Airborne Magazine Ministory 139, Hulzen in een boomgaard
Ministory 139, Hulzen in een boomgaard
Duitse houwitsers in Oosterhout
Op een zondagochtend in de Arnhemse wijk Lombok werd mij verteld dat er hulzen waren gevonden. Deze zouden afkomstig zijn van de twee Duitse kanonnen die tijdens de gevechten bij de Arnhemse verkeersbrug de Britse posities hadden beschoten met vlakbaanvuur. Dat ze van Franse origine waren en zouden zijn opgegraven in een Oosterhoutse tuin, even ten noorden van Nijmegen, maakte de boel nog intrigerender. Voldoende aanleiding dus voor een bezoek aan Oosterhout, als startpunt voor een zoektocht naar de achtergrond van deze vondst. Hoe wat roestig metaal me dichter bij de inzet van de Duitse artillerie in de septemberdagen van 1944 bracht.
Leo van Midden
Een afspraak met de vinder was snel gemaakt, en op een mooie zomeravond werd ik ontvangen door de heer Van Aggelen aan de rand van Oosterhout. Op het bordes achter huize ‘Nijegaard’ vertelde hij dat ze het schitterende pand, dat in de jaren ‘30 van de vorige eeuw werd gebouwd door de familie Swellengrebel, recent hadden verworven. Bij het aanpakken van de tuin stuitten ze aan de rand van het perceel meteen op metaal. Het bleek te gaan om een grote huls, en er bleken er meer te liggen. Een stuk of twintig; de meeste van ijzer en enkele van messing. Naast de hulzen werden ook zwaar-verroeste en halfvergane resten van kisten gevonden. Na dit verhaal nam Ap me mee de tuin in en liet hij me de berg verroest ijzer zien die uit de grond was gekomen. Voor een nader onderzoek kreeg ik een messing huls mee.
Determinatie
Eerst maar kijken wat ik te weten kon komen over het overblijfsel zelf. Aan de hand van afmetingen, inscripties, kleuren en andere uiterlijke kenmerken kun je het type van een huls eenduidig vaststellen. Zodra je weet om wat voor type het gaat, weet je ook welk type wapen deze munitie afvuurde. Na 77 jaar in de Betuwse klei te hebben gelegen waren de ijzeren hulzen zó verroest dat alleen de afmetingen met een ruime marge waren vast te stellen. De messing hulzen waren beter bewaard gebleven. Na het voorzichtig schoonmaken bleek de achterzijde van de huls een rand te hebben met een diameter van 176 mm. De huls had een hoogte van 260 mm en de hulsmond zou het kaliber kunnen verraden, maar die was gescheurd en verwrongen waardoor de afmetingen alleen niet voldoende waren om het type en de herkomst van de munitie vast te stellen. De inscripties op de onderzijde van de huls waren gelukkig nog zichtbaar en de ‘s.F.H.’ en de ‘C/12’ maakten aan alle twijfel een eind. Deze huls was afgevuurd uit een schwere Feldhaubitze 18 met een 15cm-kaliber.
Hoe kwam de huls daar terecht?
Het aantal hulzen en de resten van het verpakkingsmateriaal wees in de richting van de inzet van een 15 cm-s.FH18-Feldhaubitze in de buurt van de vindplaats. Gezien het bereik van het geschut en de nabijheid van Nijmegen en de Waalbrug lag het voor de hand dat het kanon vuur heeft uitgebracht in zuidelijke of zuidoostelijke richting.
De 15 cm-s.FH 18 werd in 1935 door het Duitse leger in gebruik genomen. Theoretisch zijn er twee momenten dat er vanaf het (huidige) weiland achter huize Nijegaard vuur kan zijn uitgebracht: in mei 1940 of in september 1944. Het eerste moment valt af omdat Nederland capituleerde voordat zwaar materieel de Betuwe in gebracht kon worden. De verkeers- en spoorbruggen van Arnhem en Nijmegen waren op 10 mei al vernield. De tweede optie kon dankzij de collectie luchtfoto’s van Wageningen University & Research worden onderzocht. Het gebied is meerdere malen gefotografeerd tussen 12 september 1944 en 23 maart 1945. Op een foto van 12 september is te zien dat het huidige weiland destijds een boomgaard was. Op het eerste oog is niets afwijkends zichtbaar. De overige foto’s laten echter de contouren zien van meerdere geschutsopstellingen, met een opening naar het noorden. Die opening was de inrit voor een stuk, waardoor de vijandrichting grofweg zuid zal zijn geweest. We mogen voorzichtig concluderen dat meerdere stukken van het type schwere Feldhaubitze 18, goed gecamoufleerd, in de boomgaard van Swellengrebel in stelling stonden tijdens de eerste dagen van operatie Market-Garden.
