Ministory 071 – HUSKY’S BOVEN ARNHEM

MINISTORY 71
HUSKY’S BOVEN ARNHEM
door Philip Reinders

 

Op 4 September 1944 kwamen W/C (Wing Commander) J.A. Sproule en F/Lt (Flight Lieutenant) E. Joynt uit Canada aan op het vliegveld Blake Hill Farm (Engeland). Ze hadden de taak gekregen het besluit uit te voeren om het eerste Canadese Overzeese Transport Squadron op te richten. Het zou worden uitgerust met vliegtuigen van het type Douglas DC-3 (‘Dakota’), die door de Amerikanen C- 47 Sky train werden genoemd. Het onderdeel (437 Squadron Royal Canadian Air Force) zou uit drie Flights (A, B en C) bestaan.
In de week daarna, om precies te zijn op 15 September, arriveerden de eerste negen crews, elk bestaande uit vier personen: piloot, co-piloot, radio- telegrafist en navigator. 48 Uur later nam het squadron deel aan zijn eerste aktie, ‘Market Garden’. Het was (dus) het jongste squadron dat deel nam aan deze operatie.

In het midden W/C J.A. Sproule, rechts Sqn Ldr C. McVeigh, en links de squadron-mascotte: de hond Brevet. Hel ernstige gerucht ging dal het beest bang was voor katten.
(foto 31 mei 1945; collectie Philip Reinders)

