Ministory 042 – GEALLIEERDE STOFEMBLEMEN GEDRAGEN BIJ DE SLAG OM ARNHEM

MINISTORY
GEALLIEERDE STOFEMBLEMEN GEDRAGEN BIJ DE SLAG OM ARNHEM
door P. Pauwels
No.42
Bijlage bij Nieuwsbrief No. 54 / mei 1994

Inleiding
In 1937 werd voor de Britse troepen een nieuw uni-form, de battle dress, ingevoerd. Doel van de legerlei-ding was standaardisatie van de tot dan toe gedragen uniformen tot een soort eenheidskleding voor alle troepen. Het dragen van emblemen – met uitzondering van rangonderscheidingstekens en kaki schou- derpassanten – was om strategische redenen verboden. Slechts enkele eenheden, zoals bijvoorbeeld de Grenadier Guards, behielden het recht hun naam ook op de battle dress te dragen.
In 1939 constateerde luitenant-generaal Gort, “commander in chief” van de Expeditionele Strijdkrachten in Frankrijk, dat er een groeiende behoefte bij de troepen was aan het dragen van onderscheidingstekens. Om het moreel hoog te houden (de espritde corps) werd dan ook aan het War Office een ver- zoek gedaan onderschei dingstekens toe te staan. Dit resulteerde begin 1940 in toestemming tot het dragen van “shoulder designations” (straatnamen). Later dat jaar volgde toestemming voor “formation signs” (divisie-emblemen). Omdat ieder onderdeel zijn eigen tradionele kleuren gebruikte, leverde dit een bonte verzameling emblemen op. Van het totaal zijn in deze ministory de meeste Britse landmachtemblemen (dat wil zeggen voor zover na te gaan aan de hand van foto’s en andere informatie) die in september 1944 tijdens de Slag om Arnhem zijn gedragen, beschreven.
Naast de genoemde emblemen is tevens getracht de specifieke vaardigheidsemblemen voor parachutisten (“qualification badges”) te inventariseren. Gezien de complexe samenstelling van het toenmalige Britse

In de jeep in het grootste diorama van het Airborne Museum zit een sergeant van de Royal Artillery. Op zijn rechtermouw van boven naar beneden: de emblemen 24-14, 2 en 7. (Foto: P. Pauwels)

leger is het in deze ministory gegeven overzicht zeker niet compleet. Op- en aanmerkingen en correcties ziet de auteur dan ook graag, via de redactie, tegemoet!

Emblemen
1. “Wing Qualified Paratroeper”. Op 28 december 1940 werd dit vaardigheidsembleem voor Britse parachutisten ingevoerd. Men droeg op elke mouw van de battle dress een exemplaar. Op de smock werd er slechts één gedragen, op de rechtermouw.
Beschrijving: een witte parachute met blauwe vleugels op een kaki achtergrond. Voor de parachutisten die in India opgeleid waren, had het embleem een zwarte achtergrond. Als zodanig is het ook tijdens de Slag om Arnhem door sommige militairen van het 156e Parachutisten-bataljon gedragen. Op het uniform dat majoor J. Waddy, een van de compagniescommandanten, gedragen heeft, is in het Airborne Museum “Hartenstein” een dergelijke wing te zien.
2. “Pegasus”. Dit is wellicht het meest tot de verbeelding sprekende embleem dat we bij Arnhem aantreffen, getuige de veelvuldige afbeelding op boekomslagen, souvenirs en zelfs bij een tankstation in Oosterbeek. De afbeelding is gebaseerd op een Griekse heldensage, en bestaat uit het gevleugelde paard Pegasus en zijn berijder Bellerophon. Op initiatief van generaal F.A.M. Browning en naar het ontwerp van majoor E. Seago, werd het embleem in mei 1942 ingevoerd ten behoeve van luchtlandingsdivisies. Het werd dus gedragen door onder andere de militairen van de le Vereniging Vrienden van het Airborne Museum

