Ministory 098 – 35 Jaar zoeken op de voormalige slagvelden bij Arnhem

MINISTORY No. 98
35 Jaar zoeken op de voormalige slagvelden bij Arnhem
Door: Hans van der Velden
Bijlage bij Nieuwsbrief No. 111 van de Vereniging
Vrienden van het Airbome Museum Oosterbeek, augustus 2008

Zo rond 1974 raakte ik als 14-jarige jongen geïnteresseerd in de ‘Slag om Arnhem’. Ik wilde er alles over weten en verzamelen. Op het voormalige slagveld begon ik, samen met andere jongens, te zoeken naar overblijfselen uit de oorlog. Dat deden we met een schop en een prikpen. Met dat laatstgenoemde hulpmiddel prikten we in de grond op plaatsen waar we vermoedden dat er wat zou kunnen liggen, zoals in opgevulde schuttersputten. Wanneer we op iets hards stootten, werd er gegraven en dat leverde regelmatig wat op. Maar toen ik van mijn ouders een metaaldetector kreeg, kon ik het zoeken pas echt goed aanpakken. Wel drukten mijn ouders mij op het hart om vooral voorzichtig te zijn met munitie, die ook nog overal lag. Bij de eerste de beste zoektocht vonden we al munitie en ik was er als de dood voor. We meldden deze vondst onmiddellijk bij de politie, die niet erg enthousiast was, dat we in de grond naar voorwerpen uit de oorlog zochten. Maar voor ons was het spannend en een nieuwe rage was geboren. Vanaf dat moment ging ik bijna ieder weekend zoeken in Oosterbeek en omgeving.
Al vrij snel vond ik mijn eerste ronde bevoorradingscontainer. Er zouden er in de loop van de j aren nog tientallen volgen. In het gebied van de Lichtenbeek, waar in september 1944 ook voorraden waren gedropt, vond ik zelfs in één keer 18 containers in een dumpgat! De meeste waren zwaar verroest, maar op enkele zat nog verf en die waren de moeite waard om bewaard te worden.
Ook herinner ik mij, hoe trots ik was, toen ik mijn eerste parachutistenhelm vond in een oude schuttersput op het terrein van Johannahoeve. Op de Sonnenberg groef ik in 1979 de eerste Fairnbarn & Sikes dolk op, die later naar het Airbome Museum is gegaan.
In die jaren gingen steeds meer mensen zoeken naar voorwerpen uit de oorlog. Het begon enigszins uit de hand te lopen, omdat daarbij ook veel explosieven werden opgegraven. In 1979 stuitte ik samen met een vriend op de Duno, vlakbij de Huneschans, op een groot metalen object. Eerst dachten we dat het een oude kachel was en stonden we er op te springen, maar toen we merkten dat het om een grote Britse vliegtuigbom ging, zijn we daar ijlings mee opgehouden! Deze vondst was mede aanleiding voor de politie om een algemene politieverordening uit te vaardigen, met een verbod op het zoeken met een metaaldetector in de gemeente Renkum. Daarom gingen we vanaf dat moment naar particulieren, om te vragen of we op hun terrein mochten zoeken en dat leverde ook het nodige op. Ook zochten we steeds meer in de omliggende gemeenten, waar nog geen verbod voor het ge
bruik van een metaaldetector gold. Bij het zoeken op de Ginkelse Heide, die in de gemeente Ede ligt, vond ik in 1981 en 1982 de stoffelijke overschotten van in totaal vier SS-soldaten. De eerste twee lagen bij elkaar in de buurt van het restaurant de Ginkel. Vermoedelijk was op die plek een tijdelijke begraafplaats geweest. Het bleken twee Nederlandse SS-ers te zijn, die konden worden geïdentificeerd. Eén bleek merkwaardigerwijs de achternaam ‘Ginkel’ te dragen. De andere heette L. Gebbing. Van de Duitse SS-ers lag er een bij het voormalige werkkamp en de ander verderop in de heide. Op één van die plaatsen was ik bij het graven net op de schedel gestuit, toen er een man passeerde, die tandarts bleek te zijn. Hij keek even naar het gebit en zei alleen: ‘Dat moet nog een jong broekje zijn geweest’. Zonder verder commentaar reed hij vervolgens door!
Natuurlijk werd in alle gevallen onmiddellijk de Gravendienst gewaarschuwd.


