Ministory 057 – EEN STIRLING BIJ PLANKEN WAMBUIS

MINISTORY
EEN STIRLING BIJ PLANKEN WAMBUIS
naar gegevens van George Wood

 

Jaren geleden vond ik stukjes gesmolten aluminium op een bospad in het natuurgebied bij restaurant Planken Wambuis te Ede. Ik kon toen niet vermoeden dat die vondst de aanleiding zou vormen voor een speurtocht naar een antwoord op de vraag: ‘wat gebeurde hier?’
Later trof ik op dezelfde plek na een zware regenbui een fragment, blijkbaar uit de bosgrond losgespoeld, bakeliet aan. Daarop stond de tekst ‘Rudder and Elevator unit’; en nadat ik dat had gelezen, begreep ik dat daar de restanten van een vliegtuig lagen.
Een aantal lezers weet wellicht meteen om welk toestel het gaat. Voor mij was het verhaal toen echter nog onbekend. Met behulp van onder meer mijn goede Engelse vriend Ron Clancy zijn familieleden van de twee overlevenden van destijds in het Verenigd Koninkrijk opgespoord. De beide betrokken veteranen bleken echter enige jaren daarvoor te zijn overleden.
De weduwe van de staartschutter, George Wood, was in het bezit van een relaas dat handelt over zijn ervaringen, De naam van de auteur is ons onbekend.
Door hetgeen lang geleden op papier is gezet, weten we nu wat toen gebeurde. Met dank aan mevrouw Janet P. Wood volgt hieronder dat verhaal.
Cees van den Bosch

Op zondag 17 september 1944 was F/Sgt (Flight Sergeant) George Wood staartschutter van de Stirling met het serienummer LJ-883 (oproepcode V8K) van het 570e Squadron van de Royal Air Force, gestatio-neerd op de vliegbasis Harwell in Berkshire. Zijn toestel, met als piloot F/O (Flying Officer) W. Kirkham, was een van de vele die voorbestemd waren om die morgen naar Arnhem te vliegen. Samen met 11 andere vliegtuigen van dezelfde eenheid nam het een glider op sleeptouw naar een landingszone bij Wolfheze.
De bemanning bestond normaal gesproken uit zes personen, maar deze keer stond een extra naam op de lijst. Als passagier ging een Amerikaanse fotograaf genaamd Tetler mee, die het gevechtsgebied bij de Gelderse hoofdstad op de gevoelige plaat wilde vast- leggen.
De vlucht van die dag had niet veel om het lijf. Ze werden niet al te veel lastig gevallen door de Flak, die ook nog eens slecht was gericht. Hun zweefvliegtuig werd op het juiste moment losgelaten, en de bemanning was er getuige van dat een goede landing volgde. De tocht terug verliep eveneens zonder problemen.
De tweede ‘sortie’ naar Arnhem was op de volgende dag. Deze keer namen ze bevoorrading mee, die uit eten en munitie bestond. Het lokaliseren van de drop
zone en het afwerpen van de voorraden ging goed, maar toen ze wegdraaiden, werden ze het doelwit van nauwkeurig Duits vuur vanaf de grond. Het werd beantwoord door Wood, die daarbij gebruik maakte van de vier in de staart geïnstalleerde Browning machinegeweren. Zijn verdedigingsvuur bleek effectief te zijn, en ze ontkwamen zonder enige echte schade. Niemand aan boord was gewond geraakt, en de betrouwbare Hercules-mo toren draaiden zonder mankeren.
Toen ze teruggekeerd waren op de basis, werd het vliegtuig nauwkeurig onderzocht door het grondper-soneel. Wat gerepareerd moest worden, kreeg een snelle en efficiënte herstelbeurt.

September 1944. Stirling LJ-883 van 570 Squadron RAF is samen met een ander toestel op weg van Arnhem naar huis. Het moet de 17e, 18e of 20e zijn.
(foto via John Reid)

