VVAM Airborne Magazine No.18
Jaargang 6, nr. 18, juli 2020
Airborne Magazine is een uitgave van de Vereniging Vrienden van het Airborne Muse-um Oosterbeek en verschijnt drie keer per jaar.
Het doel van de VVAM is bekendheid geven aan het Airborne Museum, de activiteiten van de Vereniging Vrienden en aan de geschiedenis van de slag om Arnhem.
ISSN: 2666-6871
Voor meer informatie: www.kb.nl/issn
Redactie:
Alexander Heusschen (magazine@vriendenairbornemuseum.nl), Bob Gerritsen, Leo van Midden, Rob van Putten
Aan deze editie werkten mee:
Wybo Boersma, Alexander Heusschen, Arjan Jansen, Bob Gerritsen, Rolf Hensel, Willem Kleijn, Frans Maes, Paul Meiboom Bob Gerritsen, Leo van Midden, Daan van Oort, Rob van Putten, Natalie Rosenberg, Hans Timmerman
Ontwerp en lay-out
Sandra van der Laan-Elzinga, Studio 223, Elst
Druk:
Grafi Advies, Zwolle
Contactgegevens VVAM: www.vriendenairbornemuseum.nl info@vriendenairbornemseum.nl (06) 510 824 03
Post: Wissenkerkepad 22 6845 BW Arnhem Rekeningnr (IBAN): NL33 INGB0 0051 137 51
Archivering & losse nummers: info@vriendenairbornemuseum.nl
INHOUDSOPGAVE
3 Bestuursmededelingen
4 Interview – Sarah Heijse
8 Nieuws – Impressies Airborne Museum
12 Reacties – Geen Quad maar Tractor
14 Ministory 134 – Heldenfriedhof Velp
26 Tijdsbepaling van foto’s
32 Historisch perspectief – ‘Shut up shop’
35 Programma
BIJDRAGEN
De redactie van Airborne Magazine hoort graag uw reacties en suggesties.
We verwelkomen bijdragen aan het blad.
Vraag voor een soepele verwerking van uw artikel en/of beelden naar de auteurshandleiding via magazine@vriendenairbornemuseum.nl.
Omslag: Het nieuwe Airborne Museum at Hartenstein (foto: Daan van Oort).
BESTUURSMEDEDELINGEN
Het Airborne Museum is in zwaar weer terecht gekomen.
De coronacrisis resulteerde in een geannuleerde heropening op 13 maart en veroorzaakte financiële problemen. In eerste instantie werd uitgegaan van een sluiting tot 1 juni met een verlies van € 300.000. In de afgelopen periode heeft het be-stuur van de Vereniging Vrienden van het Airborne Museum (VVAM) een aantal keren contact gehad met het Airborne Museum om, indien nodig, financieel bij te springen.
Om de geldelijke gevolgen het hoofd te bieden heeft het Museum een aantal maatregelen getroffen. Eén hiervan was het aanbieden van een Vriendenabonnement van €30, dat recht geeft op een jaar lang gratis museumbezoek, 10% kor-ting op alle artikelen (m.u.v. boeken) en een lagere entree-prijs bij lezingen. Samen met garantstellingen van o.a. de gemeente Arnhem, het Ministerie van OCW wist het Muse-um hiermee de schade van bijna drie maanden sluiting bijna geheel op te vangen.
De Vriendenabonnement-oproep heeft bij sommige VVAM-leden tot verwarring geleid. Zo kregen wij de vraag of houders van een Vriendenabonnement na nu: automatisch lid zijn van de VVAM, en of er nu twee verschillende verenigingen zijn. Op beide vragen is het antwoord ‘nee’.
Voor een jaarlijkse contributie van €25 ontvangen VVAM-leden: gratis toegang tot het Airborne Museum (teruggave van het entreegeld achteraf), 3 x per jaar Air-borne Magazine, gratis toegang tot verenigingsbijeenkom-sten, waaronder lezingen en thema-avonden, en korting op verenigingsactiviteiten, zoals battlefield tours.
SCHENKING MEDAILLES
De weduwe van de Nederlandse commando Tom Italiaander (1914-2000) heeft onlangs zijn medailles aan het Airborne Museum geschonken: de Bronzen Leeuw en het Oorlogsherinneringskruis met de gespen ‘Krijg te land 1940 1945’ en ‘Arnhem-Nijmegen-Walcheren 1944’. Het is voor het eerst, en zonder twijfel ook voor het laatst, dat een Nederlandse set medailles wordt toe-gevoegd aan de collectie.
Italiaander behoorde bij No. 2 (Dutch) Troop, No. 10 (Inter-Allied) Commando. Tijdens de slag om Arnhem maakte hij deel uit van de liaison party. Hij was toege-voegd aan het 1st Airborne Reconnaissance Squadron en landde op 17 september 1944 in dezelfde glider als Major-General Urquhart. Op 25 september zag hij kans over de Rijn te ontsnappen. Italiaander nam ook deel aan de herovering van Walcheren. In Ministory 68 vertelde Italiaander over zijn aandeel in de strijd rond Wolfheze en Oosterbeek.
– Wybo Boersma
18 september 1944, Duitsekampweg, Wolfheze.
De dames Ch. Tjoonk-Nengerman (links) en M.
Van der Poel hebben de Nederlandse vlag voor de dag gehaald. De Nederlandse commando’s zijn Private Jef van der Meer (links) en Corporal Tom Italiaander (rechts). De foto werd gemaakt door sergeant Dennis Smith van de Army Film and Photographic Unit (bron: IWM, BU 1153, maker: Sgt. D.M. Smith, AFPU).
“IN MIJN OPENINGSSPEECH ZOU IK HEBBEN GEZEGD: HET HART
VAN HARTENSTEIN KLOPT NU WEER STERKER DAN OOIT!”
SARAH HEIJSE, DIRECTEUR-BESTUURDER VAN HET AIRBORNE MUSEUM
Sarah Heijse (39) is gepokt en gemazeld geraakt in de vijf jaar die ze nu directeur-bestuur-der is van het Airborne Museum. Ze praat in sneltreinvaart, springt behendig van antwoord naar antwoord en weet precies wat ze doet. Maar op die ene vraag is het antwoord nog niet zo gemakkelijk gegeven: hoe bezweer je een crisis? Pandemie of niet, het museum oogt mooier dan ooit. De verdienste van vijf jaar noeste arbeid. Een terugblik.
– Tekst: Alexander Heusschen – Foto: Rolf Hensel
Als ik Sarah Heijse bel voor een telefonisch inter-view moet de coronacrisis de piek van de curve nog slechten. Alle medewerkers van het Airborne Museum werken thuis tot 1 juni; een persoonlijke ontmoe-ting is niet mogelijk. Wat een gesprek had moeten worden over de feestelijke opening van het museum, die was ge-pland voor half maart, en de euforie van de weken erna, begint met een cursus crisismanagement voor gevorderden: hoe je een museum overeind houdt in bange tijden. En de vraag of er straks überhaupt nog een Airborne Museum is.
Hoe is het? Waarmee vul je je dagen? “Om je een eerlijk antwoord te geven”, zegt Heijse met een diepe zucht: “Ik ben alleen maar bezig met het regelen van kredietmaatrege-len om de toekomst van het museum veilig te stellen. Ik bel de hele dag met leden van de Raad van Toezicht, de notaris, de bank en fondsen. We werken op dit moment allemaal thuis. Dat is niet altijd even gemakkelijk met een zoontje van net zeven, maar die overbruggingen móeten worden geregeld. Het museum verliest dagelijks een hoop geld en ik probeer de schade zoveel mogelijk te beperken.” Houd je rekening met het ergste? “Dat het Airborne Mu-seum failliet gaat? Ja. Maar ik zal er alles aan doen om dát scenario te voorkomen. Ik hoop dat de overheid ons tege-moet kan komen. En ik hoop vooral dat iedereen alvast een kaartje koopt voor na de heropening.” Van de geestelijke achtbaan wens ik me niet eens een voorstelling te maken. Het contrast met de vooravond van de heropening van het nieuwe Hartenstein had niet groter kunnen zijn. “Wat je zegt, ja. Die eerste momenten waren zó ongelóóflijk heftig. We hebben de eerste drie da-gen alleen maar zitten janken op kantoor. Echt.
