VVAM Airborne Magazine No.25

 

AIRBORNE MAGAZINE
Jaargang 8, nr. 25, november 2022
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de Slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871.
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn Redactie: Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Jory Brentjens, Jurriën de Jong, Leo van Midden, Yvette Polman, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee:
Jory Brentjens, Luuk Buist, Tim Gale, Alexander Heusschen, Erik Jellema, Jurriën de Jong, Cynthia Leiwakabessy (FunckSterrShoots), Frank Mazer, Paul Meiboom, Leo van Midden, Jasper Oorthuys, Berry de Reus Fotografie, Matthijs Somford, Arjan Vrieze Photography, Ronnie Weijers, Otto van Wiggen Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst Druk Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemuseum.nl (06) 203 283 42
Post: Calsstraat 20, 6671 AM Zetten
Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Contributie VVAM
Individueel lid: € 30 per jaar (jan t/m dec) Gezinslidmaatschap: € 40 per jaar (jan t/m dec) NL 80 INGB 0004 4036 41
Archivering & losse nummers
info@vriendenairbornemuseum.nl

INHOUDSOPGAVE

3 Museumnieuws
5 Verenigingsnieuws
6 Interview – Wybo Boersma
11 Impressie – Airborne Battle Wheels 2022
12 Persoonlijk – Peter McCann, 7KOSB
16 Museumcollectie – Villa Vredehof
18 Objecten – Sugar pack
21 Achtergrond – Tussen Beukenlaan en Oude Kerk, deel IV
24 Ministory 141 – Burgergevangenen van De Koepel
28 Activiteiten – Wargaming in Airborne Museum
30 Actueel – Het Arnhem Postal History Project
34 Recent verschenen boek
35 Programma

BIJDRAGEN

De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad. Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: Detailopname van de ‘Noordelijke Perimetertafel’ tijdens het wargamingweekend van 1-2 oktober jl. in het Airborne Museum at Hartenstein. Zie het artikel op pagina’s 28-29 voor een kort verslag (foto: Alexander Heusschen).

MUSEUMNIEUWS — Ronnie Weijers

TENTOONSTELLING ‘A BRIDGE TOO FAR: VAN STORYBOARD NAAR HET WITTE DOEK’

In 2021 ontving het Airborne Museum een bijzondere schenking: een origineel storyboard uit de beroemde film ‘A Bridge Too Far’. Samen met diverse andere ‘props’ was het opgedoken bij het leeghalen van een woning in Deventer, waar in 1976 de gevechtsscènes rond de Arnhemse verkeersbrug werden opgenomen. De props zijn waarschijnlijk na de opnames meegenomen door een figurant. Een storyboard is een soort stripverhaal, met de hand getekend, dat de tekst uit het filmscript vertaalt naar beeld. In dit geval gaat het om de scène waarin een eenheid van de 9. SS-Panzer-Division, onder leiding van Viktor Grabner, vanaf de zuidkant de Rijnbrug probeert over te steken, met fatale gevolgen voor deze kleine strijdmacht. Omdat het storyboard bezoekers aanspreekt en de scène zich afspeelt op de brug, besloot het museum er een kleine tentoonstelling aan te wijden. Door deze ene scène als uitgangspunt te nemen, kan een behapbaar verhaal worden verteld, waarin verschillende aspecten van de totstandkoming van de film aan bod komen. De klassieker uit 1977 was één van de duurste en meest ingewikkelde producties van die tijd. Regisseur Richard Attenborough wilde de film zo realistisch mogelijk maken en ging hiervoor tot het uiterste. Voor een hele generatie was ‘A Bridge Too Far’ de kennismaking met de geschiedenis van operatie Market-Garden.

Storyboard ‘A Bridge Too Far’ (AMH00604).

‘A Bridge Too Far: van storyboard naar het witte doek’ toont naast het storyboard nog enkele andere originele props en bijzondere foto’s uit de collectie van verzamelaar Patrick Jalhay.
De filmobjecten zijn tot en met maart 2023 te zien in Airborne Museum at the Bridge (Arnhem).

HERDENKING POOLSE LUCHTLANDINGSBRIGADE IN KRAKAU

Op 23 september herdacht de Poolse 6 Brygada Powietrzno-desantowa, de 6e Luchtlandingsbrigade ‘Generaal Sosabowski’, de oprichting van de 1st (Polish) Independent Parachute Brigade in 1941, van welke zij de tradities bewaart. Deze viering, met een parade en de ‘parachutistenpicknick’, volgde op een herdenking van de gevallenen van de brigade. In een indrukwekkende ceremonie werden de namen van alle gesneuvelden voorgelezen en kransen gelegd bij het monument op de kazerne. Naast de 98 gevallenen in Driel en Oosterbeek, herdacht men ook degenen die in Bosnië-Herzegovina en Afghanistan omkwamen. Net als vorig jaar was de directeur van het Airborne Museum uitgenodigd voor de herdenking en de viering in Krakau: een bijzondere eer en een uitstekende gelegenheid om de banden tussen het museum en de brigade aan te halen. Daarnaast zijn goede contacten gelegd met verschillende Poolse oorlogsmusea. De Polen zijn terecht erg trots op hun bijdrage aan de strijd in Nederland en waarderen het zeer dat hiervoor ook in ons land aandacht is. Voor de Poolse luchtlandingsbrigade vormen ‘Arnhem 1944′ en de herinnering aan de eigengereide Major-General Sosabowski de fundamenten van hun bestaan.

Ronnie Weijers met Szymon Sosabowski (tweede van rechts) en de afvaardiging van 11 Luchtmobiele Brigade in Krakau.

AIRBORNE-HERDENKING 2022

Voor het Airborne Museum is september altijd een bijzondere maand. Deze begint de laatste jaren met de opening van de her-denkingsperiode, de Airborne-maand, op het gazon voor het museum, gevolgd door de Airborne Wandeltocht op 3 september. Na twee magere (corona-)jaren trok het wandelevenement dit jaar gelukkig weer tienduizenden wandelaars en veel publieke belangstelling. Er was ook een aantal veteranen aanwezig.
Dit jaar werd ook de Annual Airborne Commanders Conference georganiseerd in Nederland. Commandanten van luchtlan-dingseenheden uit zestien landen leerden aan de hand van verschillende battlefield tours meer over de gebeurtenissen in en om Oosterbeek tijdens operatie Market-Garden. Op 13 september bezochten de con-ferentiedeelnemers het Airborne Museum, gevolgd door een informele bijeenkomst.

Kranslegging namens het Airborne Museum bij het monument op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery (foto: FunckSterrShoots).

Op woensdag 14 september ging op een groot scherm in het openluchttheater achter het Airborne Museum at Har-tenstein de documentaire ‘Pegasus’ in première. Deze documentaire van Herman Rolleman behandelt, zoals de titel doet vermoeden, de unieke ontsnappingsoperatie (‘Pegasus 1′) van oktober 1944. Daarbij wisten met hulp van hetNederlandse verzet meer dan 130 ondergedoken geallieerde militairen over de Rijn naar bevrijd gebied te ontsnappen. Mede dankzij de aanwezigheid van de nodige nabestaanden was de avond een groot succes en de documentaire werd goed ontvangen. En dan waren er natuurlijk de herdenkingen. Voor het museum betekent dit een druk weekend met veel Britse gasten, waaronder nabestaanden en veteranen. Daarnaast probeert het museum bij zo veel mogelijk herdenkingen aanwezig te zijn, meestal in de persoon van de directeur. Meer dan in afgelopen jaren legden ook andere afgevaardigden van het museum bloemen of kransen: bij het monument De Naald, bij het Aircrew-monument, in Driel en Arnhem-West. Bij de herdenking op de Airborne Begraafplaats
legden directeur Ronnie Weijers en de voorzitter van de Raad van toezicht, Fred de Graaf, een krans namens directie, staf en vrijwilligers. Het museum vertegenwoordigt een grote groep van betrokken mensen en de indruk is dat het door organisatoren en aanwezigen op prijs is gesteld dat het museum haar betrokkenheid op deze wijze uitdrukt.

Bordesscène: De Airborne-commandanten bij het Airborne Museum.

VERENIGINGSNIEUWS

Maar liefst 45 geïnteresseerde toehoorders waren op vrijdagavond 7 oktober aanwezig op de thema-avond ‘Besluitvorming operatie Market-Garden: Optimistic Planning?’ die plaats-
vond in het Airborne Museum.
— Otto van Wiggen

Johan van Doorn aan het woord.

Johan van Doorn van de Stichting Historisch Onderzoek Tweede Wereldoorlog stond stil bij de vraag welke inlichtingen er over de Duitse situatie beschikbaar waren binnen de geallieerde bevelstructuur. Daarbij richtte hij zich op de niveaus van Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force (SHAEF), 21st Army Group, 2nd Army en 1st Allied Airborne Army. Gebaseerd op een grondige bestudering van historische documenten was zijn belangrijkste conclusie dat de operaties in de nazomer van 1944 leidend waren en niét de beschikbare inlichtingen. Deze situatie werd veroorzaakt door de snelle geallieerde opmars en de haastige terugtocht van de Duitsers. De inlichtingen in de Army-kanalen werden hoofdzakelijk verkregen door het ondervragen van krijgsgevangen. Omdat de luchtlandingen rond Arnhem zo’n 100 kilometer achter het front plaatsvonden, was het verzamelproces niet gericht op het vergaren van strategische of tactische informatie. Daarnaast beschikten zowel 1st Allied Airborne Army van Lieutenant-General Brereton en I Airborne Corps van Lieutenant-General Browning nauwelijks over kanalen om hun eigen inlichtingen te verzamelen. Met als gevolg dat men binnen 1st Airborne Division en haar brigades eigenlijk geen idee had van wat men op de grond zou tegenkomen, nog los van feitelijke sterktes en eventuele posities. Over de locaties van de Duitse lucht-doelartillerie was daarentegen veel bekend. Niet door een specifiek opgesteld verkenningsplan om de operatie te ondersteunen, maar simpelweg als resultaat van de talrijke verkenningsvluchten die iedere dag door de geallieerde luchtmachten boven bezet gebied werden uitgevoerd. Met dit inzicht werden de transportroutes van de transport- en zweefvliegtuigen voor Market-Garden zodanig gekozen dat deze om de Duitse Flak-opstellingen heen vlogen.

Luuk Buist tijdens zijn presentatie.

Luuk Buist gaf uitleg over de wijze waarop 1st Airborne Division de beschikbare tijd van zeven dagen heeft gebruikt om de opdracht “to seize and hold the Arnhem bridges” te analyseren en uit te werken in opdrachten aan de brigades. In zijn verhaal werd duidelijk dat de Britten het initiële plan van operatie Comet, de gecancelde luchtlanding op 10 september 1944, nagenoeg geheel gekopieerd hebben. Dus inclusief de gekozen en geïdentificeerde Dropping en Landing Zones. Het belangrijkste verschil was het over de grond inzetten van het volledige Reconnaissance Squadron, omdat van een luchtlanding met zweefvliegtuigen op de bruggen in een coup-de-mainpoging moest worden afgezien. Dat de Britten in eerste instantie de bruikbaarheid van het Driel-se Veer niet hebben ingezien, was voor veel aanwezigen een eye-opener. Temeer omdat er in de inlichtingenrapporten vóór de operatie specifiek was aangegeven dat het veer een capaciteit had om in één overtocht acht jeeps te vervoeren. Dit bleek een gemiste kans, want het vroegtijdig overzetten van een deel van Recce Squadron had vroegtijdig Britse troepen op de zuidelijke oever van de verkeersbrug in Arnhem kunnen brengen. Aan het einde van de thema-avond werd nog eens stilgestaan bij het opzienbarende besluit van Major-General Urquhart om op de eerste dag van de operatie zijn beschikbare transportcapaciteit primair te gebruiken om het merendeel van zijn divisietroepen in te zetten. Daar waar zijn collega-divisiecommandanten James Gavin van 82nd Airborne Division en Maxwell Taylor van 101st Airborne Division rond respectievelijk Nijmegen en Eindhoven een bewuste keuze maakten om op de eerste dag zoveel mogelijk infanterie aan de grond te zetten, besloot Urquhart anders. Dit leidde ertoe dat op de eerste dag slechts drie infanterie-bataljons beschikbaar waren om de hoofdopdracht “to seize and hold the Arnhem bridges” uit te voeren.