De volgende vlucht was op woensdag 20 september. Wederom moesten voorraden worden afgeworpen. Helaas ontstond er enige verwarring over de juiste plek van de dropzone. Deze was gewijzigd, maar de nieuwe locatie was blijkbaar niet doorgegeven aan de RAF. De Duitsers hadden hun afweertechniek ook veranderd. Naast het feit dat grotere hoeveelheden Flak in stelling waren gebracht (zware en lichte kanonnen, aangevuld met zware mitrailleurs) die geconcentreerd waren op de dropzone zelf, was nu ook sprake van bewapende rijnaken op rivieren en andere watergangen die op de reis overvlogen werden.
Deze schepen waren goed gecamoufleerd, en hun aanwezigheid werd slechts verraden wanneer de schutters aan het werk gingen. Onverwacht openden dan allerlei typen kanonnen het vuur, waarbij de lichtspoormunitie duidelijk aangaf waar de vijand was.
Na het afwerpen van de voorraden, begon het vlieg-tuig aan de thuisreis. Het vloog op ‘deck level’, zodicht mogelijk boven de boomtoppen. De schutters aan boord lieten geducht van zich horen terwijl ze boven de Flakboten vlogen. Ze vormden zo een vliegend doelwit dat op lage hoogte voorbij kwam. De schade die door het afweervuur werd aangericht, kon tijdens de vlucht niet met enige zekerheid worden vastgesteld. Het toestel kwam veilig thuis op Harwell, en daar bleek enig lapwerk noodzakelijk te zijn.

Vijf leden van de bemanning van Stirling LJ-883: William Kirkham, Ernest Brown, David Atkinson, Morris Hand en George Wood.
(foto via mw. Janet P. Wood)