We hadden vijfendertig buitenlandse gasten in het Bilder-berghotel zitten en de cateraar was letterlijk bezig met de allerlaatste voorbereidingen voor de opening in de tent vóór het museum. En dan komt die mededeling: alle eve-nementen zijn per direct afgelast. Op donderdagmiddag ben je nog een laag risico evenement, een paar uur later bel je met de Britse ambassade en de reisorganisatie om je Brit-se gasten veilig thuis te krijgen. We hadden zo ongelooflijk hard gewerkt om er het mooist denkbare museum van te maken, we stonden er nog nooit zo goed voor, ook financi-eel, en dan overkomt je dit. Ik hoop zoiets nooit, maar dan ook echt nooit meer mee te maken”.
En dan bel ik om je te interviewen over de vijf jaar dat je nu directeur bent van het museum. Ik kan me voorstellen dat je daar momenteel bijzonder weinig trek in hebt. “Ah joh, dat hadden we afgesproken en dat is prima. Ik ben gewoon hartstikke trots op wat we de afgelopen jaren heb-ben bereikt. Daar verandert zo’n crisis niks aan.”
Goed. Kun je ons allereerst eens mee terug nemen naar vijf jaar geleden: hoe ben je bij het Airborne Museum te-recht gekomen? “In 2015 werd ik benaderd door een head-hunter, waar ik een heel leuk gesprek mee had. Ze maakte me enthousiast om weer eens in Oosterbeek te gaan kijken.
Het was ook de periode waarin het museum op zoek ging naar een nieuwe toekomstvisie na de eerdere grootschalige verbouwing van 2009. Mij leek het leuk om juist op dát moment bij het museum betrokken te raken, omdat ik dan ook echt persoonlijk zou kunnen bijdragen door het stimu-leren van het museale ondernemerschap.” Kende je het museum vóór je aanstelling? ”Ik was er wel-eens geweest, maar dat was lang, lang geleden. Vooral die grote diorama’s zijn me bijgebleven van dat bezoek toen.” Wat viel je op bij de nieuwe kennismaking in 2015? “Nou, dat er te weinig gebruik werd gemaakt van de in-tegrale mogelijkheden. Het museum zit in een Rijksmo-nument met een eigen verhaal maar dat bleek destijds nergens uit. De collectie was volledig gescheiden van de historische buitenplaats die Hartenstein ook is. En dat ter-wijl het pand, als het hoofdkwartier van de Britten, haast een mythische status heeft. De plek biedt daarmee zoveel kansen. En had tot voor kort zoveel onbenut potentieel.
De bedoeling van het masterplan wat we hebben ontwik-keld was om ‘next level’ te gaan. Om zowel het museum als de organisatie te laten groeien en bloeien. Het imago ver-sterken en tegelijk zorgen voor een sterke merkidentiteit.
Er een echt merk van maken, dat wilde ik. En daarin zijn we zeker geslaagd de afgelopen jaren. De heropening is de kroon op dit werk.” Was het museum eerder te militair-historisch? “Laat ik me-teen zeggen dat ik geen Tweede Wereldoorlog-expert ben. Ik ben kunsthistoricus en was in een vorige functie bij de pro-vincie Noord-Holland verantwoordelijk voor de subsidiebud-getten voor musea. In die zin is het inhoudelijke onderwerp van het Airborne Museum nooit van mij geweest. Snap je wat ik daarmee bedoel? Ik wil geen oordeel geven over het mili-tair-historische karakter van de oude opzet. Wat ik wel zag was dat bezoekers behoefte hadden aan het beleven van meer per-soonlijke verhalen. Voor de doelgroepen met een verregaande militair-historische interesse ontbrak de echte diepgang.
Ook was er te weinig te zien van de collectie. Sommige doel-groepen waren misschien dus wel teleurgesteld na een bezoek aan Hartenstein. Het breed geïnteresseerde publiek, de dagjes-mensen waarvan we het hoofdzakelijk moeten hebben, kregen wel waar voor hun geld in de Airborne Experience, dat las je ook terug in de reviews. Maar daar stond dan weer tegenover dat het verhaal van de slag om Arnhem amper beklijfde. Bele-ving heeft, wat mij betreft, alleen zin als het educatief is én tot de verbeelding spreekt. Juist op die combinatie zetten we nu in het ‘nieuwe’ museum in.”
En niet zonder succes, als ik naar de afgelopen periode kijk. “Deze stijging is niet alleen het gevolg van de nieuwe visie, maar ook van de markt. Het is een gunstig geprijsd uitje, we hebben publieksvriendelijke tentoonstellingen en mensen gunnen ons ook echt iets. Dat merk je.
We hebben het geluk dat ons soort musea, de historisch georiënteerde musea, heel laagdrempelig zijn. Dat neemt écht een vlucht in de recreatieve markt, merk je. Die hoge vlucht zie je terug in de bezoekersaantallen. 80.000 in 2009, 97.000 in het herdenkingsjaar 2014, in 2015 weer 86.000 en in de eerste maanden van 2019, waarna het mu-seum dichtging voor verbouwing, hadden we al 105.000 bezoekers in Oosterbeek. En nog eens 55.000 in onze de-pendance Airborne at the Bridge. En deze stijgende lijn zou verder zijn doorgetrokken als we niet in die coronacrisis terecht waren gekomen. Hoe terecht de sluiting van het museum ook, dat is echt ongelooflijk balen.” Het verhaal van de slag om Arnhem waarover je het net had, wat is dat in jouw optiek? “Dat is het verhaal over relevantie: waarom herdenken we 75 jaar later nog steeds een verloren slag? Het verhaal van het lot van de burgers, van Pegasus 1 en 2. Maar het is ook het begrip van de ge-volgen van de strijd, van de verandering van een idyllische plek vóór de oorlog, met de landhuizen, het toerisme en de kunstenaars die zich in Oosterbeek vestigden, tot een lege streek. De totale verwoesting van dorpen en steden, de verdrijving en de terugkeer van de bevolking in ‘44 en ‘45, de betrekkelijke vreugde van de bevrijding…” Is dat ook wat het museum uniek maakt in z’n soort? “Dat inderdaad en de herdenkingstraditie hier in de regio, die veel verder gaat dan de jaarlijkse pelgrimage in septem-ber of het herdenken op andere plaatsen in Nederland. Het gaat over het doorgeven van de verhalen over de slag, over de verbinding tussen de Britse gemeenschap die van Arn-hem-Oosterbeek. Deze is overgegaan van de veteranen en hun familie op hun kinderen, op hun kleinkinderen en in-middels op hun achterkleinkinderen. En is zelfs daarbuiten getreden: die speciale bestand bestaat tussen organisaties, verenigingen, families… Daarmee zijn we als plek én als museum uniek in de wereld.” Op een fusie tussen de diverse militair-historisch geori-enteerde musea in de regio zal het niet snel meer gaan komen, vermoed ik. “Refereer je aan dat plan van een aan-tal jaar geleden om een regionaal vrijheidsmuseum te ma-ken? Daar was ik niet bij betrokken. En ik kan alleen maar zeggen dat ik daar heel blij mee ben. We hebben als musea te weinig gedeeld verhaal, en dat moet je ook niet gefor-ceerd willen doorvoeren. Ieder museum heeft een sterke binding met zijn achterban of heeft een totaal ander doel voor ogen: Groesbeek heeft de Canadees-Amerikaanse con-nectie en focust zich meer en meer op het Duits perspectief,