Blake Hill Farm lag op ongeveer negen kilometer van het plaatsje Swindon in het graafschap Wiltshire, en was operationeel sinds maart 1944. Op deze basis was ook 233 Squadron RAF (Royal Air Force) gelegerd. Het personeel van het nieuwe squadron kwam van verschillende eenheden. Sommigen waren ex-instruc- teurs en ervaren piloten, een aantal van hen was zelfs actief geweest tijdens gevechtsacties boven Europa, en anderen hadden in Canada transport- en vlieger- varing opgedaan. De gemiddelde leeftijd was dezelfde als van andere vliegtuigbemanningen, en de radio- telegrafisten en de navigatoren waren de ‘broekies’.
Het motto en het logo van het squadron werden gekozen na de Slag om Arnhem. Op 29 September 1944 kwam F/Lt V.A. Baker van het Public Relations HQ RCAF (Royal Canadian Air Force) langs bij het squadron. Het was zijn idee om de naam ‘Husky’ te adopteren, daar dit hondenras bekend stond om zijn werklust als sledehond. En dat werk was nou net wat het squadron eigenlijk vertegenwoordigde. Het motto was in eerste instantie: ‘Anything, Anywhere, Anytime’ (‘Alles, Overal en Altijd’), maar de instantie die over de squadron-namen besliste, vond dat te lang, en bracht het terug naar het Latijnse ‘Omnia Passim’ (‘Alles en Overal’).
F/Lt. Baker ging aan het werk, en bijna een jaar later, op 27 September 1945, werd hel uiteindelijke logo gepresenteerd aan de commandant van het squadron, W/C Sproule. Aan de buitenzijde toont het het welbekende ‘maple ieaf” boomblad, de Koningskroon (van de Britse koning George VI), de kop van een Husky, en het motto. Het squadron werd ‘geadopteerd’ door de Hudson Bay Company. Als dank daarvoor kregen de vliegtuigen de namen van plaatsen waar de firma was gevestigd, zoals Fort Rae, Fort Ross en Fort Churchill.
Het identificatienummer van het squadron was Z 2, en dat werd links en rechts achter op de romp aangebracht. De leltercodes waarmee elk vliegtuig binnen het squadron afzonderlijk werd aangeduid, werden vaak op de neus van het toestel aangebracht. Soms echter zaten deze letters aan beide zijden van de cockpit. De leltercodes begonnen met een D, een O, of een N. Men verschilde van andere eenheden, want die hadden namelijk geen dergelijke codes.
En dan was er ook nog het serienummer (van de vliegtuigfabriek) dat voor elk toestel uniek was, en er altijd aan verbonden bleef. Zoals bijvoorbeeld KG-563 (zie hierna). Zo’n nummer wordt met name in de Roll of Honour gebruikt om een exacte identificatie van het vliegtuig mogelijk te maken.
Operatie Market Garden was de vuurdoop van het squadron en de meeste bemanningsleden.
Op zondag 17 september 1944 gingen tussen 10.00 en 10.15 uur de eerste 14 vliegtuigen, met daarachter even zoveel gliders, onder bevel van W/C Sproule op weg naar Arnhem; twee toestellen vlogen vanaf Down Ampney, de rest van Blake Hill Farm. In totaal vervoerden zij 146 manschappen, 16 fietsen, 10 motorfietsen, zeven jeeps, acht trailers, twee handkarren, vier buggy’s (opvouwbare karretjes) en drie radiosets. De mannen en hun uitrusting behoorden tot het 7th Battalion The King’s Own Scoltish Borderers, Ist Battalion The Border Regiment en HQ (hoofdkwar-tier) Ist Airlanding Brigade. De te volgen route was Hatfield – Aldeburg – Schouwen Duivenland – ‘s Hertogenbosch (ten zuiden van) – Arnhem – Wolfheze.
De KG-563 van F/O (Flying Officer) G.R. Warrington kreeg problemen met zijn brandstofsysteem, waardoor de twee motoren stil vielen. Beide toestellen verloren al gauw hoogte, en de piloot van het zweefvliegtuig probeerde snelheid te maken. Het sleeptouw raakte echter verstrikt in het neuswiel, en hij verzocht Warrington het toestel los te koppelen. De glider maakte vervolgens een geslaagde noodlanding op het vliegveld van Martlesham Heath. Warrington landde om 13.18 uur op Down Ampney.
De eerste dag van de operatie doorstond het squadron verder goed. Er werden geen vijandelijke vliegtuigen gesignaleerd, en er was wat sporadisch afweergeschut nabij de kust en het landingsterrein. Alle overige 13 Dakota’s koppelden hun gliders zonder problemen af boven het beoogde gebied (Landing Zone S), en keerden veilig terug naar hun thuisbasis.
De volgende dag vlogen zes toestellen naar Arnhem. De andere bleven aan de grond om de vliegtuigen, maar met name de bemanningen, rust te gunnen. De route was dezelfde, maar in de buurt van ‘s Hertogenbosch, Wageningen, Rhenen en Renkum was meer Duits afweergeschut. Dat was eveneens het
geval nabij het afwerpgebied, maar daar werden ook nu geen vijandelijke vliegtuigen gesignaleerd.
De zes vliegtuigen bereikten LZ S, en gooiden de gliders los. Die vervoerden in totaal 21 manschappen (van het Royal Army Service Corps, de 2nd Airlanding Anti-Tank Battery en het Ist Bn The Border Regiment), vier handkarren, één trailer, twee jeeps, één machinegeweer en vier 6-ponder anti-tank- kanonnen.
De KG-422 van F/O J.A. Delahunt liep lichte schade op van geweer- en afweergeschut; een granaat ont-plofte net achter de brandstoftanks.
De 19de werd niet op Arnhem gevlogen; wel brachten vijf vliegtuigen voorraden, benzine, post en personen naar België, en werden spullen en passagiers mee teruggenomen naar Engeland. De KG-589 van F/O J.M. Brynes moest om 13.05 uur in België een noodlanding maken. Toen er problemen met de motoren waren, zette hij die af, en maakt een geslaagde buiklanding in een veld met tabaksplanten. Brynes en zijn bemanning keerden de 20ste terug op Blake Hill Farm.
Op woensdag 20 september vlogen twee Dakota’s voorraden naar Brussel; beide toestellen keerden de volgende dag terug.
De 21ste gingen tien vliegtuigen op weg naar Arnhem. Het werd een zwarte dag voor het squadron; het verloor vier toestellen. Er waren vijandelijke