Britse Luchtlandingsdivisie.
Bekend zijn zowel gedrukte als geborduurde versies: van beide is bekend dat ze tijdens de Slag om Arnhem zijn gedragen. De gedrukte exemplaren vertonen nog- al eens kleur- en kwaliteitsverschillen. Voor meer informatie over dit embleem: zie Ministory XII. Draagwijze: op beide mouwen van het uniform een exemplaar. Beschrijving: Pegasus met Bellerophon in blauw op een wijnrode (“maroon”) achtergrond.
3. “AIRBORNE”. Dit is in zekere zin een algemeen embleem, wat erop neerkomt dat het werd gedragen door iedereen die niet tot “The Parachute Regiment” behoorde, maar hier wel in korpsverband mee samenwerkte, bijvoorbeeld bij militaire operaties, en als zodanig ook herkenbaar diende te zijn. Samen met het hierboven beschreven Pegasus- embleem werd het in 1942 ingevoerd. Het embleem komt voornamelijk in de geborduurde versie voor. Beschrijving: het woord AIRBORNE in donkerblauw op een wijnrode achtergrond.
4. “PARACHUTE”. Dit embleem was bestemd voor de parachutistenbataljons. Bij de soldaten van de 21e Onafhankelijke Parachutistencompagnie was het Romeinse cijfer XXI toegevoegd. Een voorbeeld van het laatstgenoemde embleem, ofte wel “shoulder title”, bevindt zich in het Airborne Museum “Hartenstein” op de battle dress van kapitein H.D. Eastwood.
In 1943 werd het embleem vervangen door de navol-gende nummers 5. en 6.. Beschrijving: het woord PARACHUTE in lichtblauw op een wijnrode achtergrond.
5. “ARMY AIR CORPS”. Tot het einde van 1943 waren de parachutisten en gliderpiloten ondergebracht in het Army Air Corps. Vanaf mei 1943 werd dit embleem gedragen door deze eenheden.
Beschrijving: de woorden ARMY AIR CORPS in don-kerblauw op een lichtblauwe (“Cambridge blue”) achtergrond.
6. “PARACHUTE REGIMENT”. Met de formatie van de para’s in hun eigen regiment kregen zij tegen het einde van 1943 hun eigen onderscheidingsteken. Beschrijving: de woorden PARACHUTE REGIMENT in donkerblauw op een lichtblauwe (“Cambridge blue”) achtergrond.
7. “AIRBORNE”: De officiële benaming was “Flash Airborne”. Dit embleem verving in 1942 de bij 3. beschreven “shoulder title” (die overigens nog lange tijd werd gedragen), omdat manschappen die aan een luchtlandingsdivisie waren toegevoegd, toestemming kregen hun eigen “regi men tal/corps designations” (= “shoulder titles” met de naam van het regiment of korps) te dragen.
Het betreft eenheden en regimenten die niet tot het parachutistenregiment behoorden, maar hier bijvoor-beeld slechts logistiek aan toegevoegd waren (infanterie-, verbindings- en genie-eenheden en dergelijke). Het embleem werd gedragen door “gliderborne” (met zweefvliegtuigen vervoerde) eenheden en door sommige onderdelen van de “seaborne tail”. Beschrijving: het woord AIRBORNE in blauw op een rode achtergrond.
8. “Course only trained parachutist”. Dit embleem werd ingesteld op 17 juni 1942 en was bestemd voor hen die opgeleid waren tot parachutist, maar niet bij een parachutisteneenheid ingedeeld waren. Aanvankelijk werd het embleem op de rechterboven- mouw gedragen, maar kort daarna werd de officiële plaats op het uniform de rechterondermouw. Na het maken van een aantal parachutesprongen was men gerechtigd dit embleem te dragen. De Engelse benaming voor dit soort vaardigheidsemblemen was “qualification badge”. Beschrijving: een witte parachute op een kaki achtergrond.
9. “Army Flying Badge”: In april 1942 werd een onderscheidingsteken voor zweefvliegtuigpiloten ingevoerd. Na de opleiding aan de Elementary Flying Training School succesvol te hebben afgerond, kreeg men de rang van sergeant. Ook officieren namen aan de opleiding deel. Het behalen van dit brevet bracht overigens geen privileges met zich mee. Beschrijving: een goudgele leeuw op een goudgele kroon met blauwwitte vleugels op een zwarte achtergrond. Er bestaan ook exemplaren met een kaki achtergrond.
10. “Second glider pilot”. Op 19 augustus 1944 werd een embleem voor de co-piloten van gliders ingevoerd. Beschrijving: een goudgele letter G in een goudgele cirkel met witte vleugels op een zwarte achtergrond.
11. “Gliderborne troops”. Militairen die als “glider troops” opereerden, mochten (na oefening) dit onder-scheidingsteken dragen. Bij Arnhem gebeurde dat door de drie bataljons van de le Luchtlandings- brigade. Het embleem werd op de rechterondermouw van het uniform gedragen. Beschrijving: een lichtblauwe glider op een kaki ach-tergrond.
12a. “SOUTH STAFFORD”. Dragers van dit embleem waren de manschappen van het South Staffordshire Regiment. Samen met de resten van het le, 3e en 11e Parachutistenbataljon maakte het 2e Bataljon van dit regiment deel uit van de zogenaamde “Lonsdale Force”. Deze samengestelde eenheid verdedigde onder leiding van majoor D. Lonsdale de perimeter bij de Oude Kerk in Oosterbeek-Laag. Beschrijving: de woorden SOUTH STAFFORD in wit op een rode achtergrond.
12b. “S. STAFFORD”: In feite is dit een verkorte versie van embleem 12a. Het Airborne Museum bezit de ori-ginele exemplaren van majoor R. Cain. Beschrijving: de woorden S. STAFFORD in wit op een rode achtergrond.

