus 1944. De rest van het kloeke boek is leeg; slechts 57 bladzijden zijn beschreven. Wat er van de twee Duitse meisjes is geworden is onbekend. Tips daarover zijn van harte welkom en dat geldt ook voor andere correcties en aanvullingen.

Download ministory

MINISTORY XII
OVER “VLIEGENDE PAARDJES” EN “RODE DUIVELS”
door: C.van Roekel
In het voorjaar van 1945, toen wij na een lange evacuatie-periode weer mochten terug-keren naar onze huizen, of beter gezegd naar hetgeen er nog van over was, was er een schrijnend tekort aan kleding. Overhemden, broeken, sokken, jurken en schoenen waren waardevolle artikelen. In die tijd was het heel gewoon dat vader, als hij naar een belangrijke bijeenkomst moest, eerst het kostuum van de buurman leende ! De dames hadden het gemakkelijker omdat de parachutes, die in grote aantallen voorhanden waren, voldoende textiel voor jurken en blouses leverden. Wij, opgeschoten jongens, stroopten de omgeving af en dosten ons op “z’n Airborns” uit. Overhemden, sokken broeken, battledresses en smocks waren niet zo moeilijk te vinden en wat te groot voor ons was werd meegenomen als werkkleding voor de groten.
Een van de belangrijkste leveranciers van bovengenoemde manufacturen was het park Hartenstein. Op de sintelbaan en de tennisvelden en verder op de gazons viel heel wat te beleven en op te rapen. We hadden onze vaste “stekkies” voor bepaalde benodigdheden. Zo ook voor de “vliegende paardjes”, zoals wij de Pegasus-emblemen gewoonlijk noemden. Ongeveer 25 meter ten zuiden van de huidige ingang van ons museum lag een mand met duizenden distinctieven. Het waren bijna allemaal Pegasus-emblemen, hele “broden”.
Een hedendaagse verzamelaar zou zich de vingers aflikken, maar wij, op jacht naar kle¬ding, dekens en voedsel namen slechts zo af en toe eens een “broodje Pegasus” mee en deelden dit in stapeltjes van “pak weg” 25 emblemen uit aan wie er om vroeg.
De symboliek van het “vliegende paardje” drong niet tot ons door en de waarde die er nu aan wordt toegekend zou toen waarschijnlijk aanleiding tot vrolijkheid hebben gege¬ven. We droegen in die tijd complete battle-dresses voorzien van mouw-emblemen, rang- onderscheidingstekens, batons, enz. Extra emblemen vonden we helemaal niet nodig, te¬meer daar we ze er dan ook nog zouden moeten opnaaien.
Toch hebben we het vliegende paardje tot symbool gemaakt van onze wandelclub. In 1947 werd de eerste Airborne Wandelmars georganiseerd en onze jongensclub deed mee onder de naam “De Rijnkanters”. Als clubembleem droegen we, hoe kan het ook anders, een Pegasus!

Wandelclub “De Rijnkanters” met het Pegasus-embleem op de shirts tijdens de 3e Airborne Wandeltocht in 1949.

Gedurende de afgelopen veertig jaar zijn Pegasus en Bellerophon eigenlijk het “tweede wapen” van de Gemeente Renkum geworden, maar ik vraag mij af of de geschiedenis en de betekenis ervan wel in ruime kringen bekend is. Vanwege het feit dat gedurende veertig jaar onze Politie Sport Vereniging de Airborne Wandeltocht organiseert en daarmee het Airborne-embleem internationale bekendheid heeft gegeven, lijkt het een goede gelegen¬heid de herkomst van het mouw-embleem en die van de bekende rode baret met gesp eens uit de doeken te doen.
Na de oprichting van Airborne Forces ontstond de behoefte aan een bijbehorend distinc-tief. Generaal Gale schrijft in zijn autobiografie “Call to Arms” dat Generaal Browning, Brigadier Hopkinson en hijzelf het initiatief hebben genomen, waarna Majoor Edward Seago, Camouflage Officer of Southern Command, de opdracht tot een ontwerp kreeg. Het resultaat was het bekende embleem dat in mei 1942 werd ingevoerd.
Majoor Seago heeft zich laten inspireren door verhalen uit de Griekse mythologie waarin de ruiter Bellerophon en het paard Pegasus een rol spelen. Het ros verrees uit het bloed van het veelkoppig wezen Medusa, toen dit door Perseus werd verdelgd. Bellerophon wist, met behulp van een Griekse godin, Pegasus te temmen om zijn opdracht, het doden van een vliegend en vuurspuwend monster, de Chimaera, te kunnen uitvoeren. Overmoedig geworden door zijn overwinning trachtte hij daarna de hemel, het woongebied van de góden, te bereiken. Dit ging de góden te ver en zij deden hem ter aarde storten. Volgens deze versie van de overlevering zou Bellerophon kennelijk zelf geen vleugels hebben gehad. Het paard Pegasus veranderde daarop in een sterrebeeld.
Het is duidelijk dat Majoor Seago bij zijn ontwerp de symboliek heeft willen beperken tot die van de gevleugelde bestrijding van het kwade en dat hem het latere droeve lot van de Ist Airborne Division niet voor ogen heeft gestaan.
De eerste parachutisteneenheden waren samengesteld uit militairen afkomstig van vele regimenten die elk hun eigen pet, kepi of baret kenden. Teneinde uniformiteit in hoofd¬deksel te verkrijgen werd een baret ingevoerd van een kleur die de luchtlandingstroepen duidelijk zou onderscheiden van andere legeronderdelen. Prototypes van verschillende soorten groen, blauw en rood werden geproduceerd en op vrij willekeurige gronden werd tenslotte door de Chef Staf van de Engelse strijdkrachten, Sir Alan Brooke, in eigen persoon gekozen voor de wijnrode uitvoering. Te zelfder tijd werd het baretembleem, een parachute met kroon en vleugels, ingevoerd. Aldus getooid werd het regiment voor het eerst in november 1942 in Noord-Afrika ingezet. Het verhaal gaat dat de Duitse tegenstanders onder de indruk raakten van het optreden van de Engelse troepen, die hun baret prefereerden boven een helm en hen daarom de bijnaam Rode Duivels verleenden.
Aanvulling op Ministory No.XI.
Bij Ministory No.XI, “De geschiedenis van de Poolse Gliderlift tijdens Operatie Market- Garden” door John R.Grodzinski, was een tabel opgenomen met een beschrijving van de lading van ieder glider. In deze lijst staan drie gliders genoemd van de geneeskundige dienst, waarvan de Inhoud niet bekend was. Onlangs heeft onze voorzitter, de heer J.Smits, dankzij de hulp van de heren J.J.Lorijs en Dr.S.J.Sosabowski, gegevens over de lading van deze drie gliders verkregen uit het Sikorski Instituut in Londen.
In de eerste glider bevonden zich een lege jeep en een jeep geladen met o.a. brancards, voedsel, steriel verbandgaas en een uitkookpan. In de tweede glider zaten eveneens twee jeeps: één onbeladen, de ander geladen met o.a. transfusie-materiaal, steriel verband¬gaas, brancards, brancard-schragen en dekens. De inhoud van de derde glider bestond uit een jeep geladen met transfusie-materiaal, steriel verbandgaas, een set voor water- onderzoek en water-sterilisatie en dekens. Tevens bevonden zich in dit zweefvliegtuig twee trailers met o.a. tenten, lampen, primussen, brancards + schragen, dekens, suiker, verbandmiddelen, rekverbandpleister, medicamenten, transfusie benodigdheden, plasma alsmede gedroogd plasma en water.
Uit de aantekeningen van Dr.Mozdierz, commandant van de geneeskundige compagnie, ge-maakt bij de verlieslijst in het najaar van 1944, kan worden opgemaakt dat de Polen uit laatstgenoemde glider, sldt.I.Chrusciel en sldt.Abramczyk, erin slaagden een jeep uit te laden en weg te komen van de landingszone. Uit dezelfde lijst moet de conclusie worden getrokken dat de Polen uit de tweede glider, Sgt.Szpetnar en sldt.Marszalek, het erbij de landing eveneens levend afbrachten, doch daarna vermist werden.

