Ministory 049 – JEDBURGH TEAM CLAUDE

MINISTORY
JEDBURGH TEAM CLAUDE
door Roger King

Bijlage bij Nieuwsbrief No. 61 / februari 1996
Onder de duizenden soldaten die hangend aan een parachute of zittend in een glider begonnen aan wat later de Slag om Arnhem zou worden genoemd, bevonden zich drie mannen – een Nederlander en twee Amerikanen – van het Jedburgh Team Claude. Zij waren opgeleid om een minder conventionele – sommigen zouden misschien zeggen ‘een duistere’ – taak uit te voeren dan de overige parachutisten met wie zij afsprongen; een taak die door het noodlot niet kon worden uitgevoerd.
De ‘Jedburgh mission’ was in de tweede helft van het jaar 1943 in het leven geroepen. Deelnemers werden gerecruteerd uit de S.O.E. (Special Operations Executive) en haar Amerikaanse equivalent, de O.S.S. (Organisation of Strategie Services), maar ook uit diverse Europes ‘legers in ballingschap’. Het doel van de aldus gevormde teams was een verbinding tot stand te brengen tussen de verzetsgroepen in Europa en het geallieerde legercommando, teneinde de ondergrondse op een effectieve manier te bewapenen en te coördineren. Elke groep bestond uit drie man: een officier uit het desbetreffende land, een Britse of een Amerikaanse officier, en een radio-telegrafist. Het eerste als zodanig samengestelde team werd in mei 1944 boven Frankrijk geparachuteerd, en in de maanden daarna werden tientallen groepen Europa ingestuurd, als voorhoede van het geallieerde invasieleger.1)

In september 1944 ontvingen vier teams instructies over operatie Market, waaraan zij als onderdeel van het geallieerde luchtlandingsleger zouden deelnemen.
Jedburgh Team Edward zou springen met het hoofd-kwartier van generaal Browning (British Airborne Corps) in de omgeving van Nijmegen. ‘Clarence’ en ‘Daniël’ werden ingedeeld bij respectievelijk de 82nd en de 101st U.S. Airborne Divisions. Team Claude werd toegevoegd aan de Ist British Airborne Division, die bij Arnhem zou landen.2)

Jacobus (‘Jaap’) Groenewoud, tweede luitenant der infanterie, 1942/1943. (foto: collectie Airborne Museum ‘Hartenstein’)

De manier waarop deze groepen werden ingezet, was nieuw. Normaal gesproken werden de mannen vóór de geallieerde voorhoede gedropt, en opereerden zij achter de vijandelijke linies. In dit geval zouden de ‘Jeds’ daadwerkelijk bij de gevechten worden betrokken. De 27-jarige reserve-kapitein der infanterie Jacobus Groenewoud was de Nederlandse officier in Jedburgh Team Claude. Hij werd vergezeld door twee Amerikanen, Lieutenant Harvey Allan Todd en Technical Sergeant Carl Alden Scott. Toen Groenewoud zich in 1940 als vrijwilliger aanmeld- de voor het Nederlandse leger in Groot-Brittannië, was hij als accountant werkzaam in Zuid-Afrika. Na zijn officiers- opleiding werd hij via het Bureau Bijzondere Opdrachten ter beschikking gesteld van de S.O.E. voor Jedburgh-diensten.3)
Harvey Todd (28) was voor de oorlog onderwijzer in Illinois. Hij werd voor de militaire dienst opgeroepen in 1941, volgde in het volgende jaar een officierstraining, en trad toe tot de Amerikaanse parachutistengelederen voordat hij zich als vrijwilliger aanmeldde voor de O.S.S.. Na zijn opleiding werd hij door de Jedburgh-staf omschreven als ‘Een sterk, atletisch type … Heeft een plezierige persoonlijkheid en moet in staat zijn een karwei af te maken ongeacht wat er gebeurt’. Hij kwam voor het eerst in actie toen hij met een Jedburgh team werd gedropt voorafgaande aan de invasie in Normandië.
Zijn landgenoot Carl Scott, met 22 jaar de jongste van het drietal, was voor hij militair werd, bagage-afhandelaar van beroep in Ohio. Na een tijdje in het Signal Corps te hebben gediend, trad hij tot de O.S.S. toe. Uiteindelijk werd hij de radio-telegrafist van Jedburgh Team Claude.4)
In de orders van de lst Airborne Division werd de opdracht voor ‘Claude’ als volgt omschreven. ‘Het