13. BORDER . Gedragen door militairen van “Ist Border”, ofte wel het le Bataljon van “The Border Regiment”. Beschrijving: het woord BORDER in wit op een rode achtergrond. Het le Bataljon gaf echter de voorkeur aan een “shoul- der title” met de “regimental colours”: gele letters op een groene achtergrond met een purperkleurige rand. Het 7e Bataljon van de “The King’s Own Scottish Borderers droeg geen “shoulder title” maar een reepje (“leslie”) tartan (Schotse geruite wollen stof).
14. “DORSET”. De manschappen van The Dorsetshire Regiment droegen dit embleem tijdens operatie Market Garden. In de nacht van 24 op 25 september 1944 staken Dorsets van de A- en B Compagnieën van het 4e Bataljon vanuit het zuiden de Rijn over om de Oosterbeekse perimeter te versterken. Beschrijving: het woord DORSET in wit op een rode achtergrond. September 1944, na de Slag om Arnhem. Te midden van krijgsgevangen Britse soldaten loopt (links) een sergeant/ signaller” van het Reconnaissance Squadron in Ellekom. Op zijn rechtermouw van boven naar beneden: een reepje tartan (is/was hij een Schot?) en de emblemen 2 en 24-13. Waarom zit RECONNAISSANCE niet boven aan de mouw?

Rechts naast de “signaller” loopt Lance Corpoial J.C.O. Lothian, “company clerk” van de C-Compagme van de K.O.S.B., zónder tartan.(Foto: Bundesarchiv, Koblenz)

 