EEN GESPREK MET WYBO BOERSMA AAN DE HAND VAN VIJF HISTORISCHE VOORWERPEN

Wybo Boersma (1939) is net als het Airborne Museum een ‘household name’ in Oosterbeek en de wereld van het gevleugelde paard. Dat de man die opgroeide in Groningen-Stad -“ik ben een echte Stadjer”- aan de basis zou staan van het museum was eerder toeval dan bedoeld. Een gesprek aan de hand van vijf historische voorwerpen.
— Alexander Heusschen
Boersma is net terug uit Engeland als ik hem spreek. Een verblijf dat ‘m nog enige tijd zal heugen. Al was het maar vanwege een voedselvergiftiging die het op z’n nieren gemunt had. Het leverde een leuke inkijk op in het Britse zorgstelsel, zegt hij er nuchter over. Dat hij drie dagen lang in z’n campingkleren aan een infuus lag in een ziekenhuisbed in Cambridge en amper naar hem werd omgekeken, klinkt meer als een droge constatering dan als verwijt. Hij haalt z’n schouders op en lacht: “Ik heb na een paar dagen maar eens aan de jas getrokken van iemand die een hoge functie leek te hebben. Daarna werd het meteen beter.” Een feitelijk relaas over hoe hij via de campingeigenaar en wat omwegen z’n familie in Nederland kon bereiken, en over de repatriëring inclusief caravan, volgt. “Ik heb alleen nog last van vermoeidheid”, zegt hij over de nare periode. Zijn opmerkingen doen me denken aan Arnhem-veteranen die ik in het verleden sprak en die de intense Duitse beschietingen geheel volgens Britse traditie “wat hinderlijk” hadden genoemd. In de Boersma-variant: “Misschien moet ik nog maar even wachten met mijn geplande reis naar India”. FREELANCER
Van vermoeidheid geen spoor als Boersma, eenmaal gezeten, van wal steekt over zijn adolescente jaren. Hoe een Groninger eigenlijk in Ede belandt, was mijn vraag. “Nou, heel simpel eigenlijk: ik deed de HBS in Groningen, maar heel hard ging dat niet. Ik was meer met padvinderij bezig dan met school. Het was mijn bedoeling om als infanterist mijn diensttijd door te komen, maar het werd uiteindelijk telegrafie. En dat zat hier in Ede.” Boersma werd alras lijnwerker, “40 kilometer communicatielijn leggen – veel ruwer en avontuurlijker dan telegrafie”, en koos voor een leven als beroepssoldaat, met toch weer radiotelegrafie als specialisme. In high speed morse, onderdeel van de opleiding, zou hij zelfs nog een aantal jaren lesgeven.
Toen zich in 1970 de kans voordeed om aan een grote voorlichtingstentoonstelling van Defensie over de Tweede Wereldoorlog mee te werken werd deze gelegenheid met twee handen aangegrepen. De fors bemeten mobiele hal werd deels gevuld met eigen spullen, de winters werden gebruikt om het arsenaal uit te breiden en de tentoonstelling te verbeteren. Een reizend circus was ontstaan, met de jonge sergeant als drijvende kracht. Boersma: “Ik was een soort freelancer, eentje die z’n hobby vier jaar lang kon beoefenen.”
Medio jaren ’70 kwam het Airborne Museum in het huidige café van kasteel Doorwerth in beeld. Boersma, tot dan geen Arnhem-kenner bij uitstek, maar inmiddels behept met de nodige kennis van het exposeren van militair materiaal, weet nog dat hij er voor het eerst kwam en dacht: ‘wat een zootje’. “Wat ze hadden was echte troep. Het meeste had zelfs helemaal niks met Arnhem te maken. De boel werd onderhouden door een korporaal. Nou ja, onderhouden… het kwam in feite neer op alles legergroen verven.” Boersma kwam in het bestuur van het museum terecht en raakte betrokken bij het vernieuwen van de opzet. “We kwamen er al snel achter dat de flink gegroeide collectie helemaal niet meer in de beschikbare ruimten in het kasteel zou passen. De burgemeester van Oosterbeek, Henry Gerrit Van Holthe tot Echten, heeft zich hard gemaakt voor Hartenstein als nieuwe locatie. Dat was op dat moment nog steeds een hotel met acht kamers, en was eigendom van de gemeente. Ik kreeg van mijn commandant carte blanche om drie maanden zo veel mogelijk vrij te maken voor de inrichting van het nieuw verworven pand. Ach, ik was jong en had niet veel slaap nodig”, vult Boersma monter aan. “Voor het schoonmaken van Hartenstein heb ik leerlingen van de morse-opleiding ingeschakeld. Verder was het veel improviseren bij de inrichting. Een nieuw lichtsysteem uitzoeken of de beveiliging regelen deden we als bestuur allemaal zelf.” Het verhaal van de Slag om Arnhem werd chronologisch opgezet, “Je begint met de opbouw en eindigt met de terugtrekking”, en voor het ontwerp werd teruggegrepen op De Stijl met heldere kleuren en een strakke belijning. Aanvullingen in de expositie kwamen gewoon uit eigen collectie of uit Engeland. “Het was een veel ge-

Opening van het nieuwe Airborne Museum op 11 mei 1978. Rechts Roy Urquhart.

makkelijkere tijd toen”, legt Boersma uit. De Vereniging Vrienden, opgericht in 1980, sprong vaker bij. Boersma verliet in 1991 de militaire dienst om zich vervolgens full time aan het Airborne Museum te weiden. De door de mannen van het eerste uur ingerichte expositie zou blijven bestaan tot het begin van de 21e eeuw.
Samen met Boersma maak ik aan de hand van enkele door hem gekozen bijzondere objecten de balans op van een paar decennia Airborne Museum en een levenslange interesse voor militaire spullen. We beginnen met een jas.
1. Roy Urquharts smock
Boersma: “In 1978 was het nieuwe Airborne Museum in Hartenstein klaar. Voor de opening hadden we prins Bernhard gevraagd, maar die onderging net een operatie. Dus werd het Roy Urquhart, de divisiecommandant van 1st Airborne. Ik moet eerlijk bekennen dat de hele dag een beetje langs me heen is gegaan; ik was veel te druk met de organisatie. Wat me wel altijd is bijgebleven is het diner met de hele divisiestaf in hotel De Bilderberg. Urquhart, McKenzie, Frost. ze waren er allemaal, én dat ik werd toegezongen met ‘For he’s a jolly good fellow’. Dat vond ik een grote eer.
Over zijn ervaringen tijdens de Slag om Arnhem heb ik het eigenlijk nooit gehad met Urquhart. Als ik hem sprak, ging het meestal over koetjes en kalfjes. Het was net mijn grootvader: een heel vriendelijke man. Ik raakte bevriend met de familie. Jaren na het overlijden van Roy Urquhart en zijn vrouw heb ik nog meegeholpen met het ordenen van zijn archief. Mijn caravan stond toen in de tuin van zijn huis. Zijn archief is naar het Imperial War Museum gegaan. Dat was ook maar deels interessant voor ons. In een kast kwam ik zijn smock tegen. Ik wist van z’n dochter dat hij die na de oorlog altijd droeg bij het tuinieren. Het is een heel apart model: gemaakt door de Royal Air Force, aan twee kanten gevoerd, met een doorlopende rits, van binnen ook gecamoufleerd en winddicht. De ‘staart’, waarmee je de jas tussen de benen kunt vastzetten aan de voorkant, is langer dan normaal vanwege Urquharts lengte. Montgomery en Gale, commandant van 6th Airborne Division, hadden ook zo’n smock.
Ik heb de smock in Schotland opgehaald en heb ‘m hier thuis gewassen, want hij zat helemaal onder de modder. Sinds 2006 is de jas onderdeel van de vaste expositie in Hartenstein. Vreemd is wel dat in de uitleg die erbij wordt gegeven wordt gezegd dat het niet zeker is dat Urquhart ‘m tijdens de slag gedragen heeft.”
2. Diorama’s
Iedereen die weleens in het Airborne Museum is geweest in de jaren ’80 en ’90 kent ze: de levensgrote en levensechte diorama’s in de kelder. Boersma gaat rechter zitten als zijn eigen foto’s van de voorstellingen over tafel gaan. “Het

Diorama bij de expositie ‘Bevrijders achter prikkeldraad’ in 1999 (foto: Berry de Reus Fotografie).

mooie van diorama’s is dat je er heel veel spullen in kwijt kunt. Ik vind wél dat alles, echt ieder detail moet kloppen. Daar ben ik strikt in. Het gaat juist om de leuke, laatste kleinigheden: zo’n speciaal bandje bij een wireless set no. 38, tussen de microfoon en de koptelefoon. Dat weten alleen kenners, maar het maakt het wel helemaal af.
Voor een tentoonstelling over Britse krijgsgevangenen na de slag hebben we ooit een barak nagebouwd, op tweederde van de werkelijke grootte. Dat viel niet op verder. Voor het wasdraad in de ruimte kun je natuurlijk geen gewoon wasdraad gebruiken, dus dat hebben we gemaakt van papiertouw. De krukjes moesten originele Wehrmachtkrukjes zijn. En voor de etiketten op de blikken gebruikten we kleurkopieën van een etikettenverzamelaar. Zelfs de dozen in het diorama waren origineel. Of neem zo’n achtergrond bij het diorama van de opmars. Daarvoor hebben we huizen in Oosterbeek laten naschilderen. We betaalden dat door het schilderij per vierkante decimeter te verkopen aan contribuanten.”
Bij museumbezoeken in Normandië ging Boersma met z’n vrouw bij opstellingen zitten om te kijken wat het publiek deed, hoe lang ze bleven en welke stukken de meeste aandacht kregen. De ervaringen werden gebruikt in Ooster-beek. “De diorama’s in het Airborne Museum trokken naar verhouding weinig publiek. Dus voegden we geluid toe. Maar wat krijg je dan? Dan blijven mensen staan waar het geluid is. Dus maakten we het serieel: als de muziek ergens stopt, dan gaat deze aan in een andere ruimte.”
De poppen werden steeds levensechter, de details verfijnder. Boersma: “De uniformen kwamen overal vandaan, zoals uit het Royal Army Chaplains’ Museum in Shrivenham. Of we ruilden stukken met andere musea in Nederland. De hoofden en handen werden gemaakt door de modelleur van het voormalige Legermuseum in Delft. Hiervoor betaalden we dan een vriendenprijs. Eerst was alles van gips, later van kunststof. Sommige elementen waren afhankelijk van het moment in de strijd: hoe later hoe meer haar op de gezichten, en passend bij de personages. De neus van Gordon Walker [fotograaf tijdens de slag, AH] bijvoorbeeld hebben we wat geprononceerder laten maken. Er bestaat niet veel beeld van de man, maar als hij één markant kenmerk had dan was dat het wel.
Ik weet ook nog goed dat ik met Roy Urquhart langs ‘zijn’ maquette liep. Het uniform dat hij in het diorama draagt is uit zijn Oostenrijkse periode in de jaren ’50. Hij merkte op dat de France and Germany Star-baton niet zichtbaar was op de linkerborst. Maar die kon hij nog helemaal niet hebben gehad tijdens Market-Garden, dus daar hadden we zijn verrekijker vóór gehangen. Ook ik leerde van zijn kritische blik: dat Schotten geen Windsorknoop gebruiken voor hun stropdas, maar een four-in-hand. Alleen zijn koppelriem, die hij liever helemaal recht had gezien, hebben we een heel klein beetje schuin laten hangen. Precies zoals op de foto van hem achter Hartenstein.
Bij de grote verbouwing van het Airborne Museum in 2004 zijn de meeste diorama’s verwijderd. En toch krijgen we nog steeds, tot op de dag van vandaag, complimenten over die exposities in de kelder”.
3. Harmels helm
“Harmel (SS-Brigadefüher Heinz Harmel, bevelhebber van de 10. SS-Panzer-Division ‘Frundsberg’ tijdens de Slag om Arnhem) kwam vaak naar het museum. Soms wel twee of drie keer per jaar. In de loop van de tijd ontwikkel je een band met zo’n man. Dan had je het weleens over wat hij thuis nog allemaal had liggen uit z’n dienstjaren. Zo zei hij een keer: ‘Ik heb zelfs m’n helm nog, maar die gaat met mij mee het graf in’. Dat is trouwens nog wel grappig: na een verhuizing was het ding achtergebleven in z’n oude huis. Moest hij bij de nieuwe bewoners bewijzen dat de helm van hem was. Bij gevechten in Rusland had een kogel z’n helm aan de rechterkant geraakt toen de tankkoepel waarin hij stond draaide. De bewoners waren pas overtuigd van zijn verhaal toen hij een potlood door het gat stak en deze één lijn vormde met het stuk uit zijn oor.
Harmel had niet veel bewaard uit de oorlog, en veel daar-