De vierde trip naar Arnhem vond op zaterdag 23 september plaats, en deze zou de laatste van het vliegtuig en zijn bemanning blijken te zijn. Ook nu hadden ze, onder goede weersomstandigheden, geen probleem om de beoogde dropzone te vinden en de voorraden uit te gooien. Het betrof wapens, munitie, eten, kleren en eerstehulpmiddelen,’)
Toen het toestel wegdraaide van het strijdtoneel, zag Wood rook komen uil de linkervleugel. Hij draaide zijn geschutskoepel zodanig dat hij het beter kon zien, en tegelijkertijd probeerde hij via de intercom de aandacht van de piloot te trekken. Hij kreeg geen antwoord. Onmiddellijk daarna gaf hij tegenvuur gericht op de plek waar vandaan Duitse lichtspoormunitie omhoog spoot.
Wood bemerkte dat het vuur in de linkervleugel steeds heviger werd. Tegelijkertijd realiseerde hij zich dat ze snel hoogte verloren. Uit voorzorg wierp hij intuïtief de luiken van de geschutskoepel af, en maakte zich met een flinke tik op de drukknop vrij van de veiligheidsgordel. Het toestel maakte vervolgens een crash-landing, maar hoe dat precies ging, was voor Wood niet te bevatten. Blijkbaar gebeurde het niet echt gecontroleerd. Hoewel hij zich later niet kon herinneren hoe het was gegaan, vond hij zichzelf terug terwijl hij over de grond rolde. Zijn geschutskoepel was afgebroken, en lag een eind verderop. Hij bevond zich dichter bij het toestel, dat op z’n kop lag en in lichterlaaie stond.
Hij was wat duizelig, maar leek verder niet gewond. Hij liep een paar maal om de Stirling heen om te kij-ken of hij ergens naar binnen kon. Munitie begon te exploderen. Toen hij zijn tweede rondje maakte, hoorde hij iemand roepen. Hij liep verder, en zag vervolgens een van de twee ‘despatchers’. Hun taak was het geweest om, in het midden van het vliegtuig, de grote
bevoorradingscontainers door een gat in de vloer te laten zakken. Deze waren door middel van twee lijnen aan een parachute bevestigd, en werden aldus boven de dropzone losgelaten.
Wood zag dat de soldaat gewond was, maar dat hij desondanks poogde om een manier te vinden om in het toestel te komen. Blijkbaar wilde hij tot het uiterste proberen zijn kameraad te redden die zich nog bin-nenin bevond. Uiteindelijk slaagde Wood erin hem ervan te overtuigen zijn pogingen op te geven, hoewel ze allebei aarzelden om zich bij de situatie neer te leg-gen.
Het vuur was nu heel intens geworden. Ze hadden geen brandblusmiddelen, en munitie begon nu in alle richtingen te ontploffen. Het leek waarschijnlijk dat de brandstoftanks elk ogenblik konden exploderen. Zonder schaamte gaf Wood later toe dat hij zijn tranen niet in bedwang kon houden. Er was nu niets meer dat ze konden doen.
De mannen die tot de eigenlijke vliegtuigbemanning behoorden, waren enkele jaren met elkaar opgetrok-ken; in feite al sinds de vorming van het 295e Squadron, dat later het 570e werd. Ze aten samen, en stroopten in eikaars gezelschap de pubs af. Wood was getuige bij het huwelijk van zijn commandant, en peetvader van diens eerste kind. Voor hem was deze tragedie er één van diepe droefenis.
Het eerste wat Wood hierna deed, was de despatcher, Pte. Badham, helpen dekking te zoeken in het bos ach-ter hen. Toen ze daar vlakbij waren, riep een stem hen aan en vroeg naar het wachtwoord. Wood wist dat het ‘John Buil’ was, en dat het antwoord ‘Uncle Sam’ dien-de te luiden. De stem bleek bij een van twee airbome soldaten te horen, die het vliegtuig de noodlanding hadden zien maken. Zij hielpen Wood en Badham naar het midden van het bos, waar ze een schuilplaats hadden gemaakt van takken en een stuk grondzeil; het interieur hadden ze afgewerkt met graszoden, mos, enzovoorts. Badhams wonden werden verzorgd, maar omdat bleek dat hij een paar ribben had gebroken, was echte medische hulp dringend noodzakelijk.
Het begon donker te worden, en Wood wilde graag in contact komen met de Nederlandse ondergrondse. De parachutisten kenden slechts een nabij gelegen hoeve, die voor zover zij wisten, werd bewoond door drie personen. Met z’n drieën, een para sergeant, Wood en een ander, gingen ze er opaf. Ze klopten op de deur, en vervolgens werden ze binnen genood. De bewo-ners, een boer met zijn vrouw en dochter, konden alleen maar brood en water aanbieden. Ze hadden helaas niet de beschikking over verband en dergelijke; zelfs lakens waren niet meer aanwezig omdat de Duitsers deze al eerder hadden weggehaald voor hun eigen gewonden. Ze zeiden dat het onder de huidige omstandigheden moeilijk zou zijn om contact te krij-gen met het verzet.
Die nacht probeerden ze in de eigen gemaakte hut van de paratroepers de slaap te vatten, maar dat lukte niet erg omdat het te koud was. De volgende morgen liet de boer ze zien hoe ze bij een ander bosje konden komen. Maar hij maakte ze tevens duidelijk dat ze heel voorzichtig moesten zijn: een tussenliggende weg werd door twee Duitse mitrailleurnesten zodanig onder schot gehouden dat ze kruisvuur konden afgeven. De parachutisten-sergeant maakte een plan om de beide vijandelijke stellingen onschadelijk te maken, en aldus geschiedde succesvol.Ze confisceer- den de mitrailleurs, en namen ze met de bijbehorende munitie mee naar het andere bosje. Daar troffen ze een Britse officier van de medische troepen 2) en een Nederlandse verpleegster aan, die Badham onderzochten. Zij besloten dat hij naar een plaats moest worden gebracht waar hij de juiste medische verzorging zou krijgen. Wood liet Badham bij hun achter, en ging met de anderen verder.
Op hun tocht troffen ze vervolgens een boerenwagen aan die volgeladen was met hooi, en die bespannen was met een stokoud paard. Ze vonden ook enkele blauwe boeren-overalls en enige gavels. Nadat ze de wapens in het hooi hadden verborgen, klom Wood er bovenop. Aldus beladen, vertrok de kar in de richting van een boerderij bij Ede. Daar werden ze ondergebracht in een paar nieuwe kippenhokken. Wachtlopen was noodzakelijk, want een eindeloze stroom Duitse soldaten leek belangstelling te hebben voor het halen van eieren bij de hoeve.
Die nacht vertrok Wood onder escorte voor een tocht die weer in een kippenhok eindigde. Het doel van deze reis was om te kijken of hij een Belgische officier, een zekere kapitein King, van de Special Air Service van dienst kon zijn. 3) Zijn assistentie kon worden gebruikt bij het coderen en decoderen van berichten. King werd vergezeld van een korporaal en een ‘lance
corporal’, allebei ook van de Belgische S.A.S.. Hij wilde een bevoorradingsvlucht organiseren ten behoeve van het gebied waarin ze verbleven, en voor het versturen van boodschappen had hij hulp nodig. Wood kon hem helpen.
Uiteindelijk werden de berichten de ether ingestuurd met behulp van een handgedreven apparaat. De boodschappen waren op rijstpapier geschreven, en zekerheidshalve werden ze om veiligheidsredenen na het verzenden opgegeten.
Alles werd nu in gereedheid gebracht voor een bevoorrading die de volgende avond zou plaatsvin-den. Wood werd gevraagd of er nog iets was dat hij graag wilde ontvangen. Hij sprak een sterke voorkeur uit voor schoenen met maat 7. Op de avond dat de ‘supply drop’ zou geschieden, werd hij in een auto naar het desbetreffende terrein buiten een grote stad gereden. Hij werd vergezeld door twee andere mannen en een vrouwelijke koerier.
Het duurde niet lang of in de verte werd het geluid gehoord van vliegtuigmotoren. Zaklantaarns begon-nen tot leven te komen benedenwinds van de aan-vliegroute. Met regelmatige tussenpozen diende de letter R te worden geseind. De lichten bevonden zich echter te dicht bij wat bomen, en Wood vroeg de betrokken personen iets verder naar voren te komen. Meteen daarna zagen ze de eerste (enkele) parachutes opengaan, gevolgd door een dubbele. Het Nederlandse ‘grondpersoneel’ verzamelde vlug de uitgeworpen voorraden en vertrok. De inhoud van de manden bestond voor Wood uit niets beters dan

