Ministory 090 – 60 jaar ‘THEIRS IS THE GLORY’
MINI STORY No. 90
Robert Voskuil
Bijlage bij Nieuwsbrief No. 103 van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek, augustus 2006
De Arnhem Film Unit
Minder dan een jaar nadat de restanten van de le Britse Airbome Divisie zich over de Rijn hadden teruggetrokken, klonk in Arnhem en Oosterbeek opnieuw het geluid van explosies en geweerschoten. Opnieuw gingen Britse parachutisten in de aanval en reden Duitse tanks door de straten, maar nu gebeurde dit onder leiding van een filmregisseur.
Het doel was het maken van een film over de Slag om Arnhem. Verwoeste gedeelten van Arnhem en Oosterbeek fungeerden als decor voor de opnamen, die voor het grootste deel werden gemaakt in augustus en september 1945. Hierbij werd geen gebruik gemaakt van professionele acteurs, maar van Britse militairen van de le Britse Airborne Divisie, die het jaar tevoren zelf deel hadden genomen aan de luchtlandingen en de daarop volgende strijd. Ook burgers speelden een bescheiden rol.
Het idee voor het maken van deze film was al in november 1944 in Engeland naar voren gebracht door het bestuur van het Airbome Forces Security Fund. Men dacht toen aan een korte, relatief goedkoop te produceren documentaire, die door Gaumont-British News, een onderdeel van de RANK filmmaatschappij, kon worden samengesteld uit origineel filmmateriaal, dat door cameramannen van het leger en de luchtmacht tijdens de luchtlandingsoperatie was opgenomen. Met deze film wilde men de aandacht vestigen op het werk van het Airbome Forces Security Fund en hiervoor fondsen werven. Uiteindelijk werden de plannen echter veranderd en kwam het hoofd van Gaumont-British News, Castleton Knight, met het idee om een documentaire te maken, die deels zou bestaan uit origineel filmmateriaal en deels uit scènes die op het voormalige slagveld zouden worden opgenomen met behulp van militairen.
Na het beëindigen van de oorlog in Europa in mei 1945 kon met dit project worden begonnen. Castleton Knight vroeg toestemming aan het Britse Ministerie van Oorlog (het ‘War Office’) om ca. 200 Britse militairen te mogen gebruiken voor zijn film. Die toestemming werd verleend, maar de Rank filmmaatschappij moest hiervoor wel drie Engelse Ponden per dag per man aan het leger betalen. De commandanten van de verschillende eenheden van de le Britse Airborne Divisie kregen het verzoek om een aantal officieren en manschappen gedurende enige
maanden beschikbaar te stellen voor de filmische ‘reconstructie’ van de Slag om Arnhem.
De regisseur die dit project moest leiden, die Ier Brian Desmond Hurst, kreeg zo de beschikking over een privé-legertje waarmee hij naar Arnhem kon gaan om te filmen.
Een aantal van de mannen werd persoonlijk door Brian Desmond Hurst geselecteerd om leidende rollen in de film te spelen. Een van hen was Peter Holt, die van Hurst de ‘hoofdrol’ kreeg. Holt speelt in de film een soldaat van het Tweede Parachutisten Bataljon, maar hij behoorde eigenlijk tot de 21e Onafhankelijke Parachutisten Compagnie. Van deze kleine eenheid deden overigens relatief veel mannen mee, onder wie de commandant ‘Boy’ Wilson, luitenant Hugh Ashmore, Frank Dixon, Tommy Scullion en Geoff van Rijssel, die allen een vooraanstaande rol kregen toegewezen.
Andere ‘hoofdrollen’ waren o.a. voor majoor Gough, commandant van het Verkennings (RECCE) Squadron en sergeant Jack Bateman van het 10e Parachutisten Bataljon.
Het team dat onder leiding van Brian Desmond Hurst de film moest gaan maken bestond uit een groot aantal medewerkers. Assistent-regisseur werd Victor Wark. Omdat soms gelijktijdig met twee filmteams moest worden gewerkt, werd Alex Bryce als ‘2nd Unit’ regisseur aangesteld.