Download ministory

MINISTORY XI
DE GESCHIEDENIS VAN DE POOLSE GLIDERLIFT TIJDENS OPERATIE MARKET-GARDEN.
door: John R.Grodzinski

Veel verslagen van Operatie Market-Garden beschrijven de verbazingwekkende en held-haftige glider-lifts die een groot deel van de Engelse en Poolse troepen naar Arnhem vervoerden. Behalve van het aantal gliders dat hiermee gemoeid was, wordt over deze vluchten echter maar weinig geschreven; over de Poolse glider-lifts van 18 en 19 september 1944 variëren de verhalen van de simpele constatering dat de Polen waren aangekomen 1) tot wat meer gedetailleerde berichten waarin het aan juistheid schort 2) . De film “A Bridge Too Far” vermeldt zelfs geheel foutief dat de Poolse gliders hele-maal niet waren aangekomen.
Het doel van dit artikel is om de gebeurtenissen van de Poolse glider-lifts te behan-delen, met inbegrip van de achtergronden, de ladingen die vervoerd werden, de vlucht en de landingen. Het daaropvolgend verhaal van de eenheden op de grond komt alleen ter sprake in samenhang met de landingen. Enkele details ontbreken doordat er lacunes of onjuistheden in de documentatie voorkomen.
In Market-Garden zou de Poolse Para Brigade langs drie wegen naar Nederland worden vervoerd: 114 Dakota’s op D+3 (woensdag 20/9) met de parachutisten, een gliderlift op D+2 en op D+3, en de rest van de Brigade over zee. De toewijzing van de gliders werd voor het eerst vernomen tijdens een bespreking in Moor Park op 12 september, toen 45 gliders voor de Polen werden gereserveerd 3). Er werd dientengevolge besloten dat “de lichte artillerie van de Brigade ( 75 mm ge¬schut ) niet zou worden ingezet. De Anti-Tank Battery kon slechts de kanonnen met jeeps en twee man per kanon meenemen. Het transport en de zware uitrusting van de overige eenheden moest tot een minimum beperkt worden” 4).

Algemeen Bevel No.1 vermeldde het volgende over de gliders:
10. Glider Groep:
Het eerste glider detachement bestaande uit: 7 gliders – een anti-tank battery (troop), 2 gliders – Para-genie, 1 glider – Voorlopig hoofdkwartier dient:
(A) zich te voegen bij Ist Airborne Division – volgens bevel Ist Airborne Div.
(B) te wachten op 756779 ( Velperplein, Arnhem ) op de Brigade.
(C) contact op te nemen met de Brigade en het tweede glider detachement direct na hun landing.

Het tweede glider detachement ( 3e lift ) bestaande uit: Anti-Tank Battery – min een Troop – en andere onderdelen van de Brigade dient: zich zo spoedig mogelijk bij de Brigade te voegen.

5)Er vonden derhalve twee lifts plaats; de eerste van tien gliders en de tweede van vijfendertig. No.38 en 46 Group RAF zorgden voor de sleeptoestellen (’tugs’).
De eerste lift vloog vanaf Manston en de tien gliders werden gesleept door Albemarle vliegtuigen van 296 en 297 Squadrons naar L(anding) Z(one) “X” ( aan weerszijden van de Telefoonweg ). Vertrektijd was 11.45 uur op 18 september en afgezien van wat be-wolking en licht luchtdoelgeschut gebeurde er tijdens de vlucht vrijwel niets ver- meldenswaardigs 5). Alle Poolse gliders voerden een geslaagde landing uit en zij werden onmiddellijk uitgeladen. Rond de landingzone vielen enkele schoten maar de Polen leden geen verliezen en er ging geen materiaal verloren 7). Na het uitladen voerden de eenheden hun opdracht uit.

Op de volgende dag, 19 september, was de situatie aanzienlijk gewijzigd. In Engeland was besloten om de volgende lift langs de zuidelijke route te vliegen teneinde te voorkomen dat op drie opeenvolgende dagen dezelfde route werd gebruikt ®). In Nederland dwong de toenemende Duitse druk Generaal Urquhart die middag zijn strategie te wijzigen. De 4e Para Brigade moest zich ten zuiden van haar huidige stellingen terugtrekken ( waar zij onder andere de Poolse LZ beschermde ).
Hoewel onderdelen van 7 KOSB achtergelaten werden om de LZ te dekken 9), resulteerde de terugtocht in combinatie met het oprukken van de Duitsers in een gevecht op de LZ waar de Polen zouden aankomen^). Het weer werd ook slechter. Het vertrek, oorspron-kelijk vastgesteld op 07.45 uur, werd tot 12.00 uur uitgesteld. Vijftien gliders, ge¬trokken door Stirling-toestellen van 196 Sqn ( 8 ) en 299 Sqn ( 7 ) , stegen op van Down Ampney. Twintig gliders vertrokken van Tarrant Rushton. Zij werden getrokken door Halifax V-toestellen van 298 Sqn ( 10 ) en 644 Sqn ( 10 ). Het laatstgenoemde Squadron voerde ook één vlucht uit met een Hamilcar-glider, maar boven Gent brak de sleepkabel. De Squadron rapporten vermelden dat het weer het slepen ernstig bemoei¬lijkte en dat er boven het vasteland veel meer hinder van luchtdoelgeschut werd ondervonden dan op de voorafgaande twee dagen*-*-).
Tijdens de vlucht van 298 Sqn brak één sleepkabel en de glider landde 4| km ten zuid¬oosten van Ostende19) . 644 Sq .leed ook een aantal verliezen. Behalve de Hamilcar die die boven Gent verloren ging, werd vlakbij de LZ een kabel door luchtdoelgeschut middendoor geschoten ( locatie: 51°17’N, 05“03’E ) en net ten noorden daarvan werd het staartstuk van een andere glider afgeschoten waardoor deze omlaag dook. De piloot van het sleeptoestel, officier-vlieger McConville, begon met zijn Halifax te duiken met de glider ( Horsa 126, met een kanon als lading ) erachter, in een poging de neus omhoog te houden. De kabel brak echter en de glider dook steil de grond in.13) De andere twee waren ook gliders van de Anti-Tank Battery: 298 Sqn verloor glider 130 en 644 Sqn glider 133. Vier van de gliders die van Down Ampney vertrokken, gingen verloren doordat de sleepkabel brak: gliders 144, 149 en 152 getrokken door 196 Sqn en glider 154 door 299 Sqn. Zo bereikten slechts 28 van de 35 gliders het landingsterrein.