Op basis van voorgaande eerste analyse verwees de auteur van Retake Arnhem Bridge: An Illustrated History of the Kampfgruppe Knaust September to October 1944 mij naar een gevechtsbericht dat op 29 september 1944 is opgesteld door de commandant van de artillerieafdeling, SS-Hauptsturmführer Oskar Schwappacher. Ap van Aggelen stuurde vervolgens een fragment uit het oorlogsdagboek van de heer Van Woerkom uit Oosterhout waardoor ineens alle puzzelstukken op hun plaatsen vielen. Uit de documenten bleek namelijk dat de 21e batterij (21. Batterie) van het V./SS-Artillerie- Ausbildungs- und Ersatz-Regiment tot vroeg in de ochtend van 21 september 1944 in stelling lag aan de oostelijke rand van het dorp Oosterhout. De hulzen en luchtfoto’s stellen ons in staat dat nu exacter te positioneren, namelijk in de voormalige boomgaard Swellengrebel achter huize Nijegaard.
Een SS-artillerie-opleidingseenheid in Oosterhout
De Waffen-SS leidde haar artilleristen zelf op. Sinds april 1941 was de Artillerie-Ersatz-Abteilung der SS-Polizei-Division in Amersfoort gelegerd op de Willem III-kazerne. In de zomer van 1943 werd zij als V./Abteiling in het SS-Artillerie-Ausbildungs- und Ersatz Regiment opgenomen. Voor legering van het personeel werd in dezelfde plaats sinds november 1943 ook gebruik gemaakt van het R.K. Pensionaat (Maria Stichting) aan de Herenstraat en het R.K. Pensionaat St. Louis aan de Utrechtseweg. In mei 1944 vertrok de eenheid, bestaande uit vier batterijen waarvan 21. Batterie was uitgerust met vier sFH18’s, naar de kust.
Vanaf begin september 1944 werd de opleidingseenheid op bevel van de Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden ingezet op de noordelijke oever van de Waal. Met de stukken beveiligde de batterij de belangrijke bruggen. De staf, stafbatterij en de 21. Batterie, met een totale sterkte van bijna 200 man, hadden de stukken in Oosterhout al in stelling op 12 september 1944. De waarnemers van de batterij lagen zuidwestelijk van Oosterhout aan de oever van de Waal, met een tweede groep één kilometer westelijk van de Nijmeegse wijk Neerbosch. De 17. en 18. Batterie lagen niet in de Betuwe. Zij ondersteunden met negen 10,5cm-stukken het LXXXVIII Korps. De 19. Batterie was wel aanwezig in de Betuwe en had stelling betrokken bij Zaltbommel.
Artilleriewaarnemers op de Belvedère
Op zondagochtend 17 september werden Duitse luchtdoelstellingen rond de Nijmeegse bruggen aangevallen. De vier luchtdoelkanonnen van de 21. Batterie vuurden op laagvliegende jachtvliegtuigen en haalden, naar eigen zeggen, twee toestellen neer. Vanwege de onduidelijke situatie verkende de commandant van de afdeling de situatie in Nijmegen en zocht hij naar een hoofdkwartier dat verantwoordelijk was voor de Duitse eenheden in Nijmegen. Toen na de geallieerde luchtlandingen gevechten uitbraken en de geallieerde intenties waren onderkend gaf de Kommandeur van de 21. Batterie zijn waarnemingsgroep bij de Waaloever bij Oosterhout opdracht te verplaatsen naar de Belvedère binnen het Duitse bruggenhoofd op de zuidelijke Waaloever bij de verkeersbrug.