Als ‘director of photography’ fungeerde C.M. Pennington Richards, die de leiding had over drie cameramannen. De geluidsman was Harry Abott. Foto’s voor publici- teitsdoeleinden werden gemaakt door Lee Howard. Verder bestond het team uit decorbouwers, een productiemanager, regie-assistenten, belichters, technische assistenten, elektriciens, chauffeurs, monteurs, secretaresses, etc.. Voor de ‘speciale effecten’ werden twee man van de vuurwerkfirma Brocks uit Londen ingehuurd. Kapitein William Geil, die het jaar tevoren bij de brug in Arnhem had gevochten, fungeerde als ‘militair adviseur’.
Terug naar het slagveld
Nadat de gemeentebesturen van Arnhem en Renkum toestemming hadden gegeven om daar te mogen filmen, vertrok de Arnhem Film Unit na een korte voorbereiding in Engeland begin augustus 1945 naar Nederland. Het merendeel van militairen werd ondergebracht in kazernegebouwen in Nijmegen. Iedere dag werden ze met vrachtwagens naar Arnhem en Oosterbeek vervoerd.
Tijdens de voorbereidingen in Engeland was aan de mannen gevraagd of ze bepaalde voorvallen die zij hadden meegemaakt tijdens de Slag om Arnhem aan de regisseur of zijn medewerkers wilden vertellen. Deze zouden vervolgens bekijken of het betreffende incident bruikbaar was om te worden verfilmd. Om daaruit een enigszins bruikbaar draaiboek te maken werd de schrijver Louis Golding ingehuurd.
Het was voor deze mannen, die het jaar daarvoor bij Arnhem hadden gevochten, een vreemde gewaarwording om die strijd op dezelfde plaats min of meer opnieuw te beleven en die voor de filmcamera’s na te spelen. Het gebied zag er nog vrijwel hetzelfde uit als het jaar ervoor en overal lag oorlogstuig, zoals wrakken van Duitse tanks, jeeps, Brencarriers, parachutes, containers, manden en zelfs wapens.
Op veel plaatsen in Arnhem en Oosterbeek lagen nog veldgraven van hun gesneuvelde kameraden en de Britse Graves Concentration Unit was druk bezig met het opgraven en identificeren van die stoffelijke resten. De Britse gesneuvelden werden herbegraven op de Airborne Begraafplaats in aanleg.
Bij de filmopnamen moest zorgvuldig te werk worden gegaan omdat overal nog onontplofte munitie lag, die gevaar kon opleveren voor de filmploeg.
Overigens was het filmen ook om andere redenen niet zonder gevaar, want er werd geen gebruik gemaakt van ‘losse flodders’, maar van echte, scherpe munitie!
Voor de speciale effecten, zoals ontploffingen en rookgordijnen, zorgden de mannen van de vuurwerkfirma Brocks uit Londen.
De filmploeg wist de beschikking te krijgen over een paar Duitse tanks en daarvan zijn de twee ‘Panthers’ het meest in beeld, zowel bij de brug in Arnhem als in Oosterbeek. Wanneer ze zogenaamd moesten schieten werd door de mannen van Brocks vuurwerk in de loop gedaan, dat op het juiste moment moest worden ontstoken.
De burgers in Arnhem en Oosterbeek volgden met belangstelling de activiteiten van de ‘Arnhem Film Unit’ en verschillende Nederlanders mochten als figurant meespelen, vooral in de rol van Duitse soldaten.
Arnhem en Oosterbeek als filmdecor
De omgeving van de Arnhemse Rijnbrug was totaal verwoest. De scènes van de strijd om de brug moesten daarom worden gefilmd in een omgeving, waarin alleen nog wat muren van huizen en gebouwen overeind stonden, terwijl bij het begin van de gevechten in september 1944 dit deel van Arnhem nog geheel intact was. Toch koos men ervoor om de reconstructie van de strijd bij de brug vast te leggen in dit ‘decor’ van totaal verwoeste bebouwing. Vanuit een historisch perspectief was dit uiteraard niet juist, maar het verhoogde volgens de filmmakers wel het dramatische effect van het verhaal. De andere locatie in Arnhem waar uitgebreid werd gefilmd, was het St. Elisabeths Gasthuis op Bovenover in Arnhem.
Evenals Arnhem was ook het dorp Oosterbeek zwaar gehavend uit de oorlog gekomen. Voor de ‘Arnhem Film Unit’ vormden de beschadigde en verwoeste straten in het dorp een ideaal decor voor hun opnamen.
Scènes van de opmars naar de brug werden gefilmd op de Middenlaan in Heveadorp, op de Oude Oosterbeekse Weg, waarbij een Franse Renault-tank werd aangevallen en op de Benedendorpsweg in Oosterbeek, enkele honderden meters oostelijk van de Oude Kerk.