Overdracht van de Harmel-collectie. Links Harmels
zoon, naast hem Sarah Heijse, toenmalig directeur-bestuurder van het Airborne Museum.

van was door z’n vrouw weggegooid na die tijd. Maar goed, er is toch nog aardig wat overgebleven. Harmel had zelfs de medailles van zijn vader uit de Eerste Wereldoorlog nog. Via zijn zoon zijn z’n bezittingen in Oosterbeek terecht gekomen.”
4. Mobiele radar bij Arnhem
“De radar? Ja, dat is een bijzonder verhaal. Er zijn een paar dingen rond de Slag om Arnhem waarover weinig te vinden is. Neem Phantom (een liaison- en verbindingseenheid bij de 1st Airborne Division die tot taak had inlichtingen in te winnen en verbindingen te leggen tussen het hoofdkwartier van Montgomery en de divisie). Of de ingezette Nederlandse commando’s: daarvan weten we inmiddels iets meer, maar wat hun individuele inzet is geweest is van de meesten niet bekend. Ook het 1st Airborne Division Defence Platoon (2nd Battalion, The Ox and Bucks) is zo’n onbekend verhaal. Net als dat van de radar. Juist dit soort kleine eenheden zijn interessant.
Mobiele radars werden al ingezet in Noord-Afrika en bij de invasie in Normandië. In Arnhem hadden ze als taak om de geallieerde luchtsteun te coördineren. De twee radarinstal-laties die op 18 september 1944 werden ingevlogen waren verdeeld over vier gliders die dezelfde dag al verloren zijn gegaan. De inzittenden van één van de gliders die in de Betuwe een noodlanding moest maken zijn met de pont over de Rijn gegaan. Ze wisten niet beter of het hoofdkwartier van de divisie bevond zich in Arnhem. Toen ze hoorden dat dat niet het geval was, zijn ze bij Hartenstein terecht gekomen. Een tweede glider is in de Betuwe neergestort waarbij alle inzittenden zijn omgekomen. De overige gliders zijn wel op de juiste landingszone terecht gekomen, waar één door de Duitsers in brand is geschoten en de andere door de bemanning is vernietigd. Eén van de RAF-radarmensen is gesneuveld bij de Van Borsselenweg. Ook al zo’n raadsel: wat deed hij daar?
We weten ook dat een bulldozer aan de grond is gezet tijdens de landingen. Deze was nodig om zweefvliegtuigen van het landingsterrein weg te slepen. Maar waar dan: op DZ-X, LZ-Z, LZ-S bij Wolfheze of op Deelen? De archieven geven hier tegenstrijdige locaties voor aan. We weten het simpelweg nog niet. Een Airborne-bulldozer voor de collectie van het museum vonden we in België. Maar waar haal je een radar vandaan? Uiteindelijk vonden we er één in de opslag van het toenmalige Legermuseum. Deze was helaas niet meer compleet. Via het Luchtmachtmuseum in het Zweedse Linköping konden we een deel van de ontbrekende bekabeling verwerven. Goed, het is dan geen materiaal dat daadwerkelijk in Arnhem is gebruikt, maar geeft een beeld van de omvang van materiaal dat meegenomen werd naar Arnhem, en zéér bijzonder is het wel.”
5. Wireless set 22
“Opgegraven bij de koepel achter park Hartenstein. Toen de radio uit de bodem kwam bleken de kabels te zijn doorgesneden en het apparaat vernield. Het ding is waarschijnlijk onklaar gemaakt vlak vóór de terugtocht over de Rijn. Voor de permanente expositie vond men de radioverbin-dingsset niet geschikt, maar het is wel een echt unieke en

De Wireless set 22 uit park Hartenstein.

originele bodemvondst. Zeker als je bedenkt dat er, voor zover bekend, maar drie radiosets zijn overgebleven die tijdens de slag zijn gebruikt: een draagbare radio, een WS no. 38, uit de Arnhemse wijk Schuytgraaf, een Amerikaanse radio, een SCR 536A gevonden in Renkum, en deze!
Vaak wordt gedacht dat de apparaten slecht presteerden tijdens de slag, maar dat is niet de hele waarheid. In feite deden ze gewoon wat ze moesten doen: precies wat van te voren was verwacht van de grondgolfverbindingen. Dat dat tussen huizen, in bossen en met staafantennes een ander verhaal zou zijn, zelfs dat was bekend. Om die reden namen de Britten extra telefoonkabels mee. De frequentie-keuzes die veelal gelijk waren aan die uit de eerder geplande operatie Comet, het niet kunnen vervangen van batterijen, de uitval van aggregaten en de verliezen van personeel blijken van veel grotere invloed geweest te zijn.”
80 PROCENT
Direct betrokken bij het Airborne Museum is Boersma niet meer, maar als zijn advies of schier oneindige kennis van met name de materiële nalatenschap van de Slag om Arnhem nodig is, dan is hij niet te beroerd zijn kennis of advies te delen. Boersma: “Van 80 procent van de collectie weet ik waar het vandaan komt, waarvoor het heeft gediend, enzovoort.” Om vervolgens tussen neus en lippen door op te merken: “Mocht men iets willen weten, dan mag men trouwens wel opschieten. Ik begin zo langzamerhand wel ouder te worden.” Hoe hij zijn eigen verzameling, waaronder alleen al 1.100 boeken over de slag, bij elkaar houdt is wel z’n laatste zorg. Daarvoor is hij simpelweg veel te druk. Is het niet met het voorbereiden van diverse battlefield tours in het buitenland, dan wel met het schrijven van een boekje. Alleen India zal even moeten wachten.

IMPRESSIE AIRBORNE BATTLE WHEELS 2022

Op zaterdagmiddag 17 september vond de jaarlijkse Race to the Bridge plaats van Airborne Battle Wheels Oosterbeek (ABWO). Dit jaar namen naar schatting 110 ‘geallieerde’ voertuigen, inclusief motoren en fietsen deel. Een interview met de voorzitter van ABWO werd eerder gepubliceerd in Airborne Magazine nr. 24. Voor meer informatie over deze organisatie van reenactors & WO2-voertuigeigenaren, en een visuele impressie van het evenement zie: https://www.airbornebattlewheels.nl/photobook
— Foto’s: Arjan Vrieze Photography, tenzij anders aangegeven.

Op de Arnhemse Heide (foto via Luuk Buist).

Deelnemers van de Race to the Bridge in de ‘warme loods’ / hangar van vliegveld Deelen, nu onderdeel van de Adelaerthoeve aan de Koningsweg in Schaarsbergen (foto via Luuk Buist).

PERSOONLIJK

LOWLANDS EN HIGHLANDS

MIJN ZOEKTOCHT NAAR PETER MCCANN, 7KOSB
Dit verhaal begint met een glengarry: een traditionele Schotse cap van wol. Via een goede vriend van mij, Hans Feij, kon ik er één bemachtigen die hij gekocht had via eBay. Het hoofddeksel bleek ooit van Peter Muir McCann van het 7th (Galloway) Battalion, The King’s Owns Scottish Borderers te zijn geweest. Omdat ik geïnteresseerd ben in operatie Market-Garden, waaraan het 7th deelnam, en ik meer wilde weten over Peter besloot ik een zoektocht te beginnen. Ik wilde hoe dan ook ‘een gezicht’ bij de naam McCann zien te krijgen.
— Frank Mazer
Via Google vond ik een foto van Peters graf, waaruit bleek dat hij al in 1989 was overleden. Met hulp van de Engelsman Paul Pariso vroeg ik Peters ‘death certificate’ op bij de Highland Council in Inverness. Deze akte gaf verdere informatie over de datum en plaats van geboorte én de da-tum/ plaats van overlijden. Met deze waardevolle informatie in de hand kon ik verder gaan rechercheren via internet en diverse Facebookgroepen. Een zoektocht die uiteindelijk bijna anderhalf jaar zou duren was nu pas echt begonnen. KORTE LEVENSLOOP
Peter werd geboren op 1 augustus 1918 in Simpson Street in het kiesdistrict Glasgow Kelvin. Zijn vader was David McCann, zijn moeder heette Janet McCann (née: McCall). David was technicus van beroep (Army Aeroplane Examiner, Mechanical Engineer), Janet werkte als schadelastbediende bij een verzekeringsmaatschappij. Het gezin woonde langere tijd in Brassey Street, in de wijk Ruchill, en zou later verhuizen naar Liversedge, in de buurt van het Engelse Leeds. Na een terugkeer naar Glasgow om daar aan de universiteit

Peter McCann in 1940 (collectie Alexander McCann).

te gaan studeren, trad Peter in 1940 in militaire dienst. In 1946 volgde demobilisatie. Op 27 oktober 1948 trouwde trouwde Peter met Mary Elizabeth MacLaren in de Paisley Co-Operative, in het Schotse graafschap Renfrewshire. Peter en Mary kregen één kind, David Robert Muir McCann, en drie kleinkinderen. Peter overleed op 16 mei 1989 in Newtonmore in het graafschap Inverness-Shire, gelegen in de Schotse Hooglanden. Hij zou maar 70 jaar worden en ligt begraven op de New Cemetery in Kingussie. Mary overleed op 89-jarige leeftijd op 17 juni 2017. In april heb ik tijdens een vakantie in Schotland het graf van Peter bezocht om mijn waardering voor hem te betuigen. Op Billiongraves.com is een foto van de plek te vinden (zoek op: ‘Peter Muir McCann’).