Overloon richt zich veel meer op evenementen met zijn grote collectie voertuigen en grote terrein. Wij hebben met Hartenstein en de brug in Arnhem één van de historische bucketlistplekken in huis. Hartenstein heeft voor een grote groep mensen een urgentie om gezien te worden. Het ge-bouw wordt meer centraal gesteld in het nieuwe museum en daardoor spelen we in op deze latente behoefte en zal dit gevoel van urgentie alleen maar versterken.” Je mag je gelukkig prijzen met zo’n achterban of dit soort potentiële doelgroepen. “O, zeker! Wat ik daarbij kenmer-kend vind voor de mensen die Hartenstein een warm hart toedragen is de enorme welwillendheid van bezoekers en contribuanten: het wordt ons echt gegund. Ik zal daar een voorbeeld van geven. Toen we in 2016 naar Groot-Brittannië gingen om te bespreken of we de vijf Arnhem Victoria Cros-ses mochten lenen in 2018 voor een tijdelijke tentoonstelling in het museum, gingen we echt met knikkende knieën langs de vijf locaties. We dachten ‘wat zullen ze gaan zeggen en wat als we ze niet mochten lenen?’ Zeker als je weet dat zelfs The Staffordshire Regiment Museum [die twee Crosses in bezit had: die van Major Robert Henry Cain, VC en Lance Sergeant John Baskeyfield, VC, AH] alleen de replica’s op zaal had hangen. Toen we vroegen of we ze tijdelijk mochten lenen, zeiden ze: ‘But of course, you are the Airborne Mu-seum!’ Dat is ook iets dat ik me eigenlijk pas sinds enkele jaren realiseer: dat ons bestaansrecht niet regionaal is, maar internationaal. We hebben écht een plek verworven in die internationale herinnerings- en herdenkingscultuur.” Wordt de nieuwe visie voldoende begrepen in wat ik maar even de Nederlandse Airborne-gemeenschap noem? “Ik begrijp waar je op doelt. Het zijn vaak de wat oudere mannen met een diepgaande interesse in de slag om Arnhem die zich persoonlijk heel nauw betrokken voelen bij het mu-seum. Die kunnen zich inderdaad op hún manier bijzonder druk maken over de nieuwe koers die we een paar jaar gele-den hebben ingezet. En daar hebben ze vanuit hun persoon-lijke belang ook heel goede redenen voor. Toch heb ik in-middels wel het gevoel dat onze visie inmiddels begrepen én gerespecteerd wordt. Dat merk ik aan alles: aan de trots bij de vrijwilligers, bij onze medewerkers en bij oudgedienden.” Dat zeg je heel netjes. In hoeverre heb je last van drukte-makers? “Ik ervaar ze niet als lastig. Ik zie vooral dat er aar-dig wat mensen in een ruime kring om het museum heen bezig zijn om in hun persoonlijke behoeften te voorzien.
Of om hun persoonlijke belangen veilig te stellen. Dat kan erkenning zijn voor een jarenlang onderzoek naar een krijgshistorisch detail. Of het voor het nageslacht vast laten leggen van een familiegeschiedenis die niet verloren mag gaan. Terwijl deze vaak minder uniek is dan ze denken. Dat soort activiteiten. Dan begrijp ik de boosheid wel als we in hun ogen als museum te weinig aandacht besteden aan
deze individueel gedreven interesses. Ben je jaren bezig met het uitpluizen van een onderwerp en dan komt opeens zo’n 34-jarige, of inmiddels 39-jarige, aanzetten met haar kijk op de zaak.” En dat blijkt ook nog eens een vrouw. Ze lacht. “Ja, ook dat nog. Toen ik op mijn 34e directeur van het museum werd, werd me dat heel vaak fijntjes duidelijk gemaakt: ben jij de directeur?! Of dan kreeg ik van veteranen te horen: ‘Are you the new director?! No way, you are far too beautiful!’” Dat lijkt me niet altijd even plezierig. Inmiddels scha-terlachend: “Ach, het voordeel ervan was wel dat ze in het begin heel weinig van me verwachtten.” Moest je je in het begin vaak verdedigen voor je handelen? “Dat gevoel had ik destijds zeker, ja. Maar dat raakt me inmiddels niet meer. Vrouwen in het leger zijn nog niet mainstream, een vrouw in een militair-historische omgeving evenmin. Het is mijn verantwoordelijkheid op een zakelijke manier te kijken hoe we zo goed mogelijk kunnen voldoen aan een vraag en de bedrijfsvoering verantwoord in kunnen richten. Anderen zijn van de in-houd. Begrijp me overigens niet verkeerd; ik verdiep me grondig in onderwerpen. Ik vertegenwoordig het Airborne Museum en dan wil je geen flater slaan. Maar de rol-verdeling is heel bewust. Het nieuwe be-sturingsmodel dat we sinds 2019 hanteren [Heijse is sinds vorig jaar directeur-bestuur-der, AH], overigens heel gebruikelijk in de museumwereld, is ook ingegeven door deze zakelijkere benadering. En bovendien zijn er maar weinig bestuurders die de mogelijkheid hebben om dagelijks op de werkvloer aanwezig te zijn.” Wat drijft je in dit dagelijkse werk? “O, dat zijn een aan-tal dingen. Het esthetisch verbeteren van deze plek, mensen enthousiast krijgen voor onze visie, maar bijvoorbeeld ook het uiteindelijk tevreden stellen van belangrijke criticasters.
Ik heb een hekel aan negativisme, en ik denk wel eens ‘jon-gens, jullie zijn er wel ten faveure van het museum, hoor’.
Maar daarin zit ook meteen een heel belangrijke persoonlij-ke drijfveer: er is niks fijners dan het mee krijgen van de ou-dere garde. Een medewerker die je een nauwelijks hoorbaar compliment geeft, ‘Ik vind het toch wel knap hoe je al geld regelt’, of iemand tot tranen geroerd krijgen omdat zijn le-venswerk een plaats heeft gekregen in de nieuwe opzet.
Het museum kijkt in zijn in 2015 opgestelde beleids-stukken vooruit tot 2021. Blijft dat, met de coronacrisis in gedachten, zo? “Met de recente verbouwingen kan het
museum weer tien jaar vooruit. De opzet is zo flexibel dat we gemakkelijk kunnen wisselen met collecties en tentoon-stellingen.
Niet veel andere oorlogsmusea kunnen het gebouw verbin-den aan hun museale verhaal. Zij presenteren hun verhaal binnen: een kale, functionele ruimte voor het exposeren van met name grote tentoonstellingen. Wij kiezen voor een integrale aanpak, waarmee ik mijn verhaal al begon.
Het moet een aparte ervaring zijn om in Hartenstein te zijn. Bij ons ervaar je wat oorlog met mensen en een om-geving doet. En voel je dat je op een historisch belangrijke plek bevindt, die aangenaam is, die vertelt en die meer dan ooit lééft. Of zoals ik in mijn openingsspeech zou hebben gezegd, als ik die op 13 maart had gegeven: het hart van Hartenstein klopt nu weer sterker dan ooit!”