De meeste gevechtsscènes werden opgenomen op de beneden-Weverstraat, althans voor zover het ging om acties in bebouwd gebied. Tientallen situaties uit september 1944 werden hier nagespeeld en gefilmd vanuit verschillende richtingen, zodat het leek alsof de acties zich op geheel verschillende plaatsen afspeelden.
De Oude Kerk werd gebruikt voor de opnamen waarin majoor Richard Lonsdale met een bebloed verband om zijn hoofd een groep soldaten instructie geeft en aan- moedigt.
Omdat het hierbij ging om een vrij lang stuk tekst, schreef de assistent-regisseur die met houtskool op een deur van de consistoriekamer. Dit groot formaat spiekbriefje’ was tijdens de opnamen wel zichtbaar voor Lonsdale, maar niet voor de camera. Later is deze deur geschonken aan het Airborne Museum.
In de pastorie naast de Oude Kerk was tijdens de slag een verbandpost gevestigd, waar uiteindelijk bijna 300 gewonden werden opgevangen. De bewoonster van de pastorie, mevrouw Kate ter Horst, had die dagen op allerlei manieren hulp geboden. Toen de situatie steeds angstiger werd, was zij van kamer tot kamer gegaan en had de gewonden Psalm 91 uit een Engelstalige Bijbel voorgelezen. Dit had diepe indruk gemaakt op degenen die erbij waren geweest en regisseur Brian Desmond Hurst wilde dan ook graag dat zij dit opnieuw zou doen, nu voor de camera. Maar bescheiden als ze was, weigerde Kate ter Horst dat in eerste instantie. Pas nadat pater Dijker, die zelf het jaar daarvoor in de Tafelberg gewonden had bijgestaan, haar had overtuigd, stemde ze toe. De scène, die werd opgenomen in de kelder van Huize de Pietersberg, is een van de ontroerendste uit de film.
Veel opnamen werden gemaakt in hotel Hartenstein en in het park daaromheen Alle schuttersputten uit 1944 waren er nog en konden voor allerlei scènes zo weer worden gebruikt.
In de Tafelberg maakte de Arnhem Film Unit beelden van de verpleging van de gewonden. De zaal naast de ingang van het gebouw werd evenals de hal vol gelegd met op zeer realistische wijze geschminkte ‘gewonden’. Daartussen bewogen zich de Britse en Nederlandse verplegers, de Oosterbeekse dokters Van Maanen en Onderwater en pater Dijker.
Soms resulteerden opnamen in complicaties waarop de filmploeg niet had gerekend. Zo stond op de spoordijk in Oosterbeek, tussen station Oosterbeek-Laag en de op 17 september 1944 door de Duitsers opgeblazen spoorbrug over de Rijn, een dieseltrein van de Nederlandse Spoorwegen (NS). Deze was daar geparkeerd in begin september 1944 en was tijdens de slag en de daarop volgende beschietingen in de winter van 1944/1945 zwaar beschadigd. De mensen van de Arnhem Film Unit kwamen op het idee om de trein in brand te steken en daar spectaculaire beelden van te maken. Aldus geschiedde en de trein brandde als een fakkel. De directie van de NS, was daarover buitengewoon ontstemd, omdat de trein volgens hen nog gerepareerd had kunnen worden! Uiteindelijk moest de RANK filmmaatschappij een aanzienlijke schadevergoeding betalen en de betreffende opnamen van de brandende trein werden uit de film weggelaten.
Op 25 september 1945, vlak voordat de Arnhem Film Unit zou terugkeren naar Engeland, namen de mannen nog deel aan de inwijding van de Airborne Begraafplaats in Oosterbeek.
Door het verhaal van de Slag om Arnhem heen lopen de persoonlijke belevenissen van Peter Holt en zijn naaste medespelers. De plot is vrij eenvoudig. Holt raakt bij de landing zijn bataljon kwijt en sluit zich aan bij de verkenningseenheid. Na een aantal avonturen komt hij terecht bij het hoofdkwartier Hartenstein, waar hij een paar bekenden tegenkomt. De volgende dagen neemt hij met hen deel aan de gevechten in Oosterbeek. Hij raakt gewond en wordt behandeld in de Tafelberg. Omdat zijn verwondingen niet van ernstige aard zijn, keert hij terug naar de linies, waar hij tot het eind aan de strijd deelneemt.