Intussen ( om ongeveer 16.30 uur ) was de terugtrekkende 4e Para Brigade in gevechten gewikkeld met de Duitse troepen en verscheen de Luftwaffe. Temidden van deze omstandigheden arriveerden de Poolse gliders. Marek Swiecicki schreef over de ontvangst: “Messerschmitts! Hun machinegeweren keften en blaften… Enkele gliders vlogen in brand… toen zij weg waren barstte het bos los….De Duitse infanterie vuurde op de gliders…de kogels vlogen door de houten wanden van de gliders, over de jeeps en de kanonnen die eruitgehaald waren, en over de mannen…”14).
Luitenant Halpert, een artillerie-officier die het overleefde, herinnert zich:
“De meeste gliders werden in de lucht door het geschut geraakt… degene die landden zaten midden in een kruisvuur. De Duitsers schoten op ons en de parachutisten aan de overkant schoten op de Duitsers. Het kostte ons een paar minuten om vast te stellen wie wie was en welke kant op te schieten”15).
Enkele manschappen van B Company 7 KOSB kwamen de Polen helpen om hun materiaal te bergen en binnen de eigen linie te komen.
Vijftien gliders van de Anti-Tank Battery met negen stukken aan boord kwamen op de LZ terecht en daarvan werden er slechts drie uitgeladen, tesamen met twee jeeps en aanhangwagens1®). Er waren ook verliezen aan mensen. De details over de rest van het verloop zijn slechts oppervlakkig, maar het volgende is bekend: van het le bataljon werd één soldaat gedood en één gewond; het 3e bataljon kon slechts één glider uit-laden; geen van de gliders van de Field Ambulance kon worden gelost?).
Het precieze aantal verliezen zal wel nooit bekend worden. Door het afweergeschut, de gebroken sleepkabels, de luchtaanval en de daarop volgende strijd op de grond gingen talloze gliders met lading en al verloren, kwamen mensen om ( sommige neer-geschoten door eigen troepen ) en werden andere gevangen genomen. Juiste aantallen zijn moeilijk vast te stellen. Ryan zegt dat het nog veel erger had kunnen zijnl8). Er was overigens schade genoeg geleden. Het verlies van de uiterst noodzakelijke anti-tankkanonnen, munitie en ander materiaal zou gevolgen hebben.
De toegetakelde Polen kwamen weer snel tot hun positieven en trokken de perimeter van Ist Airborne Division binnen om daar deel te nemen aan de gevechten tot de evacuatie op 25/26 september.
Later op de dag kwamen er op Sosabowski’s hoofdkwartier onbevestigde berichten binnen dat de gliderlift vernietigd was19). In feite was dat ook zo. Het was voor de Polen de eerste van een reeks ongelukkige gebeurtenissen tijdens hun deelname aan Operatie Market-Garden.

Het neerkomen van de Poolse gliders op LZ “L” werd gefotografeerd door Kapitein Jasper Booty van het Hoofdkwartier 4e Para Brigade.
Noten
1. Janusz Piekalkiewicz, Arnhem 1944, p.58.
2. Zie: Cornelius Ryan, Een Brug Te Ver, pp 332-333 en Boeree/Bauer, De Slag bij Arnhem, pp 216-220.
3. War Diary 1 Polish Parachute Brigade Group 12 September 1944.
4. Ibid.
5. 1 Polish Parachute Brigade Group HQ Translation-Extract General Order No.1 for “D plus 2”, p.2.
6. Operation Record Book for 296 and 297 Squadrons 18 September 1944.
7. Brief aan de auteur van Mr.W.Mleczko, 8 februari 1985.
8. RAF Narrative of Operations “Liberation of NW Europe”, Vol.4, p.161.
9. Boeree/Bauer, De Slag bij Arnhem, p.216.
10. Generaal-Majoor R.E.Urquhart, Arnhem, p.104.
11. Operations Record Book No.644 Squadron 19 september 1944.
12. Operations Record Book No.298 Squadron, Detail of Work Carried Out,
19 September 1944.
13. Operations Record Book No.644 Squadron, Detail of Work Carried Out,
19 September 1944.
14. Boeree/Bauer, De Slag bij Arnhem, p.216
15. Beschreven in brief aan de auteur van Mr.W.Mleczko, 8 februari 1985.
16. Report on Action of the Anti-Tank Battery in Op “Market”.
17. Brief aan de auteur van Mr.J.J.Lorys, 30 augustus 1983.
18. Cornelius Ryan, Een Brug Te Ver, p.333.
19. “The Action of the Ist Polish Parachute Brigade Group in Arnhem-Driel,

Op pagina 8 is een tabel afgedrukt waarin een overzicht wordt gegeven van de lading die op 18 en 19 september 1944 door de 45 gliders van de Eerste Poolse Para Brigade naar Arnhem moest worden overgevlogen. °

Download ministory

MINISTORY X
De GESCHIEDENIS VAN DE 17-PONDER KANONNEN IN HET PARK HARTENSTEIN. II.
In deze Mini-Story komt de 17-ponder aan de beurt die rechts van de ingang van het Museum bij de SHERMAN-tank staat.
Deze 17-ponder werd in 1945 teruggevonden in de laan van de Sonnenberg, dus op enige honderden meters afstand van de huidige opstelling. Het stuk wees naar het westen en stond in 1945 nog op precies dezelfde plaats waar het in 1944 zijn laatste duel met een Duitse tank had uitgevochten. Deze “tegenstander”, een door de Duitsers gebruikte Franse RENAULT-tank, stond ongeveer 150 meter verderop in de laan. Ik herinner mij de situatie nog heel goed, aangezien ik kort na de oorlog een regelmatige bezoeker van Huize de Sonnenberg was. Niet vanwege het statige herenhuis of het grasveld eromheen, dat door het mijnengevaar en het feit dat er een afschuwelijke stank hing van een kennelijk niet begraven dode, niet toeganke-lijk was, maar omdat er in september 1944 tussen het huis en het koetshuis een container met staven trotyl was neergekomen. Deze container, of beter gezegd de inhoud ervan, was het doel van onze tochten. Onze tochten, want deze macabere omgeving werkte zo beklemmend op onze jongens-branie dat we er niet alleen heen durfden.
Waarom dan deze escapades? De reden was eenvoudig. Ik was in die tijd de trotse bezitter van een stoommachine die ik gevonden had op een van de eindeloze vuilnis-belten die toen het Oosterbeekse straatbeeld sierden. Deze vuilnisbelten smeulden dag in dag uit, vooral de halfvergane kapokmatrassen. Wij, kleine jongetjes, wakker¬den die fikkies van tijd tot tijd nog eens aan door er handjesvol kruit uit mortier- bommen in te gooien! De gevonden stoommachine liep echter niet op kruit maar op trotyl. De stoomfluit gilde de hele buurt bij elkaar en de zuigerstang ging als een razende rond. Een lastige bijkomstigheid was echter dat deze uitgelezen vorm van brandstof de levensduur van “het machien” aanmerkelijk verkortte en het wonder der techniek kon slechts worden gadegeslagen door af en toe om de hoek van het huis te kijken! Het einde van het apparaat zal U duidelijk zijn. We waren van de knal niet erg onder de indruk – één knal meer of minder, daar lette onze Oosterbeekse gemeenschap in die tijd niet op.

Links: De door de Duitsers gebruikte RENAULT-tank op de Sonnenberglaan. De tank was van het type “Char B”. Deze buitgemaakte tanks waren door de Duitsers ontdaan van het oorspronkelijke 75 mm kanon. Daarvoor kwam een vlammenwerper in de plaats. Het 47 mm kanon in de koepel bleef gehandhaafd. Rechts: George Anthony Hurdman op de plaats waar destijds het 17-ponder kanon stond opgesteld. De Duitse tank stond net achter de schaduwstreep verderop in de laan.