Dakota’s van 437 Squadron RCAF in de vlucht, 1944/1945.
(foto via W.H. Porler; collectie Philip Reinders)

jageis in de omgeving van Eindhoven, en veel afweergeschut op en om de dropzones. De volgende vliegtuigen keerden niet terug.
De KG-3b7 van F/Lt R.W. Alexander werd door Duitse toestellen neergeschoten, en maakte een crash- landing nabij Son. De piloot en zijn co-piloot, F/O W.S. McLintock, kwamen hierbij om het leven. Ze weiden als onbekend begraven, en werden pas in 1996 geïdentificeerd. Ook sneuvelden drie van de vier Aii Despatchers; zij waren de mannen die de manden en containers uit de Dakota moesten duwen. De navigator, F/Sgt (Flight Sergeant) A. McHugh, raakte gewond, en kwam in een ziekenhuis terecht; telegrafist F/O J. Rechenuc keerde terug naar Blake Hill Farm.
De KG-489 van F/O C.H. Cressman werd om onge-veer 17.30 uur eveneens door Duitse jagers neerge-schoten, en crashte nabij Eerschot (St. Oedenrode), De gehele bemanning en de vier Air Despatchers kwamen hierbij om het leven. Cressman werd als onbekend begraven naast het wrak; zijn identiteit werd pas in 1996 vastgesteld.
Het toestel van P/O (Pilot Officer) R.A. Kenny (FZ- 656) werd geraakt door afweergeschut, en maakte een geslaagde buiklanding bij Turnhout (België). De bemanning overleefde deze manoeuvre, maar belandde in Duits gebied, en werd krijgsgevangen gemaakt. De FZ-694 van F/O W.F. Chambers werd geraakt door afweergeschut, en moest met motorproblemen uitwijken naar vliegveld B.56 bij Brussel.
F/O G.P. Hagerman maakte in zijn KG-376 twee runs _boven.de dropzone (DZ V, Warnsborn) om zijn manden te lossen. Nadat dit gebeurd was, werden ze op de terugweg nabij het gehucht Keldonk, in de omgeving van Erp (gemeente Veghel), aangevallen door zes jagers. Het toestel vloog in brand en raakte stuurloos, en hierop besloot de bemanning het vliegtuig te verlaten. De co-piloot, F/Sgt J.C. Hackett, en de navigator, F/O M.S.R. Mahon, kwamen om het leven. Hun lichamen zijn nooit gevonden, dus ze zagen waarschijnlijk geen kans meer om het vliegtuig, dat neerkwam bij Keldonk, op tijd te verlaten. Hagerman en WOff (Warrant Officer) J.P. De Champlain landden veilig aan hun parachute.
De KG-427 van F/Sgt J.W. Lane liep lichte schade op toen ze door een Duits jachtvliegtuig, een Focke Wulf (FW 190), werden aangevallen. De KG-410 van F/O È.Q. Semple wist aan twee van die toestellen te ontsnappen door in de wolken te duiken.
Er werden door het squadron 112 manden afgewor-pen boven de dropzone.
Vrijdag 22 september vlogen vijf Dakota’s van Blake Hill Farm naar vliegveld B.56 (Brussel) met brandstof en voorraden. Één toestel nam twee vermiste bemanningsleden mee terug, en ook werden tien gewonden van andere eenheden mee teruggenomen. Deze werden naar Down Ampney gebracht. De andere kisten vlogen leeg terug.
De 23ste was de laatste dag voor het squadron wat betreft het vliegen naar Arnhem met voorraden. Deze dag vertrokken de meeste vliegtuigen, 15 in totaal.