 

De glengarry van Peter (collectie Frank Mazer).

Peters geboorteregistratieformulier (Glasgow Council Archive).

IN DIENST EN DAARNA

In 1940 tekende Peter bij het Britse leger, waar hij dienst-nummer 3196490 kreeg: het nummer dat ook in zijn glengarry is geschreven. Peter diende bij het B Company, Company Headquarters, van het 7th Battalion KOSB, een bataljon dat eind 1943 als zweefvliegtuigeenheid onderdeel zou worden van de 1st Airlanding Brigade. Tijdens operatie Market-Garden namen de Duitsers hem gevangen en kwam hij terecht in Stalag XII A bij de stad Limburg an der Lahn in Duitsland. In oktober werd hij opnieuw verplaatst, nu naar Stalag IV B bij Dresden. In dit krijgsgevangenenkamp was hij dicht genoeg bij de stad om te horen hoe de geallieerden deze op 13, 14 en 15 februari 1945 intensief bombardeerden. In het voorjaar bevrijdden Sovjettroepen het kamp en kon Peter terugkeren naar Groot-Brittannië. Hij werd echter al snel weer teruggestuurd naar de andere kant van de Noordzee om daar onderdeel te gaan uitmaken van het Britse bevrijdingsleger.

TIJDENS MARKET-GARDEN

Voor de eerste ‘air lift’ van Market-Garden, op zondag 17 september 1944, was een armada van 358 sleepvlieg-tuig-zweefvliegtuigcombinaties gepland om vanaf verschillende vliegvelden in Groot-Brittannië naar Arnhem te vliegen. Volgens het Air Load Manifest van de RAF ging het om 335 Horsa-, dertien Hamilcar- en tien Waco-zweefvlieg-tuigen. Een aantal daarvan zou z’n stemming niet bereiken. Volgens Form ‘B’ uit dit Manifest vertrok Peter McCann vanaf RAF-luchtmachtbasis Down Ampney, aan boord van Horsa-zweefvliegtuig nummer 227 (Chalk Number 227).

Overlijdensbericht van Peter (The Highland Archive Centre).

Het graf van Peter op de New Cemetery in Kingussie (21 april 2022, collectie Frank Mazer).

No. 6 Platoon, B Coy, 7KOSB, 1944 (archief van R.N. Sigmond Publishing).

Laadlijst voor Horsa-glider CN227. Peter McCann staat vermeld bij nr. 10 (collectie Paul Pariso).

De eerste zweefvliegtuigen vertrokken ‘s ochtends rond 10.00u vanaf dit vliegveld. Het moet een indrukwekkend gezicht zijn geweest om het ene na het andere vliegtuig het luchtruim te zien kiezen.
In totaal zouden zo’n 700 Borderers naar Arnhem vliegen. Peter maakte de overtocht met No. 6 Platoon van B Company. Op de foto van deze eenheid staat Peter linksboven (omcirkeld op bijgaande foto van No. 6 Platoon). Helemaal links staat Private Geoff Roberts, nog steeds een bekend gezicht tijdens de jaarlijkse herdenkingen in Arnhem en Oosterbeek. Tegen circa 13.15u werden op twee mijl van de landingsgebieden de eerste zweefvliegtuigen losgekoppeld van het sleepvliegtuig, waaronder ook Chalk Number 227.

Landing Zone S bij Wolfheze op 17 september 1944.

Het hoofddoel van de Britse 1st Airborne Division was het veroveren en veiligstellen van de Rijnbrug in Arnhem. De missieorders van de KOSB bestonden uit het innemen van strategische posities bij Dropping Zone (DZ) Y, om deze te beschermen tot de aankomst van 4th Parachute Brigade. Daarna zouden de Borderers volgens het plan posities moeten innemen om Landing Zone (LZ) L te beschermen totdat de Horsa-gliders met het antitankgeschut van de Polen waren geland. Wat bescherming had moeten worden, liep op deze 19e september uit op een behoorlijke chaos. De Duitsers hadden het open terrein omsingeld en begonnen op alles en iedereen te schieten. De 1st (Polish) Independent Parachute Brigade kwam uiteindelijk op 21 september bij Driel aan de grond, aan de zuidkant van de Rijn.

Op 17 september trok B Coy van LZ S naar de Ginkelse Heide, ook bekend als DZ Y, voor de landing van de 4th Parachute Brigade die voor de volgende dag gepland stond. Het doel van 7th Battalion was om deze DZ veilig te stellen en te bewaken. Dat lukte maar deels. Toen 4th Brigade kort na 15.00u landde op de 18e, waren de Borderers op en rond de heide verwikkeld in hevige gevechten met eenheden van het SS-Wachbataillon 3 ‘Nord-West’. ’s Avonds ging het KOSB-bataljon opnieuw onderweg, dit keer naar de Johannahoeve, direct ten zuiden van LZ L bij Wolfhe-ze. Peter McCann werd krijgsgevangen genomen tijdens de gevechten op de Ginkel óf tijdens de verplaatsing naar de hoeve. De exacte locatie is helaas niet bekend.

Het uitladen van Horsa-glider CN 230 op dezelfde landingszone. Van CN 227 is helaas geen foto bekend (archief van R.N. Sigmond Publishing).

De posities van B Company aan de westkant van de Ginkelse Heide op 18 september 1944 (archief van R.N. Sigmond Publishing).

Peters POW-registratiekaart (National Archives, Kew, WO 416/232/53).

Volgens deze British Army-registratielijst raakte Peter vermist op 18 september (via John Howes).

LATERE JAREN

Na zijn diensttijd had Peter McCann een mooie loopbaan: hij werkte als leraar en schoolhoofd op de Hill’s Trust primary school en de Burnbrae primary school in Glasgow. Beide scholen bestaan vandaag de dag niet meer. Na zijn pensionering verhuisde hij samen met Mary naar Kingussie in de prachtige Schotse Hooglanden.
Beste Peter, rust in vrede en bedankt voor je inzet om Nederland te helpen bevrijden. Jij deed wat gedaan moest worden. Lest we forget.
Tijdens mijn speurwerk heb ik gebruik gemaakt van informatie uit verschillende archieven, waaronder The Glasgow City Archives [Catriona Dickie], The Highland Archive Centre in Inverness [Jamie Gauk-roger] en van het werk van Origin Probate Research Ltd. [Kevin Parker]. Een speciaal woord van dank wil ik richten aan Robert Sigmond die zo vriendelijk was contact voor mij op te nemen met het archief van het King’s Own Scottish Borderers (KOSB) Regimental Museum in Berwick-upon-Tweed, Engeland [Gerry O’Neill en Major Lance Thornton]. Als sparringpartner bracht Robert me ook op het juiste spoor op momenten dat mijn zoektocht, die duurde van maart 2021 tot juli 2022, moeizaam verliep. Peter Clermonts van TracesOfWar gaf me goede ‘tips and tricks’ bij het vinden van nadere informatie. Bob Gerritsen hielp met de opbouw van de tekst. De grootste uitdaging was het vinden van een foto van Peter McCann. In mei 2022, in de laatste fase van mijn zoektocht, ontving ik uiteindelijk een foto van Peter via zijn kleinzoon Alexander McCann, waarmee ik in contact kwam via Teunis Schuurman, een WO2-onderzoeker.

MUSEUMCOLLECTIE

DE LAATSTE DAGEN VAN VILLA VREDEHOF
Op de oorspronkelijk kruising van de Fangmanweg en Weverstraat in Oosterbeek (nu Zui-derbeekweg) stond vroeger Villa Vredehof. In september 1944 werd het pand bewoond door Frans en Ans de Soet en hun dochtertje Roelinde. Tijdens de strijd om de perimeter kwam Vredehof in de frontlinie te liggen. Dagenlang probeerden Duitse troepen hier de linies te doorbreken en de Britten en Polen van de Rijn af te snijden. Ondanks de penibele situatie werden er tijdens de strijd nieuwe vriendschappen gesmeed.
—Jory Brentjens
Op 21 september stormt Regimental Quartermaster Sergeant David Morris met getrokken pistool Villa Vredehof binnen. Hij is ervan overtuigd dat hij zojuist vanuit het huis beschoten is. De eerste kennismaking met Frans verloopt stroef. David roept naar Frans de Soet dat er Duitsers in het huis zijn en beveelt Frans samen met hem de woning te doorzoeken. Zodra duidelijk is dat er geen Duitse militairen in huis zijn, kalmeert de situatie en mag Frans terug naar de veiligheid van de kelder. Morris gaat vervolgens naar het huis van de buren, maar keert niet veel later terug. Frans beschrijft hem als ‘’een lange, knappe kerel met heldere donkere ogen. Hij heet David Morris en is Sergeant-Major. Vanaf dat moment tot het einde van de strijd zou hij bij ons blijven”.
‘IK DENK DAT JE HEM HEBT’
David Morris en Frans de Soet spreken elkaar vanaf dat moment regelmatig en ze helpen elkaar waar ze kunnen. Frans legt aan David uit hoe de omgeving eruit ziet en David en de andere Britse militairen geven voedsel, water en sigaretten aan de circa twintig burgers die in de kelder schuilen. Frans verwondert zich over de hoeveelheid voorraden die de Britten bij zich hebben: “Jimmy [Private Jimmy Carr, JB] maakt thee voor ons allemaal. De Engelsen lijken alles in hun zakken te hebben. Een complete bazaar”. De samenwerking gaat al snel verder dan het uitwisselen van informatie en voedsel. Op een gegeven moment gaan Frans en David naar de zolder van het huis en nemen ze Duitse troepen in de omgeving onder vuur. David beschrijft de situatie in een verslag dat hij bijhield: “Mr. de Soet zegt dat hij graag een keer wil schieten. Ik geef hem wat basisinstructies over hoe hij mijn geweer moet vasthouden, richten en schieten. Na een tijdje roept mr. de Soet ‘daar is er eentje!’ Hij schiet, maar het schot is te hoog. Uiteindelijk zien we een andere Duitser. Mr. de Soet vuurt precies op het moment dat de Duitser valt. Ik denk niet dat hij hem geraakt heeft, maar om mr. de Soets ego te strelen zeg ik: ‘ik denk dat je hem hebt’.”1 Naarmate de strijd vordert,

Ans de Soet speelt piano in Villa Vredehof, vóór het uitbreken van de slag. Deze piano werd tijdens de strijd gebruikt om het huis te barricaderen (collectie Roelinde de Soet).

wordt de situatie in de omgeving van Villa Vredehof steeds gevaarlijker. Om te zorgen dat Duitse troepen het huis niet kunnen betreden wordt besloten de ramen en deuren te barricaderen. Villa Vredehof moet een fort worden. KIND IN DE KELDER
Roelinde, de dochter van Frans en Ans, maakt de strijd mee als baby. Zij zit samen met haar moeder en andere inwoners van Oosterbeek in de kelder. De strijd die om haar heen raast, lijkt haar niet te deren en ze brengt het grootste deel van de tijd slapend door. Op een gegeven moment moet Frans de anderen in de kelder erop wijzen niet over haar te struikelen als ze ergens in het donker ligt te slapen. De Britse militairen zijn zeer met haar begaan. Op rustige momenten spelen ze met haar in de kelder en wagen ze zich naar buiten om water te halen voor het meisje. Jimmy Carr gaat zelfs zover dat hij een foto van Ans en Roelinde bij zich draagt als talisman.

Het keldergat waaruit Frans, Ans, Roelinde en de drie Britse militairen naar buiten kwamen(collectie Roelinde de Soet).