Captain Harvey Todd, 1945. (foto via mw. Amanda Todd)

Jedburgh team is, onder bevel van de divisiecomman- dant, verantwoordelijk voor het ondersteunen van de militaire operaties met alle middelen die met behulp van verzetsgroepen beschikbaar zijn, en voor het adviseren … over de betrouwbaarheid van deze groepen. Eveneens geven zij de bevelen van de divisie- commandant door aan groepen verzetsmensen die operationeel als een eenheid optreden. Zij geven alle informatie door die via ondergrondse kanalen binnenkomt, of verzamelen gewenste gegevens bij die groepen. Orders zullen aan bekend zijnde verzetsgroepen zijn doorgegeven voordat de operatie begint. Als gevolg daarvan zullen leiders van groepen binnen een straal van 20 kilometer van het operatiegebied, dat gebied binnengaan en contact opnemen met het Jedburgh team’.5)
De vier bij Market Garden betrokken Jedburgh teams kregen hun instructies op donderdag 14 september, drie dagen voordat de operatie begon. ‘Claude’ zou samen met het hoofdkwartier van de Ist Parachute Brigade springen, en met hen oprukken naar Arnhem.6)
Op 17 september 1944 gingen de drie mannen aan boord van hun toestel op het vliegveld Barkston Heath, bij Grantham in Lincolnshire. Todd rapporteerde later: ‘Sprongen … om ongeveer 1400 uur. Perfecte landing, precies op dropzone. Zeer weinig Flak onderweg. Zon scheen gehele dag’. Na de landing regelde hij samen met Groenewoud hulp van burgers, en zorgde voor vervoermiddelen.
Vervolgens werd Scott erop uitgestuurd om hun uit-rusting, inclusief de radio, te verzamelen, terwijl Groenewoud en Todd op weg gingen met de lst Brigade, richting centrum van Arnhem. Terwijl zij oprukten, probeerden deze twee zoveel mogelijk informatie in te winnen over overheidsofficials en Duitsers, door enkele telefonische gesprekken te voeren en door vragen te stellen aan burgers die ze tegenkwamen.
In de tussentijd ondervond Scott moeilijkheden bij het vinden van de Jedburgh radio. Tegen de tijd dat hij het zoeken opgaf, was de brug in Arnhem voor hem
niet meer bereikbaar. Hij werd toegevoegd aan de verdedigers van de Oosterbeekse perimeter, en zou de andere twee nooit meer terugzien.4)
Nadat ze bij de Arnhemse verkeersbrug waren aange-komen, bleven Groenewoud en Todd bij het brigade- hoofdkwartier en namen hun intrek in een groot gebouw ten westen van de noordelijke oprit. Todd bracht de meeste tijd vervolgens door met observeren en sluipschieten vanuit het dakraam, van waaruit hij een mooi uitzicht op de brug had. Een Britse officier heeft hem daar gezien: ‘Ik herinner me de Amerikaan Harvey Todd’, schrijft hij, ‘Hij kwam bij mij in de Observation Post met zijn Springfield automatische karabijn en liet me er een keer mee knallen; ik zag groen van jaloezie’.7)
Op maandagmorgen probeerde een kolonne Duitse pantservoertuigen vanuit het zuiden over de brug een aanval te doen. Dit bood Todd de gelegenheid om als sluipschutter op te treden, en het vuur te leiden van enkele Britse anti-tankkanonnen, die beneden hem stonden opgesteld. Een van de mannen die bij hem waren, herinnert zich dat hij dacht: ‘De Amerikaan moet er een groot aantal voor zijn rekening hebben genomen; hij keek weg van het raam dat als zijn schietgat diende, en ving mijn blik op met een mysterieuze Mona-Lisa-uitdrukking op zijn gelaat die het hele incident en de positieve afloop daarvan in één seconde weergaf’.8)
Later, om ongeveer 11.00 uur, vloog een kogel door het raam. Deze ketste af op Todds helm en veroorzaakte een sproei regen van glassplinters die hem vol in het gezicht trof. In de kelder werd hij medisch behandeld, en daar nam hij even gas terug om te herstellen.
Vroeg op de dinsdagmorgen ging hij terug naar de zolder om mee te helpen een ochtend-aanval af te slaan. Duits machinegeweervuur dwong hem tijdelijk zijn post te verlaten, en daarom nam hij een Bren gun over, waarvan de bezitter getroffen was. ‘Vanaf die plek’, zo rapporteerde hij later, ‘was ik in staat een 20 mm luchtdoel kanon uit te schakelen dat ongeveer 200 meter verderop in de straat was opgesteld. Het vuurde van korte afstand op een huis waarin een aantal van onze mannen zaten’.
Tegen deze tijd was het tekort aan medische voorraden een echt probleem geworden. Kapitein Groenewoud deed een poging telefonisch contact op te nemen met het Sint Elisabeths Gasthuis om hen te vragen of zij wat hulpmiddelen konden afstaan of zelfs enige van de gewonden wilden opnemen. De lijn was echter dood.
Vervolgens praatte hij met de burgers die in de kelder schuilden, om te vragen waar de dichtstbijzijnde telefoon was. Ze vertelden hem dat er ongeveer twee straten verder eentje was in een pand waar een huisarts gewoonlijk spreekuur hield. Samen met Todd ging hij op pad om te proberen in het huis te komen en telefonisch om hulp te vragen.