15. Voor de verslaggeving over de operatie Market Garden zorgden diverse oorlogscorrespondenten. Ook zij hadden hun specifieke emblemen. Het officiële hoofddekselembleem was de letter “C” in een cirkel, beide geborduurd met gouddraad op een donkergroene achtergrond. Op de schouders droegen de verslaggevers donker-groene passanten (stoffen lussen die over de epauletten werden geschoven) met in goudkleurige letters (geborduurd) de tekst “BRITISH WAR CORRESPON-DENT”. Niet-Britse correspondenten droegen passanten met de tekst “ALLIED WAR CORRESPONDENT”, zoals de Pool Marek Swiecicki. Bekende Britse verslaggevers van de Slag om Arnhem waren Alan Wood en Stanley Maxted.
16. “AFPU”. Militairen van de “Army Film and Photographic Unit” zorgden voor foto’s en filmbeelden van de strijd. Het embleem van deze eenheid werd zowel op beide mouwen van de battle dress als op de “smock” gedragen. Als zij opgeleid waren tot parachutist, droegen zij de metalen wing op hun baret, en op het uniform de parachutistenwings als beschreven onder 1.. Vertegenwoordigers van deze eenheid bij Arnhem waren de sergeanten M. Lewis, G. Walker, en D. Smith. Beschrijving: het woord AFPU in rood en een filmca-mera in wit op een zwarte achtergrond.
17. “ROYAL NETH. NAVY”: Dit embleem is tijdens de Slag om Arnhem door één persoon gedragen: lui-tenant ter zee A. Wolters, een van de Engelandvaarders. Hij was de assistent van de beoogde stadscommandant van Arnhem als de militaire operatie was gelukt. Van dit embleem droeg Wolters een geborduurde versie. Het bestaan van gedrukte exemplaren is niet bekend.
Beschrijving: de woorden ROYAL NETH. NAVY in donkerblauw op een lichtblauwe achtergrond.
18. “Nationaliteitsembleem”. Het embleem werd ingevoerd in november 1940 voor Nederlanders die onder het gezag van het Ministerie van Oorlog in Londen vielen. Het werd gedragen op de linkerbovenmouw van het uniform. Er bestaan zowel machinaal geborduurde als geweven exemplaren. Beschrijving: een klimmende leeuw op het omkaderde woord NEDERLAND, alles in oranje, op een kaki achtergrond. Overigens bestonden naast dit nationaliteitsembleem ook enkele specifieke “lands”-emblemen. De uit respectievelijk Canada en Zuid-Afrika afkomstige Nederlanders droegen de “Maple Leaf” en het Springbok-embleem. Of deze badges tijdens de Slag om Arnhem zijn gedra-gen, is (nog) niet bekend. In diverse Nederlandse musea zijn exemplaren te bezichtigen.
19. “No 10 COMMANDO”. Nederlandse vrijwilligers, zoals bijvoorbeeld de Engelandvaarders, vormden “No 2 (Dutch) Troop No 10 (Interallied) Commando”. Twaalf van deze commando’s waren ingedeeld bij de le Airbornedivisie; tien van hen zijn daadwerkelijk bij Arnhem geland. Beschrijving: de woorden No 10 COMMANDO in rood op een donkerblauwe (“navy blue”) achtergrond.
20. “Combined Operations”. Dit embleem werd in Arnhem gedragen in combinatie met het bij 19. beschreven exemplaar.
Het embleem komt zowel in een schildvormige als in een ronde uitvoering voor. Vanaf november 1944 was alleen nog de ronde versie toegestaan. Naast een gedrukte bestond een geborduurde uitvoering. Het embleem werd op beide mouwen gedragen. Beschrijving: een adelaar, een machinegeweer en een anker, alles in rood, op een donkerblauwe (“navy blue”) achtergrond.
21. “ROYAL CANADIAN ENGINEERS”. Samen met hun Britse collega’s zetten Canadese genisten in de nacht van 25 op 26 september ± 2100 militairen van de le Airbornedivisie over de Rijn.
Naast een gedrukte versie bestond een geborduurde. Het embleem werd veelal gedragen in combinatie met dat van het Tweede Britse Leger. Beschrijving: de woorden ROYAL CANADIAN ENGINEERS in blauw op een rode achtergrond.