Voorzien van een van de talloze kleine jute zakjes, die in de containers dienst hadden gedaan als stootkussen, bezochten we onze container met “brandstof” en meestal vereerden we “en passant” de RENAULT-tank en zijn voormalige opponentonze 17-ponder, ook met een bezoek. Ik herinner mij daarbij nog drie dingen: de eerder genoemde afschuwelijke stank uit dat gevaarlijke grasveld, een prachtige koperen plaat aan de zijkant van de tank en het feit dat mijn vriend mij net op tijd waarschuwde voor een HAWKINS-mijn. Deze mijn lag geniepig onder het rechter-been van het affuit van het kanon, waarvan ik net af wilde springen. Dus eigenlijk hebt U dit stukje aan mijn vriend te danken!
Tot zover mijn ervaringen in deze griezelige contreien. Samen met de Westerbouwing vond ik de Sonnenberg wel het meest angstaanjagend, mede omdat daar bij een be-paalde windrichting een zogenaamde “Aeolusharp” verderop in de bossen een klaaglijk geluid produceerde, hetgeen mij koude rillingen bezorgde.
Wat er zich in de Sonnenberglaan had afgespeeld in september 1944 was tot voor kort een raadsel. Een van onze Britse leden, de heer George Anthony Hurdman, reageerde echter op ons verzoek om informatie te geven over bij Arnhem gebruikte 17-ponder kanonnen en van zijn hand is het volgende verslag:
“Het bewuste kanon, waarbij ik als Gunner hoorde, was kanon no.1 van de X-Troop, 2e (Oban) Airlanding Anti-Tank Battery R.A. (2e Luchtlandings Anti-Tank Afdeling). Nadat we op maandag 18 september met de 2e lift op LZ”X” geland waren, namen we verschillende stellingen in ten noorden van de spoorlijn Arnhem-Ede. Toen we vanuit de lucht door machinegeweren onder vuur waren genomen, trokken we met onze 17-ponder terug langs de spoorlijn via een tunnel, onder bevel van kapitein P.Barron, terwijl de anderen over de spoorlijn gingen, waar zij onder zwaar vuur kwamen.
We trokken door Wolfheze naar de perimeter in Oosterbeek en onze laatste stelling was in een laan met bomen (de Sonnenberglaan, v.R.). Aan het eind van de laan lag een Duitse tank op de loer en ik werd in mijn rechterhand gewond door granaat¬scherven. De tank reed het bos uit de laan op en onze bemanning plaatste een vol¬treffer waardoor hij tot stilstand kwam. Onze sergeant Gee beval ons voor alle zekerheid hem er nog een voor zijn raap te geven.
Voordat we ons aan het eind van de slag over de Rijn terugtrokken werd ik in de verbandpost behandeld. Toen begroeven we de munitie en het sluitstuk en lieten de olie uit de terugloopcylinder lopen.
In september 1945 kwam ik terug om mee te doen aan de film “Theirs is the Glory” en bij die gelegenheid vond ik het kanon op dezelfde plaats waar het voor het laatst geschoten had, maar de wielen waren er afgehaald. De Duitse tank stond ook nog op dezelfde plaats waar hij in september 1944 was uitgeschakeld en binnen¬in zagen we niets dan as”.
Tot zover het verslag van de heer Hurdman. Verder onderzoek leverde nog de onder-staande gegevens op.
Oban is een plaats aan de westkust van Schotland. Hier werd de 2e Airlanding Anti- Tank Battery geformeerd. Een Engelse “Battery” staat gelijk aan een Nederlandse “Afdeling” en het Engelse woord “Troop” staat voor “Batterij” in het Nederlands. Een Troop had de beschikking over vier kanonnen. De X-Troop stond onder bevel van luitenant A.Paulland.
Voor het vertrek uit Engeland wisselde Gunner Hurdman zijn plaats bij de 17-ponder in de HAMILCAR-glider met de plaats van luitenant Paulland in een HORSA. Op die manier kon de batterij-commandant direkt na de landing zijn kanon no.1 in stelling brengen. Later voegde Gunner Hurdman zich op het verzamelpunt bij het landings-terrein weer bij de bemanning van het stuk.
Met de “tunnel” wordt de duiker onder de spoorlijn tussen Oosterbeek en Wolfheze bedoeld.
De namen van de stuksbemanning waren: Sgt.Nobby Gee, Bdr.John Mills, Gnr. Bob Williams, Gnr.George Hurdman, Gnr.Bill Bambridge, Gnr.Tom Kemp, Gnr.Smudger Smith, en Gnr./driver Tom Henny. Behalve Smith, die gewond krijgsgevangen werd gemaakt, gelukte het de gehele bemanning na de slag over de Rijn te ontkomen.
Kapitein Barron was opvolgend afdelings-commandant. Deze officier heeft zich bijzonder verdienstelijk gemaakt tijdens de gevechten en wordt verschillende malen door Brigadier Hackett genoemd in het verslag over de 4e Para Brigade. Tijdens de gevechten bij de Sonnenberg raakte kapitein Barron vermist en nadien heeft niemand meer iets over deze dappere officier gehoord. Zijn naam staat vermeld op het Groesbeek Memorial met als datum van vermissing 26 september 1944.
C.van Roekel

Download ministory

MINISTORY IX
Verslag van de lotgevallen van het 6e peloton S Compagnie van het le Parabataljon.
Door: kapitein Richard Bingley
Ik had het voorrecht het bevel te voeren over het 6e peloton van de S Compagnie, le Bataljon van het Parachute Regiment. Degenen van ons die het jaar daarvoor gewond waren geraakt tijdens de luchtlandingsoperatie op Sicilië, waren weer terug en het peloton was weer op volle sterkte. We waren goed getrained en het moreel was hoog. Helaas zouden 12 man bij Arnhem sneuvelen en zouden er 18 gewond raken in wat een nogal ongelijke slag zou blijken tegen Duitsers die alle troeven in handen, hadden.
In de vroege ochtend van zondag 17 september 1944 ging het peloton aan boord van twee C 47 Dakota’s op het vliegveld van Folkenham in Lincolnshire. We hadden een weinig schokkende vlucht naar Nederland, waarbij we beschermd werden door een enorm aantal Engelse en Amerikaanse jagers.
Om één uur in de middag sprong het rode licht boven de deur op groen en landde het peloton behouden bij Wolfheze. Eenmaal ontdaan van het parachute-harnas verzamelden wij ons bij de groene rookpotten van het le Bataljon en vormden we een verdedigings¬linie rond de bossen van Wolfheze. Binnen een half uur zagen we het 2e Bataljon op¬trekken langs de zuidelijke route naar Arnhem en het 3e Bataljon langs de middelste, maar ons bataljon bleef in afwachting van orders ter plaatse. Tweeënhalf uur later kwam het bevel en trokken we in noordelijke richting over de spoorlijn bij Wolfheze met de R Compagnie aan de spits. Bij het oversteken van de spoorbaan werden we door zware machinegeweren en mortieren van de Duitsers onder vuur genomen. Daarna trok het bataljon ongeveer 3 km. in de richting van de weg Ede-Arnhem, waar we Duitse tanks tegenkwamen. Het bataljon was genoodzaakt in zuidelijke richting het bos in te gaan, wat met onze zware uitrusting maar moeilijk ging. Toen het donker werd stopten we. Om elf uur werd een zware Duitse aanval op R Compagnie ingezet, waar¬door deze ernstige verliezen leed. Het hoofdkwartier stuurde de plaatsvervangend bataljonscommandant op onderzoek uit, maar deze sneuvelde, toen zijn voertuig opge¬blazen werd. Een tweede officier volgde, maar hem trof hetzelfde lot.