Op dat moment was een Britse soldaat die zich achter het gebouw bevond waar het brigadehoofd kwartier was gevestigd, met zijn Bren gun in een vuurgevecht
gewikkeld met enkele Duitsers die posities hadden ingenomen langs de Hofstraat. Hij schrijft: ‘Tijdens een pauze in de gevechten werd ik aangesproken door een Amerikaan en een Nederlander die zeiden dat ze de straat op wilden gaan. Ik herinner me nog heel goed wat ik tegen ze zei: ze gingen zelfmoord plegen. Maar ze wilden per se die kant op. Ik zag hoe ze langs de muur aan de rechterkant van de weg slopen. Waar de weg naar rechts afboog, verdwenen ze uit mijn gezichtsveld’.9)
In Todds rapport staat: ‘We waren ongeveer halverwege en stonden tegen de muur van een gebouw, klaar om de weg over te sprinten, toen een sluipschutter op kapitein Groenewoud vuurde. De kogel trof hem in zijn voorhoofd, en kwam er aan de achterkant weer uit. Hij was op slag dood’. Todd stond er nu alleen voor.
‘Ik dook het dichtstbijzijnde huis in om dekking te zoeken’, vertelt hij verder. ‘Hier trof ik een burger aan die een beetje Engels sprak. Ik vertelde hem over de gewonden en vroeg hem of hij het ziekenhuis kon bellen. Hij zei dat de buren telefoon hadden, en dus gingen we daarheen. Hij kreeg het ziekenhuis aan de lijn, maar de arts (een Nederlander) zei dat het onmogelijk was om te hulp te komen. Hij had het reeds eerder geprobeerd, maar de Duitsers waren nu aan de winnende hand. Zij waarschuwden hem dat er geschoten zou worden als er een ambulance op uit werd gestuurd’.
Todd slaagde er vervolgens in veilig terug te keren naar het brigadehoofdwartier, en hij nam zijn plekje bij het dakraam weer in.
In de loop van woensdag werd de situatie bij de Arnhemse verkeersbrug steeds nijpender. Todd: ‘Een Duitse mitrailleur stond opgesteld op het balkon op de eerste verdieping van een huis aan de overkant van de straat. Deze zorgde voor een onafgebroken spervuur op ons gebouw, met name de ramen, zodat wij praktisch niet in staat waren vanuit de voorzijde van het pand te schieten. Ik pakte een Bren gun en kroop via de goot het dak op. Daar vandaan slaagde ik erin de mitrailleurpost uit te schakelen.
Mijn actie trok van alle kanten vuur aan van sluip-schutters, en één kogel sloeg in de kolf van mijn Bren gun in. Ik besloot hierop dat het de hoogste tijd was om die plek te verlaten. Toen de Duitsers op mij schoten, verraadden ze hun eigen posities, en onze mannen kregen er verscheidene te pakken’.
Later die dag was Todd een paar minuten van de wereld ten gevolge van de ontploffing van een mortiergranaat. Scherfjes drongen daarbij in zijn hand. ‘Werd verbonden door de Medical Officer die fantastisch werk deed bij de gewonden. Ik snap niet hoe hij het voor elkaar kreeg om zo dag en nacht door te gaan’.
Todd ondernam weer een tocht naar boven om te hel-pen bij het bestrijden van brand, maar tegen de avond stond het pand in lichterlaaie en moest verlaten worden. Degenen die niet al te zwaar gewond waren, slaagden erin te ontkomen naar enige schoolgebouwen die in de buurt stonden. Zij werden ingedeeld in groepjes van ongeveer 10 man, die op eigen houtje moesten proberen te ontsnappen. Todd had de leiding van de eerste groep die vertrok.6)
‘Ik had nog de twee patronen in mijn karabijn en een granaat in mijn hand. Een van ons had helemaal geen wapen, dus gaf ik hem mijn pistool. We liepen een straatje in en kwamen uit op een brede weg. Duitsers kwamen ons achterop, dus we moesten proberen deze weg over te steken. We kozen een gebouw aan de overkant uit en begonnen er naar toe te rennen. Toen we vlak bij de stoeprand waren, opende een machine-geweer het vuur op ons. Ik sloeg tegen de grond en dacht dat ik was geraakt. Terwijl ik viel, bevond ik me dicht bij de stoeprand, en ik kon het machinegeweer zien. Dus ik gooide mijn handgranaat en bracht het tot zwijgen.
Ik voelde nog steeds een pijn in mijn zij, en ik ging ervan uit dat ik was getroffen. Verder voelde ik me in orde, dus ik besloot om het gebouw heen te hollen. Net op dat moment opende een eind verder in de straat een ander machinegeweer het vuur, maar ik redde het zonder kleerscheuren. Ik rende vervolgens door twee of drie uitgebrande gebouwen heen en klauterde over een stenen muur. Ik hoorde Duitsers aankomen, en aangezien ik geen uitweg meer zag, klom ik maar een boom in. Beneden me passeerden diverse Duitsers, maar niemand keek omhoog’. Langzaam aan stierf het geluid van schieten en schreeuwen weg. ‘De steken in mijn zij waren verdwenen, dus besloot ik de zaak te onderzoeken om te kijken wat het was. Ik vond een onregelmatig gevormde kogel in de patroontas van mijn karabijn. De kogel had een lege patroonhouder geraakt en was