Dakota FZ-656, die op 21 september 1944 noodlandde bij Turnhout.
(foto collectie Philip Reinders)

Er kwamen er echter maar 14 aan boven Arnhem, want de FZ-692 van F/O C.N. Roy had problemen bij de start, en bleef aan de grond.
Van de totaal 212 manden werden er 195 gedropt. Er werden geen vijandelijke vliegtuigen gesignaleerd, maar de helft van de Dakota’s zat vol kogelgaten, wat duidde op veel geweervuur van de grond. De KG-501 van F/Lt RJ. Roach nam negen manden mee terug, die van de rollerbaan in het toestel waren gevallen toen hij plotseling moest uitwijken voor vallende manden die gedropt werden uit de voor hem vliegende Dakota’s.
De KG-395 van F/O V.J. Dale had op de terugweg ook nog manden bij zich (acht stuks), omdat deze bleven steken, en niet konden worden uitgegooid.
Weer ging een vliegtuig verloren; de KG-305 van F/O W.R. Pagct werd tijdens het aanvliegen op de dropzone geraakt door afweergeschut, en explodeerde in de lucht. Hij vervoerde landmijnen en munitie die waarschijnlijk ontploften toen ze werden geraakt door de Flak.
Flet vliegtuig crashte ten zuidwesten van Driel. Alle bemanningsleden alsmede de vier despatchers kwa-men om het leven.
De FZ-669 van F/O Bob Purkis was een van de 16 die deze dag naar Arnhem vlogen. Op de 17de had hij een glider gesleept, en nu moest hij voorraden droppen. ‘Onze bemanning had weinig te maken met het laden en het droppen van de manden, dit werd gedaan door mannen van het Royal Army Service Corps, die hiervoor waren opgeleid. Zij duwden de manden over de rollers naar buiten. Onze taak was het laag (600 feet) en langzaam aan te vliegen op de dropzone.
Tijdens de briefing was ons gezegd op deze hoogte aan te vliegen. Ook werden we gewaarschuwd voor de vele Flak en het geweervuur. De enige persoon die in de Dakota beschermd was door een pantserplaat was de piloot, in dit geval ik zelf.
Gezien de aard van de operatie konden we kiezen uit een borstparachute, die men op het laatste moment kon vastklippen, of een Flakvest. Ik koos een borstparachute, de rest van de bemanning nam een Flakvest (anti-schervenvest).
Ik vroeg mij af waarom een kilometer of zes vóór de afwerpzone mijn 2de piloot Paul Kowel zich losmaakte uit zijn harnas, en opstond. Ik kon zien dat ons een aardig warm onthaal stond te wachten boven de dropzone: een brandend vliegtuig en veel lichtspoor- munitie.
Paul (28), de enige van onze crew die getrouwd was, stelde zijn prioriteiten. Met veel moeite pakte hij een van de zware Flakvesten op, legde dit op zijn stoel, en ging er bovenop zitten. Hij gespte zich weer vast in zijn harnas, en mompelde: ‘Ik zal het spul maar zo gebruiken waar het het meeste van nut kan zijn.’ Jammer genoeg was dit de enige humor die we beleefden tijdens de acht dagen van Operatie Market Garden.
Boven het afwerpgebied aangekomen, barstte de hel los. Een van de despatchers had zijn veiligheidshar- nas niet om, werd met een mand mee naar buiten gesleurd, en viel te pletter. Even daarvoor zag ik links van mij dat Bill Pagets vliegtuig werd geraakt, en explodeerde. De lichtspoorkogels van het afweergeschut vlogen voor de neus langs. Ik had respect voor de P-47 Thunderbolts die links en rechts tussen ons doordoken om de Flak-posities te beschieten.
Nadat we onze laatste manden hadden gedropt, zag ik voor het eerst een Messerschmitt Me-262. Ik kreeg hier kippevel van, en ik begon te klimmen om in de veiligheid van de wolken te komen. We bleven daarin tot we de Britse kustlijn weer hadden bereikt/
Al met al verloor het squadron 12 man, een groot verlies voor een eenheid die net was opgericht.
De zware verliezen van de afgelopen dagen werden ‘beloond’ met een aantal onderscheidingen. W/C Sproule ontving de (Nederlandse) Bronzen Leeuw; het Distinguished Flying Cross werd toegekend aan F/L Blythe en F/O Hagerman; de Distinguished Flying Medal aan F/Sgt McHugh (KG-387); en F/O Rechenuc (KG-387) werd Mentioned in Despatches.
Na ‘Arnhem’ hield het squadron zich bezig met hel vervoer van voorraden van en naar het vasteland. Een voorbeeld van het vele werk wat zij deden: op een dag vervoerden ze 1140 jerrycans met brandstof. Men maakte lange uren, en het grondpersoneel verrichtte veel werk om de vliegtuigen in de lucht te houden. In de maand oktober vervoerde men 2316 passagiers, en bracht men 645 gewonden terug naar Engeland. Op 24 oktober 1944 vloog F/Sgt. D.N. Schneider met zijn bemanning en een ‘WAAF’ (een lid van de Women’s Auxiliary Air Force) vanuit Antwerpen terug naar Blake Hill Farm. Ze zijn echter nooit aangekomen, en zijn sindsdien vermist.
De volgende aktie waar het squdron bij werd betrokken, was de Rijn-crossing op 21 Maart 1945. 26 Vliegtuigen namen deel: 24 Dakota’s sleepten Horsa- zweefvliegtuigen, met daarin 230 officieren en manschappen van de Royal Ulster Rifles, samen met 13 jeeps en trailers, zes jeeps en 6-ponder anti-tankka- nonnen, twee trailers, twee handkarren, twee motorfietsen en vier fietsen.
De operatie verliep succesvol, en er werden geen verliezen geleden. De 26ste van die maand keerde men terug naar Engeland, en ging weer verder met het ‘gewone’ werk van bevoorrading.
In april werd begonnen met het vervoeren van geal
lieerde ex-krijgsgevangenen. Het hoogtepunt was op 17 en 18 april; men transporteerde er toen 681, en tevens 76 gewonden, twee ‘gewone’ passagiers, 205.000 pond brandstof en 80.000 pond munitie.
Op 7 mei 1945 verliet de RCAF-eenheid Blake Hill