Het 6e peloton, S Compagnie, le Parabataljon, september 1944

Kapitein Richard Bingley

Bij het aanbreken van de dag vormde de S Compagnie de voorhoede en mijn peloton liep als compagniesreserve achteraan. Om twintig over vijf kwamen we in volstrekte duisternis uit het bos tevoorschijn en liepen we via een kruispunt in de richting van Oosterbeek. Aan beide kanten van de weg lag bouwland, aan de linkerzijde op-lopend, met bovenop een huis. Het land aan de rechterkant was plat. Plotseling werd de compagnie beschoten door zware mitrailleurs, mortieren en een tank. Mijn compagniescommandant beval mij langs de linkerflank met de vijand af te rekenen. Dat deed ik en twintig minuten later trokken de Duitsers zich terug, na de bemanning van twee machinegeweren te hebben verloren. In mijn peloton sneuvelden vier man en raakten er drie gewond, terwijl de verliezen van de compagnie ongeveer veertig bedroegen. Een triest begin, daar wij nog vele kilometers van ons doel, de brug in Arnhem, verwijderd waren.
De commandant van het 7e peloton was gewond en velen van zijn peloton waren buiten gevecht gesteld, dus ging zijn 7e peloton in mijn 6e op.
Die hele dag probeerden wij langs allerlei omwegen ons een weg te banen tussen de Duitse tankopstellingen en eindelijk arriveerden we bij de gevangenis in Arnhem, waar de sporen van hevige gevechten door het 3e Bataljon duidelijk zichtbaar waren. Per ongeluk kwam het bataljon op het terrein van het St.Elisabeths Ziekenhuis, waar een vertoornde commandant van de medische troepen ons wegstuurde. Er lagen een paar honderd gewonden in het ziekenhuis en onze aanwezigheid had een Duitse beschieting kunnen veroorzaken. Met veel excuses beloofden we weg te gaan maar dat was gemak¬kelijker gezegd dan gedaan, omdat de Duitsers een vuurlinie van artillerie en ma¬chinegeweren langs de weg hadden gelegd. Onder dekking van rook liet ik mijn pelotonssergeant met enkele jongens twee straten oversteken om 100 meter van het Rijn¬hotel een verdedigingslinie te vormen. Het bleek een moeilijke operatie en we raakten tussen andere compagnieën. Het kostte twee uur om mijn combinatie van het 6e en 7e peloton weer bij elkaar te krijgen.

Om ongeveer acht uur ’s avonds kreeg ik bezoek van de kolonel en mijn compagnies-commandant. De kolonel zei: “Luitenant Bingley, ga zo snel als U kunt met Uw peloton en zoveel mogelijk munitie in drie Brengun-carriers naar de jongens bij de brug !” Daar kwam de eerste Brengun-carrier aan, maar toen we er naartoe liepen om de munitie in te laden vloog het rotding door een voltreffer van een 88 mm. kanon de lucht in en hetzelfde gebeurde met de tweede carrier. En de kolonel zei: “Ik waag mijn derde en laatste carrier er niet aan, dan zullen we maar lopen”. De adjudant zei toen: “Bingley, neem een paar man mee en zoek in de tuinen in de buurt naar manschappen die zoek zijn !” In het daarop volgende uur kwam ik met zo’n twaalf man van het le Bataljon terug, Bij de tweede reis verzamelde ik er veertien en de adjudant zei: “Er is nog net tijd om er nog een paar binnen te halen voordat we vertrekken.” Toen zij dat hoorden vroegen mijn twee begeleidende manschappen of zij konden blij¬ven om hun geweer schoon te maken, wat ik toestond. Toen ik vlak bij het Rijnhotel was besefte ik hoe stom ik was geweest om er alleen op uit te gaan. Tegelijk rook ik gevaar en opende het vuur met mijn Sten op het moment waarop een Duitse soldaat uit het portiek van het vierde huis vanaf het Rijnhotel sprong en met de kolf van zijn geweer de Sten uit mijn hand sloeg met een klap die zowel de Sten als mijn hand raakte. Nu was dit de hand waarvan een jaar geleden een Italiaanse kogel vier midden- handsbeentjes had doorboord, wat het niet gemakkelijker maakte. Gelukkig had het salvo uit mijn Sten hem ernstig gewond, maar er verliepen nog wel wat onaangename momenten voordat ik hem met mijn seinpistool kon doodschieten. Onmiddellijk daarna ging ik terug en meldde mij bij de adjudant. Vervolgens begaf ik mij naar mijn com¬pagnie en mijn peloton.
In de vroege ochtend van de volgende dag (19 september) ging het restant van het bataljon met mijn compagnie voorop langs de weg die evenwijdig aan de rivier loopt, waarbij wij onderweg Duitse scherpschutters en machinegeweren opruimden. Na ongeveer 500 meter werd mijn voortreffelijke pelotonssergeant die naast mij liep door een scherpschutter gedood. Ik wilde hulp bieden maar werd toen in mijn enkel geraakt. Toen besloot de kolonel van deze weg naar boven te gaan om via de middelste weg op te marcheren. T Compagnie veegde dan ook het gebied voor zich schoon en verdreef Duitse SS-ers uit een groot wit huis van drie verdiepingen. Daarna voegde S Compagnie zich bij hen.

Luchtfoto van de omgeving van het Rijnhotel in Arnhem, 19 september 1944.
1) De Rijn. 2) Het St.Elisabeths Gasthuis. 3) Het Rijnhotel. 4) Bovenover, 5) Onderlangs. Brandende huizen tegenover het Gemeente Museum verspreiden rookwolken, die delen van Bovenover en Onderlangs versluieren.

Het was ónmogelijk om over straat te gaan en daarom moesten we om van het.ene huis in het andere te komen telkens een gat in de muur maken. Dit werd.zo’n twintig keer gedaan tot we bij het laatste huis van de rij kwamen, waar het krioelde van de Duitse tanks en kanonnen, die regelrecht op onze huizen schoten.
Na enige tijd werden wij overweldigd, terwijl wij ons doel in zicht hadden, maar er nog een kilometer vandaan waren. Drie dagen om twaalf kilometer af te leggen met vrijwel honderd percent verliezen ! Het was een bittere pil.
Toen ik acht maanden later uit het krijgsgevangenkamp in Engeland terug kwam, had ik de droeve plicht om de naaste familie van mijn twaalf manschappen die gesneuveld waren te bezoeken en ik vond dit een zware opgave.
Voordat ik gedemobiliseerd werd ging ik een paar maanden het ziekenhuis in.
Ik had steeds gehoopt dat de vijf man van mijn peloton, wier moedig gedrag ik onder de aandacht van de autoriteiten had gebracht, enigerlei onderscheiding zouden ont-vangen, maar dit mocht niet zo zijn.
Enige namen. De kolonel: Colonel Dobie, de adjudant: Gapt.Grove, de compagnies-commandant: Major Stark, de commandant van het 7e peloton: Lt.Felton.