Op 6 mei werd via een persbericht bekend dat Sarah Heijse per 1 september uit dienst treedt bij het Air-borne Museum. Ze verruilt haar functie voor die van directeur-bestuurder bij Cultuur Oost, het kennis- en expertisecentrum voor Kunst en Cultuur van de provincie Gelderland. Naar eigen zeggen had ze de keuze om te stoppen ná oplevering van het ‘master-plan’ al geruime tijd eerder genomen. Heijse: “De afgelopen vijf jaar is het museum op de eerste plaats gekomen en is het voor alles gegaan, ook voor mijn privéleven. Alles wat ik kan, zit in de ontwikkeling en uitvoering van dit plan. Ik ben er ongelofelijk trots op dat ik met het team van medewerkers, de Raad van Toezicht en de vrijwilligers dit masterplan heb kunnen verwezenlijken. Ik zie het als doel om vóór mijn vertrek alle coronaproblematiek voor het museum in goede banen te hebben geleid, zodat mijn opvolger samen met het team kan genieten van het nieuwe museum.”
MUSEUMNIEUWS IMPRESSIES VAN HET NIEUWE AIRBORNE MUSEUM
Het Airborne Museum is gloednieuw! Vanaf 14 maart 2020 zou het museum weer open gaan voor publiek, maar vanwege de coronacrisis werd dit uitgesteld tot 1 juni. Bent u nog niet in de gelegenheid geweest naar Oosterbeek te gaan, neem dan hier alvast een kijkje aan de hand van een korte fototour door de nieuwe themaruimtes.
– Tekst: Airborne Museum | – fotografie: Daan van Oort
De idylle van Oosterbeek. De villa en het landgoed Hartenstein zijn binnenkort de laatste getuigen van wat er zich in Oosterbeek afspeelde in het najaar van 1944. In deze ruimte begint de audiotour door Ad van Liempt, programmamaker, auteur van oorlogsboeken en journalist, en wordt het verhaal verteld van het rustige, idyllische Oosterbeek als vestigingsplek voor welgestelden en kunstenaars.
Kunstenaarskolonie Oosterbeek. In de negentiende eeuw gold Oosterbeek als het ‘Nederlands Barbizon’, een verwijzing naar de beroemde kunstenaarskolonie ten zuiden van Parijs. De schilder Johannes Warnardus Bil-ders vormde de spil waar omheen andere kunstenaars, zoals Anton Mauve, zich verzamelden. Met Operatie Market Garden werd het romantische Oosterbeek als kunstenaarskolonie weggevaagd uit het cultureel geheugen.
Hartenstein tijdens de bezetting. Dat het leven voor veel mensen gewoon doorging tijdens de Duitse over-heersing, blijkt ook uit de functie die Villa Hartenstein in deze periode had. In 1940 was er een verzorgings-huis gevestigd en in 1941 en 1942 werd de villa als kraamkliniek gebruikt. In 1942 werd het gebouw een hotel, want zelfs tijdens bezettingsjaren werd Oosterbeek nog gezien als idyllisch vakantieoord. Toch werden de bezettingsjaren voor veel mensen een angstige, onzekere tijd. In deze zaal komt het leven in Oosterbeek en Arnhem in de jaren ‘40-’44 aan bod.
Optimisme. In deze zaal staat het optimisme van de geallieerden centraal. Wat waren precies de plannen doelen van operatie Market Garden en waarom dachten de militairen met kerst weer thuis te zijn?
Chaos. In deze zaal staat de chaos centraal: de ontwikke-ling van de strijd, de weerstand van de Duitsers die harder was dan verwacht, hoe de Britse plannen zich ontrafelden en hoe Hotel Hartenstein het mid-delpunt werd van een dagen-lange, voor de Britten steeds uitzichtlozere strijd.
Evacuatie. Het thema in deze ruimte is de nasleep van de slag om Arnhem: wat gebeurde er met de militairen, burgers en krijgsgevangenen nadat de gevechten waren gestaakt? Na de Britse terugtrekking over de Rijn bleven de gewonde militairen, samen met de aalmoezeniers en artsen achter in Hartenstein. De krijgsge-vangenen werden door de Duitsers weggevoerd. De Duitsers verordonneerden dat iedereen Arnhem en zijn ruime omgeving diende te verlaten. Zo gebeurde het dat ruim 100.000 mensen alles moesten achterlaten, zonder te weten waar ze heen moesten en wanneer ze weer terug konden komen. Toen ze uiteindelijk terug-kwamen bleek dat het hele gebied systematisch geplunderd was door het Duitse leger.
Herdenkingen. Hoewel Hotel Hartenstein na de oorlog opnieuw een hotel werd, raakte het de oorlogsherin-nering nooit helemaal kwijt. In 1978 vestigde het Airborne Museum zich er en werd het een plek van herin-nering. In de loop der jaren is er dan ook een uitgebreide en bijzondere herdenkingstraditie ontstaan, waarin Hartenstein een belangrijke rol speelt. Deze zaal vertelt hoe ooggetuigen en nabestaanden met dit verleden omgaan en hoe de herinnering aan de Slag om Arnhem in stand wordt gehouden.
REACTIES
Arjan Jansen uit Apeldoorn wees de redactie van Airborne Magazine op een veelgemaakt foutje dat ook z’n weg vond naar pagina 9 in magazine nr. 17: “Er staat dat de twee 17-poun-der-antitankkanonnen werden getrokken door Morris quad-tractoren. Helaas is dat niet waar. Ze werden getrokken door een Morris-Commercial C8-AT (ex-Portee) Tractor.” Zijn uitvoerig geïllustreerde reactie vormt een fraaie opmaat voor een nieuwe rubriek over militaria die zijn gerelateerd aan de slag om Arnhem als leidend voorwerp (vanaf nr. 19, november 2020). Om deze reden hebben we Arjans uitleg hier de ruimte gegeven.
In 1940 begon het Britse bedrijf Morris-Commercial met de productie van Morris-Commercial C8-AT Portee’s, met een laadruimte voor het vervoer van 2pdr-kanonnen. Mor-ris-Commercial bouwde vanaf 1943 een aantal van deze C8-AT’s om tot Tractors voor het trekken van 17pdr-anti-tankkanonnen. De officiële benaming werd ‘Morris-Com-mercial C8-AT Tractor’. Voorheen begon het registratiete-ken, vergelijkbaar met de ‘M’ op auto’s zoals jeeps, met een ‘L’ voor het voertuigtype vrachtwagen. Met de introductie van de Tractors kwam er een ‘H’ voor deze identificatieco-de. Rob van Meel uit Tilburg werkt op dit moment aan een boek over de Morris-Commercial C8-AT Tractor.
– Arjan Jansen
GESNEUVELDEN VAN HET BATALJON KRAFFT MINISTORY 134 HET HELDENFRIEDHOF IN VELP
BOEKEN
FOR NO APPARENT REASON, THE SHOOTING OF CAPTAIN BRIAN BROWNSCOMBE GM, RAMC; ARNHEM 24 SEPTEMBER 1944
Dit Engelstalige boekje van Bob Gerritsen uit 2000 is recent in een nieuwe oplage uitgegeven door Robert Sigmond. Het is het verslag van de moord op Captain Brian Brownscombe GM, RAMC op 24 september 1944 bij het Gemeenteziekenhuis in Arn-hem en de naoorlogse juridische nasleep om de dader te vinden en te veroordelen.
– Willem Kleijn
Captain Brownscombe is tijdens de slag om Arnhem com-mandant van No.2 Section van de 181 (Airlanding) Field Ambulance, die is toegevoegd aan het 2nd Battalion van het South Staffordshire Regiment. Hij landt op 17 Septem-ber per Horsa-glider op LZ ‘S’ en zet in de buurt van boer-derij Reyerskamp een Regimental Aid post (RAP) op. Om-dat de eerste lift redelijk voorspoedig verloopt, hebben ze die eerste dag niet veel te doen. Op de 18e krijgen de South Staffords orders te verplaatsen naar Arnhem; ze komen ’s avonds aan bij de wijk Lombok. De commandanten van 1st en 11th Battalion (The Parachute Regiment) en 2nd Battalion van de South Staffords maken een aanvalsplan voor de vroege ochtend van 19 september: ze zullen om 04.30u aanvallen langs Bovenover. Na deze aanval neemt het aantal doden en gewonden sterk toe. Brownscombe en zijn medisch team zetten een RAP op achter het Gemeen-temuseum. Door Duitse tegenaanvallen moet deze positie echter worden opgegeven. Even later raakt het medisch personeel van de Britten krijgsgevangen, om vervolgens terecht te komen in het Gemeenteziekenhuis. Daar verzor-gen ze de volgende dagen, samen met de Duitsers, gewon-den van beide strijdende partijen.