De Arnhemse verkeersbrug en omgeving, september 1944. Uit: ‘Arnhem 1944, Operation Market Garden’ door Stephen Badsey; tekening door Peter Harper)

er niet doorheen gegaan. Ik veronderstel dat dit mijn geluksdag was’.
Hij bleef, bepaald ongemakkelijk, in de boom zitten tot donderdagavond, liet zich naar beneden zakken en kroop onder een struik om te gaan slapen, ‘moe en nat en hongerig’. De gehele vrijdag bleef hij waar hij was, maar die avond ontdekte hij een uitgebrande machine werkplaats waar hij zich de volgende paar dagen schuilhield. Het water in zijn veldfles was bijna op, en het enige eten werd gevormd door een paar peren die hij had gevonden.
In de tussentijd was sergeant Scott nog steeds betrok-ken bij de gevechten in Oosterbeek. De laatste keer dat hij werd gezien, was op deze zelfde vrijdag. Kort daarna werd de schuttersput waarin hij zat, bedolven onder het zand als gevolg van een voltreffer. ‘) Later kwam aan het licht dat hij de slag toch had overleefd, maar op 2 november 1944 was zijn geluk definitief op. Op die dag sneuvelde hij tijdens een patrouille met een eenheid van de lOlst U.S. Airborne Division in de omgeving van Wageningen.10)
Todd slaagde erin op vrije voeten te blijven door zich in het uitgebrande gebouw schuil te houden tot woensdag 27 september. Toen ‘kwamen Duitsers op strooptocht de werkplaats binnen. Ik kon me een tijdje verborgen houden achter een staalplaat, maar iemand vond het nodig erachter te kijken. Ik weet niet wie van ons tweeën het bangste was, maar hij was in ieder geval het meest verrast. Uiteindelijk trok een van de Duitsers zijn pistool, en vervolgens marcheerden ze me af naar hun hoofd kwartier om de hoek’.
Todd moest na zijn Arnhem-ervaringen nog onder-vragingen, twee krijgsgevangenkampen en een paar nachtmerrie-achtige voettochten door het ineen-schrompelende Reich ondergaan. Tijdens de tweede mars slaagde hij erin weg te glippen uit een kolonne gevangenen, en uiteindelijk kwam hij met Amerikaanse troepen in contact op 4 mei 1945.
Harvey Todd werd voorgedragen voor een onder-scheiding door een officier van het hoofdkwartier van de Ist Parachute Brigade. ‘Tijdens de gevechtshande-lingen’, staat in de aanbeveling, ‘schakelde hij eigen-handig met zijn karabijn een groot aantal vijandelijke troepen uit. … Allen die hem meemaakten, waren onder de indruk van zijn kalmte en opgewektheid onder de moeilijkste omstandigheden’.4)
Todd kreeg de Distinguished Service Cross, de op een na hoogste Amerikaanse onderscheiding voor moed. Hem viel ook de Purple Heart ten deel voor de verwondingen die hij bij Arnhem had opgelopen.
Na de oorlog keerde hij terug naar het burgerleven, en kreeg vervolgens een baan als verzekeringsagent. Samen met zijn vrouw woonde hij in de Amerikaanse staat Illinois, waar hij oorspronkelijk vandaan kwam.11)