NASCHRIFT
Voor veel Oosterbekers is Richard (Dick) Bingley geen onbekende en een graag geziene figuur, die zelden ontbreekt bij de herdenkingen tijdens de septemberdagen. Een officier die zeer gewaardeerd wordt door zijn “jongens”. Wij vinden het een bijzon-dere eer dat deze veteraan zijn belevenissen uit de Slag om Arnhem op zijn bescheiden manier aan ons beschikbaar stelde, temeer daar er zo weinig bekend is over de chao¬tische toestand waarin het le, 3e en He Parabataljon en het 2e Bataljon South Staf¬fords verzeild raakten bij hun wanhopige poging zich bij de groep op de Rijnbrug te voegen.
Wie is Dick Bingley ? Onderstaande, in telegramstijl weergegeven lijst, geeft een indruk van zijn respectabele militaire loopbaan.
1938: Dienst genomen in het territoriale leger, Mitrailleurbataljon Middlesex Regt. Januari 194-0: sergeant bij het Britse expeditieleger in Frankrijk.
27 mei 194-0: gewond door een mortiergranaat en via België geëvacueerd.
Oktober 1940: na ontslag uit het hospitaal dienst genomen bij de nieuw opgerichte 2e Commando Eenheid. Voltooide zijn parachutisten-opleiding. Ging over naar 11 SAS (Special Air Service). Hieruit werd later het le Parabataljon geformeerd.
Sergeant bij de T Compagnie. Oktober 1942: officiersopleiding in Aldershot.
1 april 1943: als 2e luitenant in de S Compagnie gesprongen boven Sicilië.
14 juli 1943: tweede verwonding aan zijn hand bij de verovering van twee bunkers op de Primosole brug op Sicilië.
1 oktober 1943: bevorderd tot le luitenant – tijdelijk kapitein.
Tweede operatie aan de rechterhand; tijdens revalidatie commandant opleidings- compagnie bij de Parachute Training School op Ringway bij Manchester.
I april 1944: weer in aktieve dienst als luitenant bij de S Compagnie.
17 september 1944: geland bij Wolfheze. Op 19 september gewond aan linker enkel en rechterhand. Krijgsgevangen gemaakt.
II april 1945: bevrijd en enige maanden opgenomen in een Engels ziekenhuis.
12 augustus 1946: gedemobiliseerd.
In 1949 weer in het leger; opleiding tot inlichtingenofficier.
November 1951: aangesteld als plaatsvervangend compagniescommandant in de B Compagnie, Welsh Regiment bij de Britse Gemenebestdivisie in Korea, met de rang van kapitein.
23 juni 1952: bij een aanval op een door Chinezen bezette heuvel door diverse kogels getroffen en zijn linker oog verloren. Slaagde er niettemin in de heuvel vier uur vast te houden en het beoogde doel, het maken van een gevangene, te verwezenlijken. Rest ons nog te vermelden dat Dick Bingley het eerste “lid voor het leven” van onze Vereniging is en bovendien een stuwende kracht achter B.L.E.S.M.A., waarvoor Uw aandacht wordt gevraagd elders in deze Nieuwsbrief en in het voorwoord van onze voor- zitter (C.v.R.).

Download ministory

MINISTORY VIII
DE GESCHIEDENIS VAN DE 17-PONDER KANONNEN IN HET PARK HARTENSTEIN. I.
Ze staan er bijna net zo lang als ons Museum in Huize “Hartenstein” is gehuisvest. Sinds 1945 zijn ze verschillende keren verplaatst: van hun laatste stelling naar de plaats waar nu het Oosterbeekse Airborne Monument is, toen naar Kasteel Doorwerth en sinds enige jaren bij ons Airborne Museum.
Als “grote” kleine man van 12 jaar “speelde” ik en met mij mijn generatie-genoten “kanonnetje”en ik vraag mij af hoeveel kinderhanden vergeefs getracht hebben beweging te krijgen in de zware, verroeste onderdelen van deze stoere 17-ponders. Hoeveel over-moedige jongetjes zullen, net als ik destijds, met een lange buis en een zware hamer getracht hebben de grote kardoeshuls uit de loop van één van deze kanonnen te slaan ? En hoeveel van deze jongetjes, nu volwassenen, hebben tijdens dit (vergeefse) werk gedacht: “Ik zou wel eens willen weten wat er met je gebeurd is ‘groot kanon’. Je hebt het, gezien je lidtekens, niet altijd even gemakkelijk gehad”.
Kanonnen kunnen maar in beperkte mate verslag geven over de gebeurtenissen en het aantal mensen dat dit wèl kan wordt steeds kleiner. Voor mij is het steeds een uit-daging geweest de geschiedenis te achterhalen van deze zwijgende getuigen van een verwoede strijd tegen een overmachtige vijand.

Enige algemene gegevens.
Het 17-ponder anti-tankkanon was het beste anti-tank wapen dat de le Airborne Divisie had. Helaas waren het gewicht en de omvang van dit geschut zo groot dat ze slechts in de Hamilcar glider konden worden vervoerd. Bovendien was er een speciale vrachtauto, de Morris 3OCWT, nodig voor de tractie en het vervoer van bemanning en munitie.
De bemanning bestond uit een sergeant(wachtmeester)-stukscommandant, een korporaal, 5 kanonniers en een chauffeur/kanonnier, In totaal zijn er voor de le Britse Airborne Divisie 16 vanuit Engeland overgevlogen. Hiervan zijn er 11 in actie geweest tijdens de gevechten. Twee zijn bij de le lift onherstelbaar beschadigd op het landingsterrein; één is in de Noordzee verdwenen en twee zijn bij crashlandingen in West Nederland in Duitse handen gevallen.
De beschikbare hoeveelheid munitie per vuurmond bedroeg slechts een honderdtal pant- serdoorborende granaten, waarbij inbegrepen de 24- (!) granaten die bij de supply- droppings in Britse handen vielen.
De lengte van de granaat is ongeveer 25 cm; de lengte van de kardoeshuls bedraagt 60 cm. Het kaliber is 3 inch of 76 mm. Men schoot onder een kleine elevatie, d.w.z. een lage baan van het projectiel, waarvan de aanvangssnelheid ongeveer 1000 meter per seconde bedroeg. (Verdere technische gegevens volgen in de volgende ministory over 17-ponders).

Het 17-ponder anti-tankkanon bij de Oude Kerk in Oosterbeek, voorjaar 1945 • Sergeant-gliderpilot Hubert Harry Rathband.(foto van zijn krijgsgevangenen- kaart).

Het 17-ponder kanon links (westelijk) van de museumingang
Dit stuk werd in 1945 aangetroffen naast de Oude Kerk aan de Benedendorpsweg in Ooster¬beek, en wel aan de straatkant, De Morris-truck stond voor het huis van de familie Ter Horst naast de kerk en was zwaar beschadigd door mortiervuur. Slechts twee namen van militairen die bij deze 17-ponder zijn geweest hebben we kunnen achterhalen: de bat¬te rij commandant, luitenant Casey en de gliderpilot Sergeant H.H.Rathband uit Oxford, onze belangrijkste inlichtingenbron. Dus niemand van de organieke stuksbemanning is bekend. Sergeant Rathband was de piloot die op zondag 17 september de enorme Hamilcar glider behouden aan de grond zette westelijk van de psychiatrische inrichting in Wolfheze. Hij en zijn tweede piloot bleven, zoals vaker gebeurde, bij het kanon en namen als extra bemanning deel aan de acties. Zijn verslaggeving is bijzonder gedetailleerd. “De eerste opdracht van luitenant Casey welke ons in Wolfheze werd verstrekt luidde dat we op moesten rukken naar Arnhem en de strijd moesten aanbinden met een vaartuig dat voorzien was van luchtdoelgeschut”.( Dit is waarschijnlijk de Duitse luchtdoel- artillerie welke bij de steenfabriek tegenover Onderlangs stond opgesteld, v.R. ).
“In het voetspoor van Frost passeerden we met de 17-ponder Oosterbeek Laag en bereikten in de avond van 17 september de Utrechtseweg in de buurt van het Rijnhotel. Op maandag 18 september moesten we weer terug richting Oosterbeek en werd stelling gekozen op het kruispunt Benedendorpsweg-Veerweg. Van hieruit bestreken we de Westerbouwing en de Oude Oosterbeekse Weg. Vervolgens trokken we met het kanon weer in oostelijke richting en namen we stelling bij de gasfabriek. Dit bleek een ongunstige positie en daarom verplaatsten we ons opnieuw, ditmaal naar onze laatste stelling in de boomgaard ten zuiden van de Oude Kerk.Vanuit deze positie vochten we duels uit met Duitse pantser¬voertuigen en namen we de vijand die zich trachtte te verschansen in de trein, die zich op de noordelijke oprit van de spoorbrug bevond, onder vuur. Bij de eerste vijan¬delijke treffer verloren we ongeveer de helft Van de bemanning en toen de truck met reserve-munitie door mortiervuur werd getroffen, werd onze positie in de ogen van Luitenant Casey hopeloos en gaf hij bevel het kanon onklaar te maken en te verlaten. Dit alles vond plaats tijdens de dropping van de Poolse Brigade, dus op 21 september. Met hulp van een Sergeant-Majoor, waarschijnlijk van de South Staffords, werd het stuk weer klaar gemaakt voor actie, waarbij het tussen twee bomen werd vastgebonden. We namen het op tegen een Duits pantservoertuig dat om de hoek (bij Garage Klaassen, v.R.) zichtbaar werd en juist toen wij met een treffer deze aanval tot staan brachten, weiden wij zelf voor de tweede keer geraakt”.
Bij deze treffer moet het terugloopmechanisme van het kanon zijn vastgelopen, zodat het niet meer “in batterij kon lopen”, Daardoor bleef de huls muurvast in de kamer achter, en daar zit hij nog tot op de dag van vandaag. (Tip voor eventuele hulzen- verzamelaar: de niet meer aanwezige druk in de terugloopcylinder, waarmee de huls eruit geworpen had moeten worden, bedroeg ca. 42 atmosfeer !).
Sergeant Rathband, zijn 2e piloot en een lid van de stuksbemanning sloten zich aan bij de Lonsdalegroep en hielpen bij de verdediging van de Perimeter tot het eind van de slag. Op 26 september werden ze in een van de huizen oostelijk van de kerk krijgs-gevangen gemaakt. c.van Roekel
(Met dank aan oud-adjudant J.Ritmeester voor zijn technische adviezen.)