Het keldergat waaruit Frans, Ans, Roelinde en de drie Britse militairen naar buiten kwamen
De ruïne van Villa Vredehof na de strijd (collectie Roelinde de Soet).
(collectie Roelinde de Soet).

De aanwezigheid van Roelinde in de kelder brengt zo nu en dan ook problemen met zich mee. Op 22 september worden de Britse posities in de omgeving van Vredehof aangevallen en trekken Morris en acht andere militairen zich terug in de kelder van de villa. Duitse troepen patrouilleren in de omgeving van de woning. De Britten zijn bang dat Roelinde hun aanwezigheid zal verraden. Frans de Soet: “De Duitsers lopen rond het huis. Als mijn kleine dochtertje een beetje rusteloos begint te worden, vertrekken hun gezichten [die van de Britten, JB]. Het kleinste geluid kan ons verraden. […] mijn dochtertje speelt met de handtas van haar moeder. Ze heeft hem geopend en is op haar gemak een biljet van 100 gulden aan stukken aan het scheuren. We kunnen niets doen want anders begint ze te huilen.” Roelinde blijft gelukkig stil en zo gaat er weer een gevaarlijk moment voorbij, zonder dat de mensen in de kelder worden ontdekt. De Britten kunnen weer terug naar buiten en door met de strijd.

DE STRIJD KOMT TEN EINDE

Op 24 september komt de strijd voor degenen in Villa Vredehof ten einde. Het huis ligt onder vuur en de situatie in de kelder wordt kritiek. Frans: “Er is een inslag vlakbij de ingang van de kelder. We happen naar adem. Iedereen zit onder kalk en stof. De kaars is uitgegaan en sommigen schreeuwen het uit. [.] Mijn vrouw zit naast me en heeft ons dochtertje op haar schoot. Ons kleintje kijkt met grote ogen om zich heen alsof ze probeert uit te vogelen waar al het geluid vandaan komt. We fluisteren vaarwel naar elkaar.” Ondanks de zware beschietingen blijven de mensen in de kelder ongedeerd. Duitse troepen zijn de villa ondertussen genaderd. Dan maakt Roelinde een geluid dat hun aanwezigheid verraadt. De Duitse militairen schreeuwen dat iedereen de kelder uit moet komen. Frans klimt naar boven en zegt dat er alleen burgers aanwezig zijn. David Morris, Jimmy Carr en Harold Cook worden echter ook ontdekt en geven zich over. Morris: “We werden met zijn
drieën tegen de muur van het huis gezet en tot op de dag van vandaag was ik ervan overtuigd dat we doodgeschoten gingen worden.” Gelukkig voor Morris werden ze niet doodgeschoten, maar gevangengenomen. Twee dagen later slaagt hij erin te ontsnappen, om uiteindelijk tijdens operatie Pegasus II wederom gevangen te worden genomen. Frans, Ans en Roelinde worden vanaf Vredehof door Duitse troepen van het slagveld geleid en komen de oorlog verder ongeschonden door. Hetzelfde kan echter niet gezegd worden over Villa Vredehof. De statige villa was door de strijd compleet verwoest en zou niet meer worden herbouwd.
1 Vertaald uit G. Pijpers en D. Truesdale, Arnhem their final battle the 11th Parachute Battalion 1943-1944 (Renkum, 2012), 148.

MEER WETEN OVER VREDEHOF?

Het originele verslag van Frans de Soet is momenteel te zien in de expositie ‘De Perimeter’ in het Airborne Museum. In ‘Perimeter de Podcast’ wordt verder ingegaan op de gevechten rond de villa en vertelt Roelinde Stoffels-de Soet over haar ervaringen en die van haar ouders. Beluister de podcast op Spotify of op www.airbornemuseum.nl.

OBJECTEN

MEDISCHE BENODIGDHEDEN TIJDENS DE SLAG OM ARNHEM: DE SUGAR PACK (DEEL 1 VAN 2)
In dit tweeluik over de medische uitrusting van Britse Airborne medics tijdens de slag openen we de klep van de chirurgische ransel, de zogenaamde ‘sugar pack’, om de inhoud eens nader te bekijken.
— Matthijs Somford

Inhoud van de sugar pack.

Ervaringen uit eerdere militaire operaties leerden de Britse strijdkrachten dat tijdens luchtlandingsmissies zo’n tien procent van de slachtoffers op enig moment spoedchirurgie nodig zou hebben. Berekend was dat een chirurgisch team twee operaties per uur kon uitvoeren, maar dat aflossing na twaalf uur nodig was om de dag erna nog goed te kunnen functioneren. Het maximum aantal gewonden waarvoor Field Ambulances, mobiele medische eenheden, konden zorgen was 320. Uit naoorlogse analyses bleek dat van de slachtoffers die levend de verbandpost haalden, slechts één procent alsnog overleed (40% van de slachtoffers stierf aan buikverwondingen).
Om de kans op overleven zo groot mogelijk te houden, was directe medische hulp bij het oplopen van verwondingen van cruciaal belang. De uitrusting van medische Airbor-neteams bestond uit grotere onderdelen zoals stretchers, dekens, bloed en plasma. Medics hadden ook gestandaardiseerde ransels, ‘packs’, tot hun beschikking: een dressingpack, beter bekend als don pack (waarover meer in Airborne Magazine nr. 26), en een surgical pack, vaak verbasterd tot ‘sugar pack’, met daarin gips, gaas en verband voor tien patiënten. Deze werden niet op de persoon gedragen, maar kwamen aan de grond tijdens de landing of bij (her)bevoorradingen.
De totale inhoud van de sugar pack, verpakt in een Web-bing-ransel, bestond uit:
1 tube Lysol
1 blik met gips (plaster of Paris) van 4 inches breed, 1 blik met gips van 6 inches breed
1 flesje Novutox
1 gaas (6 yard pakket)
6 two-ounce-pakjes met samengedrukte wol
6 bandages van 4 inches breed
16 samengedrukte bandages van 3 inches breed
1 rol flanelette
1 rol Elastoplast van 3 inch breed
1 blikje met veiligheidsspelden (20 stuks)
1 Jaconet van 18 x 19 inches
6 one-yard-blikken met Vaselinegaas
1 yard draadverlenging
2 zeeptabletten
12 ampullen met sodium pentothal
2 two-ounce-tubes chloroform
2 ounces sulfphanilamidepoeder
1 paar operatiehandschoenen
1 pakje Bard-Parker, maat 22-mesjes (scalpels)
1 Cramer Wire 8 x 60cm, 1 Cramer Wire 10 x 100cm
100 steriele swabs
1 doos opiodene
1 three-inch-ten-yards rol zinkoxidepleister
1 pakje samengedrukt driehoekige bandage (2 per pak)
Lysolitetabletten (Lysol), oplosbaar in water, werden gebruikt bij de desinfectie van medische instrumenten, huid of wonden. In 1918 dook Lysol op in advertenties als middel om het Spaanse griepvirus tegen te gaan. Daarmee verwierf het uitgebreide bekendheid.
Novutox is een injectiemiddel voor plaatselijke verdovingen; bijvoorbeeld een klein gedeelte van de huid. Er zit een beetje adrenaline in waardoor de bloedvaten samenknijpen en er bij een operatie minder bloedverlies is.
Flannelette is een verband gemaakt van flanel: geruwd katoen.

Bandages

Jaconet is een katoenen doek voor het bedekken van wonden. Het woord vindt zijn oorsprong in de Indiase taal Urdu: ‘jagannathï’ betekent ‘uit Jagannathpürï’, de plek in India waar deze stof vandaan komt.

Sodium pentothal is een poeder dat in opgeloste vorm in een bloedvat kan worden gespoten om een patiënt onder narcose te brengen. Het werkt kort en wordt vaak gebruikt in combinatie met een langwerkend narcosemiddel. Je raakt na 30 seconden al bewusteloos, maar vijf tot tien minuten na een eenmalige injectie is het uitgewerkt en kom je weer bij. Tegenwoordig is het gebruik ervan bij anesthesie teruggedrongen door Propofol, dat enige bekendheid verwierf na de dood van Michael Jackson die verslaafd was aan het middel. Sodium pentothal werd vroeger in Amerika gebruikt als eerste van drie opeenvolgende injecties bij de voltrekking van doodstraffen.

Schimmelbuschmasker.

Chloroform wordt gebruikt voor narcose, voor het eerst in 1847. Vroeger werd het met een soort masker toegepast om de hoeveelheid te doseren. Dit zogenaamde Schim-melbuschmasker uit 1890 was een ontwerp van de Duitse arts Curt Theodor Schimmelbusch (1860-1895). Omdat er vaker ademhalings- of hartproblemen optraden door chloroform, ging de voorkeur vanaf de jaren ’30 uit naar gasachtige middelen die ingeademd konden worden, zoals lachgas. Omdat dit niet praktisch was in het veld, bleef daar chloroform in gebruik.
Sulfanilamidepoeder is een antibacterieel middel. De voorloper ervan werd in 1932 ontdekt door Gerhard Johannes Paul Domagk (1895-1964), een Duitse biochemicus. Hij testte het als eerste op zijn dochter die een bacteriële infectie had, en die na toediening een volledig herstel liet zien. Het gebruik van ‘sulfa’ zorgde voor een sterke afname van het aantal militairen dat overleed. Iedere Amerikaanse soldaat droeg een zakje sulfa aan zijn riem die hij bij verwondingen direct in de wond kon strooien. Dit is bijvoorbeeld te zien in de film Saving Private Ryan of de serie Band of Brothers.
De ‘Cramer Wire’, een ladderspalk, was een ontwerp van Friedrich Cramer (1847-1903), een Duits chirurg uit Wiesbaden. Met deze buigzame, lichtgewicht spalk kon het aangedane lichaamsdeel strak worden omwikkeld.
Opiodene is een sterke pijnstiller, afgeleid van morfine.
Zinkoxidepleister is een niet-rekkende tape die goed blijft zitten op de huid.
Met dank aan: Piotr
Bieniewski (herkomst afbeeldingen: www.pattern37.com).
Bronnen:
• Cherry, N., Red berets and red crosses: the story of the medical services in the 1st Airborne Division in World War II (2nd ed., R.N. Sigmond Publishing, Ede 1999).
• Cole, H.N., On Wings of Healing: The Story of the Airborne Medical Services 1940-1960 (Uckfield 2009).
• http://pattern37.com (geraadpleegd op 13 juli 2022).
• http://www.spanglefish.com/16parachutefieldambulance/ (geraadpleegd op 13 juli 2022).

ACHTERGROND

TUSSEN BEUKENLAAN EN OUDE KERK (DEEL IV)
In deel vier van de fotoserie Kriegsberichter in Oosterbeek: tussen Beukenlaan en Oude Kerk, die we zijn gestart in Airborne Magazine nr. 22, hebben we inmiddels het zuidelijkste deel van de Weverstraat en het gebied rond de Oude Kerk bereikt (kader 5 op de schadekaart in ABM nr. 22)
— Luuk Buist

Foto 42. De Weverstraat. Links Huize Anro, vóór de oorlog de woning van het hoofd van de Wilhelminaschool, Antonie Weenink, en rechts de bakkerij van Witkamp. De Britse posities stonden onder leiding van Lieutenant Michael Dauncey van 9 Flight, G Squadron, The Glider Pilot Regiment.

