MINISTORY XXIII
Bijlage bij Nieuwsbrief No.34
DE PAPIEREN GULDEN
door: H. van den Breemen
De aanleiding tot het schrijven van deze ministory was een papieren bevrijdingsgulden.
Na de Pegasus wandeltocht 1986 raakte ik met mijn vader in gesprek over de Slag om Arnhem. Tijdens dat gesprek haalde hij een papieren gulden uit zijn portefeuille, waarop stond geschreven: “With Thanks for Services Rendered, from a British Officer in Need, J.Lawson, Capt. RAMC Oct/1944”
Mijn vader vertelde daar het volgende verhaal bij: “Het was oktober 1944. Je was nog maar net een jaar en we woonden nog in Wiesel (een buurtschap ten noorden van Apel¬doorn). Op een dag kwam jouw grootvader bij mij. Hij had twee mannen gezien die zich schuil hielden in een paar bosjes. Of ik daar even kon gaan kijken. Bij de plek aan¬gekomen bleken daar twee Britse parachutisten te zitten, die om hulp vroegen. Een goed schuiladres was echter niet één, twee, drie te vinden. Ik heb ze toen een paar keer eten, drinken, wat fruit en een paar cigaretten gebracht. Intussen had ik kontakt opgenomen met Niemeyer, die Buitenhuis van de Rostocklaan inschakelde. Deze heeft ze daar toen weggehaald en bij zich laten onderduiken. Bij Buitenhuis heb ik ze nog een paar keer bezocht. Van één van de twee heb ik toen deze gulden gekregen. Ze vertelden dat ze arts en tandarts waren. Ze waren als krijgsgevangenen vanuit Arnhem naar de Willem III kazerne in Apeldoorn gebracht. Na een poosje waren ze op transport gesteld naar Duitsland. Ze waren van de trein gesprongen en hadden zich schuil gehouden. Vanuit Apeldoorn zouden ze naar Ede gebracht worden en van daaruit zouden ze proberen naar het zuiden te ontsnappen.”
Tot zover het verhaal van mijn vader. Ik had het verhaal nog nooit gehoord, hoewel ik als jongen de gulden wel eens gezien had. Eén keer had mijn vader geprobeerd te achter¬halen hoe het deze twee officieren verder vergaan was. Dat was hem echter niet gelukt. Hij vond het dan ook prima toen ik voorstelde nog eens een poging te wagen.
Maar hoe moet je zoiets aanpakken? Waar moet je beginnen? Een bezoek aan de plaatse¬lijke bibliotheek leverde in eerste instantie niets op. Tot ik het boek van de Britse divisie-arts Graeme Warrack,”Tocht door het Duister” las. Daarin komt een passage voor waarin een zekere Derek Ridler de naam Lawson noemde. Was dit de Lawson die ik zocht en was Ridler zijn ontsnappingsgenoot?
In het Airborne Museum in Oosterbeek raadpleegde ik een aantal rapporten over het Royal Army Medical Corps tijdens de Slag om Arnhem. Uit deze rapporten bleek dat de twee para’s die mijn vader een handje geholpen had inderdaad Captain John Lawson, 133 Para Field Ambulance (RAMC) en Captain Derek Ridler, 16 Para Field Ambulance (ADC) waren. Van de heer Smits van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum kreeg ik het adres van Captain Ridler. Een aan hem geschreven brief werd helaas niet beantwoord. Zijn belevenissen staan uitvoerig beschreven in Warrack’s boek “Tocht door het Duister’en in het boek “Een chirurg valt uit de lucht” door Daniël Paul.
Captain John Lawson en de papieren gulden.
Aan de hand van gelezen boeken en rapporten bleek het mogelijk een rekonstruktie te maken van de ervaringen van Captain Lawson vanaf het moment van zijn dropping tot zijn verblijf bij Buitenhuis.
“Maandag 18 september 1944 werd Captain Lawson met zijn sectie gedropt boven de Ginkelse Heide. In de namiddag kreeg hij van zijn commandant, Lt.Col.Alford, op¬dracht mee te gaan met het 11e Para Bataljon, dat moest oprukken naar de brug om daar het 2e Para Bataljon te gaan versterken. Dinsdag 19 september zette hij in alle vroegte een gewonden-verzorgingsplaats op aan de KIingelbeekseweg, op ongeveer 3/4 mijl van het St.Elisabeths Gasthuis. Tijdens de hevige gevechten van die morgen begaf hij zich om ongeveer half elf in de richting van dit ziekenhuis. Daar aange¬komen kreeg hij de taak om voor de eerste opvang van de binnengebrachte gewonden te zorgen. Eind september werd hij als krijgsgevangene naar de Willem III kazerne in Apeldoorn gebracht. Begin oktober werd hij, samen met een aantal andere artsen, als begeleider van ca. 250 lichtgewonden op transport gesteld naar Duitsland. Samen met Captain Ridler en Captain Keesey (die neergeschoten werd) sprong hij uit de trein.”