Achtereenvolgende posities van het 17-ponder kanon in Oosterbeek

Download ministory

MINI-STORY VII

De Militaire Begraafplaats in Oosterbeek wordt veelal aangeduid als het “Airborne Cemetery”. Wie over dit stukje Britse grond langs de rijen witte stenen wandelt, zal het opvallen dat er niet alleen militairen van de Eerste Britse Airborne Divisie begraven zijn.
In 19^5 begon de “Graves Concentration Unit” met de overbrenging van de gesneuvelden vanuit de talloze veldgraven in de omgeving naar deze prachtige plek. Men vond ze in bermen, tuinen, weiden en bossen in vaak inderhaast door kameraden of burgers gedol¬ven graven in de gemeenten Renkum, Arnhem en Ede. Ook de vele gewonden die in Apel- doornse ziekenhuizen bezweken kregen in Oosterbeek hun laatste rustplaats.
De Unit volstond niet met het gevechtsgebied ten noorden van de Rijn, maar bracht ook honderden gesneuvelden uit de Betuwe over, met name uit Eist, Heteren en Valburg, die voor het merendeel behoorden tot de 43e en 50e Britse Infanterie Divisies en van de Guards Pantser Divisie. Ook treffen we er de graven aan van ruim dertig Britten, die in april 1945 omkwamen bij de bevrijding van de Zuidelijke Veluwezoom.
Zoals uit onderstaande tabel blijkt, zijn er 1179 graven voor leden van de Eerste Britse Airborne Divisie (inclusief de Polen), 427 graven voor leden van de grond-troepen (inclusief twee Canadese militairen van de genie, die, toen het restant van de Britse Airborne Divisie over de Rijn terugtrok, met hun boten van onschatbare waarde geweest zijn), alsmede 141 graven voor leden van de Royal Air Force. Van de laatste categorie behoorden er 29 eigenlijk niet tot de R.A.F. omdat het meevliegende “despatchers” waren, belast met het droppen van voorraden.
Majoor Edward F. Coke in het linkse vak 21, rij C, graf 20, is een broer van majoor John S. Coke in vak 23, rij B, graf 17. Edward sneuvelde op 27 september 1944 in de buurtschap Boskant bij St.Oedenrode en werd, in Oosterbeek herbegraven op verzoek van zijn ouders. John kwam om op de Hindekamp bij Ede op 18 november 1944 tijdens de mislukte ontsnappingspoging “Pegasus II”.
Aan de rechterkant in plot 18 treffen we de broers Claude en Thomas Gronert aan, beiden al op de eerste dag van de actie, 17 september 1944, als leden van het Eerste Para Bataljon omgekomen bij de brug in Arnhem.
Voorin rechts bij de heg staat een steen apart. Zoals uit de inscriptie blijkt, betreft het hier geen graf- maar een gedenksteen voor majoor Thomas Everard Mont- gomery van het Border Regiment,

Twee veldgraven langs de Utrechtseweg bij “De Dennenkamp” in Oosterbeek. (foto: J.Leusden, Zwolle).

die gevangen genomen werd en in een lazaret in Lingen/Ems (in Duitsland, ten oosten van Coevorden) aan opgelopen hoofdverwon¬dingen overleed. Hij werd op het Evangelische kerkhof in Lingen begraven, samen met enkele andere paratroepers. In 1946 werden zijn stoffelijke resten echter niet aangetroffen. Onderzoek ter plaatse heeft ons uitgewezen dat de grafregistratie ordelijk heeft plaats gehad, zodat het een raadsel blijft waarom men de plaats van het graf niet meer heeft kunnen bepalen.
Een nogal verbreid misverstand is dat in Oosterbeek alle gesneuvelden van de Eerste Britse Airborne Divisie zijn herbegraven. Ook denkt men wel.eens dat er bij Amerongen, Wijk bij Duurstede en Lopik ook parachutisten en gliders zijn neergekomen “want daar zijn ook graven van Airborne soldaten”. Beide misverstan¬den worden hieronder verklaart.
De eerste slachtoffers van wat de geschiedenis in zou gaan als “de Slag om Arnhem”, vielen op 1? september al in Engeland bij Paulton. Daar verongelukte een Horsa- glider van de basis Keevil, waarbij de twee piloten en 21 Airbornes omkwamen.
Op het vasteland kwamen in België en Nederland verschillende Dakota’s en Stirlings neer, alsmede een aantal zweefvliegtuigen. Vooral tijdens de bevoorrading van de troepen schoten de Duitsers veel toestellen neer, die ofwel rond Oosterbeek of in de Betuwe en Brabant terecht kwamen. De RAF-mensen, de Para’s, de inzittenden van de gliders en de despatchers die hierbij omkwamen, zijn meestal vlak in de buurt ter aarde besteld.
De tijdens de gevechten in en om Arnhem gesneuvelden zijn, op enkele uitzonderingen na, wèl in 19^5 en 1946 naar het Airborne Cemetery overgebracht.
De derde groep bestaat uit gewonden die elders bezweken, dan wel door Duits in¬grijpen omkwamen. Allen die in Apeldoorn zijn overleden zijn wèl in Oosterbeek te vinden, die uit Utrecht, Lochem en Enschede echter niet. Tot de laatstgenoemde categorie behoren bijvoorbeeld de zeven Airbornes, die in Brummen door de SS in koelen bloede werden vermoord op 23 september en die begraven werden in Enschede, alsmede twee officieren van het 3e en het 156e Para Bataljon, die op 10 oktober in Vorden gefusilleerd en begraven werden.
De vierde groep omvat talrijke militairen die op 25 en 26 september tijdens de terugtocht over de Rijn omkwamen door Duits vuur of verdronken, toen zij trachtten zwemmend de veilige zuidoever de bereiken. Tot half november 1944 spoelden zij aan en we .vinden hun graven thans nog in plaatsen als Rhenen, Amerongen, Maurik, Schalkwijk, Vianen, Vreeswijk, Amersfoort, Wijk bij Duurstede en Lopik.
Dan zijn er tientallen, die in Duitsland omkwamen tengevolge van bij Arnhem opgelopen verwondingen of bezweken aan geforceerde marsen van kamp naar kamp. De tabel op pagina 8 geeft een overzicht vai al deze graven buiten Oosterbeek.
Een trieste zaak blijft het grote aantal onbekend gebleven soldaten, die in Oosterbeek hun graven hebben. Een menselijke tragedie gaat achter deze naamloze grafstenen schuil, waarmee we telkens weer geconfronteerd worden wanneer familie¬leden of makkers van nog steeds vermiste soldaten hun vragen stellen. Diverse instanties en privé-personen houden zich met dit probleem bezig, waardoor de laatste drie jaren de identiteit kon worden vastgesteld van zeven militairen, die tot dan toe als onbekend in Oosterbeek lagen. Op één na hebben deze graven inmiddels een nieuwe grafsteen met de naam, regiment enz. gekregen .en kon zo aan de tergende onzekerheid van de nabestaanden een einde gemaakt worden.
Een vijftal andere gevallen is nog in onderzoek en de verwachting bestaat dat op korte termijn ook hier een positief resultaat bereikt zal worden.
In september 1984 zijn wederom de stoffelijke resten van enkele Britse militairen in Oosterbeek gevonden, waarvan tot op heden één is geïdentificeerd.
Onlangs werd de vraag gesteld: hoe lang gaat dit nog door, hoeveel soldaten kunnen er nog in de bossen en weiden gevonden worden ?
Een globale berekening wijst uit dat er van de Eerste Britse Airborne Divisie nog 350 vermisten zijn, waar tegenover ongeveer 250 graven in Oosterbeek en elders in het land staan, waarvan kan worden aangenomen dat daarin onbekend gebleven leden van de divisie rusten. Hieruit volgt dat er nog ongeveer 100 in Arnhem, Oosterbeek en omgeving begraven moeten liggen.