Op de 24e zit Brownscombe in de kantine wat te drinken.
Het gezelschap bestaat uit enkele Britten, twee Duitsers en een Deense tolk. Deze laatsten behoren tot de SS-Standarte ‘Kurt Eggers’, een propaganda-eenheid van de Waffen-SS en onderdeel van de 5. Kompanie Skorpion West. De Deen, Knud Flemming Helweg-Larsen, nodigt Browns-combe uit nog een borrel te drinken in het kwartier van de Duitsers. Wanneer ze daarvan terugkeren, schiet Ober-scharführer Lerche, vriend en collega van Helweg-Larsen, Brownscombe vanuit de bosjes dood. Brownscombe wordt eerst op het terrein van het Gemeenteziekenhuis begraven en later bijgezet op de Arnhem Oosterbeek War Cemetery (graf 15.B10).
De 5. Kompanie Skorpion West vertrekt na 24 Septem-ber naar een volgende opdracht. Helweg-Larsen wordt op 8 mei 1945 door het Deense verzet gearresteerd. In 1946 volgt zijn terdoodveroordeling wegens in Denemarken be-gane misdrijven. Vóór het vonnis zich voltrekt op 5 januari van dat jaar, legt hij een verklaring af over de dood van Brownscombe. Deze uiteenzetting zal samen met die van Captain Brian Devlin (een collega van Brownscombe) en die van Reverend Alan Buchanan uiteindelijk leiden tot de aanhouding en veroordeling van Lerche. Deze houdt zich onder verschillende valse namen schuil en wordt pas in 1952 in München gearresteerd. Na een voorarrest van drie jaar vindt het proces tegen Lerche plaats in december 1955, waarbij hij door het ‘Schwurgericht beim Landge-richt München’ uiteindelijk wordt veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf met gedeeltelijke aftrek van voorarrest. Le-rche komt na acht jaar vrij.
Bob Gerritsen, For no apparent reason, The shooting of Captain Brian Brownscombe GM, RAMC; Arnhem 24 September 1944 (R.N. Sigmond Publishing, 2000/2020, ISBN: 90-804-7182-8, pp. 32, illustraties, soft cover, € 10)
AIRBORNE ENGINEERS, THE SHINY 9TH; AN ILLUSTRATED HISTORY OF THE 9TH
(AIRBORNE) FIELD COMPANY ROYAL ENGINEERS 1939-1945
Ook dit softcoverboekje is een heruitgave van R.N. Sigmond Publishing. Oorspronke-lijk verschenen in 2001, beschrijft Pronk in chronologische volgorde de voorgeschiede-nis en inzet van deze ‘Airborne’ genie-een-heid tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daar-bij maakt hij dankbaar gebruik van Tom
Purves’ boek The 9th, 1787-1960: The History of The British Army’s Only Remaining Para-
chute Engineer Unit. Pronks boek is rijkelijk gelardeerd met persoonlijke herinneringen van de betrokken militairen, wat de lees-baarheid ten goede komt.
Uiteraard beslaat Arnhem met meer dan 40 pagina’s het grootste gedeelte van deze behoorlijk gedetailleerde uit-gave. Maar ook roemruchte acties van de eenheid, zoals de inzet tegen de Norsk Hydro-zwaarwaterfabriek in Vermork in Noorwegen (operatie Freshman) en de desastreus verlo-pen landingen op Sicilië in 1943 (operatie Husky), komen aan bod. Hier is overigens een verband met het hiervoor beschreven werk: aan boord van Waco-glider No. 22, één van meer dan 50 zweefvliegtuigen die in zee terechtkwa-men voor de Italiaanse kust, zat de toenmalige Lieutenant Brownscombe.
Dat de vliegende Engineers een belangrijke taak hadden tijdens deze acties en tijdens Market Garden, behoeft nau-welijks betoog. Het ging hier overigens om buitengewoon goed getrainde genisten die, naast de gespecialiseerde militaire basistraining, immers ook de para- en glidertraining hadden doorlopen! Vandaar de naam ‘The Shiny 9th’.
Patrick Pronk, Engineers, The Shiny 9th; An illustrated History of the 9th (Airborne) Field Company Royal Engineers 1939-1945 (R.N. Sigmond Publishing, 2001/2020, ISBN-13: 978-90-804-7183-2, pp. 110, illustraties, soft cover, € 19,50)
– Willem Kleijn
TIJDSBEPALING VAN OORLOGSFOTO’S UIT ARNHEM 1944 HISTORISCH PERSPECTIEF UIT DE SCHADUW VAN HET VERLEDEN
Wie de tijd heeft, heeft een extra ingang naar het verleden. Van de meeste foto’s die tij-dens operatie Market Garden zijn genomen is de locatie bekend. Het exacte moment van vastlegging is meestal lastiger te achterhalen. Toch zijn er manieren om nóg dichter op de huid van de geschiedenis te kruipen. Frans Maes van De Zonnewijzerkring legt uit hoe dit werkt aan de hand van enkele bekendere Duitse beelden.
– Tekst en fotografie: Frans Maes
INTRIGERENDE VRAAG
Als geboren en getogen Arnhemmer maakte ik de slag om Arnhem mee. Een actieve herinnering aan die september-dagen heb ik niet, daarvoor was ik als tweejarige nog te jong. Maar het verloop van de gevechten en met name de gevolgen van de strijd voor de bevolking zijn me in de loop der jaren steeds duidelijker geworden. De slag leidde niet alleen tot de hongerwinter in West-Nederland. Alle inwo-ners van Arnhem, waaronder mijn ouders, mijn zus van drie en ik werden de stad uitgejaagd. Net als mijn toekom-stige schoonouders en mijn latere vrouw, toen een baby van
nog geen maand. Het zou tot april 1945 duren voordat we konden terugkeren. Nijmegen, mijn huidige woonplaats, werd tot februari 1945 frontstad; een groot aantal slachtof-fers en grote schade aan de stad waren het gevolg.
Ik was dan ook meteen geïntrigeerd toen ik als (eertijds) secretaris van De Zonnewijzerkring, een landelijke vereni-ging voor zonnewijzers en aanverwante zaken, de vraag kreeg of ik wellicht kon helpen met de tijdsbepaling van een foto. Het bleek te gaan om een vrij bekende foto die tijdens operatie Market Garden is gemaakt op het Willem-splein in Arnhem.
TIJDSBEPALING
Het is dinsdag 19 september 1944 wanneer twee Duitse legerfotografen, Jacobsen en Wenzel, van het oosten van Arnhem richting Oosterbeek lopen om de gevechten en de Duitse opmars naar het westen op beeld vast te leggen.
John Frost houdt die dag nog steeds stand bij de Rijnbrug en de eerste contouren van de perimeter in Oosterbeek worden dan al zichtbaar.
Jacobsen en Wenzel, Kriegsberichter van de Propagan-da-Kompanie van Luftflotte 3, kiekten vooral Duitse mi-litairen en legden de aankomst van de Sturmgeschütze van Sturmgeschütz-Brigade 280 op het strijdtoneel vast. Daar-naast richtten ze hun camera’s veelvuldig op burgers die een veilig heenkomen zochten en op Britse krijgsgevangenen.
Hun serie foto’s (106 van Jacobsen en 41 van Erich Wenzel) kwam in 1967 boven water in het Duitse Bundesarchiv.