Maar hoe was het verder met hem gegaan na zijn verblijf bij Buitenhuis? Hoe was hij de oorlog doorgekomen? Leefde hij nog en zo ja waar woonde hij? Diverse instanties aangeschreven. Ambassades gebeld. Met als enig resultaat: “Waarschijnlijk na de oorlog naar Canada geëmigreerd.” Dus hij had in ieder geval de oorlog overleefd. Weer brieven geschreven, nu naar Canada. Adres gekregen. Brief geschreven. Antwoord: “Niet bekend op dit adres.”
Een oproep in PEGASUS JOURNAL van augustus 1987 bracht mij in kontakt met Mr.George McConville, ex Private van het 133e Para Field Ambulance. In een brief die hij half september naar mij schreef stond: “Heb in de sectie van Captain Lawson gediend. Ben tijdens de landing in de arm geschoten. Captain Lawson heeft de kogel verwijderd. Kwam in Hotel Vreewijk terecht en ben van daaruit als krijgsgevangene naar Stalag XIB getransporteerd. Zal je helpen John op te sporen.”
Eind oktober telefoontje uit Engeland: “John Lawson leeft en ik heb zijn adres.” Direkt schreef ik uit naam van mijn vader een brief. Weer wachten. Zal hij reageren? Eind januari 1988 kwam de brief waar zolang naar uitgekeken was. Captain John Lawson schreef o.a. het volgende:
“Ik heb inderdaad in het St.Elisabeths Gasthuis gewerkt, maar omdat ik voornamelijk in het souterrain werkte heb ik weinig kontakt gehad met de andere doktoren. Van mijn onderduikadres in Apeldoorn ben ik ondergebracht in Barneveld bij mevr.H. en haar dochter. Diens verloofde was daar ook ondergedoken. Ook waren er twee gewonde Airbornes, waar ik voor zorgde. Toen die weer opgeknapt waren ben ik naar Utrecht gefietst, begeleid door een jonge vrouw. Daar was ik bij een echtpaar dat ook een Joodse jongen in huis had. Daarna ging ik, weer per fiets en begeleid door een meisje, naar Rotterdam. Daar ontmoette ik een jonge verzetsstrijder die naar de Geallieerde linies wilde ontsnappen. Ik geloof dat hij Henk heette. We gingen naar het zuiden, naar een rivier. We hielden ons schuil in een kerktoren, geholpen door Dr.”Beierman”(?). Uiteindelijk werden we in januari 1945 met een boot door de Biesbosch naar bevrijd gebied geroeid.”
Tot zover gedeeltes uit John Lawson’s brief. De rest van de oorlog diende hij in het Midden-Oosten. Na de oorlog vestigde hij zich als arts in Yorkshire. In 1957 emigreerde hij naar Canada, waar hij inmiddels zijn dokterspraktijk heeft neer¬gelegd. Hij eindigt zijn brief met de woorden: “Ik ben een gelukkig mens’.”.’
Zo kwam mijn vader na ruim 43 jaar toch nog te weten hoe het gegaan was met de Britse officier waaraan hij zo’n speciale herinnering bewaarde.
Met dank aan: Mr.George McConville, ex Private 133 Para Field Ambulance. Major G.Norton, PEGASUS JOURNAL, Aldershot, Engeland. De heren Chr.van Roekel en J.Smits, Vereniging Vrienden van het Airborne Museum, en de heer P.Vroemen.
Mochten er lezers zijn die mij meer informatie kunnen geven over de verschillende onderduikplaatsen van Captain Lawson, dan verzoek ik ze vriendelijk met mij kontakt op te nemen. Adres: H.van den Breemen, Lupinenstraat 16, 6942 VB Didam, tel.08362- 23613. Tevens zoek ik kontakt met mensen, die net als ik, speciaal geïnteresseerd zijn in het Royal Army Medical Corps (RAMC).