Het zal duidelijk zijn dat elke tip uit de bevolking met de grootste zorgvuldig- .ei worden nagetrokken. Bij het zeer tijdrovende onderzoek dat gaande is, is elk detail van belang. Wanneer men weet op welke plaatsen er in 19^5 Britse graven waren, of wanneer hierover iets in dagboeken of andere documenten vermeld is, zal bekendmaking daarvan op hoge prijs worden gesteld. Het beste is natuur¬lijk wanneer er ook namen bekend zijn.
Getracht wordt om door een reconstructie van de toestand anno 1945 aanknopingspunten te krijgen die kunnen leiden tot identificatie van “onbekende soldaten”. Ook als men weet waar de veldgraven zich bevonden van militairen die thans onder een steen met hun eigen naam rusten op het Airbome Cemetery, is opgave van belang.

AIRBORNE CEMETERY, ARNHEM/OOSTERBEEK■ Herkomst van de graven. Verdeling naar eenheid.

Vorig jaar stonden we op een mooie nazomerdag op het R.K.kerkhof in Goirle bij Tilburg. Samen met de broer en zijn vrouw van een Engelse infanterist, die op 5 oktober 1>|4 vermist werd. “Vermist in actie, vermoedelijk gesneuveld in Noord¬west Europa” had het Ministerie Van Oorlog in Londen hen toen laten weten. Jarenlang hadden de ouders geschreven en gesproken met veteranen om erachter te komen waar hun zoon gebleven kon zijn. Twee keer waren ze op pelgrimstocht naar het Canadese Ereveld in Groesbeek gegaan, waar ze op de muur van het Memorial de naam van hun zoon gelezen hadden.
Tot we door een combinatie van gegevens het hechte bewijs konden leveren dat deze jongen als onbekende soldaat daar in Goirle lag, welke conclusie door de Engelse autoriteiten werd onderschreven.
We stonden bij zijn graf dat enkele dagen tevoren was voorzien van een nieuwe steen met zijn naam, rang enz., het thans gemarkeerde eindpunt van een levens¬lustige knaap uit Nottingham.
“Wij en zijn ouders hebben vanaf die dag in oktober 1944 geen enkele dag beleefd dat we niet aan hem dachten. Als iemand het huis verlaat en je ziet hem nooit meer terug en je weet niet eens waar en wat er met hem gebeurd is, dan blijft dat je levenlang knagen. Moeder – nu 81 – kon de reis niet meemaken. Toen ze hoorde dat het graf van haar zoon eindelijk gevonde was, heeft ze dat als een troost ervaren en keerde haar gemoedsrust terug. Je ziet niet voor niets op veel Britse militaire grafstenen staan: “At the going down of the sun, and in the morning, we will rememher them”.

AANTALLEN GRAVEN VAN LEDEN VAN DE lat BRITISH AIRBORNE DIVISION BUITEN OOSTERBEEK (exclusief: R.A.F.personeel, despatchers en Poolse para’s).
ENGELAND
Kerkhof onbekend. Geen exact onderzoek gepleegd. Echter minimaal: 23
BELGIE
Blankenberge, Alg.Begraafplaats 1
St.Amands tussen Gent en Antwerpen 1
Gent, Gemeentelijke Begraafplaats 2
Heverlee War Cemetery bij Leuven 2
NEDERLAND
Amerongen, Alg.Begraafplaats 4
Amersfoort, Alg.Begraafplaats Vrederust 1

Bergen op Zoom, British War Cemetery (glider-crash bij Dinteloord en Hoeven) 6

Bergen op Zoom, Canadian War Cemetery (aangespoelden uit Lopik en Lexmond) 2
Ede, Alg.Begraafplaats 2
Eist (Utr.), Alg.Begraafplaats 2
Enschede, Oosterbegraafplaats 8
Heteren, Alg.Begraafplaats 1
Holten, Canadian War Cemetery (afkomstig uit Ruurlo) 1
Lochem, Alg.Begraafplaats 2
Lopik (Willige-Langerak), Alg.Begraafplaats 1
Maurik, R.K.Kerkhof 1
Mook, War Cemetery (afkomstig van het Amerikaanse Ereveld Molenhoek) 2
Jonkerbosch War Cemetery, Nijmegen (o.a. 18 para’s van crash bij Ochten/
Echteld 28
Overloon War Cemetery 1
Renkum, R.K.Ke rkho f 1
Rhenen, Alg.Begraafplaats 18
Schalkwijk, Alg.Begraafplaats 2
St.Michielsgestel, R.K.Begraafplaats 1
Tuil en ’t Waal, Alg.Begraafplaats 2
Uden War Cemetery 1
Utrecht, Alg.Begraafplaats Soestbergen 6
Vorden, Alg.Begraafplaats 2
Vreeswijk, Alg.Begraafplaats 1
Wageningen, Alg.Begraafplaats 8
Wijk bij Duurstede, Alg.Begraafplaats 4
DUITSLAND
Becklingen War Cemetery, bij Soltau tussen Hannover en Bremen 12
Berlin War Cemetery 18
Durnbach War Cemetery, in de Allgau bij München 12
Hamburg, Ohlsdorf War Cemetery 1
Hannover War Cemetery 8
Kleve (Reichswald Forrest) War Cemetery 3
Rheinberg War Cemetery, bij Wesel (afkomstig uit Lingen/Ems) 4
totaal: 196

J.A. H e y,
(Hengelo, Ov.)

Download ministory