Foto 43 (rechts): De Klompenschool in de Weverstraat. In diverse publicaties is terug te lezen dat de man in het midden Generalfeld-marschall Model zou zijn. Echter, dit is een nog steeds onbekende officier van de Luftwaffe. De man links draagt een Britse zaklamp in de linkerhand en een voetbal in de rechter. De man rechts heeft in zijn linkerhand een Brits bijltje dat werd gebruikt in zweefvliegtuigen. In het wegdek zijn sporen zichtbaar van een 68-ton zware Königstiger van schwere Panzer-Abteilung 506 en twee hulzen van granaten die de tank afvuurde.

Onder foto 44. Achter de Klompenschool staat een aantal jeeps. Opvallend zijn de verschillende uitvoeringen: het voertuig met de twee lekke banden (rechts op de voorgrond) is speciaal ingericht voor brancardvervoer (iedere eenheid beschikte over dergelijke voertuigen), er zijn jeeps mét en zónder voorruit en er is zelfs één met een complete kap.

Foto 45. Onderaan de Weverstraat, ter hoogte van de Benedendorpsweg, waar tegenwoordig een grasveldje ligt, stond in 1944 een villa die werd bewoond door weduwe Van Hoek en haar dochter. Ter hoogte van de zij-ingang van de villa, ten zuiden van de Rozensteeg, stond dit zwaar beschadigde 6-pounder-antitankkanon.

Foto 47. Een antitankkanon ten oosten van de Oude Kerk. De loop is naar het noorden gericht. Deze 17-pounder van Sergeant Thomas, D Troop, 1st Airlanding Anti-Tank Battery, heeft een vastloper gehad waarbij de loop in de achterste positie is blijven staan. Dit kanon staat tegenwoordig aan de oostkant van Hartenstein. Op de achtergrond is een trein zichtbaar op de spoordijk ten noorden van de spoorbrug.

ANALYSE

BAKSTENEN IN VLAAMS VERBAND EEN FOTO-ONDERZOEK NAAR DE GEVANGENEN VAN DE KOEPEL

Voor de burgergevangenen uit de Arnhemse gevangenissen leek de Slag om Arnhem heel even een dubbele bevrijding te worden. Beide complexen, de Koepelgevangenis in de wijk Lombok en het huis van bewaring op het Walburgisplein, lagen midden in het strijdtoneel. In de chaos besloten de Nederlandse autoriteiten de gedetineerden maar vrij te laten, omdat hun veiligheid niet meer kon worden gegarandeerd. Voor de meesten duurde deze vrijheid niet lang: de Duitsers rekenden de meesten tijdens en na de slag weer in.
— Paul Meiboom

Afbeelding 1 en 2

Op de al langer bekende afbeelding 1 is te zien hoe de gedetineerden opnieuw worden opgepakt. Waar deze foto is gemaakt was tot op heden niet duidelijk. Bij de eind 2020 opgedoken Duitse foto’s van PK-berichter Seuffert zat een drietal afbeeldingen (2 t/m 4) die een directe relatie hebben met de eerdere foto. Deze recent ontdekte afdrukken laten ook meer details zien waardoor het nu mogelijk is de locatie te bepalen. Op één van de opgedoken foto’s staan geen burgergevangenen, maar een aantal South Staffordshires en Gliderpilots die door een Waffen-SS-Stabsscharführer worden gefouilleerd. Zonder twijfel is het dezelfde Duitser als op de andere foto’s.

Afbeelding 3

Afbeelding 4

DE BURGERGEVANGENEN

Het verhaal van de vrijgelaten gevangenen van de Koepel-gevangenis is jaren geleden uitgezocht door Peter Danz, familie van een gedetineerde die daar aan het begin van de slag vastzat. In een brief van Danz aan Geert Maassen uit 1996 is het volgende te lezen: “Betreft gevangenen van de koepelgevangenis, deze zijn op maandag 18 sept vrijgelaten door directeur A. Zondag. Een twintigtal gevangenen besloot de gevangenis te verlaten op klompen en kaki overalls. Op dinsdag 19 sept volgde een grotere groep van bijna 200 gevangenen die echter buiten de gevangenis direct werden aangehouden. Ze werden door Duitse militairen overgebracht naar de Ortskommandantur [sic] aan de Apeldoorn-seweg en vandaar via de marechausseekazerne in Arnhem naar de strafgevangenis in Zutphen. Enkele gevangenen kwamen om tijdens de gevechten in en rond de Alexander-straat. Circa 50 gevangenen wisten via de Klingelbeekseweg Oosterbeek laag te bereiken […] hier werden ze door de para’s opgepakt en in een school bij de NH-kerk opgesloten. Uiteindelijk heeft Jan ter Horst ze met de pont van het Drielse veer overgezet omdat de situatie te gevaarlijk werd en de politie kon door de gevechten hier ook niets mee.”
Dat het buiten de gevangenismuren niet per se veiliger was, blijkt ook uit een anekdote van de toen nog jonge Arnhemmer Cor van Galen. Over 20 september 1944 zou hij later zeggen: “Bij Onderlangs waren volkstuintjes in de oorlog, daar hebben we weinig gesneuvelde Engelsen gezien in verhouding tot de Duitsers. En wat ons ook opviel waren de mensen in gevangeniskleding, die dood geschoten waren, die hadden waarschijnlijk een poging gedaan de Rijn over te steken. Er waren veel mensen in die gevangenispakken, die pakken kenden wij, wij zongen weleens in de gevangenis. Die gevangenen waren gevlucht of zo.” De bruine gevangeniskleding bleek ongelukkigerwijs nogal overeen te komen met de kleur van de Britse uniformen.
De Koepelgevangenis lijkt hiermee de meest voor de hand liggende kandidaat voor de scène op de foto’s. De bouwkundige details op de achtergrond kom alleen niet overeen met het gevangenisgebouw, dat er vandaag de dag nog net zo bij staat als in 1944. Het metselwerk op de foto’s heeft een Vlaams verband: een metselwijze waarbij de zijkant en de kop van de bakstenen elkaar steeds afwisselen waardoor een vlakverdeling ontstaat met een repeterend kruispatroon. Dat heeft De Koepel niet. De andere mogelijkheid, het huis van bewaring aan het Walburgisplein, levert ook geen gelijkenissen op.

DE HESELBERGH

De in het verhaal genoemde Ortskommandantur aan de Apeldoornseweg is de Feldkommandantur 642 in de villa ‘Heselbergh’, het hoofdkwartier van Generaal Kussin. Ook Harzer en zijn staf van de 9. SS-Panzer-Division ‘Hohen-staufen’ maakten van de Heselbergh hun hoofdkwartier. Het is niet vreemd dat (krijgs)gevangenen daar naartoe werden afgevoerd, doorgaans is dit ook de plek waar de inlichtingenstaf en militaire politie aanwezig zijn. Harzer’s inlichtingendienst zetelde in de naastgelegen ULO School 8 (Heselbergh-school). In het verhaal ‘De vergeten executie’ van Jos Diender (2004/2019) over vier burgers die tijdens de slag in Sonsbeekpark werden geëxecuteerd wordt hierover ook geschreven: “De gevangengenomen mannen en de Engelse krijgsgevangenen komen aan bij het hoofdkwartier van het Duitse leger in villa ‘De Heselbergh’ aan de Apeldoornseweg iets ten noorden van park Sonsbeek. Bij het hoofdkwartier worden de gevangenen overgedragen aan de daar aanwezige Militaire Politie; de Feldgendarme-rie Kompanie van SS-Obersturmführer Helmut Peter en ondergebracht in een tijdelijk krijgsgevangenenkampje in de tuin van de villa. De Feldgendarmerie heeft haar handen vol aan het transport van de honderden Britse krijgsgevangenen die de afgelopen dagen zijn binnengebracht. De gevangenen worden allemaal één voor één ondervraagd door de Division Ic, de inlichtingendienst van Hauptsturm-führer G. Scheffler, bijgestaan door een tolk.”

Afbeelding 5, 6 en 7

Afbeelding 8. Plattegrond van het Heselberghterrein, met rechts de villa en links de garage/tuinmanswoning.

UITBOUW

Een zeer interessant detail van de Heselbergh-villa is dat het metselwerk hetzelfde, niet veel voorkomende, Vlaamse verband heeft als het gebouw op de achtergrond van de Duitse foto’s (afbeelding 6). De deuren op de foto’s wijzen naar de aparte garage/tuinmanswoning op het Heselbergh terrein (afbeelding 5). De Heselbergh-villa en het garagegebouw zijn er tegenwoordig alleen niet meer. De villa werd zwaar beschadigd bij bombardementen in 1945 en is na de oorlog afgebroken. De garagewoning is in 1957 gesloopt. Op de plek van de voormalige garage staat heden ten dage de villa van de beruchte ‘villamoord’, een van de grootste gerechtelijke dwalingen in de Nederlandse geschiedenis, maar dat is een ander verhaal. De originele bouwtekeningen van de Heselbergh en garage/tuinmanswoning zijn nog wel beschikbaar in het archief van het Architectuurmuseum in Rotterdam. Een bezoek aan dit instituut leverde afbeelding 7 op. Alle details zoals de scharnieren en de gemetselde boog, die nog net te zien is op afbeelding 1, komen overeen. Maar dan zou het deel van het gebouw dat rechts naast de deur uitsteekt er niet moeten zijn. Dus toch geen match?
Als je beter kijkt, kun je op afbeelding 3 zien dat de stenen van de muur die uitsteken net iets groter en hoger zijn, en dat de rijen stenen hoger zijn en niet gelijklopen met het linkerdeel. Het lijkt dus alsof dit deel niet tegelijkertijd is gebouwd, maar later is toegevoegd. Na een aantal jaren te hebben leeggestaan kwam de Heselbergh in 1929 in handen van de Rooms-Katholieke Stichting Insula Dei die er religieuzen, de Zusters van Liefde, huisvestten. In het Gelders Archief is terug te vinden dat in de jaren ’30 een aantal bouwvergunningen is aangevraagd vanwege dit aangepaste gebruik. Een luchtfoto zou de theorie van de uitbouw kunnen bewijzen. Een mooie optie daarvoor, en een tip voor onderzoekers (maar helaas niet goedkoop!), is de site Dotkadata.com, waarop je historische luchtfoto’s in hoge resolutie kunt bestellen. Een detail van een luchtfoto van 25 december 1944 (afbeelding 9. De Apeldoornseweg loopt van links, het noorden,
naar rechts) bevestigt de theorie: precies op de zuidoostelijke hoek van de garage is een uitbouw te zien! De groene pijl geeft aan in welke richting de foto’s met de burgerge-vangenen zijn genomen.

Afbeelding 9 en 10

STABSSCHARFÜHRER

De foto waarop de Stabsscharführer Britse krijgsgevangen fouilleert (afbeelding 4) kan overigens ook op een andere plek zijn gemaakt; op de achtergrond zijn geen herleidbare elementen te zien. Interessant zijn wel de Armelstreifen, manchettitels of cuff-titles in het Engels, die de Duitse ‘sergeant-majoor’ rond zijn linker onderarm draagt. Deze waren gebruikelijk in de Waffen-SS en gaven aan bij welk onderdeel of welke eenheid de drager zat. De militair op de foto heeft er zelfs twee. Met een beetje verbeelding kun je zien dat op de bovenste ‘Hohenstaufen’ staat en op de onderste ‘SS — Feldgendarmerie (afbeelding 10).
Aanvullend bewijs over burger- en krijgsgevangenen bij de Heselbergh komt uit een brief van ene R. Tiemens waarin hij vertelt hoe hij en drie anderen op 19 september “met een 8-tal opgepikte gevangenen uit de Koepelgevangenis” en “1 Engelse militair” naar de Heselbergh wordt gebracht “naar de Feldgendarmerie”. “Daar lagen al enige honderden Engelse krijgsgevangenen. Wij (burgers) werden tegen de muur gezet, met twee van die ‘bevriende’ Hollanders in dienst als bewakers. De gevangenen werden in de garage gestopt. Wij maakten luchtgevecht mee, beschieting enz. De Engelse krijgsgevangenen werden goed behandeld. Eerst tegen de avond werden wij verhoord door een Duitse officier met een Hollander (vermoedelijk Gestapo). Zij slikten ons verhaal en lieten ons vrij toen de lucht weer veilig was.”
Met dank aan Bart Belonje, Geert Maassen, Peter Vrolijk en Martijn Reinders.