Vuur vanuit Oosterhout
Op de ochtend van de 18e openden de zware houwitsers vanuit de boomgaard het vuur op veronderstelde verzamelgebieden en opmarsroutes van de Amerikanen in de omgeving van Berg en Dal. Tegen 10.00u werd het vuur via directe waarneming op Amerikaanse troepen gelegd die het Keizer Karelplein naderden. Door het nauwkeurige artillerievuur kwam de Amerikaanse opmars rond 12.00u tot stilstand en nam de Duitse infanterie verloren terrein terug. Rond dezelfde tijd konden artilleriewaarnemers bij Neerbosch, onder dekking van artillerievuur, hun positie loslaten en in noordoostelijke richting verplaatsen naar de spoorlijn.
Dinsdagochtend beschoot de batterij verzamelgebieden aan de zuidrand van Nijmegen. De waarnemingsgroep bij de spoorlijn kon het vuur op een verzamelde groep geallieerde tanks leggen, waardoor twee tanks zó beschadigd raakten dat ze niet meer konden verplaatsen. In de middag ondersteunden de stukken de verdedigers rond de verkeersbrug, waarbij ze vuur uitbrachten op troepenconcentraties en mortieropstellingen.
’s Middags vielen Amerikaanse para’s, ondersteund door Britse tanks, opnieuw de Duitse stellingen rond de Waalbrug aan. Vanuit zijn positie bij de brug leidde SS-Hauptsturmführer Krüger het vuur van de stukken uit Oosterhout op de aanvallende geallieerden. Door de antitankkanonnen en met hulp van de artillerie in Oosterhout kon de aanval worden afgeslagen. Tegen de avond werd door de waarnemingsgroep onder SS-Hauptscharführer Hotop aan de westelijke rand van Nijmegen vuur uitgebracht op twee groepen tanks die zich daar verzamelden. In de nacht van 18 op 19 september werd op verschillende momenten vuur afgegeven op bevoorradingsroutes en het landingsterrein bij Berg en Dal.
De 19. Batterie lag tot dinsdag 19 september in Zaltbommel, maar verplaatste in de loop van de dag naar een positie één kilometer ten zuiden van het gehucht Ressen (oostelijk van Oosterhout), met waarnemers aan de zuidelijke rand van Lent op de noordelijke Waaloever.
Nijmegen, 20 september 1944
In de vroege ochtend van 20 september werd door de Duitse verdedigers met ondersteuning van de artillerie uit Oosterhout de volgende aanval met tanks en infanterie afgeslagen. In de loop van de ochtend wisten de geallieerden de Duitse verdediging met zware gevechten, waarbij de waarnemers het vuur tot op 100 meter voor hun eigen positie moesten leggen, terug te dringen tot smalle bruggenhoofden rond de verkeersbrug en spoorbrug.
Om 15.00u staken de Amerikanen in bootjes de Waal over ter hoogte van de Nijmeegse elektriciteitscentrale. De houwitsers van de 21. Batterie waren al overbelast met verzoeken om vuursteun vanuit het steeds kleiner wordende bruggenhoofd rond de zuidelijke oprit van de verkeersbrug, waardoor ze niets konden uitrichten tegen de Waaloversteek. De 19. Batterie kon met haar vier 10,5cm-stukken vanuit Ressen 250 schoten afgeven op de oevers van de Waal om de Amerikanen op de zuidelijke oever te beletten de bootjes te bereiken en op de noordelijke oever te voorkomen dat ze zich konden ontplooien.
Rondomverdediging in Oosterhout
Door de succesvolle landing van de Amerikanen op de noordelijke oever liep de batterij in Oosterhout gevaar. Het personeel van de stafbatterij werd naar de zuidelijke rand van het dorp gestuurd om een verdediging in te richten op de Waaldijk. Ondertussen was de radioverbinding met de waarnemers op de Belvedère verbroken en werd het artillerievuur door SS-Hauptsturmführer Krüger geleid met lichtkogels.
Tegen 18.00u werd een rondomverdediging ingericht in Oosterhout met personeel dat eerder naar de dijk was gestuurd. De verdediging aan de Waal werd hiermee losgelaten.
Tanks over de brug
Om 19.00u rolden Britse tanks over de Waalbrug. De spoorbrug was nog in Duitse handen. In het kleine bruggenhoofd bij de spoorbrug vocht de westelijke waarnemingsgroep van SS-Unterscharführer Hotop, nadat hun radio onbruikbaar was geworden, verder in een infanterierol onder Kompanie Runge. Deze waarnemingsgroep wist over de spoorbrug te ontkomen richting Lent. De waarnemers bij de Belvedère waren op dat moment verwikkeld in een nabijgevecht met de Amerikanen.