Jacobus Groenewoud, of ‘Jaap’ zoals Todd hem kende, kreeg een veldgraf op enkele kilometers afstand van de plaats waar hij sneuvelde tijdens zijn dappere poging om hulp te halen voor de gewonden bij de brug in Arnhem. Na de bevrijding van Nederland kreeg hij een definitieve rustplaats op het Airborne Kerkhof in Oosterbeek: rij 20 B, graf 12. I2)
Todd stelde een aanbeveling voor hem op zodat hij in aanmerking zou komen voor een medaille voor hetgeen hij gedaan had. ‘Ik ben van mening dat deze actie ver boven zijn normale plicht uitging, en daarom beveel ik kapitein Groenewoud aan voor een postume eervolle vermelding’, schreef hij. De Nederlandse officier werd onderscheiden met de benoeming tot Ridder in de Militaire Willemsorde 4e Klasse.
De naamgeving van het Groenewoud-plantsoen nabij de John Frostbrug in Arnhem is een eerbetoon aan de officier die gevallen is voor de bevrijding van zijn vaderland.
Carl Scott stond vele maanden genoteerd als vermist (‘Missing in Action’). Zijn stoffelijke overschot werd pas na de oorlog gevonden, en uiteindelijk werd het overgebracht naar Ohio. IO)
Jedburgh Team Claude heeft de opdracht voor operatie Market Garden waaraan op 17 september 1944 werd begonnen, niet kunnen uitvoeren. Gescheiden van elkaar en vastgepind door de zware gevechten, kregen de drie leden van de groep daar nooit de kans voor. Toch hebben mannen van de Ist British Airborne Division nog steeds goede redenen om herinneringen op te halen aan Todds opmerkelijke scherpschutterskunst en Groenewouds opoffering in een poging gewonden te helpen.

Noten:
Details en citaten die niet in de noten staan vermeld, zijn afkomstig uit Lieutenant Todds beschrijving van de operatie, die zich bevindt in de National Archives in Washington DC (Verenigde Staten van Amerika).
1) “Cloak and Dagger’, door Corey Ford en Alastair MacBain.
2) Airborne Corps Operation Order (Public Record Office, Kew, Verenigd Koninkrijk).
3) ‘Zwevend naar de dood; Arnhem, 1944” door Th. Peelen en A.LJ. van Vliet.
4) ‘Claude’-rapport (National Archives).
5) Ist Airborne Division, Instructions (P.R.O.).
6) Ist Parachute Brigade, War Diary (P.R.O.).
7) Dennis Munford, brief aan de auteur. (Major, Battery Commander 3rd Airlanding Lighl Battery, Royal Artillery).
8) Leo Hall, brief aan de auteur. (Lance Bombardier, 3rd Airlanding Light Battery, Royal Artillery)
9) James Crabtree, brief aan de auteur. (Lance Bombardier, Ist Airlanding Antitank Battery, Royal Artillery)
10) Jan Hey, brief aan de auteur.
11) Harvey Todd (+) en zijn vrouw Amanda, brief aan de auteur.
12) ‘Roll of Honour, Battle of Arnhem – 17-26 September 1944’, door J.A. Hey.
Naschrift:
De redactie houdt zich aanbevolen voor opmerkingen van lezers die iets weten (uit eigen ervaring of omdat ze het ergens hebben gelezen of gehoord) over de belevenissen van Technical Sergeant Scott in de peri-meter van Oosterbeek.

Download ministory

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Vraag of reactie?
Laat hier uw reactie achter.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.