Met een detector onderzoekt Hans van der Velden het gebied achter de Oude Kerk in Oosterbeek. (foto via Hans van der Velden)

Een van de vele containers die Hans in de loop van de afgelopen 35 jaar boven de grond haalde, (foto via Hans van der Velden)

Van die dienst kwam dan Harry Jonge (bijgenaamd ‘de Neus’) om de stoffelijk overschotten verder op te graven. Vervolgens hoorde ik er nooit meer wat van. Later heb ik van Hans Timmerman uit Arnhem gehoord dat in ieder geval de twee Nederlandse SS-ers zijn begraven op de Duitse begraafplaats in IJsselstein. De vondst van gesneuvelde militairen maakte een diepe indruk op mij. Ik begon mij te realiseren hoe verschrikkelijk het in de oorlog voor families moet zijn geweest om te horen dat een vader, zoon of broer was gesneuveld. Als zo’n persoon dan ook nog vermist was, moet dat extra dramatisch zijn geweest.
Intussen had ik een diepzoeker gekocht, waarmee ik metalen voorwerpen kon opsporen tot een diepte van vijf meter. Gebieden die ik eerder met een eenvoudige detector had afgezocht kon ik nu opnieuw onderzoeken.
In 1985 kreeg ik de gelegenheid om het terrein van ‘Ommershof bij de Graaf van Rechterenweg in Oosterbeek af te zoeken. Hier ben ik bijna een jaar dagelijks bezig geweest. Er lagen daar de restanten van bijna honderd schuttersputten. In dit gebied was in september 1944 zwaar gevochten door militairen van de 21st Independent Parachute Company, van de Royal Engineers en van het Glider Pilot Regiment. Bovendien hadden er in 1945 Canadezen gezeten. Er bleken heel veel explosieven in de grond te zitten, die door het Explosieven Opruimings Commando (EOC) moesten worden vernietigd. Ook kwamen er veel gebruiksvoorwerpen, zoals toiletartikelen tevoorschijn. De belangrijkste vondsten waren echter de restanten van drie rode baretten, alle nog met een metalen embleem. Het waren twee parachutisten wings en een embleem van de Royal Engineers. Andere bijzondere vondsten waren een geel ‘seinsjaaltje’ en een stuk van een gasmaskertas, waar de naam ‘Cook’ op was geschreven.
Eind 1987 mocht ik van een boer op zijn bouwland westelijk van de Sonnenberg zoeken. In het bouwland vond ik veel munitie, maar ook een metalen grafkruis, dat daar kennelijk na de oorlog op een veldgraf had gestaan. In de bosrand tussen de oostelijke rand van het bouwlanden de Oranjeweg had tijdens de Slag om Arnhem het hoofdkwartier van het Ist Airborne Reconnaissance Squadron ingegraven gezeten. Het was onvoorstelbaar wat daar allemaal uit de vroegere schuttersputten tevoor schijn kwam. Bijzonder waren de magazijnen voor munitie van het Vickers ‘K’ machinegeweer, waarmee het RECCE Squadron was uitgerust. Maar er lagen ook schopjes, toiletartikelen, drink bekers, een stapel witte borden (voor de officieren?) en veldflessen, waarvan sommige nog met water. De meest spectaculaire vondst was echter een rode baret met daarin een lijst met namen van militairen van het RECCE Squadron. Na veel speurwerk kwam ik er uiteindelijk achter, dat deze baret had toebehoord aan luitenant F.W. Ladds, die in de betreffende schuttersput een Vickers ‘K’ gun had bediend. Meer dan tien jaar later, in 1998, ontmoette ik Freddie Ladds in restaurant de Westerbouwing en kon hij mij vertellen over zijn belevenissen tijdens de slag. De baret en de lijst met namen heb ik overgedragen aan het Airborne Museum.
Intussen had ik, mede op voorspraak van boswachter Harry Leijdecker, van de gemeente Renkum toestemming gekregen om ook op gemeentegrond te zoeken.

Een kistje met antennedraad en radio-onderdelen, dat in 1991 werd opgegraven bij de ‘Pergola’ op de Hemelse Berg in Oosterbeek.
In september 1944 zat daar het hoofdkwartier van
de Royal Artillery ingegraven, (foto: Hans van der Velden)