Het is vrij eenvoudig om aan de hand daarvan de route die ze aflegden te reconstrueren.
Een tijd geleden was een groepje amateurhistorici bezig met het ontwikkelen van een rondleiding vanuit Duits perspectief, met de tocht van Jacobsen en Wenzel als uit-gangspunt. Van hen kwam de vraag of het mogelijk is het precieze tijdstip van een aantal foto’s met zonnewijzerkun-dige methoden te bepalen.
Een voor de hand liggende aanpak bij dit soort vragen is om met de schaduw van een object het azimut van de zon op dat moment te bepalen en daaruit de uurhoek van de zon te berekenen. Vervolgens kan het tijdstip bepaald wor-den in de Midden-Europese zomertijd (MEZT), die de Duitse bezetter in mei 1940 had ingevoerd. In figuur 1 is de schaduw van de soldaat op de voorgrond – laten we hem Heinrich noemen – goed op te meten aan de hand van de trottoirtegels.
AZIMUT
Eerst zoeken we een punt (P) op de pet van Heinrich en de schaduw van dat punt op het trottoir (Q). Die markeringen zijn met een redelijke nauwkeurigheid te bepalen. Dan zoe-ken we het punt op het trottoir dat loodrecht onder punt P ligt (R). Dat zal ergens tussen Heinrichs hakken liggen, dichter bij het linker- dan bij het rechterbeen. Ik houd op het getekende punt R een marge van 0,1 tegel in zijwaartse richting en 0,2 tegel in de lengterichting aan. Vervolgens construeren we de rechthoekige driehoek QRS, waarbij de rechthoekszijden evenwijdig zijn aan de zijden van de trot-toirtegels. De afstand QS is 11,4 ± 0,2 tegels, de afstand RS is 5,4 ± 0,1 tegels. De hoek RQS tussen Heinrichs schaduw en de lengterichting van het trottoir is 25,4° ± 0,5° (te be-rekenen met de boogtangens RS/QS). Voor dit resultaat hebben we geen aanname hoeven te maken over de afme-tingen van de vooroorlogse trottoirtegels; we nemen alleen aan dat ze vierkant zijn.
Het pand op de foto rechts, Willemsplein 20, bestaat nog (figuur 3). De richting van de rooilijn is 95,9° ‘west van zuid’ (figuur 4). Daarmee is de richting van Heinrichs scha-duw 121,3° ± 0,5° west van zuid. Het azimut van de zon, de horizontale hoek met het noorden gemeten over het oosten, is dan -58,7° ± 0,5°.
Om uit het azimut de uurhoek van de zon af te leiden is de zonsdeclinatie op 19 september 1944 nodig. Die kan vrij gemakkelijk worden achterhaald met de NOAA Solar Calculator. Hierin kun je de [Location] invoeren: 51.983° noorderbreedte [Latitude] en 5.904° oosterlengte [Longi-tude], [Date] ‘19 september 1944’ en [Time Zone] ‘Etc/ GMT+1’. Dit is de Midden-Europese Tijd (MET), één zone oostelijk van Greenwich Mean Time (GMT). In het invulveldje [UTC Offset] zet je ‘+02:00’ voor de zomertijd en bij [Local Time] voer je het tijdstip van de foto in; daar-op wordt de declinatie berekend. Maar de tijd is precies wat we nog niet weten. Maar hé, dat is interessant: in de vakjes Az/El rechtsonder verschijnen ook azimut (Az) en zonshoogte (El van elevation). Daarmee kunnen we zelfs
een doorsteekje maken naar ons doel. Het programma telt het azimut vanaf het noorden in oostelijke richting, dus de gezochte azimutwaarde is 121,3°. Vul een probeertijd in en kijk welk azimut dat oplevert. Is het azimut kleiner dan 121,3° dan verhoog je de tijd wat, anders verlaag je hem, net zo lang tot het gezochte azimut verschijnt. Dit noemen we een iteratieve benadering. In het algemeen zijn een paar stappen voldoende om de oplossing te vinden. In dit geval bereiken we de juiste azimutwaarde op het tijd-stip 10:04:35. En de marge van 0,5° in het azimut vertaalt zich in een tijdsmarge van tweeëneenhalve minuut. Het antwoord op de vraag aan het begin luidt dus: de foto van figuur 1 is gemaakt tussen 10.02u en 10.07u MEZT.
De Solar Calculator berekent ook de zonshoogte om 10:04:35. Die is 23,90°. Daarmee kunnen we als extraatje Heinrichs lengte bepalen, wanneer we aannemen dat de trottoirtegels, net als tegenwoordig, 30 bij 30 cm zijn. Dan is QS = 3,72 m en RS = 1,62 m, dus (met Pythagoras) is QR = 4,06 m. Dan is PR = tan(23,90°) x 4,06 m = 1,80 m.
Als we drie centimeter aftrekken voor de hoogte van de pet en ook drie centimeter voor de hakken van de schoenen, dan is Heinrich schoon aan de haak ongeveer 1,74m lang.
TWO FINGERS
Van de bijna 150 foto’s zijn er verscheidene waarop de zon schijnt en de locatie goed te herkennen is. Maar zo’n be-hulpzaam attribuut als aftelbare trottoirtegels hebben ze zelden. Neem bijvoorbeeld de foto in figuur 5. Deze is ge-nomen op de Jansbinnensingel, voor (het huidige) huis-nummer 24. De
panden op de foto zijn ook nog goed te herkennen (figuur 6), maar het precieze moment is lastig vast te stellen. Ik weet namelijk geen manier om de hoek die de schaduwen van de personen met de as van de straat maken nauwkeurig te bepalen. Je zou op dezelfde datum, of althans op een datum waarbij dezelfde zonsdeclinatie optreedt als op 19 september 1944, ter plekke kunnen kij-
ken hoe laat de schaduwen van gebouwen of andere vaste punten op dezelfde plaats vallen als op de foto. Maar dat is bewerkelijk. En zelfs als een gebouw er nog staat, garan-deert niemand dat de situatie inmiddels niet ingrijpend is verbouwd. Desondanks zijn er wel enkele foto’s in de serie aanwezig waarvan het tijdstip redelijk nauwkeurig te bepa-len is. Ik zal nog twee voorbeelden geven die iets meer ver-tellen over de tijd die de Kriegsberichter erover deden om van pakweg het Musis Sacrum tot bij het station te komen.
Vóór Jacobsen en Wenzel bij het Willemsplein kwamen, passeerden ze het Velperplein. Tegenover de afslag naar de Apeldoornseweg kiekte Wenzel deze SdKfz 10/4 met 2cm-Flak (figuur 5). De schaduw van de soldaat naast het voer-tuig is ongeveer evenwijdig aan de stoeprand. Hoewel het Velperplein vaak op de schop is geweest, is dit punt nog goed te herkennen (figuur 6). De richting van de stoep is ca. 115° west van zuid (figuur 7), het azimut van de zon dus ca. 115° oost van noord. Op dezelfde manier als hierboven wordt het bijbehorende tijdstip bepaald: dat moet ongeveer 9.37u zijn geweest. Een nauwkeurige marge is niet goed mogelijk, maar ik houd het ruim op maximaal tien mi-nuten vóór of na dit tijdstip. Over de wandeling naar het Willemsplein, via de Jansbinnensingel, deden Jacobsen en Wenzel dan een half uur.
Figuur 8 is een iconische foto. Lt. Jack Reynolds van No.1 Mortar Platoon van de South Staffords, steekt verbeten een beledigend ‘two fingers’ omhoog naar Jacobsen. Het pand achter hem is Utrechtseweg 90, nu Hotel Pax (figuur 9. Let op het kelderraam). De weg liep toen kennelijk dichter bij en evenwijdig aan de huizen aan de noordzijde. De richting van de rooilijn van de panden Utrechtseweg 88-90 is 98° west van zuid (figuur 10). Een lijn haaks op de as van de weg heeft daarmee de richting 8° oost van noord.