Een RAF-luchtfoto van 23 december 1944 laat duidelijk de plek zien waar de Stirling een noodlanding maakte (vrijwel bovenaan, rechts van het midden). Onder van links naar rechts de Amsterdamseweg, met ten zuiden van de rijbaan restaurant Planken Wambuis.
(foto: collectie Robert Voskuil)

schoenen met maat 10. De parachutisten hadden meer geluk; zij troffen 500 sigaretten van het merk Passing Cloud aan, evenals vloeipapier en veiligheidslucifers. Wood werd vervolgens teruggebracht naar de boerderij bij Ede. Hij kreeg nu last van de enkel die hij verstuikt had bij de noodlanding. De boer voorzag hem van nieuw verband, en smeerde wat zalf op het gekwetste lichaamsdeel, die flink begon te steken. De volgende morgen was de zwelling wat weggetrokken. De agrariër bezag dat met genoegen, want de zalf gebruikte hij normaal gesproken alleen voor zijn vee… In de late uren van de volgende nacht werd Wood geëscorteerd op weer een rit naar kapitein King. Deze hoorde opgetogen toe hoe verteld werd over de succesvolle bevoorrading. Voordat hij weer terugging, kreeg Wood een stuk film mee. Dit mocht absoluut niet in handen van de vijand vallen, maar moest met de hulp van de ondergrondse bij de Britse strijdkrachten in bevrijd gebied worden afgeleverd. Later hoorde WTood dat de negatieven gegevens bevatten over de posities van zeemijnen voor de kust van Hoek van Holland. Informatie hierover zou de taak van de Royal Navy heel wat eenvoudiger maken.
Diezelfde nacht nog werd Wood naar het huis van de dokter gebracht in een dorp vlakbij. Daar werd hij voorgesteld aan een Canadese legerofficier 4) en twee van diens para’s. Het bleek dat Wood en de luitenant de enige twee waren die konden zwemmen, en dat een manier werd gezocht öm contact te krijgen met de geallieerde troepen bij Nijmegen. Het plan was om de volgende morgen vroeg te proberen per fiets bij de rivier de Waal te komen. Daar zouden twee mannen op hen wachten, die hen vervolgens-zouden verbergen in een schuit totdat het donker werd.
Toen de duisternis was gevallen, gingen ze op weg; voor de zoveelste keer op hun fiets. Ze waren nog maar net vertrokken, of Woods metgezel kreeg last van een lekke band. Ze naderden het toegangshek van een huis, en aan de man die daar stond, vroeg Wood in zijn beste Nederlands: ’Ein pumpen?’5) De persoon begon te lachen, en zei: ‘Bent u Engels?’ Hij vroeg Wood voor het huis te wachten, en nam zijn maat mee naar achteren. Kort daarna kwam hij weer tevoorschijn met een andere fiets, waarna ze wederom opstegen en verder fietsten in de richting van de boot. Toen ze bij de rivier aankwamen, kregen ze waterdichte overgooiers om hun kleren droog te houden, een plank om spullen op te leggen die niet nat mochten worden, en een touw om aan het stuk hout te bevestigen zodat dit onder controle kon worden gehouden.
Zodra het donker was, lieten ze zich in het ijskoude water zakken. Ze zwommen naar de overkant, waarbij ze hun uiterste best deden geen geluid te maken. Wood had te horen gekregen dat ze als ze eenmaal aan de overkant waren, op de andere oever heen en weer moesten lopen, en een liedje zingen als iemand hen tegemoet kwam. Aangezien de Canadees niet kon zingen, moest dit onderdeel voor rekening van Wood komen. Omdat die rilde van de hevige kou, was zijn vertolking van ‘On Ilkley Moor ba’ tat’ niet echt vloeiend te noemen. Niettemin arriveerde kort na de voorstelling een gids die hen naar een groot huis bracht dat goed werd bewaakt door ‘mannen van Oranje’. Ze kregen iets te drinken, en mochten vervolgens een
poging doen de gemiste, maar broodnodige, slaap in te halen.
De volgende avond was er weer een fietstocht, gevolgd door zwemmen. Het doel was een stuk nie-mandsland dat omgeven was door prikkeldraad. Het traject dat in het water moest worden afgelegd, werd in het zonnetje gezet door lichtkogels die van beide oevers werden afgevuurd. Ze slaagden erin alle hin-dernissen te overwinnen, en het hoofdkwartier van de Guards Armoured Division in Nijmegen te bereiken. Daar werd Wood ondervraagd, en vervolgens overhandigde hij zijn kostbare film. De bevelvoerende officier ter plekke feliciteerde hem met zijn prestatie. In het divisiehoofdkwartier werd Wood bijgestaan door een vrouwelijke oorlogscorrespondent, die erin slaagde voor hem de overjas van een Belgische officier te regelen. Ook zorgde zij voor wat warme drankjes tijdens de kille tocht per jeep naar Brussel, waar hij medisch werd onderzocht met als resultaat dat hij in een goede conditie werd bevonden.
De volgende dag deed hij wat boodschappen, die hij betaalde met zijn ‘ontsnappings-geld’; het was tenslotte zo dat zijn vrouw in het Verenigd Koninkrijk in verwachting was van hun eerste kind. Een dag later landde hij als passagier in een Dakota op het vliegveld Northolt. Daarna ging hij met een welverdiend verlof.