Dit was een enorm voorrecht. Zo kon ik nu ook officieel in het bos van de Hemelse Berg gaan zoeken. Langs de Hoofdlaan had ik in 1988 al twee parachutistenhelmen gevonden, waarvan één met de naam W. Green. Uit onderzoek bleek dat Green had behoord tot het Royal Army Medical Corps en de Slag om Amhem had overleefd. In 1989 vond ik bij de Hoofdlaan een bodemplaat en een richter voor een 3-inch mortier, een zend-ontvanger, type 38 en natuurlijk weer veel munitie en gebruiksvoorwerpen, zoals toiletartikelen. Naast de mortierput van het Border Regiment op de hoek van de Hoofdlaan en de Van Lennepweg, waar in septem-ber 1944 de later zo bekende foto- en filmopnamen zijn gemaakt, vond ik een schuttersput, die helemaal gevuld was met verpakkingsmateriaal voor mortiergranaten. Heel bijzonder was dat op de bodem van de put nog een tas stond, met daarin sokken, toiletartikelen, messen en een rode baret met een embleem van het Border Regiment!
Langs het Rozenpad in Oosterbeek had in september 1944 geschut gestaan van het Ist Light Regiment, Royal Artillery. Toen we in dat veld gingen graven, vonden we tientallen 75mm hulzen, die dicht bij elkaar op hun kop in de grond waren gezet en op die manier een soort vloer vormden, waarop een kanon had gestaan. Ook groeven we een helm op, evenals een kistje met een seinlamp, een baretspeld van de Royal Artillery en een aantal 75mm brisantgranaten. In een schuttersput naast de heg lagen een dolk en een rekenlineaal. Op die lineaal stond de naam Lt. Wally. Uit ons onderzoek bleek dat deze luitenant niet mee is gegaan naar Arnhem!
In 1990 kreeg ik ook toestemming om in de naaste omgeving van de Oude Kerk in Oosterbeek te zoeken. In de uiterwaarden achter de kerk had, net als bij het Rozenpad, geschut gestaan. Het was echt een walhalla voor de verzamelaar. Bij het graven vonden we er o.a. parachutistenhelmen, veldflessen, drinkbekers, scheerkwasten, tandenborstels, hulzen van granaten die door de 75mm Pack Houwitsers waren afgeschoten, een Amerikaanse zaklamp, een parachutistendolk en een kijker van een scherpschutter. Ook lag er erg veel munitie en explosie- ven, zoals patronen, handgranaten en 75mm brisantgranaten.
In datzelfde jaar zochten we veel in de gemeentebossen op de Sonnenberg. Daar vonden we, naast veel munitie, een baret-embleem van het Glider Pilot Regiment (AAC), een parachutistendolk, een scheerspiegel, scheerkwasten en bestek. Tot onze verbazing kwam er ook een NSB medaille tevoorschijn. Hoe dat onderscheidingsteken daar terecht was gekomen, was voor ons een raadsel.
Omdat ik over steeds betere apparatuur kon beschikken, ging ik ook terug naar plaatsen waar ik eerder had gegraven. Toen ik de plaats van het hoofdkwartier van het RECCE Squadron langs de Oranjeweg met de nieuwe detector onderzocht, kwam er zelfs een leren vest (Leather Jerkin) tevoorschijn, samen met schopjes, Engelse munten en zelfs gymschoenen.
Toen ik langs de Sonnenberglaan aan het zoeken was, vond ik voor het eerst het stoffelijk overschot van een Britse soldaat. Hij bleek bij de Royal Engineers te heb-

54 Jaar na de Slag om Arnhem ziet Freddy Ladds de resten terug van de namenlijst, die hij in september 1944 in zijn baret bewaarde en die na de slag was achtergebleven in een schut-tersput langs de Oranjeweg in Oosterbeek. (foto Hans van der Velden)

ben gezeten, maar kon niet worden geïdentificeerd. Hij is dan ook als ‘onbekende soldaat’ begraven op de Airborne Begraafplaats in Oosterbeek.

Op de Sonnenberglaan hadden de Duitsers in september 1944 een Franse Renault-tank ingezet tegen de Britten. Deze hadden de tank buiten gevecht gesteld. Vlakbij die plaats vonden we stukken van de ‘tracks’ van deze tank. De bemanning van een 17-ponder kanon, dat eveneens op de Sonnenberglaan had gestaan, bleek langs de laan ingegraven te hebben gezeten. In hun vroegere schuttersputten vonden we de restanten van houten kisten, waarin de munitie had gezeten.

Ook delen van de Bilderberg werden onderzocht met de metaaldetector. Achter Hotel de Bilderberg, langs de Van Tienhovenlaan, vonden we de restanten van wat een massagraf moest zijn geweest, waarin vermoedelijk negen Britse militairen begraven hadden gelegen. De stoffelijke overschotten van die militairen waren in 1945 overgebracht naar de Airborne Begraafplaats. In dit voormalige veldgraf deed ik een opzienbarende vondst. Het bleek dat hier de commandant van het 156 Parachute Battalion, Luitenant-Colonel Des Voeux begraven had gelegen. Op een van de opgegraven uitrustingsstukken bleek namelijk zijn naam te staan. Des Voeux was gesneuveld op 20 september. Ook de gesneuvelde Brigade-Major Dawson had in dat veldgraf gelegen. Dit konden we opmaken uit het feit dat we een pistooltas vonden met zijn naam erin. Ook lag er een stuk gasmaskertas met de tekst ‘Watkins HQ’. Vermoedelijk zat deze Watkins als verbindingsman bij het hoofdkwartier van het 156’ bataljon. Daarnaast vonden we een parachutistenhelm, die duidelijk door een rupsvoertuig was overreden en daarbij in elkaar was gedrukt, twee kunststoffen parachutisten wings, drie kompassen, fluitjes, uitrustingsstukken en munten. De mensen van het Airbome Museum waren zeer geïnteresseerd in deze vondsten en het materiaal is dan ook aan hen overgedragen en tentoongesteld.