ACTIVITEITEN

ACTIVITEITENRBEEK IN ‘T KLEIN
“Dat was vroeger een kruidenier; daar haalde ik mijn snoep. En daarnaast woonde een vriendje van school. Ik ging er wel eens spelen.” Een voormalig buurtbewoner wijst naar twee waarheidsgetrouwe schaalmodellen op tafel. De tafel geeft weer hoe de omgeving van het kruispunt van de Utrechtseweg en de Stationsweg in Oosterbeek er ongeveer uitzag tussen 20 en 25 september 1944. De gebouwen zijn gemaakt van mdf of vervaardigd met 3D-printers. Hotel Vreewijk en villa Quatre Bras zijn duidelijk herkenbaar op de hoeken van de kruising.
—Jurriën de Jong en Jasper Oorthuys
Ade Deacon, één van de twee bouwers van de panden op deze tafel, luistert verrukt naar de gids. “Nu heb ik bij deze twee huizen ook een verhaal!”, zegt de Brit. Voor Ade en zijn vriend Alan Sheward gaat de fascinatie voor Ooster-beek en de Slag om Arnhem terug tot hun schooltijd. Een jaar geleden rijpte het plan deze kennis om te zetten in een miniatuurstraatbeeld om hun wargames in te spelen. Honderden uren zijn besteed aan het bouwen en schilderen van huizen, maar ook aan het zoeken van foto’s om de gebouwen zo ‘echt’ mogelijk te maken. Zo

Tafel met het kruispunt.
De voorzijde van hotel Hartenstein.

Tafel met een deel van de noordelijke sector

bijvoorbeeld ook hotel Schoonoord, dat de oorlog niet overleefde. Al dit werk leidde uiteindelijk tot een evenement op 1 en 2 oktober in het Airborne Museum at Hartenstein, waar op verschillende tafels vier delen van Oosterbeek waren nagebouwd zoals ze er in september 1944 moeten hebben uitgezien.
Terwijl bezoekers hun ogen de kost geven aan de tafels, zijn sommigen ook benieuwd naar de wargames zelf. Wat dat zijn legt Richard Clarke uit. Richard is schrijver van de regels die dit weekend worden gebruikt voor het spel. “Bij wargames vecht je historische gevechten na, maar bestaat de mogelijkheid dat het anders eindigt dan in het echt,” vertelt hij. “Er zijn regels voor hoever je mag bewegen, de vuurkracht van wapens en het aansturen van de troepen. En omdat in oorlogen veel zaken van toeval afhankelijk zijn, gebruik je dobbelstenen. Bijvoorbeeld om te bepalen of er raak geschoten is of hoe de troepen reageren op ongunstige ontwikkelingen op het slagveld.” Wie echt geïnteresseerd is kan meespelen, met uitleg door de wargamers. Zo trekken drie jongens van een jaar of tien tegen elkaar ten strijde en later ook een zoon tegen zijn vader. “Als u naar buiten gaat en driehonderd meter naar het noorden loopt, komt u bij de Cronjéweg die u hier op tafel ziet,” zegt één van de Nederlandse wargamers die deze dagen als Nederlands-Engelse tolk optreden. “En een paar honderd meter naar het westen komt u bij de Sonnenber-glaan die u op die andere tafel daar kunt zien.” Ook hotel Hartenstein is nagebouwd. Ervóór staat een figuur dat Roy Urquhart voorstelt, met naast hem het Pegasusvaantje dat ook te zien is op de bekende foto van de generaal in de tuin van Hartenstein tijdens de slag.
Naast Britten en Nederlanders maken een Duitse en een Belgische wargamer het team compleet. “Wat ons betreft is wargamen niet het belangrijkste,” zegt Richard Clarke. “Het gaat ons er vooral om om bezoekers van het museum op een laagdrempelige manier in contact te brengen met wargaming én de geschiedenis, aan de hand van het terrein dat we hebben gebouwd. Als we het hele weekend niet hadden kunnen spelen en alleen maar hadden gepraat met bezoekers, was het ook goed geweest.”

ACTUEEL

EEN PAPIEREN SPOOR

HET ARNHEM POSTAL HISTORY PROJECT
Het Arnhem Postal History Project is een digitaal geschiedenisproject waarin meer dan 3.000 brieven en ansichtkaarten uit de periode 1939-1945 voor het publiek beschikbaar zijn gemaakt. De poststukken hebben één ding gemeen: ze hebben in Nederland gecirculeerd of zijn naar/uit ons land gestuurd, waarmee de collectie een niet-alledaagse inkijk geeft in het alledaagse leven van Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog. Van bijzondere waarde zijn de poststromen die verband houden met de Holocaust en de correspondentie die samenvalt met sleutelgebeurtenissen zoals de Hongerwinter, operatie Market-Garden of de Slag om Arnhem, die het project ook zijn naam gaf. Tim Gale is de initiatiefnemer van dit ‘papieren spoor’, zoals hij de collectie zelf noemt. Een nadere kennismaking met Gale en het project.
— Tim Gale | bewerking: Alexander Heusschen

VAN DEUR TOT DEUR

Papieren egodocumenten geven een eerstehands inkijk in gebeurtenissen die, wanneer ze eenmaal tot de canon van de geschiedenis zijn gaan behoren, vaak een wat beschouwende of afstandelijke benadering kennen. Daarbij maken handgeschreven notities, brieven en zelfs boeken de laatste decennia plaats voor een digitale wereld waarin onbeperkte hoeveelheden informatie (en desinformatie) met een muisklik beschikbaar zijn. Hoewel het digitale oneindig reproduceerbaar is, verliest de oude analoge wereld in snel tempo niet-vervangbare voorwerpen.
Dat is in de ‘postwereld’ niet anders. Verbazingwekkend genoeg heeft de hedendaagse filatelie de neiging zich niet te concentreren op de inhoud van een envelop, maar op de onderscheidende kenmerken van de postwikkel, postzegel of stempel én de route die werd afgelegd. Er is een aparte categorie, de zogenaamde ‘sociale filatelie’, die de afgelopen jaren enorm in populariteit is gegroeid. Deze trend weerspiegelt de hang naar het uitpluizen van familiegeschiedenissen. Families hebben vaak uitgebreide analoge collecties die veelal aan het publieke oog onttrokken blijven. Deze zijn met simpele middelen (denk aan scans en internetresearch) tot een meeslepende en ‘spannende’ ervaring te maken en leveren een gevarieerde en soms genuanceerdere kijk op bekende feiten, zoals die van de strijd in september 1944.
Zo brengen we in het papieren spoor dat we met het project trekken het leven van doodsbange Nederlandse bur-

Tafel met een deel van de noordelijke sector

Achterzijde van dezelfde envelop.

gers, verstopt in hun kelders, samen met de rauwe ervaringen van goed opgeleide, jonge luchtlandingssoldaten. De slag werd letterlijk uitgevochten van huis tot huis en van deur tot deur, zowel bij de brug als in de Oosterbeekse perimeter. Ieder huis had een brievenbus en zoals de foto (Ede, 1944) ‘aantoont’ bleven de Nederlandse posterijen, de PTT, de post nog lange tijd op een normale manier bezorgen. Het was de enige betrouwbare communicatielijn die nog beschikbaar bleef voor de gemiddelde burger. Totdat Market-Garden, en de nasleep ervan, het land in feite in tweeën splitste. Het zuiden was bevrijd en het noorden bleef bezet. De reguliere postverbindingen in laatstgenoemd gebied werden verbroken, waarop het Rode Kruis en particuliere koeriersdiensten deze taken op zich namen. PAPEGAAIENVOER
Het project mag dan Arnhem in de titel hebben, niet alle voorwerpen hebben met de slag te maken, noch vallen ze allemaal binnen de negen dagen die de slag duurde, maar een groot aantal draagt bij aan een beter begrip van de vaak onderbelichte persoonlijke gevolgen die de gebeurtenissen hadden.
Neem bijvoorbeeld de brief die Royal Navy Rating [een juniorfunctie, behorend tot één van de lagere rangen in de marine, AH] S. Kirkham op 24 september 1944 naar zijn broer, Private Harold Kirkham (service number 3857484), bij het 4th Brigade HQ Defense Platoon, stuurde. De envelop kwam terug op 18 oktober en werd ter velde gestempeld door iemand die behoorde bij het restant van het hoofdkwartier van de brigade dat ‘Arnhem’ had overleefd. De briefomslag vermeldt dat Harold Kirkham werd vermist: “It is regretted that this item could not be delivered because the addressee is reported missing”. Later zou blijken dat Harold was gesneuveld en aanvankelijk in een veldgraf bij landgoed De Sonnenberg, aan de westkant van Oosterbeek, ter ruste was gelegd. Harold ligt nu begraven op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery, graf 28-B-1
Een ander interessant stuk is een brief die eind 1944 werd verzonden door een ontevreden klant uit de buurt van Arnhem die klaagt over de inferieure kwaliteit van het pa-pegaaienvoer dat ze onlangs had gekregen van een Amsterdamse leverancier! We hebben ook tal van Rode Kruisformulieren, waaronder één dat werd verstuurd door de huismeester van Eusebiusbuiten-singel 69, het grote pand naast de schoolgebouwen bij de Arnhemse
verkeersbrug die door Major Lewis en zijn mannen waren ingenomen. Met het document geeft de echtgenote van de huismeester, mevrouw Janssen, informatie over het overlijden van de vrouw des huizes: Cornelia gravin Van Limburg Stirum.

LAATSTE GETUIGENISSEN

De door ons verzamelde poststukken bieden een tastbare verbinding met en een ander perspectief op gebeurtenissen die (ook internationaal) een grote bekendheid hebben. Nagenoeg alle stukken bevatten informatie over de afzender en de ontvanger: zo weten we in de meeste gevallen wie de brief of kaart heeft gestuurd, naar wie en via welke precieze route. Nauwkeurige informatie over de datum van schrijven én verzenden en de route die nodig was voor aflevering bieden nieuwe informatie vanuit een ander perspectief. Het zijn geen digitale weergaves of recreaties, maar de stukken papier met het handschrift van de afzender zijn daadwerkelijk daar geweest waar de gebeurtenissen plaatsvonden.
Hoewel niet direct gerelateerd aan de Slag om Arnhem, bevat de collectie ook behoorlijk wat materiaal dat van of naar Kamp Westerbork is gestuurd. Bekend is dat van de naar schatting 110.000 Nederlandse joden die via het kamp naar concentratie- en vernietigingskampen in het oosten werden gestuurd, ruim 102.000 de dood vonden. We zijn bijvoorbeeld in het bezit van drie ansichtkaarten die uit de trein zijn geworpen door Nederlandse joden die van Westerbork naar Auschwitz-Birkenau werden vervoerd. Geen van de afzenders, noch hun gedeporteerde familieleden, zouden levend terugkeren. De ansichtkaarten, gevonden door Nederlandse burgers die deze vervolgens op de post hebben gedaan, zijn daarmee de laatste getuigenissen van deze personen.