Eén van de palen van de bovenleiding van de tram geeft een duidelijke schaduw dwars over de weg. De richting ten opzichte van de bestrating is door de perspectivische verte-kening niet nauwkeurig te bepalen, maar ik schat deze op ruwweg 20° naar links. Dan is de richting van de schaduw ruwweg 12° west van noord, en het azimut van de zon zo’n 12° oost van zuid. Het tijdstip kan, met een flinke marge, hiermee op ongeveer 13.00u worden gesteld.
ZONSHOOGTE
Een andere wijze om het tijdstip van foto’s vast te stellen is door een observatie ter plaatse af te zetten tegen (verschui-vingen in) de zonnestand, althans in dié gevallen dat de situatie wel nagenoeg identiek is als die in 1944. Ik geef een voorbeeld waarbij deze zonshoogte wordt gebruikt. Figuur 13 toont een foto, genomen op dinsdagmiddag, van de panden Utrechtseweg 204-210. De schaduw van de dak-rand op de zijmuur van het linker huizenblok valt op de zijmuur van het rechter huis, nummer 204. In de uitsnede
van de originele foto valt de schaduw op circa 82% van de afstand tussen de ramen op de eerste en de tweede verdie-ping (figuur 14).
De schaduw schuift ruim één procent per minuut om-hoog. Een hoogte van 82% zou bereikt zijn rond 16.01u (figuur 14). Volgens de Solar Calculator was de zonshoogte op deze locatie (51,984° NB, 5,885° OL) op dat moment 29,45°. Op dezelfde site bepalen we nu, ook weer iteratief, op welk tijdstip op 19 september 1944 de zon deze hoogte bereikte. Dat blijkt om 16.10u Midden-Europese zomer-tijd (MEZT) te zijn. Als we voor de zekerheid een marge
van een minuut aanhouden, is het tijdstip van de foto te stellen op 16.10u MEZT, met een marge van een minuut naar beide kanten. Omdat de schaduw hier nauwkeuriger te meten is dan in figuur 2 het geval was, is het tijdstip ook nauwkeuriger te bepalen.
Probeer het zelf eens. Het zijn simpele middelen die je, met wat handigheid en door gewoon eens te spelen met zonne-standen, graden en lijnen, veilig en vlot dichterbij histori-sche gebeurtenissen brengen. Een schaduw uit het verleden kan al voldoende zijn.
Dit stuk verscheen eerder in bulletin 123 (nu het tijdschrift Zon&Tijd) van De Zonnewijzerkring, als antwoord op een vraag van Bart Belonje op de website van de Kring. Voor Air-borne Magazine heeft Frans Maes het origineel bewerkt en uitgebreid.
DE 6-POUNDER-ANTITANKKANONNEN BIJ DE (K)OUDE HERBERG
HISTORISCH PERSPECTIEF ‘SHUT UP SHOP’
Afbeeldingen 1 en 2 van een uitgeschakeld 6-pounder-antitankkanon zag ik voor het eerst tijdens de herdenkingen in 2018, toen ze mij getoond werden door John Gerring. Dé expert op het gebied van de antitankkanonnen Eugene Wijnhoud was ook ter plaatse en wist te vertellen dat ze gemaakt zijn vlak bij de Oude Herberg, op de Utrechtseweg in Oosterbeek.
Tot welke eenheid het kanon behoorde wist hij niet en is tot op heden niet duidelijk.
– Paul Meiboom
De afbeeldingen zijn zogenaamde ‘stills’ uit een filmfragment uit de Wochenschau van 4 oktober 1944 dat waarschijnlijk door Hans Ertl is gemaakt op 21 september. De plaats is vlakbij waar op 17 september een 6-pounder werd beschoten die het 3rd Parachute Battalion ondersteunde, waarbij Gun-ner George Robson om het leven kwam (zie de paperback-uitgave van Middlebrooks Arnhem 1944, p. 132). Maar volgens het verhaal werd het kanon daarbij niet uitgeschakeld en ging alleen de towing jeep verloren. C Company van het 1st Border verdedigde later dit deel van de perimeter en had daarbij steun van drie 6-pounders: ‘Scimitar Hill’ en ‘Helles-pont’ op de kruising en iets verder richting Hartenstein, op de Utrechtseweg, ‘Gallipoli II’. Deze laatste is vooral bekend van de filmbeelden van Lewis en Walker en het uitschakelen van een Duitse Flammpanzer, pal voor de Oude Herberg op 20 september. Voor zover bekend is echter geen van deze 1st Border-antitankkanonnen uitgeschakeld tijdens de slag.
(K)OUDE HERBERG
Dat de plek inderdaad vlakbij de Oude Herberg is, wordt bewezen door een vooroorlogse foto (afbeelding 3): het gebouw van de J.P. Heijestichting op de Utrechtseweg is duidelijk hetzelfde als op de achtergrond van afbeelding 2.
De persoon die het uitgeschakelde kanon met de twee ge-sneuvelden gefilmd heeft, staat op de Wolterbeekweg waar deze uitkomt op de Utrechtseweg. Tussen zijn positie en het stichtingsgebouw is op kaarten en luchtfoto’s te zien dat daar drie vrijstaande huizen stonden. Op afbeelding 2 is een stukje van het middelste huis te zien. Het eerste is net links buiten beeld van de filmer. Het derde ligt verder terug en valt weg achter het middelste huis.
De drie huizen staan er overigens nog steeds, het stichtingsgebouw al lang niet meer (afbeelding 4).
De benen van het geschut staan in ‘towing’-positie tegen elkaar en bij bestudering is te zien dat de jeep er nog voor staat. Het opmerkelijke daarbij is dat het geschut in wes-telijke richting recht op de Duitse linies af moet zijn gereden. Daar-mee is het nog onwaarschijnlijker dat dit het eerder genoemde kanon van 3rd Battalion is. Als dit toch ter plekke was uitgeschakeld, dan zou het juist de andere kant op hebben moeten staan. Bovendien speelde dat incident zich een stukje verder naar het westen af, en dus zou de jeep die te zien is tussen de bomen op de achtergrond van afbeelding 2 heel goed het trekkende voertuig van dat kanon kunnen zijn geweest.
POLEN?
Een interessante mogelijke aanwijzing staat in het action re-port van 2/Lt. Mleczko van de Poolse a/t-battery: “20th Sept. 44. Heavy Arty and Mortar fire inflicted casualties. One of the gun crew was ordered by C.O. R.A. 1st Airborne Div. to destroy a German self-propelled gun. Changing position to obey this or-der, our was smashed up, and the crew killed.” Qua locatie en timing zou dit kunnen passen. Volgens het-zelfde rapport hebben zeven van de vijftien Poolse 6-poun-ders de perimeter bereikt: de vijf die met de tweede lift op 18 september landden bij Wolfheze, aangevuld met twee van de resterende tien die geland zijn op de 19e bij de Johanna-hoeve. Een derde 6-pounder is op Johannahoeve succesvol uitgeladen, maar daar vervolgens weer uitgeschakeld. Tot de 21e waren de Poolse kanonnen gepositioneerd noordooste-lijk van Hartenstein, in het gebied Utrechtseweg/Oranjeweg.
Daarna werden de resterende zes verplaatst naar Ooster-beek-Laag. Er is er dus precies één verloren gegaan in Oos-terbeek-Hoog voor de verplaatsing. Als het kanon op de stills dit Poolse kanon is, dan zou deze dwars door de linies heen gereden moeten zijn. Je zou verwachten dat er iets over terug te vinden is in de verslagen van het 1st Border, maar dat is niet het geval. Daarnaast zijn er ook geen Poolse veldgraven te koppelen aan de locatie bij de Oude Herberg.