In het bosgebied van de Hemelse Berg had bij de ‘Pergola’ het hoofdkwartier van de Royal Artillery gezeten. Toen we daar in 1991 gingen graven, bleek er nog ontzettend veel materiaal in de grond te zitten. Op de plaats waar een grote schuttersput had gelegen, vonden we veel radio- onderdelen, zoals koptelefoons, handmicrofoons, een seinsleutel, ‘message forms’ (papieren om berichten op te schrijven), een draagrek voor een zend-ontvanger type 22 en een kist met antennedraad. Ook hiervan is veel naar het Airbome Museum gegaan.
In 1994 kreeg ik de vraag of ik het terrein van bejaardenhuis De Sonnenberg wilde onderzoeken. Dit gebouw zou worden afgebroken, om plaats te maken voor een nieuw en groter complex. Een bijzondere vondst op dat terrein was de voorkant van een Duitse OPEL personenauto, waar de camouflageverf nog op zat. Deze vondst is naar het Museum 40-45 in Schaarsbergen gegaan.
Op een zeker moment stuitten we bij het graven op een bevoorradingscontainer. Toen we daaronder keken, zagen we de resten van een Britse soldaat. Onmiddellijk werd dit gemeld bij de Gravendienst. Toen de mensen van deze dienst vervolgens verder gingen graven, bleek het echter niet te gaan om één stoffelijk overschot, maar om twee! Na uitgebreid onderzoek werden ze geïdentificeerd als Sgt. D. Thompson en Sgt. L.H. Howes, beiden van het Glider Pilot Regiment. Ze zijn in 1998 met militaire eer begraven op de Airbome Begraafplaats in Oosterbeek.
Ook delen van Park Hartenstein werden aan een onderzoek onderworpen. Bij de tennisbanen waren veel schut- tersputten geweest, waaruit nog het nodige tevoorschijn kwam. De meest opzienbarende vondst was een parachutistenhelm, die was gedragen door iemand van de Oxfordshire & Buckinhamshire Light Infantry. Na enig speurwerk kwamen we erachter dat deze helm van soldaat LJ. Barton was geweest, die op 24 september 1944 was gesneuveld. Hij had deel uitgemaakt van het Defence Platoon, HQ Ist Airborne Division.
Ten oosten van het Airborne Museum vond ik in 1995 drie grote dumpgaten, die vol lagen met resten uit de slag. Wat daar uit kwam, is bijna te veel op te noemen. Er lagen wielen van voertuigen, gasmaskers, schoenen, toiletartikelen, drinkbekers, fluitjes, een Duitse helm en zelfs een schildje van de Duitse SS Polizei. Daar in de buurt vond ik een jaar later een schuttersput met materiaal dat vermoedelijk afkomstig was van een in 1945 geruimd graf. Het ging hierbij om een parachutistenhelm, een
scheerspiegel en een sigarettendoos, die alle drie waren getroffen door granaatscherven. Daarbij lagen een pijp, een mondharmonica en een leger-polshorloge, waarop helaas geen naam stond.
Het bovenstaande verslag moet worden gezien als een korte samenvatting van een 35-jarige zoektocht, waarbij ik vooral heel veel Brits materiaal heb opgegraven. Duitse uitrustingsstukken kwam ik veel minder tegen. U zult begrijpen dat ik die jaren heel wat zand verzet heb! Hierbij moet ik echter wel opmerken dat mijn zoekacties alleen mogelijk waren dankzij de hulp van anderen, waarbij ik vooral Harry Leydecker en Andy van Engelenburg moet noemen.
Zoals ik hierboven al schreef, heb ik de meest unieke vondsten overgedragen aan het Airborne Museum in Oosterbeek. Daarbij zat ook een Britse militaire handkar, die in de grond zat op het terrein van Hoog Doorwerth, vlakbij Kievitsdel. Voordat die naar het museum ging, hebben we die nog geheel gerestaureerd. Ik hoop dat ook in het vernieuwde museum uitgebreid aandacht zal worden besteed aan al die bijzondere bodemvondsten uit de Slag om Arnhem

De Britse handkar die werd gevonden op het terrein van Hoog Doorwerth, werd door Hans van der Velden en zijn vrienden geheel gerestaureerd en vervolgens overgedragen aan het Airborne
Museum. Boven: de kar zoals die er uitzag, toen hij net was opgegraven. Beneden: dezelfde handkar na restauratie, (foto Hans van der Velden)

 

Download ministory

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Vraag of reactie?
Laat hier uw reactie achter.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.