Nachtelijke verplaatsing
Om 24.00u meldde SS-Hstuf. Oskar Schwappacher via de radio aan General von Tettau dat Oosterhout in Duitse handen was en zij de stelling verdedigden. De stukken gaven nog vuur af op de Waaldijk ten zuiden van Oosterhout en in de richting van Nijmegen. Aan het begin van het dorp werden vijf huizen in brand gestoken om het gebrek aan lichtkogels te compenseren. Om 04.00u kreeg de afdeling het bevel naar Elst uit te wijken. Een verkenner werd vooruit gestuurd om een nieuwe positie voor de afdeling te vinden. Terwijl de rondomverdediging intact bleef, werden de stukken met de enige artillerietrekker waar ze over beschikten één voor één uit het weiland getrokken en op de weg geplaatst. Munitie en apparatuur werden verzameld en gereed gemaakt voor de verplaatsing. Op dat moment verscheen Major Knaust met zijn Kampfgruppe in Oosterhout om een verdediging in te richten en aansluitend de aanval op Nijmegen te openen. In afstemming met Knaust verplaatste de afdeling anderhalve kilometer in noordelijk richting naar Huis Reeth, waar de afdeling in stelling ging om van daaruit vanaf 09.00u alweer het vuur te openen op de bevoorradingsroute van Nijmegen naar Lent. Op deze 21e september rond 12.00u werden de achtergebleven artilleristen uit de rondomverdediging gehaald om weer als kanonnier of telegrafist ingezet te worden bij Huis Reeth.
Het lot van Krüger
De batterijcommandant die als waarnemer het artillerievuur bij de verkeersbrug leidde, totdat de lichtkogels op waren, raakte gewond in het nabijgevecht en werd afgevoerd naar het gewondennest. De verdedigers werden één voor één gevangen genomen. Het laatste bericht dat de afdeling bereikte, kwam van een ooggetuige die met de resten van Kampfgruppe Euling wist te ontsnappen. Hij had Amerikanen gezien in het gewondennest en hoorde vervolgens schoten, waarna het licht in de bunker doofde. Sinds 21 september staat SS-Hstuf. Krüger als vermist te boek. (naschrift: inmiddels is duidelijk dat hij is krijgsgevangen gemaakt en een week later al in Engeland zat – zie de versie die is verschenen in Numaga of Terugblik 40-45)
De 21. Batterie bleef tot november 1944 actief in de Betuwe. Op 10 november werd opdracht gegeven alle opleidingseenheden en -scholen van de Waffen-SS uit Nederland te verplaatsen. Het V./SS-Art.Ausb.u.Ers.Rgt. vertrok op 15 november naar Praag.
Het oorlogsdagboek van Van Woerkom
Nog even terug naar het oorlogsdagboek van Van Woerkom. Over de artillerieopstelling van de 21. Batterie zegt hij: “De boomgaard van Swellengrebel, waarin de Duitsche artillerie geplaatst was, bleef lang een weerstandsnest. De artillerie was door de Duitschers nog meegenomen, de granaten waren echter door hen achtergelaten. Engelsche infanteristen verschenen op 23 september om het dorp te zuiveren. Enkele gevangenen werden nog gemaakt. Het is wel bijzonder typisch, dat de artillerie bij Swellengrebel, die wel voldoende gesignaleerd was aan de Engelschen, niet getroffen werd. De camouflage onder de bomen was ook wel prima. Deze kanonnen zullen heel wat van de verwoesting van een gedeelte van Nijmegen voor hun rekening gehad hebben.” Door deze laatste zin uit het dagboek, en met de resultaten van mijn onderzoek, kijk ik nu toch op een andere wijze naar die berg roestend oud-ijzer in Oosterhout. De messing huls krijgt een plek in de voormalige Duitse bunker op het Valkhof waar het verhaal van de strijd om de bruggen een permanente plaats heeft.
Met dank aan: A. van Aggelen, J.A. Bom, B. Gerritsen, R. Mans, R. van Putten, S. Revell en W. Schwabe.
Plaats een Reactie
Vraag of reactie?Laat hier uw reactie achter.