10TH BATTALION A COMPANY KOMT IN DE PERIMETER
Een andere aanwijzing is te vinden in het boek Desert rise – Arnhem Descent over het 10th Parachute Battalion (met dank aan Marcel Zwarts voor de tip). De overblijfselen van A Company waren gescheiden geraakt van de rest van het bataljon en kwamen in de ochtend van 20 september uit noor-delijke richting via de Valkenburglaan op de kruising met de Oude Herberg de perimeter binnen. Het volgende incident doet zich dan voor (pp. 182-183). Sergeant Darkie Hough-ton: “At a crossroads at Oosterbeek we took a battering. Two gunners were trying to hook up a 6-pounder anti-tank gun onto a jeep. Lieutenant Kiaer and I went on to help. Unfortunately, the Jerry mortars had got the range. The first bomb we heard, we got down. But the next bomb landed on the gun, wounding Lt.
Kiaer and myself. Another man, I think the driver, had his leg shot up and was screaming. I remember the sight of Lt Kiaer, although still alive, his face had been shot off.” Houghton werd vervolgens door zijn kameraden op een stretcher gelegd en per jeep afgevoerd naar de Tafelberg. Private Jacko Jackson was een andere getuige: “We came to a track junction. On the corner stood an anti-tank gun and jeep. We arrived at the anti-tank gun, it was decided, as we were the last in, that we should help shut up shop. While the others closed up on the gun, I turned towards the jeep. There was a direct hit on the gun. Lt.
Kiaer was killed. A red headed lad was running away on the stump of his foot, blown off at the ankle. Paddy Brown fielded him.”
Leslie Kiaer werd eerst begraven in de tuin van villa Valken-burg op de hoek van de Van Borsselenweg en de Utrecht-seweg. Naast een aantal gewonden sneuvelde bij dezelfde actie ook Private James Wells van het 1st Border Battalion.
Zijn veldgraf was bij de kruising van de Van Borsselenweg -Utrechtseweg, dezelfde plaats als Kiaer dus.
SANDY MASTERTON
De ‘smoking gun’ wordt aangeleverd in het verslag van Priva-te Alexander ‘Sandy’ Masterton van het 1st Border over zijn ervaringen bij Arnhem op de website www.paradata.org.uk.
Hij behoorde tot de bemanning van het 6pdr-antitankka-non ‘Scimitar Hill’. “Our gun crew consisted of Danny Farrell (No 1) who fired the gun, myself (No 2) who loaded the gun, Gordon Ennion (No 3) who passed me the shells, Bill Grundy (No 4 ) being responsible for bringing the shells and manning our Bren gun, Sgt Johnny Molloy being our gun commander.
We dug-in near the crossroads, VAN BORSSELENWEG and UTRECHTSEWEG. On the Wednesday morning [20th September 1944] we received a heavy mortar attack and Sgt French’s gun (Hellespont – PM), which was near us, received a hit. Jimmy Wells was killed, Sgt French wounded in the head and their driver, ‘Jock’ McKinley wounded in the legs. Jimmy was buried in a nearby slit trench and ‘Jock’ carried into a local house. I’m not sure what happened to Sgt French. Our gun crew were used to make up ‘C’ Company casualties, but kept near the gun, which was never fired. Later, when we were in Germany, after the war I went back to Oosterbeek, but there was no trace of either gun.”
HELLESPONT
Het verhaal van Masterton sluit naadloos aan op de getui-genverslagen van 10th Parachute Battalion. Hieruit kunnen we afleiden dat op 20 september de 6-pounder Hellespont van het 1st Border werd uitgeschakeld bij de Oude Herberg.
Het is daarbij ook aannemelijk dat het kanon niet in weste-lijke richting naar de Duitse linies reed, maar ergens vlakbij stond opgesteld en net werd verplaatst op het moment dat het werd getroffen. Het is ook bekend dat één van de drie Border-antitankkanonnen op de 20e werd verplaatst, alleen wordt daarbij niet vermeld dat dat niet is gelukt.
De twee gefilmde gesneuvelden bij de 6-pounder zijn dan ook bijna zeker Jimmy Wells en Leslie Kiaer, die waarschijn-lijk pas de dag erna begraven zijn in de tuin van villa Valken-berg. Mogelijk is er nog meer: detailbestudering van afbeel-ding 1 leert dat van de gesneuvelde soldaat langs het kanon maar één voet met schoen zichtbaar is en vanaf zijn voet een grote donkere vlek op de grond. Dit past bij de verwondin-gen van de ongelukkige Jimmy Wells.
Reacties: pemeiboom@gmail.com
PROGRAMMA 2020
GEPLAND
Vrijdag 28 augustus: Lezing SS-Wachbataillon 3 ‘Nord-west’, door Herman Rolleman, in Lebret, Oosterbeek (onder voorbehoud dat de zaal mag worden gebruikt voor grotere groepen) Zaterdag 3 oktober: Battlefield tour C Company, B Company 2nd Battalion en Light Regiment, wande-ling, in Oosterbeek Zaterdag in oktober (n.t.b.): Algemene Ledenverga-dering en lezing Lost Company, in Lebret, Oosterbeek (onder voorbehoud dat de zaal mag worden gebruikt voor grotere groepen)
Zaterdag in november (n.t.b.): Lezing Luchtoorlog Mar-ket Garden, in Lebret, Oosterbeek (onder voorbehoud) GEANNULEERD Zaterdag 21 november: Airborne Day Vrijdag 11 december: Thema-avond Kreta 1941, door Erik Jellema, in Lebret, Oosterbeek (onder voorbehoud)
IN VOORBEREIDING VOOR 2021
Battlefield tour 1st Airborne Reconnaissance Squadron Battlefield tour King’s Own Scottish Borderers fietstocht
VERSCHIJNING AIRBORNE MAGAZINE
NUMMER 19 – NOVEMBER 2020
NUMMER 20 – MAART 2021
NUMMER 21 – JULI 2021
BOEKEN
Van de hand van Oosterbeker Guus de Vries is het nieuwe boek Oosterbeek – Arnhem 1944 Toen & Nu.
Voor lezers die nog geen boekenkasten vol hebben doorgewerkt over de strijd in september 1944 is de objectieve weergave van de gebeurtenissen in grote lijnen een mooie introductie. De persoonlijke keuze uit het bestaande fotomateriaal biedt goede houvast.
Kenners van de slag om Arnhem zullen vooral de actu-ele vergelijkende foto’s en de wandelroutes door Ooster-beek aan de hand van de foto’s in het boek waarderen.
Guus de Vries, Oosterbeek – Arnhem 1944 Toen & Nu (S.I. Publicaties, mei 2020, pp. 154, ruim 300 zwart-wit- en kleurenillustraties, gebonden, ISBN-13: 978-90-709-8706-0, € 32,50)
Ook pas uit is Ik heb het met eigen ogen gezien, een handzaam boekje met zeven indringende persoonlijke verhalen over de strijd op landgoed De Oorsprong dat in september 1944 midden in de vuurlinie kwam te liggen. De gevolgen waren desastreus. De verslagen worden voorafgegaan door een korte beschrijving van landgoed en huize De Oorsprong. Het boekje is rijk geïllustreerd met veel foto’s.
Geurt van de Kerk, Ik heb het met eigen ogen gezien; Ooggetuigenverslagen over de Slag om Arnhem rondom Landgoed de Oorsprong in Oosterbeek (Uitgeverij De Vijver, april 2020, pp. 56, geïllustreerd, ISBN-13: 978-90-762-2430-5, introductieprijs € 10).
Beide uitgaves zijn verkrijgbaar bij Boekhandel Meijer & Siegers in Oosterbeek