De verkeerstoren op vliegveld Blake Hill Farm, 1944/1945.
(foto collectie Philip Reinders)

Farm, en vertrok naar Nivells in België. Andere squadrons die hoofdzakelijk een defensieve taak hadden, werden ontbonden, maar het 437e niet. Men bleef ex-krijgsgevangenen van verschillende nationaliteiten vervoeren. Op 10 mei vloog Squadron Leader (Sqn Ldr) C. McVeigh naar Olso om de Duitse vredesafge- vaardigden naar Schotland te vliegen.
In juni werden de Dakota’s naar Melsbroek (België) overgeplaatst. Een detachement vertrok naar Oslo, en in augustus ging een ander detachement naar Odiham (Engeland).
In september 1945, een jaar na de oprichting van het squadron, droeg W/C Sproule het commando over aan W/C A.R. Holmes.
Men vertrok naar Evere, waar ze tot half november bleven. Toen verliet men België om naar Odiham (graafschap Hampshire) te gaan. Ook het Oslo-deta- chement keerde terug. Men bleef zich bezig houden met het transport van vracht en passagiers.
In mei 1946 werden deze activiteiten gestaakt, en twee weken later keerde men terug naar Canada, waar in juni van dat jaar het 437e Transport Squadron werd opgeheven.
Op 1 oktober 1961 werd het squadron heropgericht, en het opereert tot op de dag van vandaag vanaf RCAF Station Trenton.

Download ministory

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Vraag of reactie?
Laat hier uw reactie achter.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.