De opnamen in Engeland, de montage en de première
Nadat eind september het filmen in Nederland was voltooid, moest nog een aantal opnamen worden gemaakt in Engeland. Het ging hierbij om de scènes van de ‘briefing’ van de mannen op hun bases voor vertrek, de kerkdienst op het vliegveld, het verzamelen bij de toestellen en het instappen.
Het meeste van dit opnamewerk gebeurde op vliegveld Broadwell, een van de bases waarvandaan in september 1944 eenheden naar Arnhem waren vertrokken.
De terugtocht over de Rijn werd gereconstrueerd in de met water volgelopen grindgroeven bij Wraysbury in de buurt van Windsor. De opnamen vonden plaats in november 1945 en het water was ijskoud. Een deel van de mannen werd net als in september 1944 overgezet in boten, maar een ander deel moest vrijwel geheel naakt het water induiken en proberen over te zwemmen. Intussen zorgde de genie voor explosies in het water, waarbij tot ieders opluchting geen ongelukken gebeurden. De mannen kregen wel extra betaald voor dit koude avontuur en de filmmaatschappij zorgde er voor dat na afloop een ruime voorraad rum voor de mannen beschikbaar was om op te warmen!
Toen alle filmopnamen waren voltooid konden Hurst en zijn medewerkers in de studio met de montage beginnen. Daarbij werden de gespeelde scènes en de originele beelden uit 1944 in hun definitieve volgorde gezet, waarna het geluid kon worden toegevoegd.
Een groot deel van de dialogen moest door de ‘acteurs’ in de geluidsstudio bij de film worden ingesproken, hetgeen veel tijd en inspanning kostte omdat beeld en spraak synchroon moesten lopen.
Guy Warrack componeerde de bijbehorende muziek, die vervolgens door het London Symphony Orchestra, onder leiding van Muir Mathieson werd uitgevoerd.
Het verloop van de Slag om Arnhem wordt in het begin van de film vooral verteld door een zakelijk klinkende commentaarstem. Maar later neemt BBC correspondent Stanley Maxted het verhaal over. Door zijn ooggetuigenverslagen komt er veel meer emotie in de beschrijving van de gebeurtenissen.
Noch aan het begin, noch aan het eind van de film wordt enige informatie wordt gegeven over de mensen die hem hebben gemaakt. Dit was een bewuste keuze. Alle eer moest worden gegeven aan de mannen, die zo moedig bij Arnhem hadden gevochten en daarbij zulke grote offers hadden gebracht: ‘Theirs is the Glory’, ‘voor hen alle eer’!
De première vond plaats op 17 september 1946 in Londen, Ottawa en Arnhem. Voor de vertoning in Londen in het Gaumont Theatre in Haymarket, werden door de filmmaatschappij tien Nederlandse meisjes uit Oosterbeek en omgeving uitgenodigd om daar in traditionele Hollandse klederdracht programma’s te verkopen aan de genodigden.
Door de verkoop en verloting van speciale tickets, die waren gemaakt van aluminium van bij Arnhem neergekomen zweefvliegtuigen, wist producer Castleton Knight die avond duizenden Engelse Ponden bijeen te brengen voor het Airborne Forces Security Fund.
Naschrift
‘Theirs is the Glory’ is in veel opzichten uniek, niet alleen door zijn inhoud, maar ook door de manier waarop hij tot stand kwam. De waarde van film ligt natuurlijk in de eerste plaats in de bijzondere manier waarop de strijd, zoals die door de Britten werd ervaren, in beeld werd gebracht. Maar de film geeft ook een beeld van Arnhem en Oosterbeek, zoals die er uitzagen in 1945, geschonden door het oorlogsgeweld op een schaal, die we ons nu nauwelijks meer kunnen voorstellen. Ook in dat opzicht is het een belangrijk historisch document.
Nu, zestig jaar na de première is ‘Theirs is the Glory’ uitgebracht op DVD met Nederlandse ondertitels. Daarbij is o.a. een boekje gevoegd waarin uitgebreid wordt ingegaan op de geschiedenis van de film.
Literatuur
Popple, T„ Viewing Notes ‘Theirs is the Glory’, gepubliceerd door uitgeverij ‘After the Battle’, 1987.
Travis, W.B., Theirs is the Glory’, in: ‘After the Battle’ no.58,1987.
Plaats een Reactie
Vraag of reactie?Laat hier uw reactie achter.