De voor- en achterzijde van het Rode Kruisformulier over de gravin (collectie Tim Gale).

WIE IS TIM GALE?

Dat Tim Gale (Portsmouth, 1963) ooit nog filatelist zou worden lag op z’n zachtst gezegd nooit in de lijn der verwachtingen. Ook het Arnhem Postal History Project is van recente datum. Gale: “ In 2019 kreeg ik van een boezemvriend, een internationaal gerenommeerde filatelist, een postwikkel die gericht was aan een mevrouw B. Haartsen-Heeck die op de Utrechtseweg 69 in Oosterbeek woonde. De envelop was gedateerd ‘25 september 1944′. Nieuwsgierig naar deze dame, die woonde op een plek die ik kende uit de boeken over de Slag om Arnhem, ben ik me meer en meer gaan verdiepen in de gebeurtenissen van destijds. Wat begon met één brief en één persoon, is inmiddels uitgegroeid tot een collectie van meer dan
3.000 poststukken die door heel Nederland zijn verzonden tijdens de oorlog.
Inmiddels is hij hiermee naar eigen zeggen “zelf gaan behoren tot een gemeenschap van liefhebbers die uren achtereen besteden aan het onderzoeken van intrigerende ervaringen van individuele soldaten die bij Arnhem vochten; bij wijze van spreken tot in een specifieke kamer in een bepaald huis, ergens aan de Utrechtseweg.”
Gale werd geboren als zoon van een marineman en bracht zijn jeugd door op plekken waar zijn vader op dat moment was gestationeerd. Via kostscholen in Engeland, Maleisië, Singapore, Qatar, Bermuda en Trinidad, kwam hij in 1980 terecht in de VS. Wat begon als “een bezoekje aan een vriendin op een privé-internaat in New York”, mondde na verdere omzwervingen, onder andere als internationaal koerier met als thuisbasis Nederland, uit in een langer verblijf in Amerika. Een carrière in de defensie-industrie volgde. Zijn eigen bedrijf, dat vanaf 1985 Britse fabrikanten van marine-uitrustingen hielp met de verkoop van hun technologie aan het Amerikaanse ministerie van Defensie wilden verkopen, is vandaag de dag een

Kees temidden van z’n ouders (via Tim Gale).

toonaangevend conglomeraat van defensie- en beveiligingsbedrijven dat opereert onder de naam AMS Group.
Met een grootvader die tijdens de oorlog op slagschepen diende in de Atlantische en Stille Oceaan en een vader bij de marine, kon de interesse in krijgsgeschiedenis bijna niet uitblijven. Toch is Gale in feite een late ‘Arnhem-be-keerling’: “Na het zien van A Bridge Too Far in 2018, ben ik me eigenlijk pas meer gaan verdiepen in de slag. Ik kocht het boek van Beevor en heb inmiddels meer dan 100 boeken over het onderwerp gelezen”. Ook was daar opeens in 2019 die ene brief die naar de Utrechtseweg leidde. Gale vervolgt: “Ik vroeg aan die
vriend die ik net noemde of hij misschien iemand kende die kon helpen bij het achterhalen van het verhaal erachter. Hij bracht me in contact met Kees Adema, een Nederlander en eveneens bekend filatelist die sinds 1964 in de VS woont. Toen ik voor de eerste keer met hem sprak, vroeg ik of hij bekend was met de Slag om Arnhem. Wat bleek: hij had als kind de slag zelfs meegemaakt, verstopt in hun huis (het toenmalige adres Huissenschestraat 13) in de nieuwbouwwijk net ten zuiden van de verkeersbrug. Zijn jongere broer werd geboren op 17 september 1944 en hun woning zou later door de Duitsers worden gebruikt als veldhospitaal. Sinds 2019 werk ik samen met Kees aan uitbreiding van de collectie. Bijna al ons materiaal is ingekocht op kleine veilingen of via filateliedealers in Nederland. Velen delen ons enthousiasme voor het bewaren van historisch interessant materiaal en zijn altijd zeer bereid ons te helpen. Zeker als het aankomt op het delen van het verhaal van gewone Nederlanders in oorlogstijd. Het accent ligt bij militaire geschiedenis vaak op de rol van de strijders. Maar zoals we vandaag de dag in Oekraïne zien, lijden ook de burgers terwijl de soldaten vechten.”

ZELF BIJDRAGEN?

Het Arnhem Postal History Project is momenteel samen met het Rosenzweig Center for History and New Media van de George Mason University in Virginia (VS) bezig met het bouwen van een online tool waarmee op interactieve wijze het door poststukken afgelegde traject minutieus kan worden gevolgd. Aan de hand van voorwerpen, foto’s, gereconstrueerde routes, tijdsaanduidingen en andere digitale en analoge bronnen maken geïnteresseerden straks een echte ‘tijdreis’. Gale is ook in gesprek met het Holocaust Memorial Museum en het Smithsonian National Postal Museum (beide in Washington DC) om het project publieksaandacht te geven.
Mocht u in de tussentijd meer informatie over het project willen hebben of zelf willen bijdragen aan het initiatief, bijvoorbeeld door documenten ter beschikking te stellen of te helpen met vertalen, neemt u dan contact op met Tim Gale via tim.gale@arnhempostalhistory.org

Een gedeelte van de (nu nog) digitale tentoonstelling van Tim Gale over de Holocaust in Nederland aan de hand van poststukken.

Thrown from a Train

Transit Camp Westerbork
Card thrown from a train – Amsterdam, November 16,1943
Domestic postcard tariff 5 cents (from August 20,1940 to November 1,1946).
Each Monday the camp administration would post a list of names of those who would be leaving on the Tuesday morning train “to elsewhere”. People had no time to inform family and friends of their imminent departure. Internees often saved a postcard that would be written and thrown from the train. Such postcards wound up along the train tracks and were mailed by sympathetic locals or railway workers who found them. This is how those left behind received a sign of life – often their last – from loved ones.
Card thrown from a train – Amsterdam, September 28,1943
This card was thrown out of a train by “Betty” on November 16, 1943, her fourth wedding anniversary. She writes with unwarranted optimism:
Mirjam Josephine Hesseline Cohen
Mirjam Josephine Hesseline Cohen was 23 years old when she threw this card from a train en route to Westerbork on September 28,1943.
Mirjam married Jacques Albert Weijel at Westerbork. Both were deported to Theresienstad and received permits to go to Switzerland and survived the war.

RECENT VERSCHENEN

PHILIP REINDERS, ARNHEM CASUALTIES

— Erik Jellema
Reinders beschrijft in Arnhem Casualties wat er met de vele Britse militairen is gebeurd die tijdens of na de Slag om Arnhem in krijgsgevangenschap zijn geraakt. In Duitsland kwamen zij terecht in krijgsgevangenkampen of ziekenhuizen. In het boek komen negen Stalags (Stammlagers), krijgsgevangenkampen voor soldaten en onderofficieren, één Oflag (Offiziers-Lagers) en drie hospitalen aan bod. Per plek maakt de auteur inzichtelijk wie daar omgekomen zijn als gevolg van eerdere verwondingen of wie een lot trof. Reinders vermeldt, voor zover dat bekend is, ook wie op welke militaire begraafplaatsen ter aarde is besteld. Aan de hand van Graves Concentration Reports en andere relevante documenten geeft hij een beeld van de omstandigheden waaronder de militairen zijn overleden: naast verwondingen zijn dysenterie en ondervoeding vaak doodsoorzaken.
Naast foto’s van de kampen en de betrokken personen, brengen krantenartikelen andere stukken de geschiedenis heel dichtbij. Zo is daar het verhaal van Sergeant Thomas Hollingworth. Hollingworth, een glider pilot, werd in zijn zweefvliegtuig gefotografeerd door het Public Relation Team dat hij aan boord had en dat verslag zou doen van de militaire operatie. Een paar weken later, op 6 oktober, werd hij in Stalag XIB bij Bad Fallingbostel tijdens een luchtaanval gedood door een Duitse bewaker, waarschijnlijk omdat hij tijdens de ontstane chaos de aanwijzingen niet had gehoord. Een totaal zinloze acties volgens getuigen. Thomas zou maar eenentwintig jaar oud worden.
Een ander verhaal met een opmerkelijk einde is dat van Major Thomas Montgomery, A Coy, 1st Battalion, The Border Regiment. De 36-jarige compagniescommandant raakte tijdens de Slag om Arnhem gewond aan zijn hoofd. Hij overleed door hartfalen op 21 november 1944. Aanvankelijk werd hij begraven in het Duitse Lingen. Toen zijn stoffelijk overschot later werd overgebracht naar Rheinberg War Cemetry, ten noordwesten van Duisburg, kwam hij als ‘onbekend’ te boek te staan. Op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery wordt hij herdacht met een grafsteen. Reinders vermeldt zijn geboortedatum: 17 oktober 1923. Dit zou betekenen dat Thomas Montgomery maar 21 jaar oud werd.
Met dit fraai vormgegeven boek schetst Reinders een levendig beeld van deze ‘epiloog’ van de Slag om Arnhem die voorheen hoofdzakelijk werd gekarakteriseerd door namenlijsten en statistieken. John Howes, kenner van de slag, wijst (potentiële) lezers op internet op enkele foutjes die zonder twijfel in het boek zijn geslopen. Geen reden om hoog van de toren te blazen, zou ik zeggen. Het werk vormt namelijk een welkome en nodige aanvulling op de Roll of Honour van de slag door Jan Hey en zorgt zo voor een nóg completere kijk op de gebeurtenissen van een kleine 80 jaar geleden.
Philip Reinders, Arnhem Casualties, British Soldiers who fought in Arnhem and Oosterbeek 17/26-09-1944 and died in German Prisoner of War Camps, ISBN 978-90-831-8425-8, pp. 121, hardcover, Engels, zeer veel geannoteerde zwart-wit- en kleurenfoto’s, enkele kaartjes en een overzicht van diverse hospitalen, www.Aviationwarbooks.nl (2022), € 25,-.

PROGRAMMA

• Voorjaar: Thema-avond en battlefield tour ‘101st Airborne Division tijdens operatie Market-Garden’
• Zomer: Thema-avond en battlefield tour ‘Groesbeek Heights: Browning HQ en 82nd Airborne Division’
• Najaar: Battlefield tour ‘1st Parachute Brigade -van DZ tot de brug’
Meer informatie is t.z.t terug te vinden op de VVAM-website, onze Facebookpagina’s en in dit magazine. Informatie over de inschrijvingsprocedure volgt via de website.
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 26 – MAART 2023
NUMMER 27 – JULI 2023
NUMMER 28 – NOVEMBER 2023

DE ACHTERZIJDE

Op 16 september jl. onthulden de burgemeester van Renkum, Agnes Schaap, en de kinderburgemeester van de gemeente, Thom Eerens, in Wolfheze een nieuw monument ter nagedachtenis aan het Glider Pilot Regiment. De gedenksteen is te vinden bij het Glider Landmark op de voormalige Landing Zone S. “We lost a lot for not much gain” is de laatste zin uit enkele citaten van de nog in leven zijnde Glider Pilots op de achterzijde (foto: Arjan Vrieze Photography).
In Airborne Magazine nr. 24 is op pagina 28 een deel van een foto weggevallen. Hier alsnog de correcte, zij het wat confronterende weergave.

Foto Arjan Vrieze

20-10-2022 09:36