 

Redactionele noten
1) 14 Toestellen van dit squadron gingen die dag op weg; elk met 24 containers en 4 manden aan boord. Volgens het officiële, rapport (Operations Record Bóok) was er weer nauwelijks luchtsteun van eigen jachtvliegtuigen. De gebruikelijke 88min Flakgranaten kwamen vanaf het afwerpgebied in grote hoeveelheden omhoog. Men ging er vanuit dat alle voorraden succesvol werden gedropt. Vier toestellen keerden niet op hun basis terug, en twee stuks waren gediüongen op een ander vliegveld te landen. Andere kisten telden gesneuvelden en gewonden onder de bemanning, en liepen schade op. Het was een nogal kostbare onderneming geweest, in het bijzonder omdat de grondtroepen maar weinig van de bevoorrading in handen kregen,
2) Bedoeld ivordt kapitein D.G. Olliff (133 Parachute Field Ambulance, Royal Arniy Medical Corps). Hij komt ook voor in Ministory No. 53 (‘De eerste ontsnapping’ door Niall Cherry).
3) Kapitein King was een schuilnaam; het betrof in werkelijkheid luitenant Gilbert Sadi Kirschen. Zie ook diens boek ‘Six atnis viendront ce soir’ / ‘Six friends arrivé to night’ / ‘Zes vrienden komen heden avond’ (met name vanaf blz. 113).
4) Luitenant Leo ƒ. Heaps was toegevoegd aan het lste Bataljon van The Parachute Regiment. Zijn ervaringen treft u aan in het boek ‘The Grey Goose of Arnhem’ / ‘De gans is gevlogen’.
5) Britten verwarren Duits nog wel eens met Nederlands….
Naschrift van de redactie
De bemanningsleden F/O William Kirkham (piloot, 21 jaar), F/O Ernest Brown (bommenrichter, 20 jaar), F/O David Atkinson (bommenrichter, 23 jaar), F/O Morris Hand (navigator, 26 jaar), Sgt Harrold Ashton (boordwerktuigkundige, 22 jaar) en Lance Coiporal Gerard Reardon (despatcher, 31 jaar) overleefden de crash niet. Zij liggen begraven op het Airborne Kerkhof te Oosterbeek.

Download ministory

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Vraag of reactie?
Laat hier uw reactie achter.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.