22. “CANADA”. Dit embleem werd gedragen door de onder 21. genoemde Engineers. Minder bekend is dat het ook werd gedragen door de Canadezen die als Canloan- officieren waren uitgeleend aan de le Britse Airbornedivisie. De meesten van hen maakten deel uit van een bataljon van de le Luchtlandingsbrigade, onder andere van de South Staffords en de KOSB. Op basis van een “uitleenovereenkomst” waren in totaal 673 Canadese officieren ingedeeld bij de Britse strijdkrachten. Het embleem werd in combinatie gedragen met dat van de eenheid waar zij bij ingedeeld waren. Beschrijving: het woord CANADA in zwart op een kaki achtergrond.
23. “POLAND”. Zoals de Nederlanders waren voorzien van hun Nationaliteitsembleem, zo droegen de Polen een “shoulder title” met de naam hun land op beide mouwen van de battle dress.
Ook de Polen die bij Oosterbeek en Driel vochten, droegen deze emblemen. Naast een gedrukte bestond een geborduurde versie. Samen met dit embleem droegen de mannen van de le Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade andere Poolse onderscheidingstekens, zoals bijvoorbeeld kraagspiegels. Beschrijving: het woord POLAND in wit op een rode achtergrond.
24. “Shoulder designations”. Zoals reeds vermeld, mochten regimenten en korpsen naast de divisie- emblemen hun eigen “shoulder designations” voeren. Aangezien bij een divisie tal van specialisten zijn inge-deeld, vinden we bij de le Airbornedivisie in Arnhem een veelvoud van de betreffende “shoulder titles” In deze ministory is een aantal afgebeeld; wegens plaatsgebrek is het echter niet mogelijk ze allemaal te laten zien. De volledige naam, maar ook afkortingen (RAOC, RAMC, e.d.) werden in het embleem verwerkt. Voor zo ver na te gaan, zijn bij Arnhem de navolgende “shoulder titles/designations” gedragen:
1) Royal (Corps of) Signals: blauw met witte letters;
2) R.E.M.E. (Royal Electrical and Mechanical Engineers): blauw met gele letters;
3) Pioneer Corps: rood met groene letters;
4) C.M.P. (The Corps of Military Police): rood met zwarte letters;
5) R.A.M.C. (Royal Army Medical Corps): rood met blauwe letters;
6) R.A.O.C. (Royal Army Ordnance Corps): rood met blauwe letters;
7) R.A.Ch.D. (Royal Army Chaplains Department): paars met witte letters;
8) R.A.S.C. (Royal Army Service Corps): blauw met gele letters;
9) A.C.C. (Army Catering Corps): grijs met gele letters;
10) A.D.Corps (The Army Dental Corps): groen met rode letters;
11) Intelligence Corps: groen met zwarte letters;
12) M.P.S.C. (Military Provost Staff Corps): rood met zwarte letters;
13) Reconnaissance: groen met gele letters;
14) Royal Artillery: blauw met rode letters;
15) Royal Engineers: rood met blauwe letters.

Met dank aan:
de heer W. Boersma, Ede;
de heer A. Groeneweg, Doorwerth;
de heer C. van Roekel, Oosterbeek;
de heer R. Sigmond, Renkum;
de heer H. van der Velden, Renkum;
The Airborne Forces Museum, Aldershot;
The Museum of Army Flying, Middle Wallop;

Geraadpleegde literatuur:
“Airborne Uniforms”, Mike Chappel. Devon, 1990; British Army Cloth Insignia”, B. Davis. Londen, 1985;
“British Battledress 1937-61, B. Jewell. Londen, 1981;
“Uniforms and Badges of the British Army, B. Davis. Londen, 1983; 7
“Zwevend naar de dood”, Th. Peelen en A v Vliet Bussum, 1979.
“Code Word Canloan”, Wilfred I.Smith. Toronto & Oxford, 1992.

Download ministory

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Vraag of reactie?
Laat hier uw reactie achter.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.